De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bij het onderdeel SEND A POSTCARD ga je werken aan je schrijfvaardigheid door een briefkaarten (postcards) te schrijven.
Als je goed oefent, zal het schrijven steeds makkelijker gaan.
Tips bij het schrijven:
Gebruik zoveel mogelijk alleen woorden en zinnen die je kent.
Gebruik een woordenboek als je een woord wilt gebruiken dat je nog niet hebt gehad, of als je niet weet hoe je een woord schrijft.
Maak je de opdracht op de computer, gebruik dan de spellingchecker.
Stel de taal in op Engels.
Probeer te oefenen in levensechte situaties.
2.2. SEND A POSTCARD - exercises
Postcard
Als iemand jarig is, op Valentijnsdag, voor de beste wensen voor het nieuwe jaar, voor als iemand zijn rijbewijs gehaald heeft, een kaartje sturen vindt de ontvanger vaak erg leuk.
In de volgende oefening zie je aantal afbeeldingen op kaarten.
Geef steeds aan welke zin bij de afbeelding past.
Probeer een hoge score te halen.
Inge stuurt een ansichtkaart vanuit Parijs naar haar
vriendje Peter in Engeland.
Maak de kaart compleet.
Zinnen
Je begint met een oefening om te kijken of je al een aantal handige zinnen voor op een kaart of voor in een brief kent.
Maak goede zinnen met de gegeven woorden.
Zorg dat je ook weet wat de zinnen betekenen.
you? - I'm - are - How - fine.
you - for - your - Thank - letter.
have - I - idea - a - great
to ask - I - a - you. - question - have
write - Please - soon. - back
E-mail
Maak onderstaand e-mailbericht compleet door de woorden in te vullen in de lege vakken.
Nu mag je zelf een kaartje schrijven. In het volgende bestand vind je 4 'Postcard"schrijfopdrachten. Kies er minimaal 2 uit die je gaat schrijven. Neem deze 2 teksten mee naar de volgende les.
This vacation is wonderful. The island is beautiful and the weather is hot and sunny every day. Can you imagine this weather in the middle of the winter? How is the weather back home? Cold and uncomfortable :) ?
I arrived on Saturday morning and went to the beach immediately. I took a long swim and then sunbathed all afternoon, but I only put on sunscreen with protection factor 5 so I got a sunburn! After that I sat under my umbrella and listened to the CD you bought me for my birthday - thanks again! :-)
On Sunday I met some boys from Turkey and we played beach volleyball with some of the local people. They are all very friendly.
Yesterday I went shopping and I bought you a nice present. I hope you like it. I will be home on the fourth of January. My plane lands at 5 o'clock in the afternoon. I am really happy that you are coming to the airport to take me home. See you then.
Love Allison xx
THEME: Your House
Zo beschrijf je hoe je woont:
I live in a flat.
Ik woon in een flat.
Sophie and Ben live on a farm.
Sophie en Ben wonen op een boerderij.
I live on a boat.
Ik woon op een boot.
I live in a detached house.
Ik woon in een vrijstaand huis.
Sophie and Ben live in a semi-detached house.
Sophie en Ben wonen in een twee-onder-een-kapwoning.
I live in a terraced house.
Ik woon in een rijtjeshuis.
I have got my own room.
Ik heb mijn eigen kamer.
I haven’t got a messy room.
Ik heb geen rommelige kamer.
I have got a bunkbed.
Ik heb een stapelbed.
I have posters on the walls.
Ik heb posters aan de muren.
I don’t have carpet on the floor.
Ik heb geen tapijt op de vloer.
I live here with my parents, my twin brothers
and our dog.
Ik woon hier met mijn ouders, mijn tweelingbroers en onze hond.
I live here with my dad, my stepmother and my stepsisters.
Ik woon hier met mijn vader, mijn stiefmoeder en mijn stiefzussen.
Zo zeg je wat je ergens van vindt:
It is great / fantastic / wonderful / amazing.
Het is geweldig / fantastisch / prachtig / verbazingwekkend.
It looks terrible / awful.
Het ziet er verschrikkelijk / vreselijk uit.
I think our neighbour’s garden is nice.
Ik vind de tuin van onze buren mooi.
I don’t think Alexis’s room is very tidy.
Ik vind niet dat de kamer van Alexis erg opgeruimd is.
Step 1: What will you learn from this assignment?
Als je de opdrachten van deze leerroute hebt gemaakt kun je:
- beschrijven wat jij ergens van vindt. (A2 niveau)
Ken je:
- woorden die te maken hebben met wonen.
- woorden die te maken hebben met je mening geven.
Weet je:
- hoe je de bezitsvorm ('s of ' ) gebruikt.
- hoe je ontkenningen met "to have (got)" gebruikt.
Step 2: Prior knowledge
Translate the following words into Dutch. Write down all words in English and write down the Dutch translation. Some words (1 until 9) are missing. Can you write down the right words by looking at the picture? Use a dictionary if necessary.
Step 3: The writing assignment
You are going to write a classmate about your house. Try to describe:
a. what your house looks like.
b. what kind of house you live in (detached, semi-detached or terraced)
c. what your bedroom looks like (posters, messy or tidy room, carpet etc.)
d. who you live with in your house (parents, (step)brothers or sisters, pets)
e. describe your neighbours' house and garden.
You can use the sentences in the 'Your House' part (useful sentences).
Make sure that you write down 150 words with a maximum of 200 words!
Step 4: What have you learned?
By clicking on the link below you will be directed to the British Council website. Here you can do three excercises (Matching, Multiple Choice & Filling The Gap) to test if you really learned something.
Sophie en Ben wonen in een twee-onder-een-kapwoning.
I live in a terraced house.
Ik woon in een rijtjeshuis.
I have got my own room.
Ik heb mijn eigen kamer.
I haven’t got a messy room.
Ik heb geen rommelige kamer.
I have got a bunkbed.
Ik heb een stapelbed.
I have posters on the walls.
Ik heb posters aan de muren.
I don’t have carpet on the floor.
Ik heb geen tapijt op de vloer.
I live here with my parents, my twin brothers
and our dog.
Ik woon hier met mijn ouders, mijn tweelingbroers en onze hond.
I live here with my dad, my stepmother and my stepsisters.
Ik woon hier met mijn vader, mijn stiefmoeder en mijn stiefzussen.
Zo zeg je wat je ergens van vindt:
It is great / fantastic / wonderful / amazing.
Het is geweldig / fantastisch / prachtig / verbazingwekkend.
It looks terrible / awful.
Het ziet er verschrikkelijk / vreselijk uit.
I think our neighbour’s garden is nice.
Ik vind de tuin van onze buren mooi.
I don’t think Alexis’s room is very tidy.
Ik vind niet dat de kamer van Alexis erg opgeruimd is.
SCHRIJFOPDRACHTEN
Korte emails
Write it down!
This is the real stuff! Here are some real-life situations to practise your writing skills. Practise as many situations as you can!
If you need help, have another look at the ‘tips’ section!
Situation 1:
Send a friend of yours an email to say that you have got two tickets for the concert of your favourite popstar. Ask him or her if he or she wants to go with you. Think of a date and a time for the concert and the artist of course. Open and close your email in an appropriate way.
Situation 2:
You want to improve your English and you are thinking of taking a language course in England in your summer holidays. You have found a company that offers courses. You are very interested in their language course in Wales but you do not know if you can stay in a guest family. Your parents will only let you go if you stay in a guest family. Write an email to the company to ask if it is possible to stay in a guest family.
Situation 3:
Your aunt has sent you an email to invite you to her birthday party of next Friday. But there is a problem! Next Friday you are going away for the weekend with some friends. Write an email back to her to tell her you can’t come. Say sorry and propose to come another day.
Situation 4:
Your friend invited you to his / her party by a text message. Write a text message back to say that you really want to come and you think it is a great idea!
Het arrangement Thuisopdracht is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
siweng hau
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2020-11-06 16:56:40
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
2.2. WORD ORDER - exercise
Opdracht A Postcard
OPDRACHT B Postcard
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.