’t kofschip
Je past de regel van 't kofschip alleen toe bij voor het vinden van de juiste uitgangsvorm van klankvaste werkwoorden in de verleden tijd en bij het voltooid deelwoord.
Haal van het hele werkwoord de uitgang -en af. Je houdt dan alleen de stam over.
Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit 't kofschip?
Zo ja: de verleden tijd wordt gevormd met de uitgang -te.
Bij het bepalen of de laatste letter van de stam in 't kofschip voorkomt, moet dus altijd gekeken worden naar het hele werkwoord.
Let op bij werkwoorden met een –z of een –v. De stam eindigt hierbij niet (zoals de ik-vorm) op een –s of een –f, maar op de –z of de –v uit het hele werkwoord.
Hier kijk je naar bij het bepalen of je het werkwoord vervoegd met –de of –te.
Bijvoorbeeld: hele werkwoord: geloven. Ik-vorm: geloof. Stam: gelov, dus geloofde.