Economie SE 1: Overheid & bestuur

Economie SE 1: Overheid & bestuur

Introductie

Introductie:

Wat leuk, dat jullie gekozen hebben om eindexamen te gaan doen in het vak economie. Hoewel het voor jullie misschien nog ver weg lijkt (het examen is pas in 2021) zetten jullie met deze quest over overheid & bestuur wel al een eerste stap.

Veel plezier!

Tijdbesteding

Je zult ongeveer 4 uur per week aan economie werken om goed voorbereid  je eerste SE te kunnen gaan maken.

Begeleiding

Economie is een mooi vak, maar soms wat lastig. Het gaat om een combinatie van redeneren en rekenen. Als je vragen hebt zoek mij dan op, dan gaat het vast lukken om goede antwoorden (en misschien zelfs weer nieuwe vragen!) te vinden. Ik ben iedere dag op HVX, behalve op woensdag, dus kom gewoon even langs.

Mate van vrijheid

Dit is een gestructureerde quest. Deze quest wordt afgesloten met een schoolexamen en telt dus al mee voor jouw eindexamencijfer economie. In deze quest vind je ook een weekschema, zowel voor kader (als je begonnen bent na de herfstvakantie) als voor mavo (start na de kerstvakantie). Als je je hieraan houdt, dan gaat het helemaal goed komen.

SE voorbereiding:

Het (school)examen is niet alleen maar begrippen kennen, maar (vooral) kunnen argumenteren, uitleggen en berekenen. Dát kun je trainen! Hoe kan ik dat het best leren? Je wordt beter in het maken van (school)examens door heel veel te oefenen!

  • Maak eigen aantekeningen tijdens het doorwerken van de modules en neem alle aantekeningen nog een keer door.
  • Bouw aan je eigen economische woordenlijst tijdens de modules en oefen of je de begrippen kent.
  • Maak van elk module nog een keer de examenopgaven. Zorg dat je ze goed nakijkt! Zo kun je zien welke onderwerpen je al beheerst en waar je meer in moet oefenen.
  • Maak minstens vier oude examens en kijk ze goed na!

Attitude:

Bij het maken van deze quest train je alle spieren van de Building Learning Power.

Voor de hele quest geldt, dat je goed moet plannen (=Reflectie) Er zijn opdrachten waarbij er van je gevraagd wordt om logisch te redeneren (Vindingrijkheid), maar bovenal heb je doorzettingsvermogen (Veerkracht) nodig om tot een mooi resultaat te komen.

SE maken:

Wat is er belangrijk tijdens het (school)examen?

  • Neem rustig de tijd.
  • Het (school)examen is altijd onderverdeeld in een stuk of acht verhaaltjes, waar telkens meerdere vragen bij horen. Neem tussen elk verhaaltje voor jezelf even een halve minuut pauze om weer fris aan de volgende te kunnen beginnen.
  • Lees de vragen goed!! Kijk bijvoorbeeld heel goed of bedragen per week of per maand zijn en of hoeveelheden in kilo’s of tonnen aangegeven staan. Er zitten altijd wel een paar instinkers in!
  • Let op afronden bij rekenvragen! Procenten op 1 decimaal en geld op 2 decimalen tenzij er in de vraag staat dat je anders moet afronden. Rond je verkeerd af, moet ik een punt aftrekken!
  • Schrijf netjes, iedereen moet het kunnen lezen!
  • Sla steeds één regel over tussen alle opgaven, dat staat wel zo netjes.
  • Geef bij een meerkeuzevraag altijd antwoord. Weet je het niet; gok dan gewoon!

 

Hoe moet ik mijn antwoorden op het examen opschrijven?

  • Antwoord op het (school)examen altijd met een volledige zin, welke dus begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
  • Begin altijd met het herhalen van een deel van de vraag, geef dan antwoord en eindig met je conclusie.

 

Voorbeelden:
Vraag: Leg uit hoe gratis kinderopvang een oplossing kan zijn voor krapte op de arbeidsmarkt.
Fout antwoord: “Zo kunnen ze makkelijker aan het werk”
Goed antwoord: “Gratis kinderopvang kan een oplossing zijn voor krapte op de arbeidsmarkt, omdat ouders dan sneller hun kinderen naar de opvang zullen brengen. Hierdoor kunnen zij aan het werk gaan, waardoor de krapte op de arbeidsmarkt zal verminderen.”

Vraag: Leg uit op welke manier hogere werkloosheid oorzaak kan zijn van een toename van de overheidsuitgaven.
Fout antwoord: “Dat kost veel geld voor uitkeringen”
Goed antwoord: “Hogere werkloosheid kan de oorzaak zijn van een toename van de overheidsuitgaven, omdat deze mensen een uitkering zullen ontvangen die door de overheid moet worden betaald. Daarom zullen de overheidsuitgaven dus toenemen”

Routeplanner

Deze routeplanner kun je gebruiken om te kijken welke opdrachten je per week moet afronden, zodat je op tijd klaar bent voor het eerste schoolexamen (=SE)  onderdeel van het PTA (=programma van toetsing en afsluiting).

Let op: het is van groot belang dat je alle opdrachten maakt, omdat je dan oefent met de stof en dit zorgt ervoor dat je een goed SE kunt maken.

In de onderstaande tabel zie je welke onderdelen je per week moet maken om je goed te kunnen voorbereiden. Laat jouw leren zien door het inleveren van opdrachten uit de onderdelen in Seesaw

Je mag er natuurlijk ook altijd voor kiezen om "een eigen route" te maken, mits deze voldoet aan de leerdoelen die je in Egodact kunt vinden, natuurlijk altijd in overleg met mevrouw van Leeuwen.

Kijk voordat je jouw opdracht inlevert goed of jouw post voldoet aan de eisen die wij hieraan hebben gesteld.

Week Data Welk onderdeel moet je doen? Laat jouw leren zien in Seesaw
       
1   Module Overheid & economie Module Collectief of particulier?  
2   Module Doelstellingen oveheid Moduel Overheid en milieu  
3   Module Inkomsten van de overheid Module Uitgaven overheid  
4   Module Kenmerken belastingsysteem Module Belastingen nader bekeken  
5  

Module Tekort of overschot? Module Sociale zekerheid

 
6   SE maken  
       

Motivatiemotor

Passie uitoefenen

Naar een doel streven

Nieuwsgierigheid

Iets totaal nieuws leren

       

 

Zet in Seesaw welke van deze vier pijlers jou het meest motiveert om deze Quest tot een goed einde te brengen en waarom.

Reis(blog)

In dit gedeelte van de quest vind je de stof die je moet doornemen en alle opdrachten die ervoor gaan zorgen, dat je de stof gaat beheersen.

Het is belangrijk om te laten zien wat je leert van de onderdelen, dus plaats jouw gemaakte opdrachten in Seesaw

 

 

Overheid en economie

Leerdoel Overheid en bestuur:

Ik kan van verschillende situaties aangeven met welke overheid ik te maken heb. Ik kan met behulp van voorbeelden omschrijven wat wordt bedoeld met  economische politiek. Ik kan omschrijven wat het verschil is tussen een markteconomie en een planeconomie. Ik kan uitleggen waarom er in Nederland sprake is van een gemengde economie.

 

Voor deze module heb je 2 uur nodig.

Collectief of particulier?

Leerdoel Overheid en bestuur:

Ik kan met behulp van voorbeelden uitleggen wat het verschil is tussen bedrijven in de particuliere sector en de collectieve sector. Ik kan met behulp van voorbeelden duidelijk maken wat het verschil is tussen collectieve en individuele producten. Ik kan uitleggen waarom de overheid op het gebruik van sommige producten subsidie geeft en waarom de overheid andere producten belast met accijns. Ik kan omschrijven wat bedoeld wordt met privatiseren.

 

Voor deze module heb je 2 uur nodig.

Doelstellingen overheid

Leerdoel Overheid en bestuur:

Ik kan uitleggen dat de economische politiek van de overheid moet zorgen voor voldoende werkgelegenheid, gericht is op het beperken van de inflatie, moet zorgen voor een rechtvaardige inkomens-verdeling en moet bijdragen aan goede import- en exportmogelijkheden voor bedrijven.

 

Voor deze module heb je 2 uur nodig.

Overheid en milieu

Leerdoel Overheid en bestuur:

Ik kan twee voorbeelden van milieubeleid van de overheid benoemen. Ik kan beschrijven wat bedoeld wordt met maatschappelijke kosten. Ik twee voorbeelden geven van milieuvriendelijk gedrag dat wordt gestimuleerd door de overheid.

 

Voor deze module heb je 2 uur nodig.

Overheid en bestuur samenvatting

Hier vind je de Kennisbankitems die horen bij dit thema.

Overheid en bestuur

Collectief of particulier?

Overheid en milieu

overheid
er zijn vier overheden: de gemeente, de provincie, het rijk en de Europese Unie.

ambtenaar
werknemer in dienst van de overheid.

economische politiek
beleid van de overheid dat invloed heeft op het economische leven.

planeconomie
de overheid heeft een zeer grote invloed op het economische leven.

markteconomie
de invloed van de overheid op het economische leven is klein.

subsidie
tegemoetkoming in de kosten die worden gemaakt bij het maken van een product. Doel is het gebruik van het product te stimuleren.

accijns
extra belasting op producten om het gebruik van die producten af te remmen.

privatiseren
een overheidsbedrijf wordt een particulier bedrijf. Het omgekeerde heet nationaliseren.

gemengde economie
de overheid heeft invloed op het economisch leven, maar bepaalt lang niet alles.

particuliere sector
niet-overheidsbedrijven.

collectieve sector
overheidsbedrijven.
Wordt ook wel publieke sector genoemd.

collectieve overheidsproducten
overheidsproducten waarvan iedereen gebruikmaakt en die worden betaald uit de belastingopbrengst.

individuele overheidsproducten
producten die door de overheid aan één of meerdere personen worden geleverd en waar meestal voor betaald moet worden.

milieubeleid
overheidsmaatregelen die er op gericht zijn milieuvervuiling tegen te gaan.

maatschappelijke kosten
kosten voor bijvoorbeeld het opruimen van milieuvervuiling die betaald moeten worden door de overheid.

milieuvriendelijk gedrag
gedrag dat het milieu zo min mogelijk belast.

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Examenvragen
Op deze pagina vind je een aantal examenvragen uit examens van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij dit thema.

VMBO-GT34 2017-TV1

2017-TV1 Vragen 23-27

VMBO-GT34 2018-TV1

2018-TV1 Vraag 39

VMBO-GT34 2018-TV2

2018-TV2 Vragen 6-10

VMBO-GT34 2019-TV1

2019-TV1 Vragen 7-11

 

Meer oefenen?
Wil je meer oefenen met examenvragen? Log dan in op ExamenKracht.

 

Inkomsten van de overheid

Leerdoel Overheid: inkomsten en uitgaven

Ik kan de belangrijkste inkomstenbron van de overheid noemen. Ik kan met behulp van voorbeelden uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte belastingen. Ik kan bedragen inclusief btw omrekenen naar bedragen exclusief btw. Ik kan twee voorbeelden van niet-belastinginkomsten van de overheid noemen.

 

Voor deze module heb je 1 a 2 uur nodig.

Belastingen

Leerdoel Overheid: inkomsten en uitgaven

Ik kan uitleggen wat bedoeld wordt met het draagkrachtbeginsel. Ik kan met behulp van een voorbeeld duidelijk maken wat een progressief belastingsysteem inhoudt. Ik kan twee voorbeelden noemen van belastingen die werken volgens het profijtbeginsel. Ik kan omschrijven wat bedoeld wordt met een retributie en twee voorbeelden van retributies noemen. Ik kan omschrijven wat wordt bedoeld met het schijventarief. 

 

Voor deze module heb je 2 uur nodig.

Leerdoel Overheid: inkomsten en uitgaven

Ik kan omschrijven wat bedoeld wordt met het boxenstelsel. Ik kan de begrippen eigenwoningforfait, algemene heffingskorting en loonheffing omschrijven.

 

Voor deze module heb je 2 uur nodig.

Uitgaven overheid

Leerdoel Overheid: inkomsten en uitgaven

Ik kan 8 voorbeelden noemen van overheidsuitgaven. Ik kan met behulp van voorbeelden uitleggen wat het verschil is tussen overdrachtsuitgaven en overheidsbestedingen. Ik kan uitleggen waarom regeren kiezen is.

Voor deze module heb je 1 a 2 uur nodig.

Leerdoel Overheid: inkomsten en uitgaven

Ik kan de begrippen Rijksbegroting en Miljoenennota omschrijven. Ik kan omschrijven wat bedoeld wordt met een begrotingstekort en wat het effect van een begrotingstekort op de staatsschuld is. Ik kan uitleggen waarom het verstandig kan zijn de staatsschuld niet te hoog te laten oplopen.

Voor deze module heb je 2 uur nodig

Sociale zekerheid

Leerdoel Overheid: inkomsten en uitgaven

Ik kan omschrijven wat bedoeld wordt met sociale zekerheid. Ik kan twee wetten noemen waarin geregeld is dat mensen zonder inkomen ook een inkomen krijgen. Ik kan met behulp van voorbeelden  uitleggen wat het verschil is tussen een volksverzekering en een werknemers-verzekering.

 

Voor deze module heb je 2 uur nodig

Overheid: inkomsten en uitgaven samenvatting

Hier vind je de Kennisbankitems die horen bij dit thema.

Overheid en bestuur

Collectief of particulier?

Overheid en milieu

overheid
er zijn vier overheden: de gemeente, de provincie, het rijk en de Europese Unie.

ambtenaar
werknemer in dienst van de overheid.

economische politiek
beleid van de overheid dat invloed heeft op het economische leven.

planeconomie
de overheid heeft een zeer grote invloed op het economische leven.

markteconomie
de invloed van de overheid op het economische leven is klein.

subsidie
tegemoetkoming in de kosten die worden gemaakt bij het maken van een product. Doel is het gebruik van het product te stimuleren.

accijns
extra belasting op producten om het gebruik van die producten af te remmen.

privatiseren
een overheidsbedrijf wordt een particulier bedrijf. Het omgekeerde heet nationaliseren.

gemengde economie
de overheid heeft invloed op het economisch leven, maar bepaalt lang niet alles.

particuliere sector
niet-overheidsbedrijven.

collectieve sector
overheidsbedrijven.
Wordt ook wel publieke sector genoemd.

collectieve overheidsproducten
overheidsproducten waarvan iedereen gebruikmaakt en die worden betaald uit de belastingopbrengst.

individuele overheidsproducten
producten die door de overheid aan één of meerdere personen worden geleverd en waar meestal voor betaald moet worden.

milieubeleid
overheidsmaatregelen die er op gericht zijn milieuvervuiling tegen te gaan.

maatschappelijke kosten
kosten voor bijvoorbeeld het opruimen van milieuvervuiling die betaald moeten worden door de overheid.

milieuvriendelijk gedrag
gedrag dat het milieu zo min mogelijk belast.

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Examenvragen
Op deze pagina vind je een aantal examenvragen uit examens van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij dit thema.

VMBO-GT34 2017-TV1

2017-TV1 Vragen 23-27

VMBO-GT34 2018-TV1

2018-TV1 Vraag 39

VMBO-GT34 2018-TV2

2018-TV2 Vragen 6-10

VMBO-GT34 2019-TV1

2019-TV1 Vragen 7-11

 

Meer oefenen?
Wil je meer oefenen met examenvragen? Log dan in op ExamenKracht.

 

MAVO verrijkingsstof Overheid en bestuur

Leerdoel Overheid en bestuur:

Ik kan de achtergronden van de problematiek betreffende:
– de ontwikkeling van het begrotingstekort en de staatsschuld;
– de systematiek en uitgangspunten van loon- en inkomstenbelasting;
– de oorzaken en gevolgen van de waardeverandering van geld;
– de prijscompensatie als middel om koopkrachtverlies tegen te gaan, omschrijven
en toepassen in een gegeven casus.

Ik kan aan de hand van een actuele context ontstaan, ontwikkeling en vermindering van het
begrotingstekort en de staatsschuld beschrijven.

Ik kan de oorzaken en functies van inkomensverschillen beschrijven.

Ik kan de werking van de instrumenten die de overheid heeft om inkomensverschillen te beïnvloeden uitleggen.

Ik kan Nederland als georiënteerde, sociale economie vergelijken met een volkomen vrije economie en/of een planeconomie.

Inkomstenbelasting berekenen

Inkomstenbelasting

De berekening van de inkomstenbelasting is een soort “eindcontrole” over het afgelopen jaar. De belastingbetaler berekent namelijk hoeveel (inkomsten)belasting hij het afgelopen jaar had moeten betalen. Dat bedrag wordt dan vergeleken met het bedrag dat maandelijks op het salaris werd ingehouden (loonbelasting).

Een eventueel verschil tussen reeds betaalde belasting en het uiteindelijk belastingbedrag wordt verrekend.
Als blijkt dat er afgelopen jaar te veel van je bruto salaris is ingehouden, krijg je geld terug. Als blijkt dat er te weinig is ingehouden, moet je alsnog het verschil bijbetalen.

De rest van deze uitleg zal alleen gaan over de “eindcontrole”-berekening.

Berekening IB

Bij het berekenen van de inkomstenbelasting wordt rekening gehouden met verschillende inkomenssoorten.
Inkomsten worden in drie “boxen” ingedeeld.

BOX 1- inkomen uit arbeid en woning

Arbeid
In deze box wordt de belasting berekend over het brutoloon en eventuele andere arbeidsinkomsten.

Woning
Bovendien moeten huiseigenaren een bedrag bij hun inkomen optellen dat afhankelijk is van de waarde van hun huis (het huurwaardeforfait). Doordat de eigenwoningbezitter het huurwaardeforfait bij zijn inkomen moet optellen, nemen zijn inkomsten toe en moet hij meer belasting betalen.
Daarnaast biedt de belastingdienst ook bedragen (zoals de hypotheekrente en beroepskosten) die van het inkomen mogen worden afgetrokken. Deze zogenaamde aftrekposten maken je inkomen (kunstmatig) lager, waardoor je uiteindelijk minder belasting hoeft te betalen.

Samenvattend:

Totale bruto inkomsten
+ huurwaardeforfait
– aftrekposten                  
Belastbare inkomen
Brutoloon + overige inkomsten

zoals hypotheekrente    
inkomen waarover uiteindelijk het belastingbedrag wordt berekend

 

Over het belastbare inkomen wordt met behulp van een progressief schijventarief berekend hoeveel belasting iemand moet betalen in box 1.
Deze schijven en belastingpercentages worden jaarlijks aangepast.
In onderstaand voorbeeld zijn de tarieven en schijven voor het gemak afgerond.

 

  belastbaar inkomen percentage opmerking
schijf 1
schijf 2
schijf 3
schijf 4
€ 0 – € 18.000
€ 18.001 – € 33.000
€ 33.001 – € 55.000
€ 55.001 – rest
32%
40%
42%
52%
sociale premies en belasting
sociale premies en belasting
belasting
belasting

 

Voor de berekening van het belastingbedrag wordt het inkomen in stukken (schijven) geknipt.

Elk stuk heeft zijn eigen belastingpercentage.

Het is dus NIET zo dat wanneer je inkomen in de derde schijf komt, over je hele inkomen 42% belasting moet betalen.
Alleen dát deel dat in de derde schijf valt, wordt met 42% belast. De rest wordt belast met 32% of met 40%.

progressieve belasting

BOX 2- inkomen uit aanmerkelijk belang

Wanneer iemand meer dan 5% aandelen heeft in een BV, wordt in box 2 hierover belasting berekend. Deze box zal in opgave (waarschijnlijk) nooit voorkomen.

 

BOX 3- inkomen uit vermogen

Spaarrekeningen, bezit van aandelen, een tweede huis, zijn allemaal voorbeelden van vermogen.
Ook vermogen levert inkomen op. Namelijk rente, huur of dividend. Om die reden wordt vermogen ook belast.
Hiervoor geldt echter een bijzondere berekening.

De belastingdienst gaat uit van een (verzonnen) rendement op het vermogen. Bij dat rendement wordt ook rekening gehouden dat in de praktijk grote vermogens vaak meer rendement opleveren dan kleine vermogens. Daarom berekent de belastingdienst het (verzonnen) inkomen over het vermogen uit met een progressief schijventarief. Net als in box 1.

Het (verzonnen) inkomen wordt vervolgens belast met 30% belasting.
Het vermogen waarover belasting moet worden betaald, wordt gemeten op 1 januari van het belastingjaar.

In deze box geldt wel dat de eerste € 25.000 vermogen (per persoon) is vrijgesteld van belasting. Mensen met een beperkt bedrag op de spaarrekening hoeven daardoor geen belasting te betalen in box 3.

 

rendement box 3

Heffingskortingen

Korting op het te betalen bedrag aan belastingen.

Wanneer in de drie afzonderlijke boxen de verschillende belastingbedragen zijn berekend, worden deze bij elkaar opgeteld.
Vervolgens mag van dit totale belastingbedrag enkele zogenaamde heffingskortingen worden afgetrokken. Deze heffingskortingen worden van het belastingbedrag af gehaald: het is een belastingkorting.
Er is bijvoorbeeld een algemene heffingkorting (voor iedereen) en  een arbeidskorting (voor iedereen met een baan).

Een rekenvoorbeeld

Dhr. de Vries, alleenstaand, had een inkomen uit arbeid van € 50.000.
Het totaal van zijn aftrekposten bedroeg € 5.000.

Op een spaarrekening staat aan het begin van het jaar een saldo van € 50.000. Zijn aandelen waren in het begin van het jaar € 90.000 waard.
De werkelijk ontvangen rente en dividend op zijn vermogen zijn voor de belastingdienst niet van belang.

We berekenen het totaal te betalen belastingbedrag als volgt:

Stap 1: eerst het arbeidsinkomen in box 1

  Bruto loon
– Aftrekposten
  Belastbare inkomen   
€     50.000
          5.000
€     45.000
   
  belasting schijf 1
     over
        18.000
€     27.000
  · 0,32   = €  5.760
  belasting schijf 2
    over
        15.000
€      12.000
  · 0,40   = 6.000
  belasting schijf 3          12.000
  0
  · 0,42   =      5.040
  belasting box 1 € 16.800

box 1

 

Stap 2: dan de belasting uit box 3

  aandelen
+ spaarrekening        
  totale vermogen
– vrijgesteld vermogen  
Belastbaar vermogen
€    90.000
        50.000
€    140.000
        25.000
€    115.000
   

rendement schijf 1    
    over

       75.000
40.000
⋅ 0,0287 = 2.152
rendement schijf 2  
     over
       40.000
0
⋅ 0,046 =    1.840
    rendement box 3 € 3.992

box 3

Volgens de belastingdienst moet over een inkomen van € 3.992 belasting betaald worden.
De belasting in box 3 is 30%

Belasting in box 3 wordt daardoor € 1.197 (30% over € 3.992)

Stap 3: de totaalstaat

  Belasting in box 1
+ Belasting in box 3
  Totale belasting
–  Arbeidskorting
–  Algemene heffingskorting  
  Te betalen belasting
€ 16.800
        1.197
€  17.997
      1.800
       2.000
€  14.197

De progressieve belasting van box 1

Progressieve belasting: hoe hoger het inkomen, hoe meer men procentueel (of relatief) aan belasting betaalt.

De belastingtarieven en belastingschijven worden jaarlijks aangepast. Die hoef je (natuurlijk) niet uit je hoofd te leren!

In onderstaand stuk gaan we daarom uit van iets andere tarieven en schijven dan in de bovenstaande algemene uitleg.
Om de belasting in box 1 te berekenen voor iemand met een totaal inkomen van € 60.000 en een belastbaar bedrag van € 45.000, hakken we het belastbare inkomen weer in stukken. Elke schijf / elk stuk met een eigen belastingpercentage:
Schijventarief inkomenstenbelasting

Wat we in deze figuur duidelijk kunnen zien is de progressie in de belastingheffing: naarmate het inkomen stijgt wordt een groter deel van dat inkomen belast. Dat is duidelijk te zien aan de oplopende percentages van de belastingschijven.

Gemiddelde belastingdruk

Bij het berekenen van de gemiddelde belastingdruk wordt het totale belastingbedrag gelijkmatig verdeeld over het totale inkomen.
Indien de gemiddelde belastingdruk 25% bedraagt, is de conclusie dat van elke euro die verdiend wordt er 25 cent naar de belastingdienst gaat.

Formule gemiddelde belastingdruk

In bovenstaand voorbeeld wordt dat dus:

Marginale belastingdruk

Stel je baas komt met een voorstel:
Je krijgt een nieuwe functie. Je gaat dan meer verdienen, maar moet ook vaak langere werkdagen maken.
Je salaris stijgt met € 500 per maand.

Dat klinkt leuk, maar die € 500 zijn bruto….. er gaat dus nog belasting vanaf.
Bij het nemen van een beslissing wil je de extra inspanning vergelijken met wat je meer kunt gaan kopen (netto over houdt).

Met behulp van het begrip marginale belasting kun je dit probleem oplossen.
Je moet je dan afvragen: als ik € 1,- meer ga verdienen, hoeveel procent belasting moet ik dan over die ene euro betalen?

Dit is weer het beste te illustreren met behulp van een tekening van de belastingschijven:

marginale belasting

Persoon A heeft een hoog inkomen
(een belastbare som van € 60.000).

Persoon B heeft een laag inkomen
(een belastbare som van € 25.000).

Beide personen krijgen hetzelfde voorstel, waardoor hun bruto inkomen met € 500 zal stijgen.

Dit stijgen van het bruto inkomen is in de figuur terug te vinden in de vorm van de gele verlenging van de inkomensstaafjes….

we zien nu dat persoon A (hoge inkomen) 52% van de € 500  zal kwijt raken,
terwijl persoon B (lage inkomen) 41,95% van de € 500 zal moeten inleveren bij de belastingdienst.

Voor persoon A geldt een marginaal tarief van 52%.
Voor persoon B geldt een marginaal belastingtarief van 41,95%.

marginale belasting

De marginale belastingdruk is het percentage belasting dat iemand moet betalen over één extra euro inkomen.

Aftrekposten

Wat voor extra inkomen geldt, geldt ook voor aftrekposten!
Wanneer personen A en B beiden € 500 van hun inkomen mogen aftrekken, zal persoon A hierdoor € 260 (52% van 500) minder belasting betalen. Voor persoon B zal dezelfde aftrekpost maar € 209 (41,95% van 500) belastingvoordeel opleveren.

Door het oplopen van de belastingpercentages in de schijven hebben hogere inkomens dus méér voordeel van eenzelfde aftrekpost dan lagere inkomens!

Wat is economische groei en wat is recessie?

Hoe bereken je het belastbaar inkomen in box 1 en wat is een progressief tarief?

Hoe werkt loonheffing en hoe bereken ik de belasting in box 3?

Hoe werken heffingskortingen en volgens welke principes wordt belasting geheven?

Wat is nivellering en denivellering?

Oefenen voor het SE

ExamenOverzicht Overheid en bestuur

Video's

5 kenmerken van onze overheid

Rekenen met btw

Rekenen met procenten

Prezi Rekenen met procenten

BTW - Belasting over de toegevoegde waarde

(De)nivellering

Belastbaar inkomen Box 1

LessonUp

Wat doet de overheid?

Sociale zekerheid

Burgers, bedrijven en de overheid

Hoe komt het Rijk rond?

Stuurt de overheid de economie?

Belasting over je spaargeld?

Hoe zwaar word je belast?