https://www.youtube.com/watch?v=WDEBCit11cU
De diagnose COPD komt meestal door een klinisch beeld naar voren. Een spirometrie wordt aangevraagd daar bevestiging van de verdenking op COPD. Een spirometrie is een onderzoek waarbij je de functie van de longen meet. Bij het stellen van de diagnose is ook de familieanamnese belangrijk. Bij de overige anamnese wordt gevraagd naar klachten en wordt gekeken naar risicofactoren. Een zware roker die op zijn 50e klaagt over het ophoesten van slijm en kortademigheid, voldoet precies aan het klassieke beeld van een COPD- zorgvrager. De volgende onderzoek kunnen bijdragen aan het stellen van de diagnose COPD:
- een longfunctietest: vanwege de afgenomen elasticiteit van de longen kunnen zorgvragers minder snel uit ademen en is het restvolume bij COPD verf groot. Het restvolume is de hoeveelheid lucht die in de longen achterblijft na een maximale uitademing; dit wordt dan ook niet ververst
- een röntgenfoto (X-Thorax): deze laat meestal geen afwijkingen zien, maar soms worden vergroot de longen, één tonvormige borstkast en een afgeplat middenrif (diafragma) gezien.
- het bloedbeeld: meer rode bloedcellen een verhoogd hemoglobine (HB).
- de bloedgassen: deze zijn in rust normaal, maar bij inspanning is er snel te weinig zuurstof en te veel CO2 in het bloed. In een latere fase zijn er geen reserves meer envertoont iemand met COPD dit bloedgasbeeld zelfs in rust.
- een hartfilmpje (ECG): dit kan tekenen van hartproblemen als gevolg van de COPD laten zien.
- een meting van het eiwit a1- antitrypsine. Als COPD Ontstaat bij relatief jonge mensen of bij mensen die niet hebben gerookt, kan er soms een genetische oorzaak zijn punt dit moet altijd gecontroleerd worden door het eiwit a1- antitrypsine te meten.