1. inleiding
Welkom bij deze Wikiwijs. In deze Wikiwijs wordt uitleg gegeven over de pathologie van het longenstelsel. De meest voorkomende ziektebeelden zoals COPD en longkanker, zullen aan bod komen. Met behulp van tekst, afbeeldingen en filmpjes zal je kennis vergroot worden. Om je kennis te toetsen wordt er ook gebruik gemaakt van verschillende tools. Op deze manier kun je zelf goed zien wat je al beheerst.
Deze Wikiwijs is gemaakt voor medestudenten die de docentenopleiding Zorg en Welzijn volgen aan de HAN. Hierbij is hij goed te gebruiken ter voorbereiding op de landelijke kennistoets voor de docentenopleiding Zorg en Welijn.
1.1 leerdoelen
Na het maken van deze Wiki kan de student:
- ziektebeelden benoemen die te maken hebben met het longenstelsen;
- de student kan hierbij de oorzaken en diagnostiek benoemen die bij deze ziektebeelden horen.
2. ademhalingsstelsel
Het ademhalingsstelsel
Het ademhalingsstelsen zorgt voor de uitwisseling van gassen (zoals zuurstof en koolstofdioxiode) tuusen de bloedvaten, de longen en de buitenlucht.
Hierdoor krijgen wij zuurstof binnen en worden de schadelijke stoffen weer aan de buitenlucht afgegeven. In het ademhalingscentrum kunnen allerlei problemen optreden met ziekte als gevolg.
2.1 Wat doet het ademhalingsstelsel
3. kortademigheid
Kortademigheid kan vele oorzaken hebben. Het is daarom van belang om de oorzaak te achterhalen zodat er een goede behandeling gestart kan worden.
3.1 Oorzaken
Bij het beoordelen van de ademhaling is het belangrijk dat je let op kortademigheid, ook wel benauwdheid genoemd. De medische term voor kortademigheid is dyspnoe.
Kortademigheid kan het gevolg zijn van:
- de toename van de moeite die iemand moet doen om te ademen. Dit kan b.v. het geval zijn wanneer de luchtweg deels wordt geblokkeerd;
- zwakte van de spieren die normaal gebruikt worden bij de ademhaling. Denk hierbij aan b.v. lichamelijke zwakte bij een spierziekte;
- toegenomen behoefte aan zuurstof b.v. bij koorts;
- een aandoening zoals kanker, astma en COPD;
- complicaties van ziekte zoals vocht in de longen.
3.2 Kortademigheid bij inspanning
Bij inspanning heeft het lichaam meer zuurstof nodig. Om meer zuurstof te krijgen moet je vaker diep ademhalen. Bepaalde aandoeningen kunnen opnamen van zuurstof bij inspanning verminderen, waardoor iemand kortademig wordt.
De volgende aandoeningen kunnen kortademigheid bij inspanning veroorzaken:
hartproblemen, zoals kleplijden of vernauwing in de kransslagaderen: doordat de linker harthelft het bloed niet krachtig genoeg door het lichaam kan pompen, krijgen de weefsels een tekort aan zuurstof. Dit kan ophoping van vocht in de longen veroorzaken;
longaandoeningen zoals COPD of (inspannings) astma: door een blokkade in de longen vind bij inspanning minder luchtverversing plaats. Het kost dus meer moeite om evenveel gaswisseling te krijgen als "gezonde" longen;
metabole stoornissen zoals ijzertekort; door een tekort aan ijzer in het bloed kan per ademteug minder zuurstof naar de weefsels worden vervoerd, waardoor ter compensatie de snelheid van de ademhaling toeneemt;
vaatproblemen, zoals longembolie; door een stolsel in een van de longvaten wordt het bijbehorende gedeelte van de longen niet meer voorzien van bloed. Daardoor moet het overgebleven gedeelte van de longen de benodigde gaswisseling compenseren.
3.3 Kortademigheid in rust
Kortademigheid kan zo ernstig zijn dat iemand hier zelfs in rust last van heeft. Kortademigheid in rust kan ontstaan bij verschillende aandoeningen. Zorgvragers met langdurige (chronische) hartfalen hebben vooral last van kortademigheid in twee situaties
* bij platliggen;
* als toename van de klachten van het langdurige hartfalen.
De rechter harthelft pompt bloed naar de longen. Vanuit de longen komt bloed in de linkerharthelft terecht. De linkerharthelft pompt bloed naar het rest van het lichaam.
Wanneer bij hartfalen de linkerharthelft het bloed niet goed kan wegpompen, krijgt de zorgvrager last van ophoping (stuwing) van bloed in de longvaten. De druk van de longvaten neemt hierdoor toe, waardoor er vocht uit wordt geperst. Dit vocht gaat in en om de longen zitten, waardoor de zorgvrager zuurstof niet meer goed kan opnemen. De kortademigheid is vooral aanwezig bij liggen, omdat vocht dan over meerdere gebieden van de longen wordt verspreid. Als de zorgvrager rechtop gaat zitten dan neemt de benauwdheid weer af. Het vocht zakt dan naar het onderste gedeelte van de longen.
Vast houden van vocht in en rond de longen.
Het vast houden van vocht in en rond de longen heeft een aantal oorzaken;
- het niet nakomen van leefregels. Denk hierbij aan een vochtbeperking, zoutbeperking en alcohol;
- het niet innemen van medicatie volgens voorschrift;
- een reactie van medicatie op andere medicatie;
- hartritmestoornissen;
- een hartinfarct;
- acuut hartfalen aan de linker zijde van het hart;
- luchtweginfecties.
3.4 Lichamelijk onderzoek
Een lichamelijk onderzoek bij kortademgheid is van groot belang. Niet alleen om de oorzaak te achterhalen maar ook om er achter te komen wat voor soort benauwdheid het is.
Het lichamelijk onderzoek bestaat uit twee belangrijke hoofdgroepen;
* kijken naar de adembeweging
* luisteren naar de ademhaling en ademgeluiden.
3.5 adembeweging
De diepte van de ademhaling en de aantal ademhalingen per minuut zeggen veel over de toestand van de zorgvrager. Daarom is het belangrijk om goed te kijken en te luisteren.
Ademhalingsfrequentie
De normale frequentie (het aantal ademhalingen) van een volwassenen in rust ligt tussen de twaalf en twintig ademhalingen per minuut. Minder dan twaalf ademhalingen per minuut wordt "bradypnoe" genoemd. Bij een frequentie van meer dan twintig spreken we van een "tachypnoe"
Als iemand tijdelijk stopt met ademen, noemen we dit apneu.
Diepte van de ademhaling
De diepte van de ademhaling kan afwijken doordat deze te oppervlakkig is of juist te diep. Een oppervlakkige ademhaling kun je bij veel aandoeningen zien. Denk hierbij aan b.v. COPD, astma en pijn.
Symmetrie van de ademhaling
Hierbij wordt gekeken of de bewegingen van de ademhaling gelijk zijn. Bij een klaplong kan bijvoorbeeld worden gezien dat 1 kant van de borstkast (de kant met de klaplong) minder beweegt dan de andere, gezonde kant.
Gebruik van de hulpademhalingsspieren
Hierbij wordt gekeken of de zorgvrager extra spieren inzet om te ademen. De hulpademhalingsspieren zijn de spieren die vastzitten aan de ribben, nekwervels, het borstbeen, het sleutelbeen en de schedel. Je ziet bij gebruik hiervan bijvoorbeeld opgetrokken schouders of aangespannen spieren in de hals.
3.6 afwijkingen in het ademgeruis
Afwijkingen in de duur van het geluid bij inademen en uitademen en sterkte van ademgeluiden kunnen wijzen op een probleem.
Een uitademing is verlengt wanneer deze even lang of langer hoorbaar is dan de inademing. Een verlengde uitademing kan duiden op een longziekte. Het gaat dan om een longziekte waarbij de luchtwegen vernauwd zijn. Hierdoor is de weerstand in de longen verhoogd. We spreken dan van obstructieve longziekte; hieronder vallen:
- chronische obstructieve longlijden (COPD);
- astma.
Bij een vernauwing van de hogere luchtwegen kan de inademing langer duren. Dit kan veroorzaakt worden door een obstructie door een voorwerp van buiten het lichaam dat in de luchtwegen is blijven steken. Ook kan er sprake zijn van een infectie in de bovenste luchtwegen.
3.7 verminderd tot geen ademgeruis
Verminderd ademgeruis kan zowel over de hele longen als op een bepaalde plek voorkomen. Bij verminderde ademgeruis over de hele longen kun je denken aan:
COPD: Dit is het gevolg van de toegenomen hoeveelheid lucht die in de longen achterblijft. De longen zijn bij COPD vaak uitgezet;
Overgewicht: door vetweefsel tussen de longen aan de plek waar je de stethoscoop staat, is het geluid van de longen minder goed te horen;
Aandoeningen van de spieren en of zenuwen: hierdoor wordt de ademhaling zwakker en zal aan minder lucht door de longen stromen;
Astma: bij ernstig astma kan er sprake zijn van een compleet stellen long, zonder luchtverplaatsing.
Wanneer het adem geruis in een deel van de longen verminderd is, moet worden gedacht aan:
Een klaplong: bij een klaplong zal aan de kant van de klaplong geen adem geruis te horen zijn;
Atelectase: bij atelectase is een deel van de long in een gevallen en stroomt door dit deel geen lucht. Het kan onder andere ontstaan door een blokkade in de long;
Vocht tussen de longen: hierbij zit er te veel vocht tussen de twee vliezen die om de longen zitten. Dit vergroot de afstand tussen de loop aan de boksbond, waardoor de longen minder goed te horen zijn.
3.8 afwijkende ademgeluiden
Naast afwijkingen in het adem geruis zelf kunnen er ook afwijkende bijgeluiden te horen zijn zoals een stridor. Het type stridor geeft een aanwijzing waar de vernauwing zich bevindt. Dit benadrukt dus alleen maar hoe belangrijk een goed lichamelijk onderzoek is.
Een stridor is een piepend, gierend of schaven t geluid bij de ademhaling, dat ontstaat door een vernauwing in de ademweg. Dit geluid is zonder stethoscoop hoorbaar. Een stridor komt meestal voor tijdens de inademing, maak kan ook tijdens de uitademing optreden.
Een stridor bij inademing: de vernauwing van de luchtwegen zit op op boven de stembanden (bovenste luchtwegen). Een zwelling rond de keelamandelen kan bijvoorbeeld een stridor van de bovenste luchtwegen veroorzaken.
Een stridor bij uitademing: de vernauwing van de luchtwegen zit in de luchtpijp (onder de stembanden, dus onderste luchtwegen). Een voorwerp van buiten het lichaam kan bijvoorbeeld een stridor van de onderste luchtwegen veroorzaken; denk aan een nootje dat blijft steken in de luchtpijp.
3.8 test je kennis
Voor deze tool maak je ook gebruik van je telefoon.
1 Klik op onderstaande link
2 Klik op, start een live quiz
3 Klik op klassiek
4 Klik op doorgaan
5 pak je telefoon en volg de verdere instructies op het scherm
https://quizizz.com/admin/quiz/5ff5dee1791088001bab86d4
Succes.
4. longontsteking
Een pneumonie is de medische term voor een longontsteking. Een longontsteking kan door verschillende ziekteverwekkers worden veroorzaakt. Lichamelijk onderzoek en eventueel aanvullende onderzoeken zijn nodig om de diagnose te kunnen stellen. Maar wat is nu precies een longontsteking?
4.1 oorzaken
Een longontsteking wordt veroorzaakt door:
- bacteriën;
- virussen;
- schimmels;
- parasieten.
In de meeste gevallen is een bacterie de veroorzaker van een longontsteking. De bacteriën die vaker dan andere soorten in longontsteking veroorzaken, noemen we typische verwekkers. Een longontsteking die wordt veroorzaakt door een bacterie die hiertoe minder vaak aanleiding geeft, heet een a typische pneumonie.
De pneumokok bevindt zich regelmatig in de neusholte van mensen, zonder ziekteverschijnselen te geven. Deze bacterie kan behalve luchtweginfecties ook ernstige andere infecties veroorzaken, zoals sepsis (bloedvergiftiging) en meningitis (hersenvliesontsteking).
Risicofactoren voor het krijgen van een pneumonie zijn onder andere:
- een chronische ziekte zoals COPD, suikerziekte, chronische nier of leverinsufficiëntie, hartfalen, longkanker, HIV;
- ondervoeding;
- één veranderd of een verminderd bewustzijn;
- alcoholmisbruik;
- roken.
4.2 symptomen
De symptomen van een longontsteking treden meestal op binnen enkele uren tot dagen na het ontstaan van de infectie. Symptomen van een longontsteking zijn:
- hoge koorts;
- koude rillingen;
- hoesten, met of zonder sputum (slijm);
- een eenzijdige pijn op de borst;
- pijn bij de ademhaling;
- een versnelde ademhaling (>20 ademhalingen per minuut bij een volwassenen).
4.3 lichamelijk onderzoek en behandeling
Het lichamelijk onderzoek is naast de anamnese het belangrijkste middel van de huisarts om de diagnose te stellen. Enkele symptomen waar op gelet moet worden bij lichamelijk onderzoek, zijn al genoemd.
Eerst wordt de mate van ziek zijn van de zorgvragen gecontroleerd door te letten op de volgende punten;
- koorts;
- versnelde ademhaling (>20 ademhalingen per minuut bij een volwassenen);
- verhoogde hartfrequentie (>100 slagen per minuut)
- lage bloeddruk;
- verwardheid en of sufheid.
Nadat de mate van ziek zijn is gecontroleerd, worden de longen zelf onderzocht. Dit gaat door middel van luisteren met de stethoscoop (auscultatie). Bij het ausculteren wordt gelet op de volgende punten:
- ademgeruis (klinkt het schoon of lijkt er een vernauwing of slijm te zitten);
- bijgeluiden;
- vergelijken tussen linker en rechter long.
4.4 aanvullende onderzoeken en behandeling
Soms is een vervolgonderzoek nodig om een goede behandeing te starten of om de juiste diagnose te stellen. Bij de huisarts zijn deze vervolgonderzoeken vaak niet mogelijk. Een zorgvrager moet hiervoor naar het ziekenhuis.
Thoraxfoto
Bij een verdenking op een longontsteking kan een thoraxfoto (een röntgenfoto van de borstkas) worden gemaakt om een long infiltraat aan te tonen. Dit wordt in het ziekenhuis gedaan, terwijl een huisarts de diagnose stelt op basis van de symptomen aan het lichamelijk onderzoek.
Sputumkweek
Naast een röntgenfoto kun je, als de zorgvrager slijm(sputum) produceert, sputum afnemen. Dit wordt gekweekt om de aanwezigheid van bacteriën aan te tonen. Ook wordt dan meteen hun gevoeligheid voor, of juist resistentie tegen, antibiotica bepaald. Het sputum kan het beste worden afgenomen voordat er wordt gestart met de behandeling van antibiotica.
Bloedkweken en overige bloedonderzoeken
Overig onderzoek bestaat uit een bloedkweek. Hier wordt in het bloed gekeken naar verhoogde ontstekingswaarden (CRP, leukocyten) en aanwijzingen voor virale verwekkers. Ook deze testen neem je bij voorkeur af voordat er met antibiotica is gestart.
Behandeling
Bij een zorgvrager met een longontsteking wordt, ook als de verwekker nog niet bekend is, gestart met een of meer breedspectrum antibiotica. Dit zijn middelen die effectief zijn tegen meerdere verschillende bacteriën en dus meerdere eventuele veroorzakers van de longontsteking.
Antibiotica zijn alleen effectief tegen bacteriële verwekkers, dus bij verdenking op een virus of een schimmel als oorzaak geld er een andere behandeling. Zodra de verwekkers van de longontsteking bekend is, kan er een gerichtere behandeling worden gestart.
Bij zeer kortademige zorgvragers kon het geven van pijnstilling een optie zijn. Dit zorgt ervoor dat de zorgvrager beter door kan ademen en meer ontspant. Zo voelt hij zich beter en wordt de kans op een terugkerende infectie kleiner. Behalve met pijnstilling kan er ook nog gestart worden met verneveling en zuurstof. Bij verneveling geef je via een kapje medicijnen om de luchtwegen open te zetten. Dit zijn de medicijnen die ook bij astma en COPD gebruikt worden.
toetsmoment
5. COPD
5.1 wat is COPD
COPD is een chronische longaandoening; de afkorting COPD staat voor chronic obstructive pulmonary disease. Het is een verzamelnaam voor de longaandoeningen, chronisch bronchitis en emfyseem.
Bronchitis is een ontsteking van de grotere luchtwegen. Emfyseem is een sterkere uitrekking van de long ten opzichte van normaal.
Het is te herkennen door een beperking van de luchtstroom in de longen. Deze beperking is per definitie niet volledig te herstellen en is dus niet omkeerbaar. De beperking van de luchtstroom die we zien bij astma, is wel volledig te herstellen.
Volgens de voorspellingen zal COPD in 2020 op de derde plaats staan van de belangrijkste doodsoorzaken wereldwijd.
5.2 oorzaken
COPD kan ontstaan door langdurige blootstelling van de longen aan irriterende (stof)deeltjes. In de westerse wereld is roken de voornaamste oorzaak van COPD: 90% van de zorgvragers met COPD rookt. opvallend genoeg ontwikkeld slecht 10 tot 20% van de zware rokers COPD.
Als gevolg van roken neemt het aantal ontstekingscellen in de longen toe. Deze ontstekingscellen produceren enzymen die het longweefsel afbreken. Sigarettenrook is verantwoordelijk voor het ontstaan van gevaarlijke enzymen en voor het verdwijnen van de beschermende stoffen in de longen. Om zichzelf te beschermen tegen irriterende deeltjes, produceren de longen van mensen die roken meer slijm. Dit slijm beschermt de longen een beetje, maar tegelijkertijd raken de longen met dit slijm verstopt. Roken draagt dus op meerdere manieren bij aan het ontstaan van COPD.
5.3 chronische ziekte
COPD is een chronische ontstekingsaandoening van de longen, waarbij sprake is van een toegenomen aantal slijm- producerende slijmbekercellen in de luchtwegen. In een verdere fase van de ziekte is ook pus in de luchtwegen te zien.
De cellen in de luchtwegen worden langzaam vervangen door plaveiselcelepitheel. Plaveiselcelepitheel komt normaal gesproken voor op plaatsen waar het lichaam tegen wrijving moet kunnen, zoals de huid. Het ontstaan van plaveiselcelepitheel in de luchtwegen betekent dus dat daar veel irritatie optreedt, zoals bij COPD het geval is.
In de beginfase van COPD zijn alleen de kleine luchtwegen ontstoken. Bij iemand waarbij de COPD is ontstaan door roken, kan de ontsteking in deze fase nog herstellen zonder littekenvorming. Mits er optijd gestopt wordt met roken. De beginfase van COPD is dus nog omkeerbaar. Stopt deze persoon niet met roken, dan breidt de ontsteking zich uit en ontstaan er littekens. De littekenvorming is onomkeerbaar. De ontstekingen en de littekenvorming zijn samen verantwoordelijk voor het ontstaan van de luchtwegobstructie. De luchtwegobstructie is een van de twee belangrijkste kenmerken van COPD.
5.4 emfyseem
Een ander kenmerk voor COPD is emfyseem.
Gezond longweefsel is elastisch. Elasticiteit is de eigenschap van een stof om na een vervorming weer de oorspronkelijke vorm terug te krijgen. Voor gezonde mensen is uitademen makkelijker dan inademen. Dit komt doordat voor een gewone uitademing weinig extra spieren worden gebruikt. De lucht wordt tijdens een gewone uitademing uit de longen geperst doordat de spieren zich ontspannen en de borstkas weer kleiner wordt. Het elastische longweefsel veert vanzelf terug.
Emfyseem wordt gekenmerkt door de vernietiging van gezond, elastisch weefsel. Dit heeft twee gevolgen:
De structuur van de longblaasjes gaat verloren: hierdoor neemt de inhoud van de long toe maar het totale gaswisselingoppervlak neemt af . Dit maakt de gasuitwisseling tussen de lucht en het bloed lastiger;
De longen verliezen hun elasticiteit. Het inademen wordt hierdoor makkelijker, maar het uitademen kost veel meer moeite.
Bij gezonde mensen ontstaat de prikkel om adem te halen door een overschot aan koolstofdioxide in het bloed. Bij mensen met COPD is de concentratie koolstofdioxide in het bloed echter chronisch verhoogd, omdat dit niet goed wordt uitgeademd. Hierdoor neemt het effect van koolstofdioxide als adem prikkel af. Bij COPD- zorgvragers is een te laag zuurstofgehalte, de ademprikkel. Hierdoor kan het gevaarlijk zijn om COPD-zorgvragers veel zuurstof de geven omdat de ademprikkel dan helemaal kan wegvalt.
5.5 symptomen
De symptomen van COPD worden erger naarmate de aandoening vordert. De symptomen van de longproblemen staan op de voorgrond:
- het ophoesten van wit of helder slijm;
- een piepende ademhaling;
- kortademigheid.
In een latere fase kunnen zelfs eenvoudige activiteiten zoals het aankleden, haast onmogelijk worden.
Naast de lokale problemen en de longen is ook het immuunsysteem bij COPD- zorgvragers vaak minder sterk. Hierdoor zijn ze vatbaarder voor longinfecties. Vaccinaties tegen griep worden daarom aangeraden bij COPD- zorgvragers.
Naast deze longproblemen komen ook andere problemen naar voren, zoals:
- een hoge bloeddruk (hypertensie);
- botontkalking (osteoporose);
- een depressie;
- ongewenst gewichtsverlies;
- spierafname;
- slapheid.
Als de longen door de COPD in de problemen komen, neemt de druk toe. Hierdoor krijgt ook het hart problemen. Het hart moet tegen een grotere druk het bloed de longen in pompen, waardoor het uitzet. Een hart dat in de problemen komt door een longziekte noemen we een cor pulmonale.
5.6 diagnostiek
De diagnose COPD komt meestal door een klinisch beeld naar voren. Een spirometrie wordt aangevraagd daar bevestiging van de verdenking op COPD. Een spirometrie is een onderzoek waarbij je de functie van de longen meet. Bij het stellen van de diagnose is ook de familieanamnese belangrijk. Bij de overige anamnese wordt gevraagd naar klachten en wordt gekeken naar risicofactoren. Een zware roker die op zijn 50e klaagt over het ophoesten van slijm en kortademigheid, voldoet precies aan het klassieke beeld van een COPD- zorgvrager. De volgende onderzoek kunnen bijdragen aan het stellen van de diagnose COPD:
- een longfunctietest: vanwege de afgenomen elasticiteit van de longen kunnen zorgvragers minder snel uit ademen en is het restvolume bij COPD verf groot. Het restvolume is de hoeveelheid lucht die in de longen achterblijft na een maximale uitademing; dit wordt dan ook niet ververst
- een röntgenfoto (X-Thorax): deze laat meestal geen afwijkingen zien, maar soms worden vergroot de longen, één tonvormige borstkast en een afgeplat middenrif (diafragma) gezien.
- het bloedbeeld: meer rode bloedcellen een verhoogd hemoglobine (HB).
- de bloedgassen: deze zijn in rust normaal, maar bij inspanning is er snel te weinig zuurstof en te veel CO2 in het bloed. In een latere fase zijn er geen reserves meer envertoont iemand met COPD dit bloedgasbeeld zelfs in rust.
- een hartfilmpje (ECG): dit kan tekenen van hartproblemen als gevolg van de COPD laten zien.
- een meting van het eiwit a1- antitrypsine. Als COPD Ontstaat bij relatief jonge mensen of bij mensen die niet hebben gerookt, kan er soms een genetische oorzaak zijn punt dit moet altijd gecontroleerd worden door het eiwit a1- antitrypsine te meten.
5.7 classificatie
De ernst van COPD wordt aangeduid met behulp van de gold classificatie.
GOLD I – licht COPD
In dit stadium is er sprake van een lichte beperking van de luchtstroom, de zorgvrager is zich hiervan nog niet bewust.
GOLD II – matig ernstig COPD
In dit stadium veroorzaakt de beperking van de luchtstroom klachten als hoesten, slijm opgeven en kortademigheid bij inspanning. Zorgvragers komen in dit stadium vragen om een medische behandeling.
GOLD III – ernstig COPD
In dit stadium is de beperking van de luchtstroom verder verminderd. Zorgvragers klagen over toegenomen benauwdheid, vermoeidheid, beperkingen in dagelijkse activiteiten en herhaalde verergeringen die allen een uitwerking hebben op de kwaliteit van leven.
GOLD IV – zeer ernstig COPD
Dit stadium wordt gekenmerkt door een zeer ernstige vermindering van de luchtstroom, zo ernstig dat de beperking ook invloed heeft op hart en vaten. Soms is dagelijks toedienen van extra zuurstof noodzakelijk. De klachten zijn zo ernstig geworden dat tijdelijke verslechteringen levensbedreigend kunnen zijn.
5.8 test je kennis
6. astma
Bij de diagnose astma moet je denken aan kortademigheid en een piepende ademhaling, die soms samen gaat met hoestklachten. Astma is een blijvende ontsteking van de longen.
Een exacerbatie bij astma – oftewel een astmaverergering- is een tijdelijke sterke toename in ernst van de astmatische klachten.
Hieronder verstaan we een periode met steeds erger wordende kortademigheid, soms met hoesten of het opgeven van slijm.
Een status astmaticus is een astma verergering die niet goed genoeg reageert op de gebruikelijke behandeling. De standaard behandeling vindt plaats met ontstekingsremmende medicijnen (prednisolon). Er is dan sprake van een levensbedreigende situatie.
6.1 oorzaken en risicofactoren
De meest voorkomende oorzaak van een astmaverergering bij jongere kinderen is een infectie van de bovenste luchtweg. In 90% van de gevallen wordt deze infectie veroorzaakt door een virus. Bij oudere kinderen is inspanningsafhankelijk astma meestal de oorzaak. Hierbij zorgen afkoeling en uitdroging van de slijmvliezen in de luchtweg voor het samenknijpen van de luchtweg. Andere factoren die een verergering van de klachten bij astma veroorzaken zijn:
- emoties;
- opwinding;
- lachen;
- snelle uitwisseling van de temperatuur;
- blootstelling aan chemische stoffen;
- een verblijf in een rokerige omgeving;
- allergenen, zoals huisstofmijt, graspollen en schimmels.
Er zijn 3 processen betrokken bij het ontwikkelen van een astmaverergering:
- de ontsteking van de kleinste luchtwegen;
- het samentrekken van de spieren rondom de luchtwegen;
- het ontstaan van een slijmprop.
Een aantal risicofactoren voor een ernstige astma- aanval zijn:
- een lopende behandeling met steroïden;
- therapie- ontrouw;
- een niet stabiele longfunctie;
- een lange duur van voorafgaande klachten;
- een behandeling op de intensive care voor astma;
- een eerdere opname voor astma.
6.2 diagnose
De diagnose astma exacerbatie wordt meestal gesteld op basis van de anamnese en het beeld bij lichamelijk onderzoek.
De belangrijke punten bij het afnemen van een anamnese zijn:
- de uitgeprobeerde medicatie en de reactie daarop;
- het verloop van eerdere aanvallen;
- de aanwezigheid van de eerder genoemde risicofactoren voor een ernstige astma aanval.
Aandachtspunten bij het lichamelijk onderzoek zijn:
- een piepende, verlengen de uitademing;
- het aantal ademhalingen per minuut;
- de hartfrequentie;
- intrekkingen van de borstkast;
- het gebruik van de hulp ademhalingsspieren;
- de mate van opwinding;
- het bewustzijn;
- de hoeveelheid zuurstof.
6.3 behandeling
De algemene maatregelen bij acuut aan ernstig astma zijn:
- vermijd paniek en stress aan stel de zorg vragen gerust;
- vermijd uitlokkende factoren;
- houd de hoeveelheid zuurstof in het bloed in de gaten;
- controleer de therapie door vooraf 15 tot 30 minuten na de toediening van de medicatie de hoeveelheid zuurstof in het bloed te meten. Ook moet het lichamelijk onderzoek herhaald worden.
Er wordt ook gebruikt gemaakt van vernevelmedicatie. Deze kunnen met behulp van b.v. pompje toegedient worden. Bij zeer ernstige gevallen kan er ook zuurstof toegedient worden.
7. longkanker
Jaarlijks krijgen 12.000 Nederlanders de diagnose longkanker. Bij mannen komt longkanker twee keer zo vaak voor als bij vrouwen. Longkanker heeft een hoog sterfte getal: ieder jaar sterven er in Nederland 10.000 zorgvragers aan.
Maar wat is kanker nu precies?
7.1 oorzaken
De kans op het krijgen van longkanker wordt verhoogd door een aantal risicofactoren:
- werken met of inademen van kankerverwekkende stoffen, zoals asbest, nikkel en chroom;
- diverse longziekten, zoals longfibrose;
- tuberculose;
- roken;
- chronische aspecifieke aandoeningen van de luchtwegen, zoals astma of COPD.
7.2 symptomen
er zijn veel symptomen van de luchtwegen die kunnen voorkomen bij longkanker:
- hoesten (eventueel met het opgeven van bloed en/ of slijm);
- kortademigheid bij inspanning kunt;
- terugkerende luchtweginfecties;
- piepende ademhaling;
- pijn;
- gewichtsverlies.
Bij uitbreiding van de tumor naar de omliggende weefsels aan uitzaaiingen van de tumor kunnen diverse andere symptomen voorkomen, zoals:
- heesheid;
- gevoeld verlies in de arm;
- cyanose (blauw verkleuring) en zwelling van de bovenste lichaamshelft;
- chronische de hik hebben;
- botbreuken, als gevolg van uitzaaiingen in het bot.
7.3 diagnostiek
het stellen van de diagnose longkanker bestaat uit een aantal stappen:
- röntgenfoto’s van de borstkas;
- een bronchoscopie, eventueel met biopten en een sputum onderzoek. Een bronchoscopie is een kijkonderzoek van de luchtwegen. Een biopt is een stukje weefsel dat uit het lichaam verwijderd wordt voor onderzoek. Bij sputumonderzoek wordt slijm uit de luchtwegen onderzocht.
- CT- scan of een echo met biopten voor het zoeken naar lokale uitzaaiingen.
- röntgenfoto’s, een botscintigrafie of een PET- scan voor het opsporen van uitzaaiingen op afstand. Bij een botscintigrafie krijgt iemand een kleine hoeveelheid radioactieve contrastvloeistof in de aderen gespoten om de activiteit van de botten te meten. Uitzaaiingen in het bot is namelijk beter doorbloed dan de rest van het bot.
7.4 behandeling
de behandeling van longkanker hangt af van de plek van de tumor. De tumoren die aan de buitenkant van de long zitten, kunnen vaak chirurgisch worden verwijderd. Lastiger zijn de tumoren die in het midden van de long zitten, aangezien het moeilijk is om in dit gebied een operatie uit te voeren. Ook lopen er in de buurt veel bloedvaten en zitten er veel lymfeklieren. De centraal gelegen tumoren zaaien gemakkelijk uit, omdat ze dicht bij deze bloedvaten en lymfeklieren zitten. Chemotherapie aan radiotherapie hebben beide een belangrijke rol bij de behandeling en bij het bestrijden van klachten zoals pijn. Naast chemotherapie en radiotherapie is het ook belangrijk om de zorgvrager te ondersteunen door het geven van juiste pijnstilling en hem te helpen bij de ademhaling door zuurstof toe te dienen.
toetsmoment
Bronnen
Martini, F. H., & Bartholomew, E. F. (2016). Anatomie en fysiologie, Expert College (6de editie). Pearson Benelux B.V.
www.expertcollege.com