Bekijk onderstaande video voor een introductie. Voor de beste ervaring zet je het geluid aan.
1.1 Handleiding
Deze wikiwijs geeft uitleg over pschopathologie. Hier komen de volgende onderwerpen aan bod:
angststoornis;
de werking van de hersenen bij een angstoornis;
paniekstoornissen;
gegeneraliseerde-angststoornis;
sociale fobie;
dwangstoornis;
ptss;
hypogondrie;
agorafobie.
Tijdsduur: 60 min
De tools die worden aangeboden zijn;
LessonUp: Om gebruik te maken van LessonUp is het niet nodig om in te loggen.
Quizlet: Om gebruik te maken van Quizlet is het nodig om een account aan te maken. Educaplay: Hier heb je geen account voor nodig om de tool te gebruiken. Klikken op de link leidt je vanzelf naar de online opdracht.
Het is raadzaam om de link te kopieren en te plakken in een nieuw tabblat. Zo hoef je niet steeds terug te klikken om weer naar de Wiki terug te keren.
Op iedere pagina vind je wanneer je goed naar beneden scrollt een pijl aan de rechterzijde. Wanneer je volledig naar beneden scrollt en op de pijl klikt, wordt je verder de Wikiwijs ingeleid. Mocht je terug willen in het menu, kan je de pijl aan de linkerkant gebruiken.
1.2 Leerdoelen
Na het bestuderen van deze Wikiwijs is de student in staat om;
de definitie van psychopathologie te benoemen;
de verschillende angststoornissen te benoemen;
de oorzaken, gevolgen en behandeling van een stoornis te omschrijven;
de werking van de hersenen bij een stoornis te omschrijven.
1.3 Voorkennis activeren
2. Psychopathologie
2.1 Wat is psychopathologie?
Psychopathologie is de studie van abnormaal gedrag of psychische ziekten.
Niet iedereen die een psychische ziekte heeft, heeft hier ook werkelijk last van. Klinische psychologie gaat over het begrijpen en behandelen van psychopathologie.
Er zijn twee soorten modellen die gaan over het verklaren van psychopathologie:
Medische model: geeft een verklaring op basis van onderliggende biologische of medische oorzaken.
Psychologische model: geeft een verklaring op basis van psychologische processen.
2.2 Inleiding in de psychopathologie
Voordat we ons gaan bezighouden met psychiatrische ziektebeelden moeten we ons vertrouwd maken met de achterliggende klachten en verschijnselen. Om een diagnose te stellen moeten we ook de oorzaken en de ontstaanswijze proberen vast te stellen. Voor de behandeling is het belangrijk dat we ons op verschillende oorzakelijke factoren richten. Voor sommige diagnoses moeten aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Sommige dingen moeten aanwezig zijn, anders mogen we de diagnose niet stellen. Andere dingen mogen juist niet aanwezig zijn, anders mogen we de diagnose ook niet stellen.
Psychopathologie kan worden gezien als aangeleerde reacties op de omgeving. Het gedragsmodel zoekt de oorzaken van psychopathologie in gedrag.
Het cognitieve model
Volgens dit model is psychopathologie het resultaat van irrationele gedachten (cognities) en informatieverwerking. Het model is opgezet door Albert Ellis (1962) en Aaron Beck (1967). Ellis gaat er vanuit dat mensen gedachten hebben, die niet waargemaakt kunnen worden (‘iedereen moet mij leuk vinden’). Dit veroorzaakt stress. Beck stelt dat depressie veroorzaakt wordt door negatieve gedachten over zichzelf, de wereld en de toekomst. Deze gedachten houden de depressie in stand.
Vanuit het cognitieve model is de cognitieve gedragstherapie ontstaan. Deze behandelmethode is een combinatie van de eerder genoemde gedragstherapie en cognitieve therapie.
De humanistiek-existentiële benadering
Deze benadering gaat er vanuit dat psychologische problemen kunnen worden opgelost door middel van persoonlijke ontwikkeling, inzichten en zelfactualisatie.
Opdracht
2.4 Oorzaken psychische klachten
Psychische oorzaken;
Over de oorzaken van psychiatrische stoornissen bestaan veel misverstanden. Velen denken dat psychische klachten ook psychische oorzaken moeten hebben: er moeten problemen zijn of onverwerkte ervaringen. Bovendien denken mensen in de omgeving van de patiënt vaak dat de klachten vanzelf zullen verdwijnen als hij zich die ervaringen maar voor de geest haalt of als hij zijn problemen maar uitspreekt. In werkelijkheid is dat over het algemeen nu juist wel zo veel psychiatrische stoornissen niets te maken hebben met traumatische ervaringen.
Ernstige psychiatrische stoornissen zijn lang niet altijd psychogeen (veroorzaakt door psychische factoren). Dikwijls worden ze veroorzaakt onder invloed van lichamelijke factoren.
Nog veel vaker zijn er zowel lichamelijke als geestelijke factoren. We roepen de stoornis dan multiconditioneel, Dat wil zeggen; er moet aan meerdere voorwaarden voldaan zijn wil dit bepaalde ziektebeeld optreden.
Lichamelijke oorzaken;
Bij die lichamelijke oorzaken gaat het om verstoringen in de ingewikkelde stofwisselingsprocessen die zich in de hersenen voortdurend afspelen. Die verstoringen kunnen in gang worden gezet door bijvoorbeeld stress maar ze kunnen ook spontaan optreden. Ze kunnen worden veroorzaakt door allerlei lichamelijke ziekten, vandaar dat iemand met koorts zelden in een uitbundige stemming verkeert.
Opdracht
3. Angststoornissen
3.1 Wat is een angststoornis?
Een angststoornis is een verzamelnaam voor verschillende stoornissen met angst waarbij de angst aanleiding geeft tot aanhoudend lijden en/of tot een belemmering van het sociaal functioneren.
Angst is een gevoel dat verwijst naar gevaar en gaat gepaard met lichamelijke verschijnselen door activatie van het autonome zenuwstelsel.
angstige gedachten en gedragingen zoals verstijven of wegvluchten.
Angstklachten zijn klachten waarbij angstgevoelens en begeleidende lichamelijke klachten een rol spelen. Ze zijn vaak gerelateerd aan (dreigende) problemen of zorgen op belangrijke levensgebieden (gezin, relatie, werk, sociale contacten, gezondheid), maar kunnen ook spontaan ontstaan. Angstklachten kunnen hinderlijk zijn, zorgen geven en gepaard gaan met sociaal disfunctioneren. Angstklachten gaan vaak samen met;
depressieve klachten;
somatisatieklachten (Wanneer lichamelijke symptomen veroorzaakt worden door psychische of emotionele factoren);
spanningsklachten.
Opdracht
3.2 Te onderscheiden angststoornissen
We hebben te maken met verschillende soorten angstoornissen:
paniekstoornis: paniekaanvallen, met tussendoor angst om een nieuwe paniekaanval te krijgen;
agorafobie: angst voor en vermijding van situaties waaruit men denkt moeilijk te kunnen ontkomen of waarin men moeilijk hulp zou kunnen krijgen als zich een paniekaanval voordoet;
sociale-angststoornis (sociale fobie): hevige, aanhoudende angst voor en vermijding van situaties waarin men wordt blootgesteld aan een mogelijke kritische blik van anderen;
gegeneraliseerde-angststoornis: buitensporige, aanhoudende angst of bezorgdheid;
PTSS
obsessieve-compulsieve stoornis (OCS): terugkerende en hardnekkige gedachten, impulsen of voorstellingen (obsessies) en/of dwanghandelingen (compulsie).
Angststoornissen ontstaan in de kindertijd, in de puberteit, in de vroege volwassenheid of op latere leeftijd
Verschillende factoren kunnen een rol spelen bij het ontwikkelen van een angststoornis. Waarschijnlijk gaat het om een samenspel van de volgende factoren:
erfelijke factoren,
opvoedings- en gezinsfactoren;
beperkte sociale vaardigheden;
weinig steun ontvangen, gepest worden;
zich eenzaam voelen;
en het doormaken van een psychotrauma.
4. De werking van de hersenen bij een angststoornis
4.1 Inleiding
Bij angst is er een fractie van een seconde dat de hartslag daalt en iemand hyper alert dood stil staat met alle zintuigen open om een beslissing te nemen (parasympatische reactie; rem op het systeem)
Direct daarna gaat de hartslag omhoog en bereidt het lichaam zich voor op de actie om te vluchten of te vechten (fight or freeze)
Haren gaan overeind staan;
spieren worden aangespannen;
de zintuigen worden scherper;
de pupillen verwijden zich en de ogen gaan wijd open middels kleine spiertjes .
Doordat de hypofyse endorfine aanmaakt voelt het lichaam minder pijn.
Als het gevaar is geweken wordt in het lichaam nog meer endorfine en dopamine aangemaakt om de balans weer te herstellen.
Het is belangrijk dat een mens flexibel tussen de parasympatische reactie in sympathische reactie kan schakelen, om met de normale gevaren in het leven om te kunnen gaan. Denk aan het belang om op tijd te vluchten van brand of aanstormend verkeer.
4.2 Hypofyse, hormonen en bijnieren
De hypofyse is een belangrijk orgaantje in ons hoofd, ter grootte van een erwt, met een doorsnede van ongeveer 1 cm. Ze weegt niet meer dan een halve gram en ligt in de holte van de schedelbasis.
Op de hypofyse liggen minuscule 'eilandjes' van hormoonproducerende cellen, die elk een ander hormoon produceren of aansturen. De hypofyse maakt deel uit van het hormonale stelsel en speelt daarin een centrale rol. De hypofyse wordt wel de dirigent van het hormonale orkest genoemd.
Bij angst gaat een signaal van de hypofyse naar de bijnieren waar stress hormonen als adrenaline en cortisol aangemaakt worden. Teveel cortisol in het bloed en chronische stress hebben een bewezen negatieve invloed op het lichaam en met name op het immuunsysteem, op hart en bloedvaten en dit kan leiden tot het krimpen van de hippocampus en andere hersenstructuren.
Bij de mensen die vechten, het gevaar aan gaan, is er een hogere testosteronspiegel.
4.3 Thalamus, prefrontale hersenschors, amygdala en hypocampus
De thalamus regelt het bewustzijn en waakzaamheid bij schrik of angst
De prefrontale kwab regelt de bewustwording van hoe te handelen bij schrik of angst.
De amygdala is het emotie centrum van de angst.
De hippocampus is het geheugen centrum van de angst.
Binnenkomende informatie tijdens stress en angst kan in de hersenen via twee wegen worden verwerkt; Via een korte route (onbewuste) en een lange (bewuste) route.
De thalamus geeft op de korte route snel informatie aan de amygdala, of middels de lange route aan de hersenschors van de voorhoofdskwab. Daar wordt geanalyseerd wat er gedaan moet worden en pas dan wordt de informatie naar de amygdala gestuurd.
De paniek volgt op lichamelijke verschijnselen als;
ademnood;
hartkloppingen;
pijn op de borst;
misselijkheid;
duizeligheid;
hevige transpiratie.
Deze verschijnselen zijn ongevaarlijk en vaak het gevolg van te veel oppervlakkig in- en uitademen, maar worden door de patiënt verkeerd geïnterpreteerd als; 'ik denk een hartaanval te krijgen' of 'ik verlies de controle'.
Een paniekaanval kan wel eens voorkomen. Er is echter pas sprake van een stoornis als de aanvallen regelmatig terugkeren.
Paniekstoornis duur van de video: 3.33 min.
5.2 Casus
De heer Egberts was 28 jaar en had nooit een lichamelijke of geestelijke ziekte van belang. Hij werkte in een kantine. De inspanning en de drukte die dit met zich meebracht, verdroeg hij zonder probleem. In zijn vrije tijd maakte hij zoveel mogelijk tochten en reizen. Hij deed dat meestal alleen omdat zijn vrouw liever thuis bleef. Tijdens een fietstocht kwam het landschap hem opeens vreemd voor, alsof het niet werkelijk bestond. Hij werd overvallen door angst, die steeds erger werd. Hij voelde zijn hart bonzen en bespeurde ook een klemmend gevoel op de borst. Hij dacht een hartinfarct te hebben en was bang ter plaatse dood te gaan. Tegelijk was hij bang dat hij zou gaan gillen, dat hij gek zou worden. Hij voelde tintelingen in zijn handen. Na een kwartier werd de angst minder. Nadat hij een beetje tot zichzelf was gekomen, was er van pijn in de borst eigenlijk niet veel meer te merken. Na enig aarzelen en overleg met een paar voorbijgangers, die hadden gemerkt dat hij onwel was geworden, besloot de heer Egberts zijn fietstocht maar te vervolgen. Een onderzoek door de huisarts, de volgende dag, bracht geen afwijkingen aan het licht.
Plotseling opkomende aanvallen van angst, gepaard met allerlei lichamelijke symptomen, waarbij de persoon bang is om dood te gaan, gek te worden of de zelfbeheersing te verliezen, worden paniekaanvallen genoemd.
5.3 Symptomen
Patienten die lijken te lijden aan een paniekstoornis vertonen vaak de volgende symptomen:
De patient krijgt last van allerlei lichamelijke klachten zoals hartkloppingen, benauwdheid, pijn op de borst, duizeligheid, wazig zien, droge mond, misselijkheid, transpireren, trillen, een sterk gevoel dat hij moet plassen of poepen, en de benen voelen alsof ze van elastiek zijn;
Voelt zich vervreemd van het lichaam of van de wereld om zich heen;
De patient wordt bang dat hij gek wordt, dood gaat of flauw valt. Dat gevoel kan heel sterk zijn;
Een paniekaanval bereikt meestal binnen ongeveer 10 minuten zijn hoogtepunt en ebt daarna langzaam weg. Soms houdt de patient nog lang een gevoel van spanning en onrust.
Hoe een paniekstoornis biologisch gezien ontstaat, is nog niet geheel duidelijk. Waarschijnlijk gaat het om een combinatie van de conditionering voor angst, een teveel aan noradrenaline en overactiviteit van het serotoninesysteem. Verder lijken erfelijke factoren een rol te spelen: Iemand met een ouder met een paniekstoornis heeft meer kans om ook een paniekstoornis te krijgen.
Neurotransmiters. duur van de video: 4min30
5.5 Behandeling
Met de juiste behandeling kan een angststoornis vaak sterk verbeteren. De behandeling kan bestaan uit
medicijnen (antidepressieve of kalmerende middelen);
cognitieve gedragstherapie;
een combinatie van beide.
Cognitieve therapie gaat in op het denkpatroon van de patiënt en laat deze inzien dat het angstgevoel het gevolg is van een verkeerde interpretatie van lichamelijke verschijnselen, zoals een versnelde hartslag.
Exposure in vivo
Met steun van de therapeut zoekt de patient situaties op waar hij bang voor is. Dat noemen we ‘exposure in vivo’: de patient stelt zichzelf bloot aan angstaanjagende situaties. Hij bouwt dat geleidelijk op, van makkelijk naar steeds moeilijkere situaties. Dat vraagt wel enig doorzettingsvermogen voordat de angst minder wordt en uiteindelijk verdwijnt.
6. Gegeneraliseerde-angststoornis
6.1 Inleiding
Mensen met een gegeneraliseerde-angststoornis zijn overmatig angstig en bezorgd over dagelijkse dingen. Ze piekeren over dingen die hen zouden kunnen gebeuren, zonder dat daar direct een aanleiding voor is. Hun zorgen gaan bijvoorbeeld over geld, gezondheid, presteren op het werk, of dat hun dierbaren iets ergs overkomt.
Wanneer de patient last heeft van een gegeneraliseerde-angststoornis, dan vind hij het lastig deze zorgen en angsten onder controle te houden. Ook kan de patient zich gejaagd en rusteloos voelen. En door het vele piekeren, heeft hij ook vaak last van concentratieproblemen of slaapproblemen. Ook lichamelijke klachten komen voor, zoals spierspanning, zweten, misselijkheid, diarree of hoofdpijn.
6.2 Symptomen
Het hoofdkenmerk van een gegeneraliseerde-angststoornis is minimaal zes maanden een overmatige angst en bezorgdheid over veel verschillende dingen in het dagelijks leven. De zorgen duiken vaak op zonder aanleiding. Wanneer de patient een gegeneraliseerde-angststoornis heeft, dan vind hij het moeilijk om de bezorgdheid onder controle te houden.
De angst of bezorgdheid gaat samen met ten minste drie van de volgende lichamelijke klachten:
rusteloosheid of gespannen zijn
vermoeidheid
concentratieproblemen
prikkelbaarheid
spierspanning
slaapproblemen
Het belangrijkste symptoom van een gegeneraliseerde angststoornis is de voortdurende aanwezigheid van angsten en klachten van gespannenheid zonder duidelijke aanleiding. Patiënten hebben steeds een gevoel van gejaagdheid of rusteloosheid. Daarbij treden allerlei lichamelijke angst klachten op, de zogenaamde angstequivalent.
6.3 Oorzaak
Er is geen duidelijke oorzaak voor het ontstaan van een gegeneraliseerde-angststoornis. Voor een derde deel is de aandoening erfelijk. Maar of je ook daadwerkelijk een gegeneraliseerde-angststoornis krijgt wanneer je erfelijk belast bent, hangt van meer dingen af. Overbezorgdheid van ouders lijkt bijvoorbeeld een rol te spelen, maar ook negatieve gebeurtenissen tijdens de kinderjaren. Ook andere ingrijpende of stressvolle gebeurtenissen in je leven, zoals een sterfgeval of ontslag, kunnen een aanleiding zijn voor het ontstaan van een gegeneraliseerde-angststoornis.
6.4 Behandeling
Een gegeneraliseerde-angststoornis is goed te behandelen met cognitieve gedragstherapie, medicatie (antidepressiva), of een combinatie van beide.
Door de cognitieve gedragstherapie leert de patient de gedachten bij te stellen en minder te piekeren. De behandelaar praat over de klachten, de mogelijke oorzaken, de situaties waarin je angst en paniek voelt en de gedachten die je daarbij hebt.
Daarbij krijg de patient oefeningen mee. Het is in de behandeling van angst van belang om juist datgene op te zoeken waar de patient bang voor is. Dit heet 'exposure' ofwel blootstelling aan je angst. Het is hierbij belangrijk dat de behandelaar nauw betrokken is bij het opstellen van het exposureprogramma en het monitoren ervan. De patient leert hetgeen waar die bang voor is niet langer te vermijden, waardoor de angst zal afnemen. Zo leert de patient om angsten te overwinnen en de angstige gedachten tegen te gaan.
Opdracht
7. Sociale fobie
7.1 Wat is een sociale fobie
Sociale fobie, ook wel sociale angststoornis genoemd, is een aandoening waarbij mensen angstig zijn in sociale situaties. Vaak realiseren mensen zich wel dat deze angst niet nodig is, maar toch blijven ze bang. Voorbeelden van dit soort situaties zijn: een praatje met iemand maken, koffie drinken in gezelschap, een toespraak houden, en werken als er iemand meekijkt.
In principe is enige sociale angst in sociale situaties een normaal verschijnsel, maar bij een sociale fobie is deze angst overdreven sterk aanwezig. Deze angst is zelfs zo sterk dat het dagelijks leven erdoor wordt beïnvloed.
Bij de sociale fobie zijn mensen angstig in sociale situaties en gaan deze situaties vermijden. Vaak weten mensen wel dat deze angst niet nodig is, maar toch blijven ze bang. Voorbeelden van dit soort situaties zijn een praatje met iemand maken, koffie drinken in gezelschap, in een restaurant eten met anderen, een toespraak houden en werken als er iemand meekijkt. In andere gevallen is men bang om voor zijn mening uit te komen, want misschien komt er wel ruzie van. Weer anderen zijn bang dat ze niet interessant genoeg zijn in een gesprek of niet aan de eisen van een examen te kunnen voldoen.
Mensen zijn vaak al erg bang als zij weten dat zij in een door hen gevreesde (sociale) situatie zullen gaan komen. Ze proberen met allerlei smoezen die situaties te vermijden. Als dat niet lukt, doorstaan ze dergelijke situaties met intense angst. Hun lichaam reageert ook op de angst door te gaan blozen, trillen, zweten en soms zelfs met een paniekaanval.
7.3 Oorzaak
De oorzaken van sociale fobie zijn nog niet precies bekend. Waarschijnlijk is het zo dat mensen met een kwetsbaarheid voor sociale fobie geboren kunnen worden, en het mede afhankelijk is van de omgevingsfactoren of er wel of geen sociale fobie ontstaat.
Inmiddels wordt er veel onderzoek gedaan naar de factoren, die betrokken zouden kunnen zijn bij het ontstaan van sociale fobie. Uit erfelijkheidsonderzoek blijkt dat familieleden van een patiënt met sociale fobie een drie maal grotere kans op het ontstaan van sociale fobie hebben. Mensen met sociale angst hebben vaker een terughoudend karakter.
Uit biologisch onderzoek blijkt dat bepaalde hersengebieden en neurotransmittersystemen in de hersenen betrokken zijn bij sociale fobie. Een neurotransmitter (ook wel boodschapperstof genoemd) is een stof die zorgt voor het overbrengen van informatie van de ene naar de andere zenuwcel.
De neurotransmitters dopamine, serotonine en noradrenaline lijken iets te maken te hebben met sociale fobie. Ook zijn er aanwijzingen dat het stress-systeem van het lichaam iets te maken heeft met sociale fobie.
7.4 Behandeling
Cognitieve gedragstherapie is een effectieve therapie bij een sociale fobie.
Cognitieve gedragstherapie is zowel voor mensen met een specifieke fobie als voor de gegeneraliseerde sociale fobie. De therapie bestaat uit één of meer van onderstaande vier elementen.
1. Bespreken van angstige gedachten
Een patiënt met een sociale fobie heeft gedachten die niet realistisch zijn. Bijvoorbeeld dat mensen denken dat hij liegt omdat hij bloost. De therapeut stelt deze niet-realistische gedachten ter discussie. Bijvoorbeeld met de vraag: “Stel dat je moet blozen tijdens een gesprek. Hoe zeker weet je dan dat iemand denkt dat je liegt?” Zo daagt de therapeut de gedachte uit dat het raar is om te blozen. De patiënt gaat uitzoeken hoe de meeste mensen denken als een ander bloost. Misschien vindt hij het zelf niet raar als een ander bloost en stelt hij aan zichzelf andere (hogere) eisen dan aan anderen. Als de patiënt zelf het niet raar vindt om te zien dat een ander bloost, kan hij uiteindelijk deze gedachten vervangen door meer realistische gedachten. Bijvoorbeeld door dan te denken: “Als ik bloos bij een gesprek kan dat van alles betekenen voor diegene met wie ik praat. Misschien valt het niet eens op. Of ik kan er zelf een grapje over maken. Het gebeurt maar kort en gaat vanzelf weg.”
2. Oefenprogramma In een oefenprogramma oefent de patiënt met situaties waar hij angst voor heeft. Dat gaat geleidelijk, van makkelijke naar moeilijke situaties. Door niet meer weg te vluchten uit de angstige situaties, maar door te oefenen om in die situatie te blijven, wordt de patiënt minder bang. Voorbeelden van zulke oefeningen zijn het weer opnieuw leren eten of schrijven waar anderen bij zijn, of leren om aandacht voor zichzelf te vragen in een groep mensen. In het oefenprogramma oefent de patiënt dit soort oefeningen vaak.
3. Taakconcentratie-training
Mensen met een sociale fobie richten zich in sociale situaties hun aandacht meer op zichzelf dan op de ander of op wat er buiten hen gebeurt. De patiënt leert in deze training zijn aandacht weer meer op de omgeving te richten. Dat gaat ook geleidelijk, van makkelijk naar moeilijkere oefeningen.
4. Sociale vaardigheidstraining
In een sociale vaardigheidstraining leert de patiënt hoe hij om moet gaan met bepaalde sociale situaties. Deze training is vaak in een groep. Deelnemers oefenen met situaties in rollenspelen. Het oefenen gaat bijvoorbeeld over iemand iets vragen, iemand iets weigeren, luisteren, complimenten geven. Ook wordt geoefend met het ontvangen en het bespreken van gevoelens.
Opdracht
Puzzel
Klik op onderstaande link om naar een puzzel te gaan welke gaat over voorgaande onderwerpen;
Iemand met een dwangstoornis kan last hebben van steeds terugkerende gedachten, neigingen of beelden (dwanggedachten) die als misplaatst of opdringerig beleefd worden. Ook kan het zijn dat je ‘gedwongen’ handelingen (dwanghandelingen) uit moet voeren, die rationeel gezien volkomen overbodig zijn. Dwangstoornissen zijn er in vele soorten en maten.
8.2 Handelingen en gedachten
Dwanghandelingen
Dwangstoornissen kunnen zich manifesteren als dwanghandelingen (compulsies); handelingen die steeds op een bepaalde manier moeten worden uitgevoerd (rituelen). Rituelen horen bij het leven. Religieuze gebruiken kunnen troost en houvast bieden. Er zijn topsporters die uit bijgeloof hun linker sok het eerst aantrekken. En veel kinderen hebben een fase waarin ze niet op de randjes tussen de stoeptegels stappen (want anders …).
Wanneer dit gedrag uit de hand loopt worden het dwanghandelingen. Heel soms komt dat omdat je erfelijke aanleg hebt voor een ‘obsessief compulsieve stoornis’, zoals dwang officieel heet. Maar meestal krijg je er pas last van onder druk van bepaalde omstandigheden. Dat kan een onveilige jeugd zijn, of traumatische, stressvolle gebeurtenissen.
Dwanghandelingen gaan vaak samen met dwanggedachten. Je probeert iets te voorkomen waar je bang voor bent. Uit angst voor brand kun je bij het verlaten van het huis steeds weer teruggaan om te kijken of het gas wel echt uit is. Soms moeten mensen negen keer de tafel van negen opzeggen als ze het ‘duivelse’ getal zes ergens zijn tegengekomen. Smetvrees is misschien wel de meest bekende vorm van dwang. Dwanghandelingen gaan vaak samen met dwanggedachten.
Dwanggedachten
Dwangstoornissen zijn ook herkenbaar aan dwanggedachten of obsessies: steeds terugkerende ideeën of voorstellingen die zich aan je opdringen en die je moeilijk kunt loslaten. Je probeert iets te voorkomen waar je bang voor bent. Vaak zijn dwanggedachten alleen te stoppen door bepaalde handelingen uit te voeren. De gedachte aan vuil en besmetting, kun je alleen tot bedaren brengen door telkens opnieuw je handen te wassen.
Dwanggedachten zijn akelig en storend en je wordt er gespannen, bang en onrustig van. Je kunt ze proberen te negeren of tegen te houden. Maar vaak stoppen ze pas als je bepaalde handelingen uitvoert.
Obsessieve compulsieve stoornis - Kennisclip duur video 3 min 4 seconden
8.3 Symptomen
Dwanggedachten zijn heel uiteenlopend.
Een voorbeeld is de steeds terugkerende gedachte van iemand dat zijn moeder een ongeluk zal krijgen. De persoon weet dat het vreemde en irrationele gedachten zijn, maar wordt bang voor de eigen gedachten die niet te onderdrukken zijn.
De persoon schaamt zich voor dergelijke gedachten en gaat vaak aan zichzelf twijfelen. Om dergelijke dwanggedachten te neutraliseren en/of als ‘straf’, ontstaan dwanghandelingen: gedragingen of handelingen die voortdurend herhaald moeten worden, zoals continu tellen.
8.4 Oorzaak
Er is niet duidelijk één oorzaak van de dwangstoornis te geven. Waarschijnlijk ontstaan de klachten door een combinatie van factoren. De opvoeding is waarschijnlijk bij de meeste patiënten géén oorzaak. En een dwangstoornis ontstaat niet door het gebruik van cafeïne, alcohol en/of drugs.
Erfelijkheid
Uit onderzoeken weten we dat erfelijkheid een rol speelt bij het ontstaan. Dat geldt vooral wanneer dwang al ontstaat in de kindertijd. Kinderen van een ouder met een dwangstoornis hebben een verhoogde kans om zelf ook een dwangstoornis te krijgen.
Als een dwangstoornis als is begonnen in de kindertijd, is er vaak een overlap met klachten van tics, zoals bij de ziekte van Gilles de la Tourette. Bij deze groep is er vaak niet duidelijk waarom de dwangstoornis ontstaat.
Omgevingsfactoren
Ook omgevingsfactoren spelen een rol. Wanneer de dwangstoornis op oudere leeftijd ontstaat is dit vaak na een ingrijpende levensgebeurtenis of na stress. Men kan bijvoorbeeld een lichamelijke ziekte hebben gekregen, zijn bevallen, zijn verhuisd of ander werk hebben gekregen. Het gaat meestal om gebeurtenissen waardoor men meer verantwoordelijkheid heeft gekregen, waar men zich onzeker van kan gaan voelen. Om meer grip op de situatie te krijgen kan men allerlei gedrag gaan herhalen, wat kan overgaan in een dwangstoornis.
Lichamelijke factoren
In zeldzame gevallen ontstaat de dwangstoornis na een hersenaandoening. In de kindertijd kan dat een ernstige keelinfectie zijn met bepaalde bacteriën, waardoor het functioneren van bepaalde delen van de hersenen niet goed meer in evenwicht is. Soms kan de dwangstoornis ontstaan na een hersenbloeding, een hersengezwel of een ernstige hersenkneuzing.
8.5 Behandeling
OCD behandeling richt zich op het verminderen of laten verdwijnen van de OCD klachten door middel van normale therapie sessies.
Hierin worden de klachten, de oorzaken en oplossingen besproken en is het van belang dat de cliënt actief meewerkt tijdens en buiten de sessies. De focus ligt op het sterker maken van de cliënt door het aanleren van nieuwe vaardigheden en inzichten, zodat diegene minder last heeft van OCD.
De therapeut richt zich op de gevoelens, emoties en gedachten die er bij de cliënt voor zorgen dat deze cliënt dwanghandelingen wil uitvoeren, en op de dwanghandelingen zelf.
9. PTSS
9.1 Oorzaak
De oorzaak van PTSS is een buitengewoon heftige en schokkende ervaring waarbij iemand geconfronteerd wordt met een traumatische gebeurtenis.
Bijvoorbeeld:
traumatische gebeurtenissen;
plotselinge dood;
ernstige verwonding;
interpersoonlijk geweld zoals beroving of verkrachting;
ernstige ongevallen;
(natuur)rampen;
in aanraking komen met oorlog (als burger of militair).
Stressvolle gebeurtenissen als scheiding en ontslag kunnen ook langdurige emotionele gevolgen hebben, maar worden niet gezien als daadwerkelijk traumatische ervaringen die kunnen leiden tot PTSS.
Wat is PTSS duur video 2:18
9.2 Symptomen
Het herbeleven van de traumatische gebeurtenis(en) middels onvrijwillige indringende pijnlijke herinneringen;
nachtmerries;
flashbacks;
mensen, gesprekken, plaatsen of situaties die doen herinneren aan de traumatische gebeurtenis, of herinneringen, gedachten of gevoelens die samenhangen met het trauma vermijden;
negatieve veranderingen in cognities en stemming;
angst, boosheid, schaamte en schuldgevoel;
verminderde belangstelling voor activiteiten die vroeger belangrijk werden gevonden.
verhoogde spanning en reactiviteit.
overmatige schrikreacties of waakzaamheid, slaapproblemen, concentratieproblemen, en prikkelbaar, roekeloos of zelfdestructief gedrag.
dissociatie waarbij gevoelens van vervreemding van het eigen lichaam of de omgeving optreden.
.
9.3 Diagnose
Bij mensen met een PTSS houden symptomen langer aan en kunnen deze ook verergeren over de tijd. Zonder behandeling kunnen deze symptomen jaren blijven bestaan. Bij een aanzienlijk deel van de patiënten komt de PTSS pas na enkele maanden tot jaren na de traumatische gebeurtenis volledig tot uiting.
Aan de hand van gesprekken met een psychiater of psycholoog wordt vastgesteld of er sprake is van PTSS.
9.4 Behandeling
Na het constateren van een PTSS zijn er meerdere behandelopties:
Psychologische behandelingen
Er zijn verschillende psychologische therapieën mogelijk. De meest onderzochte en meest effectieve behandelingen zijn cognitieve gedragstherapie (CGT) en Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR).
CGT is voornamelijk gericht op jezelf onder begeleiding van een therapeut in gedachten blootstellen aan de herinnering van het trauma, en daarnaast ook het opzoeken van situaties die angst oproepen omdat ze met het trauma te maken hebben. Dit zorgt ervoor dat de angstige reacties uitdoven.
Bij EMDR worden de meest emotionele momenten van de traumatische ervaringen samen met een therapeut weer voor de geest gehaald. Vervolgens wordt er tegelijkertijd een afleidende stimulus gegeven. Doordat er bij deze therapie twee taken tegelijk uitgevoerd worden, wordt er afstand gecreëerd tot het trauma en wordt de herinnering eraan minder levendig en minder emotioneel.
Medicatie
Verschillende typen medicijnen kunnen gebruikt worden; selectieve serotonine heropname remmers (SSRI’s) worden het meest voorgeschreven.
Trauma verwerken met EMDR: zo werkt het - RTL NIEUWS duur video 2:05
Opdracht
9.5 Gevolgen
De symptomen van PTSS kunnen het dagelijks functioneren ernstig verstoren, wat gevolgen heeft voor het sociale leven, studie of werk. Als de klachten langdurig aanhouden kunnen deze leiden tot sociaal isolement. PTSS gaat vaak samen met depressie, angststoornissen en verslaving. Het is daarom belangrijk om zo snel mogelijk hulp te zoeken en niet te blijven wachten als na een traumatische ervaring de symptomen zich blijven voordoen of sterk in ernst toenemen.
Mensen met hypochondrie (ook wel ziektevrees genoemd) hebben de overtuiging een ernstige ziekte onder de leden te hebben. De angst is niet reëel. Ondanks geruststelling door een arts en uitvoerig medisch onderzoek blijft de patiënt ongerust en angstig.
10.2 Oorzaak
De precieze oorzaak van hypochondrie is onbekend. Waarschijnlijk speelt opvoeding een rol. Ervaring met lichamelijke ziekten en bepaalde persoonlijke eigenschappen kunnen ook van invloed zijn op het ontstaan van deze angst.
Je opvoeding en ervaringen uit het verleden hebben invloed op de manier waarop je met angst en lichamelijke klachten omgaat. Er zijn bijvoorbeeld ouders die hun kinderen min of meer verboden hebben om ziek te zijn. Aan de andere kant zijn er ook ouders die overmatig bezorgd zijn en bij ieder rood vlekje alarm slaan. In beide gevallen heeft een kind niet geleerd om op een reële manier om te gaan met gezondheid en ziekte. Zo kan in de loop der tijd een verkeerde inschatting van onschuldige lichamelijke verschijnselen ontstaan. Daarnaast kunnen seksueel misbruik of een ernstige ziekte op jonge leeftijd van invloed zijn op het ontstaan van hypochondrie.
Vicieuze cirkel
Eén van de problemen bij hypochondrie is dat er een vicieuze cirkel ontstaat. Je angst voor een ernstige ziekte zorgt voor lichamelijke klachten. De lichamelijke klachten sterken je in het idee dat je een ernstige ziekte hebt en zorgen dus voor meer angst.
10.3 Symptomen
Als je hypochondrie hebt ben je druk bezig met je lichaam. Je voelt allerlei pijntjes en denkt aan de hand van bepaalde lichamelijke symptomen dat je een ernstige ziekte hebt. Zelfs bij dingen als jeuk of hoofdpijn denk je soms al aan een ernstige ziekte. De lichamelijke klachten zorgen vervolgens voor paniek en angst.
Zelfs als een arts na verschillende onderzoeken vaststelt dat er geen sprake is van een ernstige ziekte, blijft het probleem bestaan. Je gelooft niet dat de arts gelijk heeft. Je denkt bijvoorbeeld dat de arts iets over het hoofd heeft gezien of je niet serieus genoeg neemt. Als de angst al even is verminderd door een bezoek aan een arts, dan komt de angst na het bezoek weer snel terug.
Op het moment van angst kunnen sommige mensen last hebben van bepaalde reacties:
Hartkloppingen
Zweten
Duizeligheid
Beven
Hyperventilatie
Benauwdheid
Vervelend gevoel op je borst
Tinteling of doof gevoel in handen of voeten
Misselijkheid
Je weet niet meer waar je bent
Je hebt het gevoel dat je de controle over jezelf verliest
10.4 Diagnose
Om de diagnose hypochondrie te kunnen stellen wordt er gebruik gemaakt van een diagnostisch classificatiesysteem. Volgens dit systeem is er sprake is van hypochondrie als aan de volgende eisen wordt voldaan:
Je bent overmatig bezorgd om een ernstige ziekte te hebben. Dit op basis van lichamelijke symptomen die niet noodzakelijkerwijs op een dergelijke ernstige ziekte wijzen.
Je overmatige bezorgdheid blijft bestaan, ondanks het feit dat artsen niks kunnen vinden.
Je overmatige bezorgdheid is geen waan en is niet beperkt tot je uiterlijk.
Je overmatige bezorgdheid zorgt voor problemen in je sociale leven, je beroep of je functioneren.
Je hebt al tenminste 6 maanden last van deze problemen.
Je overmatige bezorgdheid is niet afkomstig uit een andere psychische stoornis zoals een angststoornis of een depressie.
Opdracht
10.5 Behandeling
Hypochondrie wordt veelal behandeld door een combinatie van cognitieve gedragstherapie en medicatie. Bij hypochondrie gaat het voornamelijk om denkfouten welke moeten worden vervangen door meer realistische gedachten. Bij elke pijn of sensatie moet meer realistisch worden gedacht. Heeft iemand bijvoorbeeld hoofdpijn, dan moet de gedachte aan een hersentumor worden gewijzigd in een meer aannemelijke verklaring, bijvoorbeeld een drukke week of slaaptekort.
Naast de cognitieve gedragstherapie kan er medicatie worden gegeven ter ondersteuning. Deze medicatie kunnen verschillende verminderen zoals bij pijnklachten (pijnmedicatie), spanningsklachten (rustgevende medicatie), angstklachten (angstreducerende medicatie) of bij stemmingsklachten (antidepressiva).
10.6 Casus
Marieke is een 23-jarige vrouw, die al sinds haar 16e jaar bang is dat zij een ernstige lichamelijke ziekte heeft. Nadat een vriendin twee jaar geleden is overleden aan een hersentumor is deze angst sterk toegenomen. Zij is vooral bang dat zij darmkanker heeft. Dit is begonnen nadat zij een periode last had van buikpijn. Vanwege deze angst controleert zij dagelijks haar ontlasting op bloed en vermijdt zij het eten van bepaalde voedingsstoffen. Marieke zoekt veel informatie over darmkanker op het internet omdat zij hoopt daarmee de symptomen snel te herkennen. Zij bezoekt twee keer per maand haar huisarts en vraagt hem regelmatig om een verwijzing naar de specialist, waar ze inmiddels ook al een aantal consulten achter de rug heeft. Hoewel de controle van haar ontlasting en de uitslagen van onderzoeken niet wijzen op darmkanker, stelt dit Marieke niet gerust. Het lukt haar niet de gedachten over darmkanker van zich af te zetten.
Wanneer Marieke zich weer eens meldt bij haar huisarts met de vrees darmkanker te hebben en opnieuw om een verwijzing naar de specialist vraagt, bespreekt deze de diagnose hypochondrie met haar.
11. Agorafobie
11.1 Inleiding
Agorafobie is een overmatige angst voor situaties buitenshuis, en wordt ook wel pleinvrees of straatvrees genoemd. Mensen met agorafobie kunnen zich angstig voelen in grote open ruimten, Maar dat is niet altijd het geval.
Agorafobie gaat ook samen met de angst voor andere situaties. Mensen met deze fobie voelen zich met name angstig in situaties, waarin zij moeilijk kunnen ontsnappen of geen hulp kunnen krijgen. Ze zijn bang dat er iets erg gebeurt of dat ze last krijgen van paniek, en dan niet snel weg kunnen.
Mensen met agorafobie ervaren vaak verschijnselen van paniek of hyperventilatie. Ze zijn bang dat zij in de situaties die angst oproepen, last krijgen van paniek en hyperventilatie. Mensen met agorafobie durven doorgaans meer wanneer zij in gezelschap zijn van een vertrouwd iemand. Dan is er hulp aanwezig als zij de situatie niet meer aankunnen.
11.2 Oorzaak
Voor het ontstaan van agorafobie is niet één oorzaak aan te wijzen. Wel is er, net als bij het ontstaan van andere angststoornissen, een verband tussen negatieve of stressvolle gebeurtenissen tijdens de kinderjaren. Denk hierbij aan een scheiding of het overlijden van een van de ouders.
Ook een andere stressvolle gebeurtenis kan aanleiding geven voor het ontwikkelen van agorafobie, zoals een beroving op straat of een onverwachte paniekaanval in een winkel.
Erfelijke factoren
Agorafobie is voor ruim 60% erfelijk. Als een van de ouders agorafobie heeft, heeft het kind ook meer kans om agorafobie te ontwikkelen.
11.3 Symptomen
Hieronder worden een aantal criteria beschreven waaraan voldoen moet worden om de diagnose te kunnen stellen. Als eerste moet er een duidelijke angst of vrees zijn voor twee of meer van de volgende situaties:
Gebruikmaken van (openbaar) vervoer
Zich in een open ruimte bevinden
Zich in een afgesloten ruimte bevinden, zoals de bioscoop
In de rij staan of zich in een menigte bevinden
Alleen buitenshuis zijn
Daarnaast moet voldaan zijn aan de volgende criteria:
De persoon vreest of vermijdt deze situaties vanwege de gedachte dat ontsnappen moeilijk is of geen hulp aanwezig is als zich symptomen van paniek of andere gênante verschijnselen voordoen.
De angst of vrees is buiten proportie van het werkelijke gevaar.
De angst, vrees of vermijding is minstens zes maanden aanwezig, en geeft beperkingen in het dagelijks functioneren.
De angst, vrees of vermijding worden niet veroorzaakt door een andere psychische stoornis.
11.4 Behandeling
Bij agorafobie kunnen antidepressiva worden ingezet, waardoor angstklachten en de kans op een paniekaanval verminderen. Bij agorafobie is meestal een intensieve psychologische behandeling nodig.
Quizlet
Klik op onderstaande link om naar de Quizlet omgeving te gaan
Via onderstaande link naar het feedbackformulier, of scannen met de camera van je telefoon, kan er met een kritische blik een vragenlijst ingevuld worden. Door het geven van feedback over deze wiki kan ik verder in mijn ontwikkeling naar bekwaam docent zorg en welzijn.
Het arrangement MZA 2.1.2B E-learning Psychopathologie Michelle Coert is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
michelle coert
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2020-12-11 16:23:12
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Dit arrangement is gemaakt om studenten uit het HBO voor te bereiden op de vakinhoud van de psychopathologie en zich voor te bereiden op de landelijke kennis toets
Dit arrangement is gemaakt om studenten uit het HBO voor te bereiden op de vakinhoud van de psychopathologie en zich voor te bereiden op de landelijke kennis toets
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
De definitie van psychopathologie
Toets psychopathologie
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.