Werkwoordspelling

Werkwoordspelling

Inleiding

Hallo allemaal, welkom bij het leerarrangement (werkwoord)spelling!

 

Hier vind je alles om werkwoordspelling op eigen tempo onder de knie te krijgen. Een instaptoets, simpele uitleg, filmpjes, oefeningen en een eindtoets. Succes!

Wat weet je al?

Maar eerst.. Wat weet je al? Maak de oefening hieronder!

Leerdoelen

Jullie moeten in de toetsweek van periode 2 een sollicitatiebrief schrijven. Je wordt op meerdere aspecten beoordeeld, ook (werkwoord)spelling. Volgend jaar, als jullie in het vierde jaar zitten, hebben jullie het eindexamen. Op het eindexamen zal er een schrijfopdracht zijn, waarbij  je wederom wordt beoordeeld op (werkwoord)spelling. Kortom, om jullie voor te bereiden voor de toetsweek en het eindexamen heb ik deze Wikiwijs gemaakt voor jullie. Het eindexamen lijkt ver, maar vóór je het weet is het zo ver!

 

Na het afronden van deze Wikiwijs kan je:

  • Een onderscheid maken tussen zwakke en sterke werkwoorden
  • Een onderscheid maken tussen verleden tijd en tegenwoordige tijd
  • Werkwoordspelling in tegenwoordige tijd toepassen
  • Werkwoordspelling in verleden tijd toepassen
  • Een voltooid deelwoord correct spellen

 

 

Planning

Hieronder zien jullie de planning staan. Het is verdeeld in drie delen. Een onderdeel is gelijk aan één les.  

 

Deel 1

Introductie

Leerdoelen

Instaptoets

Theorie en oefening tegenwoordige tijd en verleden tijd

Deel 2

Herhaling deel 1

Theorie vervoegen van werkwoorden

Theorie zwakke en sterke werkwoorden

Theorie voltooid deelwoord

Oefening

Deel 3

Herhaling deel 1 en 2

Eindtoets

 

Les deel 1

Instaptoets

Je begint met het maken van de instaptoets. De toets bestaat uit 20 vragen. Na de toets krijg je gelijk de uitslag. Als je meer dan 7 fouten hebt, behoor je tot groep 1. Bij 7 of minder fouten, behoor je tot groep 2. Druk op de juiste groep aan de linkerzijde.

Toets: Instaptoets

Start

Filmpje

Hieronder vinden jullie een filmpje waarin werkwoordspelling in het kort wordt uitgelegd. Bekijk het filmpje en maak aantekeningen in je schrift. 

Werkwoordspelling

Groep 1

Tegenwoordige tijd en verleden tijd

Zinnen in de tegenwoordige tijd (tt) beschrijven iets wat nu of in de toekomst gebeurt.

Zinnen in de verleden tijd (vt) beschrijven iets wat in het verleden is gebeurd.

 

Simpel uitgedrukt zegt de tegenwoordige tijd iets over een handeling die zich op het moment van spreken afspeelt, en de verleden tijd iets over een handeling die zich al eerder heeft afgespeeld.

Oefening: Kies de juiste tijd van het werkwoord in de zin

Start

Groep 2

Tegenwoordige tijd en verleden tijd

Zinnen in de tegenwoordige tijd (tt) beschrijven iets wat nu of in de toekomst gebeurt.

Zinnen in de verleden tijd (vt) beschrijven iets wat in het verleden is gebeurd.

Oefening: Kies de juiste tijd van het werkwoord in de zin

Start

Les deel 2

Herhaling deel 1

Als het goed is zitten jullie nu allemaal in een groepje: groep 1 of groep 2. Na het resultaat van de instaptoets heb je jezelf ingedeeld in een groep. Ook hebben jullie uitleg gekregen over de tegenwoordige tijd en verleden tijd. Weten jullie het nog?

Zinnen in de tegenwoordige tijd (tt) beschrijven iets wat nu of in de toekomst gebeurt.

Zinnen in de verleden tijd (vt) beschrijven iets wat in het verleden is gebeurd.

 

Beluister het geluidsfragment hieronder en ga verder met de uitleg en de oefeningen van je eigen groep.

 

Groep 1

Zwakke en sterke werkwoorden

Bij sterke werkwoorden (onregelmatige werkwoorden) verandert de klinker in de verleden tijd.

Bijvoorbeeld: lopen - liepen, eten - aten.

Bij zwakke werkwoorden (regelmatige werkwoorden) verandert de klinker niet in de verleden tijd.

Bijvoorbeeld: fietsen - fietsten, maken - maakten. 

 

Bekijk het filmpje hieronder. Je ziet en leest duidelijk het verschil tussen de sterke en zwakke werkwoorden. 

Vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd - filmpje

Vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd - tekst

Om de werkwoorden op de juiste manier te vervoegen, moet je een aantal stappen doorlopen.

Voorbeeldzin: 'Hij werkt vandaag tot 19.00 uur'.

 

Stap 1: Noteer de werkwoorden uit de zin.

Voorbeeldzin: werkt (persoonsvorm)

Stap 2: Bepaal of de werkwoorden in de tegenwoordige tijd of de verleden tijd staan.

Voorbeeldzin: tegenwoordige tijd

Stap 3: Tegenwoordige tijd:

- Noteer de ik-vorm van het werkwoord. Voorbeeldzin: ik werk.

- Bij de jij, hij, zij, het-vorm komt er een -t achter. Voorbeeldzin: jij werkt, hij werkt, zij werkt, het werkt.

- Bij wij, jullie, zij (meervoud), noteer je het hele werkwoord. Voorbeeldzin: werken.

 

Let op! Als 'je/jij' het onderwerp is in een zin en 'je/jij' staat achter de persoonsvorm, vervalt de -t.

Voorbeeldzin: Werk jij vandaag tot 19.00 uur?

 

 

Voorbeeldzin: Ik word zaterdag 25 jaar.

 

Stap 1: Noteer de werkwoorden uit de zin.

Voorbeeldzin: word (persoonsvorm)

Stap 2: Bepaal of de werkwoorden in de tegenwoordige tijd of de verleden tijd staan.

Voorbeeldzin: tegenwoordige tijd

Stap 3: Tegenwoordige tijd:

- Noteer de ik-vorm van het werkwoord. Voorbeeldzin: ik word.

- Bij de jij, hij, zij, het-vorm komt er een -t achter. Voorbeeldzin: jij wordt, hij wordt, zij wordt, het wordt.

- Bij wij, jullie, zij (meervoud), noteer je het hele werkwoord. Voorbeeldzin: worden.

 

Let op! Als 'je/jij' het onderwerp is in een zin en 'je/jij' staat achter de persoonsvorm, vervalt de -t.

Voorbeeldzin: Word jij zaterdag 25 jaar?

 

Bekijk het filmpje hieronder en maak aantekeningen in je schrift. Het filmpje gaat over werkwoordspelling en is extra ondersteuning.

Werkwoordspelling

Vervoegen van werkwoorden in de verleden tijd - filmpje

Vervoegen van werkwoorden in de verleden tijd - tekst

Om de werkwoorden op de juiste manier te vervoegen in de verleden tijd, moet je een aantal stappen doorlopen.

 

Voorbeeldzin: De vrouwen schreeuwden tegen elkaar op de markt.

Stap 1: Bepaal of het een sterk of zwak werkwoord is. Als het een zwak werkwoord is, ga je door naar stap 2. Indien het een sterk werkwoord is, schrijf je het werkwoord volgens de gewone spellingsregels.

Voorbeeldzin: 'schreeuwden' is een zwak werkwoord.

Stap 2: Neem de ik-vorm/stam van het werkwoord. (De ik-vorm en de stam zijn vaak hetzelfde, maar niet altijd. Uitzonderingen zijn werkwoorden die eindigen op -v en -z, als je de -en eraf haalt). 

Voorbeeldzin: schreeuw.

Stap 3: Zit de laatste letter van de ik-vorm van het werkwoord in 't kofschip?

Ja: schrijf je een -t

Nee: schrijf je een -d

Voorbeeldzin: schreeuw, zit niet in 't kofschip. Dus schreeuwden.

 

Voorbeeldzin: Het nieuws verspreidde zich snel door de school.

Stap 1: verspreiden is een zwak werkwoord.

Stap 2: de ik-vorm van verspreiden is verpreid.

Stap 3: de laatste letter van verpreid zit niet in 't kofschip, dus komt er een -d achter.

Zo ontstaat er dubbel -d in de verleden tijd van een werkwoord.

 

Voorbeeldzin: De feestgangers juichten voor de jarige.

Stap 1: juichen is een zwak werkwoord.

Stap 2: de ik-vorm van juichen is juich.

Stap 3: de laatste letter van juich zit wel in 't kofschip, dus komt er een -t achter.

 

Voorbeeldzin: Tegelijk stootten zij hun chocolademelk om.

Stap 1: stoten is een zwak werkwoord.

Stap 2: de ik-vorm van stoten is stoot.

Stap 3: de laatste letter van stoot zit wel in 't kofschip, dus komt er een -t achter.

Zo onstaat er dubbel -t in de verleden tijd van een werkwoord.

 

 

 

 

 

 

 

Voltooid deelwoord - filmpje

Voltooid deelwoord - tekst

Wanneer je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, gebruik je een voltooid deelwoord in een zin. Voltooid betekent dat iets af is, er gebeurt daarna niets meer. Een voltooid deelwoord begint bijna altijd met ge-, maar kan ook beginnen met be-, ver-, ont-, of her-. Als een voltooid deelwoord begint met be-, ver-, ont-, of her-, komt er niet nog extra ge- ervoor. 

Een voltooid deelwoord eindigt meestal op -en bij de sterke werkwoorden.
Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d bij de zwakke werkwoorden. 

 

Voorbeeld:

Sterke werkwoorden
helpen
zingen
bevriezen
verzinnen
ontwerpen
geholpen
gezongen
bevroren
verzonnen
ontworpen
 
Zwakke werkwoorden
werken
bedanken
vertellen
ontwikkelen
herkauwen
gewerkt
bedankt
verteld
ontwikkeld
herkauwd

 

Bij een voltooid deelwoord hoort altijd een hulpwerkwoord in de zin. Een hulpwerkwoord is een werkwoord dat verandert als je de zin bijvoorbeeld in een andere tijd zet, dus de persoonsvorm. 
De meeste voorkomende hulpwerkwoorden zijn: zijn, hebben en worden.

Voorbeeldzinnen:

Tim wordt door de reddingswerkers gezocht.
Het vliegtuig is veilig geland.
De kinderen hebben erg hard gewerkt op school.
Ik ben van de trap gevallen.

Een sterk werkwoord in de voltooide tijd is: ge+ stam +en
Een zwak werkwoord in de voltooide tijd is: ge+stam+t of d​

 

Extra uitleg 't kofschip / 't sexy fokschaap

’t kofschip

Je past de regel van 't kofschip alleen toe bij voor het vinden van de juiste uitgangsvorm van klankvaste werkwoorden in de verleden tijd en bij het voltooid deelwoord.

  • Haal van het hele werkwoord de uitgang -en af. Je houdt dan alleen de stam over.

  • Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit 't kofschip?

  • Zo ja: de verleden tijd wordt gevormd met de uitgang -te.

  • Zo nee: de verleden tijd wordt gevormd met de uitgang -de

Bij het bepalen of de laatste letter van de stam in 't kofschip voorkomt, moet dus altijd gekeken worden naar het hele werkwoord.

 

Let op bij werkwoorden met een –z of een –v. De stam eindigt hierbij niet (zoals de ik-vorm) op een –s of een –f, maar op de –z of de –v uit het hele werkwoord.
Hier kijk je naar bij het bepalen of je het werkwoord vervoegd met –de of –te.
Bijvoorbeeld: hele werkwoord: geloven. Ik-vorm: geloof. Stam: gelov, dus geloofde

Oefening

Groep 2

Zwakke en sterke werkwoorden

Bij sterke werkwoorden (onregelmatige werkwoorden) verandert de klinker in de verleden tijd.

Bijvoorbeeld: lopen - liepen, eten - aten.

Bij zwakke werkwoorden (regelmatige werkwoorden) verandert de klinker niet in de verleden tijd.

Bijvoorbeeld: fietsen - fietsten, maken - maakten.

Vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd - filmpje

Vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd - tekst

Om de werkwoorden op de juiste manier te vervoegen, moet je een aantal stappen doorlopen.

Voorbeeldzin: 'Hij werkt vandaag tot 19.00 uur'.

 

Stap 1: Noteer de werkwoorden uit de zin.

Voorbeeldzin: werkt (persoonsvorm)

Stap 2: Bepaal of de werkwoorden in de tegenwoordige tijd of de verleden tijd staan.

Voorbeeldzin: tegenwoordige tijd

Stap 3: Tegenwoordige tijd:

- Noteer de ik-vorm van het werkwoord. Voorbeeldzin: ik werk.

- Bij de jij, hij, zij, het-vorm komt er een -t achter. Voorbeeldzin: jij werkt, hij werkt, zij werkt, het werkt.

- Bij wij, jullie, zij (meervoud), noteer je het hele werkwoord. Voorbeeldzin: werken.

 

Let op! Als 'je/jij' het onderwerp is in een zin en 'je/jij' staat achter de persoonsvorm, vervalt de -t.

Voorbeeldzin: Werk jij vandaag tot 19.00 uur?

 

 

Voorbeeldzin: Ik word zaterdag 25 jaar.

 

Stap 1: Noteer de werkwoorden uit de zin.

Voorbeeldzin: word (persoonsvorm)

Stap 2: Bepaal of de werkwoorden in de tegenwoordige tijd of de verleden tijd staan.

Voorbeeldzin: tegenwoordige tijd

Stap 3: Tegenwoordige tijd:

- Noteer de ik-vorm van het werkwoord. Voorbeeldzin: ik word.

- Bij de jij, hij, zij, het-vorm komt er een -t achter. Voorbeeldzin: jij wordt, hij wordt, zij wordt, het wordt.

- Bij wij, jullie, zij (meervoud), noteer je het hele werkwoord. Voorbeeldzin: worden.

 

Let op! Als 'je/jij' het onderwerp is in een zin en 'je/jij' staat achter de persoonsvorm, vervalt de -t.

Voorbeeldzin: Word jij zaterdag 25 jaar?

Vervoegen van werkwoorden in de verleden tijd - filmpje

Vervoegen van werkwoorden in de verleden tijd - tekst

Om de werkwoorden op de juiste manier te vervoegen in de verleden tijd, moet je een aantal stappen doorlopen.

 

Voorbeeldzin: De vrouwen schreeuwden tegen elkaar op de markt.

Stap 1: Bepaal of het een sterk of zwak werkwoord is. Als het een zwak werkwoord is, ga je door naar stap 2. Indien het een sterk werkwoord is, schrijf je het werkwoord volgens de gewone spellingsregels.

Voorbeeldzin: 'schreeuwden' is een zwak werkwoord.

Stap 2: Neem de ik-vorm van het werkwoord. (De ik-vorm en de stam zijn vaak hetzelfde, maar niet altijd. Uitzonderingen zijn werkwoorden die eindigen op -v en -z, als je de -en eraf haalt).

Voorbeeldzin: schreeuw.

Stap 3: Zit de laatste letter van de ik-vorm van het werkwoord in 't kofschip/'t sexy fokschaap?

Ja: schrijf je een -t

Nee: schrijf je een -d

Voorbeeldzin: schreeuw, zit niet in 't kofschip/'t sexy fokschaap. Dus schreeuwden.

 

Voorbeeldzin: Het nieuws verspreidde zich snel door de school.

Stap 1: verspreiden is een zwak werkwoord.

Stap 2: de ik-vorm van verspreiden is verpreid.

Stap 3: de laatste letter van verpreid zit niet in 't kofschip/'t sexy fokschaap, dus komt er een -d achter.

Zo ontstaat er dubbel -d in de verleden tijd van een werkwoord.

 

Voorbeeldzin: De feestgangers juichten voor de jarige.

Stap 1: juichen is een zwak werkwoord.

Stap 2: de ik-vorm van juichen is juich.

Stap 3: de laatste letter van juich zit wel in 't kofschip/'t sexy fokschaap, dus komt er een -t achter.

 

Voorbeeldzin: Tegelijk stootten zij hun chocolademelk om.

Stap 1: stoten is een zwak werkwoord.

Stap 2: de ik-vorm van stoten is stoot.

Stap 3: de laatste letter van stoot zit wel in 't kofschip/'t sexy fokschaap, dus komt er een -t achter.

Zo onstaat er dubbel -t in de verleden tijd van een werkwoord.

 

Let op bij werkwoorden met een –z of een –v. De stam eindigt hierbij niet (zoals de ik-vorm) op een –s of een –f, maar op de –z of de –v uit het hele werkwoord.
Hier kijk je naar bij het bepalen of je het werkwoord vervoegd met –de of –te.
Bijvoorbeeld: hele werkwoord: geloven. Ik-vorm: geloof. Stam: gelov, dus geloofde.

Voltooid deelwoord - filmpje

Voltooid deelwoord - tekst

Wanneer je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, gebruik je een voltooid deelwoord in een zin. Voltooid betekent dat iets af is, er gebeurt daarna niets meer. Een voltooid deelwoord begint bijna altijd met ge-, maar kan ook beginnen met be-, ver-, ont-, of her-. Als een voltooid deelwoord begint met be-, ver-, ont-, of her-, komt er niet nog extra ge- ervoor.

Een voltooid deelwoord eindigt meestal op -en bij de sterke werkwoorden.
Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d bij de zwakke werkwoorden.

 

Voorbeeld:

Sterke werkwoorden
helpen
zingen
bevriezen
verzinnen
ontwerpen
geholpen
gezongen
bevroren
verzonnen
ontworpen
 
Zwakke werkwoorden
werken
bedanken
vertellen
ontwikkelen
herkauwen
gewerkt
bedankt
verteld
ontwikkeld
herkauwd

 

Bij een voltooid deelwoord hoort altijd een hulpwerkwoord in de zin. Een hulpwerkwoord is een werkwoord dat verandert als je de zin bijvoorbeeld in een andere tijd zet, dus de persoonsvorm.
De meeste voorkomende hulpwerkwoorden zijn: zijn, hebben en worden.

Voorbeeldzinnen:

Tim wordt door de reddingswerkers gezocht.
Het vliegtuig is veilig geland.
De kinderen hebben erg hard gewerkt op school.
Ik ben van de trap gevallen.

Een sterk werkwoord in de voltooide tijd is: ge+ stam +en
Een zwak werkwoord in de voltooide tijd is: ge+stam+t of d​

Oefening

Extra oefening

Oefening: Extra oefening als je tijd over hebt

Start

Extra oefening groep 1 en 2

Ga naar https://quizizz.com/join en vul de aanmeldingscode 28312492 in.

Succes!

Les deel 3

Herhaling deel 1 en 2

Dit is het laatste deel van de les. In deze les gaan jullie deel 1 en 2 herhalen en een eindtoets maken. Maak de oefening hieronder!

 

Voordat je begint met de eindtoets, kan je de uitleg nog even bekijken van de lessen hiervoor. 

Eindtoets

Druk op de onderstaande link en maak de eindtoets. Succes!

Eindtoets Werkwoordspelling

Visie

In het taalonderwijs krijgt spelling veel aandacht. Op de basisschool, in de onderbouw van de middelbare school, maar ook in de bovenbouw. Spelling wordt vaak onderwezen in de vorm van dictees en invuloefeningen. Toch blijven de leerlingen veel fouten maken. Hier zijn verschillende redenen voor. Een reden is dat leerlingen de zin van correct spellen niet inzien; het ontbreekt hun aan een ‘spellinggeweten’ (Bonset, de Boer & Ekens, 2019, p.143). Een tweede reden is dat leerlingen tijdens het schrijven vaak te veel bezig zijn met de inhoud, waardoor ze niet voldoende aandacht geven aan spelling. De laatste reden is dat leerlingen het onderliggende leersysteem van spelling niet beheersen. Een uitzondering is werkwoordspelling. Deze kan best onderwezen worden met stappenplannen. Het is wel van belang dat de leerlingen duidelijk worden gewezen op de relevantie van die kennis (Bonset, de Boer & Ekens, 2019).

Het inzetten van een digitaal leerarrangement biedt kansen in het onderwijs. Daarbij heeft een effectieve les een weldoordachte opbouw en verloopt volgens bepaalde stappen (Berben, 2020, p. 41). De leerlingen werken in stappen op eigen tempo en niveau aan het onderwerp en krijgen na het maken van oefeningen gelijk resultaat. Dat kan leerlingen motiveren, omdat ze dan snel zien hoe ze het gemaakt hebben. De lessen worden effectief en efficiënt, omdat de leerlingen achterelkaar aan één onderwerp werken en ook weten wat van hen verwacht wordt. Door twee groepen te maken wordt er gedifferentieerd in instructie en verwerking. Op deze manier probeer ik ervoor te zorgen dat alle leerlingen optimaal leren (Berben & van Teeseling, 2020). De toetsing is voor iedere leerling hetzelfde. Daar heb ik niet in gedifferentieerd, omdat alle leerlingen uiteindelijk dezelfde kennis moeten beheersen.

De leerlingen krijgen als eerst een inleiding te zien, waarin een introductie over het leerarrangement staat. In de inleiding staat er ook een vraag voor de leerlingen. Door deze vraag probeer ik voorkennis te activeren. Vervolgens staan de leerdoelen van het leerarrangement en de planning. Dit is de oriëntatiefase. Het is van belang om lesdoelen te formuleren en het lesprogramma te benoemen. Hierdoor worden leerlingen zich beter bewust van hun eigen leerproces en kunnen het geleerde beter toepassen in andere situaties (Berben & van Teeseling, 2020, p. 42). Onder het kopje met de leerdoelen begin ik met een vraag waarbij leerlingen aan het denken worden gezet over het nut van de leerstof. Nadat de leerlingen de vraag hebben beantwoord, leg ik uit waar ze deze theorie nodig voor zullen hebben. Op deze manier geef ik betekenis en zorg ik voor een effectieve les.

Daarna gaan ze verder met een instaptoets. Op deze manier zie ik ongeveer het niveau van elke leerling. Aan de hand van het resultaat van die instaptoets worden de leerlingen verdeeld in twee groepen. Dit doen ze leerlingen zelf. Zo is elke leerling individueel aanspreekbaar en kan ik verschillende groepen tegelijkertijd in de gaten houden (Berben & van Teeseling, 2020). Daarna volgt de uitleg voor zowel groep 1 als groep 2. Dit is de derde fase. In groep 1 krijgen leerlingen meer ondersteuning. Bijvoorbeeld extra filmpjes, extra uitleg en extra ondersteuning in de oefeningen. Op deze manier probeer ik het IGDI-model goed toe te passen. Ik geef ze extra begeleiding en verlengde instructie (Berben & van Teeseling, 2020). Elke les krijgen de leerlingen uitleg met voorbeeldzinnen en oefeningen. Na het maken van de oefeningen krijgen ze gelijk het resultaat en heb ik feedback gezet. Op deze manier heb ik zicht op het leerproces. Ook heb ik een kennisclip gemaakt ter ondersteuning.

Vanuit een constructivistisch georiënteerde didactiek wordt een leerling gezien als een actief, zelfstandig en zelfverantwoordelijk persoon. Effectieve verwerking van informatie tot persoonlijke kennis veronderstelt activiteit van de leerling zelf. Kennis ontstaat pas wanneer een leerling iets doet met de informatie (van der Veen & van der Wal, 2016, p. 147). Een voorbeeld daarvan is een oefening die ik in mijn Wikiwijs heb gezet ‘haal de foute werkwoorden uit de tekst en verbeter ze’. Er staat een nieuwsbericht waar ik de werkwoorden fout in heb gezet. De leerlingen moeten de foute werkwoorden noteren en verbeteren. Zo doet de leerling ook echt iets met de informatie (uitleg) die ze ervoor hebben gelezen. Verder heb ik tussendoor open vragen gesteld waarbij leerlingen op hun eigen tempo de vragen kunnen beantwoorden. Ook heb ik gebruik gemaakt van de educatieve tool 'Quizizz'. De leerlingen kunnen deze oefening maken voor extra ondersteuning.

Om de leerlingen te motiveren, heb ik bij mijn uitleg een kopje met 'filmpje' en 'tekst'. De leerlingen mogen zelf kiezen of ze het filmpje bekijken of de uitleg lezen. Op deze manier geef ik de leerlingen de mogelijkheid om op hun eigen manier de les te volgen en dus te motiveren. Om aan te sluiten bij de belevingswereld van de leerlingen heb ik bij een oefening een onderwerp uitgekozen dat bekend is voorveel van mijn leerlingen. Veel van de leerlingen hebben een buitenlandse achtergrond en wonen niet heel lang in Nederland. De oefening waarbij ze de foute werkwoorden uit de tekst moeten halen is een stuk tekst betreft migranten.

Aan de hand van de Taxonomie van Bloom heb ik geprobeerd om de moeilijkheidsgraad van de vragen te onderscheiden. Dit geldt voor de instaptoets, de oefeningen tussendoor en de eindtoets. De vragen zijn vooral gericht op het ‘onthouden, begrijpen, toepassen, analyseren en een deel evalueren’. De leerlingen krijgen bijvoorbeeld vragen waar ze de fouten moeten vinden en verbeteren of werkwoordspelling moeten toepassen. Op deze manier heb ik geprobeerd de vragen vorm te geven (Berben & van Teeseling, 2020).

De eindtoets maken de leerlingen in Google Forms. Dat is een software die aangeboden wordt door Google. De toets is in de vorm van een vragenlijst met open vragen. Vier van de zes denkniveaus van de Taxonomie van Bloom komen hier weer terug. Onthouden: leerlingen krijgen vragen waar ze de informatie die ze gekregen hebben moeten herinneren. Begrijpen: daarbij moeten ze ook uitleggen waarom ze dat antwoord geven op die vraag. Toepassen: ze krijgen vragen waar ze de geleerde stof moeten toepassen in een andere context. Tot slot, analyseren: er worden vragen gesteld waarbij ze moeten vergelijken, ondervragen en vinden (Berben & van Teeseling, 2020). De antwoorden zijn eenvoudig te zien in de software. Ook de puntentelling en de juiste antwoorden kunnen de leerlingen zien. Het resultaat is na de toets gelijk zichtbaar.

Evaluatie

Het vormgeven van leren en lesgeven met ICT biedt kansen in het onderwijs. De lesstof kan afgestemd worden op het niveau en tempo van een leerling. Mijn leerlingen vinden het fijn om met oortjes zelfstandig aan het werk te gaan. Dankzij deze Wikiwijs kunnen ze op die manier te werk gaan. Ook biedt ICT de mogelijkheid om je als docent meer aan te sluiten bij de behoeften van individuele leerlingen. Leerlingen die het makkelijk vinden, hoeven de uitleg niet helemaal te lezen en kunnen verder gaan met de oefeningen. Ze kunnen er ook voor kiezen om de uitleg de bekijken en beluisteren. De leerlingen die het wel lastig vinden, kunnen gebruik maken van de uitleg en de extra ondersteuning in de uitleg en oefeningen.

Als docent kan je op veel manieren differentiëren. Differentiëren in instructie, verwerking, leertijd en toetsing (Berben, 2020). In het leerarrangement heb ik gedifferentieerd in instructie en verwerking, omdat ik denk dat mijn leerlingen dit nodig zullen hebben.

Tijdens het maken van dit leerarrangement heb ik me verdiept in meerdere educatieve tools. Een leerdoel voor mij, op het gebied van ICT is gevarieerde educatieve tools tijdens mijn fysieke lessen gebruiken ter ondersteuning voor mezelf en de leerlingen. Tijdens het verdiepen in de verschillende educatieve tools ben ik erachter gekomen dat veel educatieve tools ingezet kunnen worden tijdens het activeren van voorkennis, oefenen met spelling, woordenschat en leesvaardigheid. Op deze manier wil ik dan ook mijn lessen vormgeven. Een aansluitend leerdoel hierop is dat ik elke les minimaal één educatieve tool naast een Powerpointpresentatie wil inzetten. Zo blijven mijn lessen gevarieerd en boeiend.

Quizlet is een educatieve tool om bijvoorbeeld woorden en definities te leren. Deze educatieve tool biedt veel mogelijkheden, zoals flascards, oefenen met spellen, uitspraak en schrijven. Het is mogelijk om verschillende soorten vragen in een oefening te zetten, bijvoorbeeld meerkeuzevragen, openvragen en sleepvragen. Op de website is er al veel materiaal beschikbaar. Deze educatieve tool kan ik tijdens mijn lessen woordenschat of spelling inzetten.

Padlet is een educatieve tool die je kan gebruiken als een 'digitaal prikbord'. Tijdens de lessen kan ik Padlet inzetten om de vragen van leerlingen gelijk op het bord te krijgen, zodat iedereen het ziet. Op deze manier kan ontstaat er een klassikale bespreking. Padlet kan ook ingezet worden om voorkennis te activeren.

Ook heb ik gemerkt dat ik het lastig vond om gunstige feedback te geven aan leerlingen. Tijdens fysieke lessen is het eenvoudig om feedback te geven, maar tijdens het lesgeven met ICT had ik het gevoel alsof de feedback wat ik type, niet voldoende is. Een leerdoel voor mij op het gebied van leren en lesgeven met ICT is verdiepen in gunstige feedback geven aan leerlingen.

Een ander leerdoel op het gebied van lesgeven met ICT is de leerlingen in groepjes laten werken. In dit leerarrangement zijn er wel twee groepen, maar elke leerling gaat individueel aan het werk. Tijdens de fysieke lessen laat ik de leerlingen vaak in groepjes werken. Dit zou ik ook willen proberen in een online leerarrangement bijvoorbeeld. De leerlingen krijgen dan in een leerarrangement uitleg, filmpjes en moeten de opdracht(en) en de eindtoets in groepjes uitvoeren.

Bronnen

Berben, M., & Teeseling, M. (2020). Differentiëren is te leren! (2e editie). Amersfoort, Nederland: CPS Onderwijsontwikkeling en advies.

 

Bonset, H., Boer, M., & Ekens, T. (2019). Nederlands In De Onderbouw (6de editie). Bussum, Nederland: Coutinho.

 

Captcha Challenge. Geraadpleegd op 7 november 2020, van https://quizlet.com/nl

 

Einstein, J. (2018, 7 augustus). Wat zijn voltooid deelwoorden? Geraadpleegd op 3 november 2020, van https://www.taal-oefenen.nl/instruction/taal/werkwoorden/werkwoorden-algemeen/wat-zijn-voltooid-deelwoorden

 

ExtraNederlands. Oefening verleden tijd van zwakke en sterke werkwoorden *. Geraadpleegd op 7 november 2020, van https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-verleden-tijd-van-zwakke-en-sterke-werkwoorden/

 

Geerts, W., & Kralingen, R. (2018). Handboek voor leraren (2de editie). Bussum: Coutinho.

 

Hengst, E. D. (2019, 18 juli). Digitaal lesmateriaal - De voor- en nadelen. Geraadpleegd op 7 november 2020, van https://www.gynzy.com/nl/leermiddelen/digitaal-lesmateriaal/

 

Interactive presentation software. Geraadpleegd op 7 november 2020, van https://www.mentimeter.com/

 

Mol, R. (2019). ICT tools. Geraadpleegd op 3 november 2020, van https://www.onderwijskunde.nu/icttools

 

Padlet. Padlet is het eenvoudigste platform ter wereld voor het creëren van en samenwerken aan inhoud. Geraadpleegd op 7 november 2020, van https://nl.padlet.com/

 

Quizlet. Geraadpleegd op 7 november 2020, van https://quizlet.com/nl

 

Stichting Kennisnet. (2020, 5 maart). Software ondersteunt leraar en laat leerlingen oefenen op niveau. Geraadpleegd op 7 november 2020, van https://www.kennisnet.nl/artikel/6783/software-ondersteunt-leraar-en-laat-leerlingen-oefenen-op-niveau/

 

van der Veen, T., & van der Wal, J. (2016). Van leertheorie naar onderwijspraktijk (6de editie). Groningen: Noordhoff.