Om de werkwoorden op de juiste manier te vervoegen, moet je een aantal stappen doorlopen.
Voorbeeldzin: 'Hij werkt vandaag tot 19.00 uur'.
Stap 1: Noteer de werkwoorden uit de zin.
Voorbeeldzin: werkt (persoonsvorm)
Stap 2: Bepaal of de werkwoorden in de tegenwoordige tijd of de verleden tijd staan.
Voorbeeldzin: tegenwoordige tijd
Stap 3: Tegenwoordige tijd:
- Noteer de ik-vorm van het werkwoord. Voorbeeldzin: ik werk.
- Bij de jij, hij, zij, het-vorm komt er een -t achter. Voorbeeldzin: jij werkt, hij werkt, zij werkt, het werkt.
- Bij wij, jullie, zij (meervoud), noteer je het hele werkwoord. Voorbeeldzin: werken.
Let op! Als 'je/jij' het onderwerp is in een zin en 'je/jij' staat achter de persoonsvorm, vervalt de -t.
Voorbeeldzin: Werk jij vandaag tot 19.00 uur?
Voorbeeldzin: Ik word zaterdag 25 jaar.
Stap 1: Noteer de werkwoorden uit de zin.
Voorbeeldzin: word (persoonsvorm)
Stap 2: Bepaal of de werkwoorden in de tegenwoordige tijd of de verleden tijd staan.
Voorbeeldzin: tegenwoordige tijd
Stap 3: Tegenwoordige tijd:
- Noteer de ik-vorm van het werkwoord. Voorbeeldzin: ik word.
- Bij de jij, hij, zij, het-vorm komt er een -t achter. Voorbeeldzin: jij wordt, hij wordt, zij wordt, het wordt.
- Bij wij, jullie, zij (meervoud), noteer je het hele werkwoord. Voorbeeldzin: worden.
Let op! Als 'je/jij' het onderwerp is in een zin en 'je/jij' staat achter de persoonsvorm, vervalt de -t.
Voorbeeldzin: Word jij zaterdag 25 jaar?
Bekijk het filmpje hieronder en maak aantekeningen in je schrift. Het filmpje gaat over werkwoordspelling en is extra ondersteuning.
Werkwoordspelling https://www.youtube.com/watch?v=JiNs794-QF0