Inleiding
Vanochtend haald ik een boterham uit de koelkast en er zat iets raars op. Hebben jullie dit wel eens eerder gezien? Misschien hebben jullie dit zelf ook wel eens gehad. Wat is het? Waar komen schimmels vandaan? Hoe komen schimmels dan op etenswaren? Dit gaan jullie zo onderzoeken.
Opdracht
Elke groepje krijgt straks een schaaltje met één soort etenswaar. Elk groepje krijgt een andere taak.
- Het eerste groepje zet het bakje in het donker (hoe wordt het zo donker mogelijk?).
- Het tweede groepje zet het bakje in het licht (waar is het meeste licht?)
- Het derde groepje zet het bakje in een koude omgeving (waar is het zo koud mogelijk?)
- Het vierde groepje zet het bakje in een warme omgeving (waar is het het warmst?)
- Het vijfde groepje zet het bakje in een vochtige omgeving.
- Het zesde groepje zet het bakje in een droge omgeving.
Het bakje moet worden dichtgeplakt om te voorkomen dat sporen van de schimmels ingeademd worden.
Daarna gaan jullie een conclusie trekken. Jullie gaan de schimmels een cijfer geven gebaseerd op de grootte van de schimmels. Een ‘1’ betekent dat er geen schimmel op het etenswaar zit en een ‘5’ betekend dat er veel schimmel op zit.
Als je groepje 1 bent vergelijk je bakje met groepje 2
Als je groepje 3 bent vergelijk je bakje met groepje 4
Als je groepje 5 bent vergelijk je bakje met groepje 6
Als je de bakjes hebt vergeleken waar zit dan de meeste schimmel op? Groeit de schimmel dus beter in een warme of koude omgeving? In een droge of vochtige omgeving? In een donkere of lichte omgeving?
Schrijf de conclusie op het werkblad en maak er een tekening bij.
Werkwijze
- De groepjes zijn ingedeeld. Als je je naam hoort per groep ga dan bij elkaar zitten.
- Haal alle materialen die je nodig hebt vooraan in het lokaal.
- Ga netjes met de materialen om.
- Volg de stappen die in de opdrachtomschrijving staan.
Bronnen
Beoordeling
Jullie worden beoordeeld op de volgende punten:
- Samenwerken
- Informatie opzoeken
- Vergelijken
- Conclusie
|
Matig |
Voldoende |
Goed |
Score |
Samenwerken |
De samenwerking verliep moeizaam. Jullie hebben niet tot nauwelijks overlegd.
|
De samenwerking ging aardig. Het overleg had beter gekund.
|
De samenwerking verliep uitstekend en het overleg verliep goed. |
|
Bronnen gebruiken |
Je hebt niet goed gekeken naar de verschillende informatiebronnen. |
Je hebt prima gekeken naar de verschillende informatiebronnen, maar het had iets beter gekund. |
Je hebt goed gekeken naar de verschillende informatiebronenen. |
|
Vergelijken |
Jullie hebben de bakjes vergeleken maar niet met elkaar overlegd. |
Jullie hebben de bakjes met elkaar vergeleken maar er nauwlijks over gepraat met elkaar. |
Jullie hebben de bakjes vergeleken en hebben hierover goed gepraat en overlegd. |
|
Conclusie trekken |
Jullie hebben een korte conclusie die niet helemaal klopt. |
Jullie conclusie is iets uitgebreider maar klopt niet helemaal. |
Jullie hebben de conclusie duidelijk en uitgebreid opgeschreven en het klopt helemaal. |
|
Eindscore |
|
0 tot 60 punten |
Het is niet helemaal goed gegaan. Bekijk waar jullie fouten hebben gemaakt. Bespreek dit met elkaar. Hoe kunnen jullie het de volgende keer beter doen? |
60 tot 80 punten |
Goed gewerkt!
Toch zijn er nog verbeterpunten. Let daar de volgende keer op. |
80 tot 100 punten |
Jullie hebben uitstekend gewerkt. Heel goed samenwerkt en goed overlegd! Ga zo door! |
Terugblik
Vul de conclusie in op het werkblad en lever deze in. Vergeet niet je naam er op te schrijven.