Wat leuk, dat jullie gekozen hebben om eindexamen te gaan doen in het vak economie. Hoewel het voor jullie misschien nog ver weg lijkt (het examen is pas in 2021) zetten jullie met deze quest over overheid & bestuur wel al een eerste stap.
Veel plezier!
Tijdbesteding
Je zult ongeveer 4 uur per week aan economie werken om goed voorbereid je eerste SE te kunnen gaan maken.
Begeleiding
Economie is een mooi vak, maar soms wat lastig. Het gaat om een combinatie van redeneren en rekenen. Als je vragen hebt zoek mij dan op, dan gaat het vast lukken om goede antwoorden (en misschien zelfs weer nieuwe vragen!) te vinden. Ik ben iedere dag op HVX, behalve op woensdag, dus kom gewoon even langs.
Mate van vrijheid
Dit is een gestructureerde quest. Deze quest wordt afgesloten met een schoolexamen en telt dus al mee voor jouw eindexamencijfer economie. In deze quest vind je ook een weekschema, zowel voor kader (als je begonnen bent na de herfstvakantie) als voor mavo (start na de kerstvakantie). Als je je hieraan houdt, dan gaat het helemaal goed komen.
SE voorbereiding:
Het (school)examen is niet alleen maar begrippen kennen, maar (vooral) kunnen argumenteren, uitleggen en berekenen. Dát kun je trainen! Hoe kan ik dat het best leren? Je wordt beter in het maken van (school)examens door heel veel te oefenen!
Maak eigen aantekeningen tijdens het doorwerken van de modules en neem alle aantekeningen nog een keer door.
Bouw aan je eigen economische woordenlijst tijdens de modules en oefen of je de begrippen kent.
Maak van elk module nog een keer de examenopgaven. Zorg dat je ze goed nakijkt! Zo kun je zien welke onderwerpen je al beheerst en waar je meer in moet oefenen.
Maak minstens vier oude examens en kijk ze goed na!
Attitude:
Bij het maken van deze quest train je alle spieren van de Building Learning Power.
Voor de hele quest geldt, dat je goed moet plannen (=Reflectie) Er zijn opdrachten waarbij er van je gevraagd wordt om logisch te redeneren (Vindingrijkheid), maar bovenal heb je doorzettingsvermogen (Veerkracht) nodig om tot een mooi resultaat te komen.
SE maken:
Wat is er belangrijk tijdens het (school)examen?
Neem rustig de tijd.
Het (school)examen is altijd onderverdeeld in een stuk of acht verhaaltjes, waar telkens meerdere vragen bij horen. Neem tussen elk verhaaltje voor jezelf even een halve minuut pauze om weer fris aan de volgende te kunnen beginnen.
Lees de vragen goed!! Kijk bijvoorbeeld heel goed of bedragen per week of per maand zijn en of hoeveelheden in kilo’s of tonnen aangegeven staan. Er zitten altijd wel een paar instinkers in!
Let op afronden bij rekenvragen! Procenten op 1 decimaal en geld op 2 decimalen tenzij er in de vraag staat dat je anders moet afronden. Rond je verkeerd af, moet ik een punt aftrekken!
Schrijf netjes, iedereen moet het kunnen lezen!
Sla steeds één regel over tussen alle opgaven, dat staat wel zo netjes.
Geef bij een meerkeuzevraag altijd antwoord. Weet je het niet; gok dan gewoon!
Hoe moet ik mijn antwoorden op het examen opschrijven?
Antwoord op het (school)examen altijd met een volledige zin, welke dus begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
Begin altijd met het herhalen van een deel van de vraag, geef dan antwoord en eindig met je conclusie.
Voorbeelden:
Vraag: Leg uit hoe gratis kinderopvang een oplossing kan zijn voor krapte op de arbeidsmarkt. Fout antwoord: “Zo kunnen ze makkelijker aan het werk” Goed antwoord: “Gratis kinderopvang kan een oplossing zijn voor krapte op de arbeidsmarkt, omdat ouders dan sneller hun kinderen naar de opvang zullen brengen. Hierdoor kunnen zij aan het werk gaan, waardoor de krapte op de arbeidsmarkt zal verminderen.”
Vraag: Leg uit op welke manier hogere werkloosheid oorzaak kan zijn van een toename van de overheidsuitgaven. Fout antwoord: “Dat kost veel geld voor uitkeringen” Goed antwoord: “Hogere werkloosheid kan de oorzaak zijn van een toename van de overheidsuitgaven, omdat deze mensen een uitkering zullen ontvangen die door de overheid moet worden betaald. Daarom zullen de overheidsuitgaven dus toenemen”
Routeplanner
Deze routeplanner kun je gebruiken om te kijken welke opdrachten je per week moet afronden, zodat je op tijd klaar bent voor het eerste schoolexamen (=SE) onderdeel van het PTA (=programma van toetsing en afsluiting).
Let op: het is van groot belang dat je alle opdrachten maakt, omdat je dan oefent met de stof en dit zorgt ervoor dat je een goed SE kunt maken.
In de onderstaande tabel zie je welke onderdelen je per week moet maken om je goed te kunnen voorbereiden. Laat jouw leren zien door het inleveren van opdrachten uit de onderdelen in Seesaw
Je mag er natuurlijk ook altijd voor kiezen om "een eigen route" te maken, mits deze voldoet aan de leerdoelen die je in Egodact kunt vinden, natuurlijk altijd in overleg met mevrouw van Leeuwen.
Kijk voordat je jouw opdracht inlevert goed of jouw post voldoet aan de eisen die wij hieraan hebben gesteld.
Week
Data
Welk onderdeel moet je doen?
Laat jouw leren zien in Seesaw
1
Module Overheid & economie Module Collectief of particulier?
2
Module Doelstellingen oveheid Moduel Overheid en milieu
3
Module Inkomsten van de overheid Module Uitgaven overheid
Ik kan van verschillende situaties aangeven met welke overheid ik te maken heb. Ik kan met behulp van voorbeelden omschrijven wat wordt bedoeld met economische politiek. Ik kan omschrijven wat het verschil is tussen een markteconomie en een planeconomie. Ik kan uitleggen waarom er in Nederland sprake is van een gemengde economie.
Ik kan met behulp van voorbeelden uitleggen wat het verschil is tussen bedrijven in de particuliere sector en de collectieve sector. Ik kan met behulp van voorbeelden duidelijk maken wat het verschil is tussen collectieve en individuele producten. Ik kan uitleggen waarom de overheid op het gebruik van sommige producten subsidie geeft en waarom de overheid andere producten belast met accijns. Ik kan omschrijven wat bedoeld wordt met privatiseren.
Ik kan uitleggen dat de economische politiek van de overheid moet zorgen voor voldoende werkgelegenheid, gericht is op het beperken van de inflatie, moet zorgen voor een rechtvaardige inkomens-verdeling en moet bijdragen aan goede import- en exportmogelijkheden voor bedrijven.
Ik kan twee voorbeelden van milieubeleid van de overheid benoemen. Ik kan beschrijven wat bedoeld wordt met maatschappelijke kosten. Ik twee voorbeelden geven van milieuvriendelijk gedrag dat wordt gestimuleerd door de overheid.
Voor deze module heb je 2 uur nodig.
Overheid en bestuur samenvatting
Hier vind je de Kennisbankitems die horen bij dit thema.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Ik kan de belangrijkste inkomstenbron van de overheid noemen. Ik kan met behulp van voorbeelden uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte belastingen. Ik kan bedragen inclusief btw omrekenen naar bedragen exclusief btw. Ik kan twee voorbeelden van niet-belastinginkomsten van de overheid noemen.
Ik kan uitleggen wat bedoeld wordt met het draagkrachtbeginsel. Ik kan met behulp van een voorbeeld duidelijk maken wat een progressief belastingsysteem inhoudt. Ik kan twee voorbeelden noemen van belastingen die werken volgens het profijtbeginsel. Ik kan omschrijven wat bedoeld wordt met een retributie en twee voorbeelden van retributies noemen. Ik kan omschrijven wat wordt bedoeld met het schijventarief.
Ik kan omschrijven wat bedoeld wordt met het boxenstelsel. Ik kan de begrippen eigenwoningforfait, algemene heffingskorting en loonheffing omschrijven.
Ik kan 8 voorbeelden noemen van overheidsuitgaven. Ik kan met behulp van voorbeelden uitleggen wat het verschil is tussen overdrachtsuitgaven en overheidsbestedingen. Ik kan uitleggen waarom regeren kiezen is.
Ik kan de begrippen Rijksbegroting en Miljoenennota omschrijven. Ik kan omschrijven wat bedoeld wordt met een begrotingstekort en wat het effect van een begrotingstekort op de staatsschuld is. Ik kan uitleggen waarom het verstandig kan zijn de staatsschuld niet te hoog te laten oplopen.
Ik kan omschrijven wat bedoeld wordt met sociale zekerheid. Ik kan twee wetten noemen waarin geregeld is dat mensen zonder inkomen ook een inkomen krijgen. Ik kan met behulp van voorbeelden uitleggen wat het verschil is tussen een volksverzekering en een werknemers-verzekering.
Voor deze module heb je 2 uur nodig
Overheid: inkomsten en uitgaven samenvatting
Hier vind je de Kennisbankitems die horen bij dit thema.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Meer oefenen?
Wil je meer oefenen met examenvragen? Log dan in op ExamenKracht.
MAVO verrijkingsstof Overheid en bestuur
Leerdoel Overheid en bestuur:
Ik kan de achtergronden van de problematiek betreffende:
– de ontwikkeling van het begrotingstekort en de staatsschuld;
– de systematiek en uitgangspunten van loon- en inkomstenbelasting;
– de oorzaken en gevolgen van de waardeverandering van geld;
– de prijscompensatie als middel om koopkrachtverlies tegen te gaan, omschrijven
en toepassen in een gegeven casus.
Ik kan aan de hand van een actuele context ontstaan, ontwikkeling en vermindering van het
begrotingstekort en de staatsschuld beschrijven.
Ik kan de oorzaken en functies van inkomensverschillen beschrijven.
Ik kan de werking van de instrumenten die de overheid heeft om inkomensverschillen te beïnvloeden uitleggen.
Ik kan Nederland als georiënteerde, sociale economie vergelijken met een volkomen vrije economie en/of een planeconomie.
Inkomstenbelasting berekenen
Inkomstenbelasting
De berekening van de inkomstenbelasting is een soort “eindcontrole” over het afgelopen jaar. De belastingbetaler berekent namelijk hoeveel (inkomsten)belasting hij het afgelopen jaar had moeten betalen. Dat bedrag wordt dan vergeleken met het bedrag dat maandelijks op het salaris werd ingehouden (loonbelasting).
Een eventueel verschil tussen reeds betaalde belasting en het uiteindelijk belastingbedrag wordt verrekend.
Als blijkt dat er afgelopen jaar te veel van je bruto salaris is ingehouden, krijg je geld terug. Als blijkt dat er te weinig is ingehouden, moet je alsnog het verschil bijbetalen.
De rest van deze uitleg zal alleen gaan over de “eindcontrole”-berekening.
Berekening IB
Bij het berekenen van de inkomstenbelasting wordt rekening gehouden met verschillende inkomenssoorten.
Inkomsten worden in drie “boxen” ingedeeld.
BOX 1- inkomen uit arbeid en woning
Arbeid
In deze box wordt de belasting berekend over het brutoloon en eventuele andere arbeidsinkomsten.
Woning
Bovendien moeten huiseigenaren een bedrag bij hun inkomen optellen dat afhankelijk is van de waarde van hun huis (het huurwaardeforfait). Doordat de eigenwoningbezitter het huurwaardeforfait bij zijn inkomen moet optellen, nemen zijn inkomsten toe en moet hij meer belasting betalen.
Daarnaast biedt de belastingdienst ook bedragen (zoals de hypotheekrente en beroepskosten) die van het inkomen mogen worden afgetrokken. Deze zogenaamde aftrekposten maken je inkomen (kunstmatig) lager, waardoor je uiteindelijk minder belasting hoeft te betalen.
Samenvattend:
Totale bruto inkomsten
+ huurwaardeforfait
– aftrekposten
Belastbare inkomen
Brutoloon + overige inkomsten
zoals hypotheekrente
inkomen waarover uiteindelijk het belastingbedrag wordt berekend
Over het belastbare inkomen wordt met behulp van een progressief schijventarief berekend hoeveel belasting iemand moet betalen in box 1.
Deze schijven en belastingpercentages worden jaarlijks aangepast.
In onderstaand voorbeeld zijn de tarieven en schijven voor het gemak afgerond.
sociale premies en belasting
sociale premies en belasting
belasting
belasting
Voor de berekening van het belastingbedrag wordt het inkomen in stukken (schijven) geknipt.
Elk stuk heeft zijn eigen belastingpercentage.
Het is dus NIET zo dat wanneer je inkomen in de derde schijf komt, over je hele inkomen 42% belasting moet betalen.
Alleen dát deel dat in de derde schijf valt, wordt met 42% belast. De rest wordt belast met 32% of met 40%.
BOX 2- inkomen uit aanmerkelijk belang
Wanneer iemand meer dan 5% aandelen heeft in een BV, wordt in box 2 hierover belasting berekend. Deze box zal in opgave (waarschijnlijk) nooit voorkomen.
BOX 3- inkomen uit vermogen
Spaarrekeningen, bezit van aandelen, een tweede huis, zijn allemaal voorbeelden van vermogen.
Ook vermogen levert inkomen op. Namelijk rente, huur of dividend. Om die reden wordt vermogen ook belast.
Hiervoor geldt echter een bijzondere berekening.
De belastingdienst gaat uit van een (verzonnen) rendement op het vermogen. Bij dat rendement wordt ook rekening gehouden dat in de praktijk grote vermogens vaak meer rendement opleveren dan kleine vermogens. Daarom berekent de belastingdienst het (verzonnen) inkomen over het vermogen uit met een progressief schijventarief. Net als in box 1.
Het (verzonnen) inkomen wordt vervolgens belast met 30% belasting.
Het vermogen waarover belasting moet worden betaald, wordt gemeten op 1 januari van het belastingjaar.
In deze box geldt wel dat de eerste € 25.000 vermogen (per persoon) is vrijgesteld van belasting. Mensen met een beperkt bedrag op de spaarrekening hoeven daardoor geen belasting te betalen in box 3.
Heffingskortingen
Korting op het te betalen bedrag aan belastingen.
Wanneer in de drie afzonderlijke boxen de verschillende belastingbedragen zijn berekend, worden deze bij elkaar opgeteld.
Vervolgens mag van dit totale belastingbedrag enkele zogenaamde heffingskortingen worden afgetrokken. Deze heffingskortingen worden van het belastingbedrag af gehaald: het is een belastingkorting.
Er is bijvoorbeeld een algemene heffingkorting (voor iedereen) en een arbeidskorting (voor iedereen met een baan).
Een rekenvoorbeeld
Dhr. de Vries, alleenstaand, had een inkomen uit arbeid van € 50.000.
Het totaal van zijn aftrekposten bedroeg € 5.000.
Op een spaarrekening staat aan het begin van het jaar een saldo van € 50.000. Zijn aandelen waren in het begin van het jaar € 90.000 waard.
De werkelijk ontvangen rente en dividend op zijn vermogen zijn voor de belastingdienst niet van belang.
We berekenen het totaal te betalen belastingbedrag als volgt:
Stap 1: eerst het arbeidsinkomen in box 1
Bruto loon
– Aftrekposten
Belastbare inkomen
€ 50.000
5.000
€ 45.000
belasting schijf 1
over
18.000
€ 27.000
· 0,32 =
€ 5.760
belasting schijf 2
over
15.000
€ 12.000
· 0,40 =
6.000
belasting schijf 3
12.000
0
· 0,42 =
5.040
belasting
box 1
€ 16.800
Stap 2: dan de belasting uit box 3
aandelen
+ spaarrekening
totale vermogen
– vrijgesteld vermogen
Belastbaar vermogen
€ 90.000
50.000
€ 140.000
25.000
€ 115.000
rendement schijf 1
over
75.000
40.000
⋅ 0,0287 =
2.152
rendement schijf 2
over
40.000
0
⋅ 0,046 =
1.840
rendement
box 3
€ 3.992
Volgens de belastingdienst moet over een inkomen van € 3.992 belasting betaald worden.
De belasting in box 3 is 30%
Belasting in box 3 wordt daardoor € 1.197 (30% over € 3.992)
Stap 3: de totaalstaat
Belasting in box 1
+ Belasting in box 3
Totale belasting
– Arbeidskorting
– Algemene heffingskorting
Te betalen belasting
€ 16.800
1.197
€ 17.997
1.800
2.000
€ 14.197
De progressieve belasting van box 1
Progressieve belasting: hoe hoger het inkomen, hoe meer men procentueel (of relatief) aan belasting betaalt.
De belastingtarieven en belastingschijven worden jaarlijks aangepast. Die hoef je (natuurlijk) niet uit je hoofd te leren!
In onderstaand stuk gaan we daarom uit van iets andere tarieven en schijven dan in de bovenstaande algemene uitleg.
Om de belasting in box 1 te berekenen voor iemand met een totaal inkomen van € 60.000 en een belastbaar bedrag van € 45.000, hakken we het belastbare inkomen weer in stukken. Elke schijf / elk stuk met een eigen belastingpercentage:
Wat we in deze figuur duidelijk kunnen zien is de progressie in de belastingheffing: naarmate het inkomen stijgt wordt een groter deel van dat inkomen belast. Dat is duidelijk te zien aan de oplopende percentages van de belastingschijven.
Gemiddelde belastingdruk
Bij het berekenen van de gemiddelde belastingdruk wordt het totale belastingbedrag gelijkmatig verdeeld over het totale inkomen.
Indien de gemiddelde belastingdruk 25% bedraagt, is de conclusie dat van elke euro die verdiend wordt er 25 cent naar de belastingdienst gaat.
In bovenstaand voorbeeld wordt dat dus:
Marginale belastingdruk
Stel je baas komt met een voorstel:
Je krijgt een nieuwe functie. Je gaat dan meer verdienen, maar moet ook vaak langere werkdagen maken.
Je salaris stijgt met € 500 per maand.
Dat klinkt leuk, maar die € 500 zijn bruto….. er gaat dus nog belasting vanaf.
Bij het nemen van een beslissing wil je de extra inspanning vergelijken met wat je meer kunt gaan kopen (netto over houdt).
Met behulp van het begrip marginale belasting kun je dit probleem oplossen.
Je moet je dan afvragen: als ik € 1,- meer ga verdienen, hoeveel procent belasting moet ik dan over die ene euro betalen?
Dit is weer het beste te illustreren met behulp van een tekening van de belastingschijven:
Persoon A heeft een hoog inkomen
(een belastbare som van € 60.000).
Persoon B heeft een laag inkomen
(een belastbare som van € 25.000).
Beide personen krijgen hetzelfde voorstel, waardoor hun bruto inkomen met € 500 zal stijgen.
Dit stijgen van het bruto inkomen is in de figuur terug te vinden in de vorm van de gele verlenging van de inkomensstaafjes….
we zien nu dat persoon A (hoge inkomen) 52% van de € 500 zal kwijt raken,
terwijl persoon B (lage inkomen) 41,95% van de € 500 zal moeten inleveren bij de belastingdienst.
Voor persoon A geldt een marginaal tarief van 52%.
Voor persoon B geldt een marginaal belastingtarief van 41,95%.
De marginale belastingdruk is het percentage belasting dat iemand moet betalen over één extra euro inkomen.
Aftrekposten
Wat voor extra inkomen geldt, geldt ook voor aftrekposten!
Wanneer personen A en B beiden € 500 van hun inkomen mogen aftrekken, zal persoon A hierdoor € 260 (52% van 500) minder belasting betalen. Voor persoon B zal dezelfde aftrekpost maar € 209 (41,95% van 500) belastingvoordeel opleveren.
Door het oplopen van de belastingpercentages in de schijven hebben hogere inkomens dus méér voordeel van eenzelfde aftrekpost dan lagere inkomens!
Wat is economische groei en wat is recessie?
Hoe bereken je het belastbaar inkomen in box 1 en wat is een progressief tarief?
Hoe werkt loonheffing en hoe bereken ik de belasting in box 3?
Hoe werken heffingskortingen en volgens welke principes wordt belasting geheven?
Het arrangement Economie SE 1: Overheid & bestuur is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Overheid en bestuur
Overheid en bestuur
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.