Bij sterke werkwoorden (onregelmatige werkwoorden) verandert de klinker in de verleden tijd.
Bijvoorbeeld: lopen - liepen, eten - aten.
Bij zwakke werkwoorden (regelmatige werkwoorden) verandert de klinker niet in de verleden tijd.
Bijvoorbeeld: fietsen - fietsten, maken - maakten.
Bekijk het filmpje hieronder. Je ziet en leest duidelijk het verschil tussen de sterke en zwakke werkwoorden.
https://www.youtube.com/watch?v=Tw-pWC_663w