Mens&Dienstverlenen

Mens&Dienstverlenen

Mens & Dienstverlenen is overal

Inleiding

Yeah de eerste lesbrief van het schooljaar!

Welkom bij het eerste thema van Mens & Dienstverlenen. In de lesbrieven van dit thema ga je ontdekken wat Mens & Dienstverlenen is en dat je het op allerlei manieren tegenkomt in je dagelijks leven. Ook ga je ervaren waarom het belangrijk is dat er jongens en meisjes zijn die later een beroep willen in Zorg en Welzijn, Economie en Ondernemen, of in Horeca, Bakkerij en Recreatie. Je gaat nadenken welke verschillende beroepen er zijn binnen Mens en Dienstverlenen en zelfs hier een opdracht over maken.

 

 

Mens & Dienstverlenen is overal

In de Vakroute Mens & Dienstverlenen bereid je, je voor op een beroep waarin je met mensen werkt. Die beroepen kom je overal tegen. Voorbeelden: in een winkel, bij de kapper, in een ziekenhuis, op een camping, als je een bedrijf belt, in een restaurant, bij de ingang van een discotheek en bij (sport)evenementen. En bij jou op school. Want ook docenten en de kantinemedewerkers hebben een beroep waarbij ze met mensen werken. Denk er eens over na…….. eigenlijk kom je overal wel beroepen tegen die iets te maken hebben met  Mens & Dienstverlenen.

 

Maar waarom zijn beroepen in de Mens & Dienstverlenen belangrijk?!

Stel je eens voor er is niemand meer die wil werken in de zorg, in een winkel, achter een balie of in de horeca? Kun jij je daar iets bij voorstellen?

 

Jullie gaan nu eerst een video bekijken over wat er gebeurt als niemand meer in de techniek zou willen werken. Ga naar. http://vakcollegegroep.nl/watismensendienstverlenen Bekijk de video ‘Waar zouden we zijn zonder goed beroepsonderwijs?’.

Brainstormen

Brainstormen en een woordweb maken

Bij deze opdracht gaan jullie twee keer een woordweb maken. Je docent zal vertellen of je dit op papier of op de ipad gaat maken.

  • Woordweb 1 gaat over wat Mens & Dienstverlenen is. In het midden schrijf je op: Mens & Dienstverlenen. Schrijf zo veel mogelijk woorden op die hiermee te maken hebben. Minimaal 15 woorden.
  • Woordweb 2 gaat over wat er zou gebeuren als niemand meer in de zorg of een winkel wil werken. In een brainstorm mag je al je fantasie gebruiken. Geen idee is te gek. Schrijf in het midden ‘geen zorg’ of ‘geen winkel’ op en bedenk ook hier weer minimaal 15 woorden.

 

Als je het woordweb hebt gemaakt ga je de onderstaande opdracht maken.

Beantwoord de volgende vragen over jouw of jullie woordweb. Gebruik hiervoor een worddocument

 

1. Wat is het gekste dat jullie hebben bedacht tijdens de brainstormsessie

2. Wat is het ergste dat jullie hebben bedacht tijdens de brainstormsessie

3. Welke oplossing kan je bedenken voor het ergste wat jullie hebben bedacht?

 

Oefening: Opdracht Woordweb

Start

Beroepen M&D

Tijdens deze opdrachten ga je je verdiepen in een beroep die te maken heeft met Mens en Dienstverlenen. Je bent er ondertussen achter gekomen dat onder Mens en Dienstverlenen hier op school de sectoren Economie & Ondernemen en Zorg & Welzijn vallen. Je gaat voor beide sectoren een beroep uitkiezen en die uitwerken. Tenslotte ga je hierover een collage maken en een aantal vragen beantwoorden.

Beroep dat hoort bij Economie & Ondernemen

Oefening: Beroep E&O

Start

Beroep dat hoort bij Zorg & Welzijn

Oefening: Beroep Z&W

Start

Wat is geld?

Je weet dat Mens en Dienstverlenen hier op school onder de sectoren Economie & Ondernemen en Zorg & Welzijn valt. Bij Economie & Ondernemen hoort economie.

En het eerste waar je aan denkt bij economie is…………. GELD!!!

Dus je gaat je verdiepen in geld door een aantal opdrachten te maken die met geld te maken hebben.

 

Wat is geld?

Je gaat uitzoeken wat voor een 'geldtype' jij bent.

Ga naar: http://service.nibud.nl/geldtypetest/ om dit te onderzoeken. Gebruik je antwoorden voor de onderstaande opdracht. De antwoorden schrijf je op in je worddocument

 

1. Welk geldtype ben jij?

2. Ben je het hier mee eens?

3. Heb je weleens gepind?

4. Hoe moet je pinnen???? Ze de zinnen in de juiste volgorde

- Pincode invoeren

- Geld uit de automaat halen

- Pinpas in het automaat doen

- Bedrag aangeven

5. Hoe controleer jij je bankrekening

 

Oefening: Welk geldtype ben jij?

Start

Top 5

Wat vind jij belangrijk om geld aan uit te geven? Geef jij jouw geld uit aan eten, games, muziek of juist aan heel andere dingen?Maak de volgende vragen.  Gebruik het worddocument om je antwoorden op te schrijven.

 

1. Stel, je hebt €250 verdiend met werken in de strandtent. Waaraan zou jij je geld uitgeven? Maak een top vijf.

Bij elkaar mag de top 5 niet duurder zijn dan €250.

2.Wat doe jij als je geld op is en je hebt toch geld nodig om iets te kopen?

3. Heb jij al vaste lasten? Zijn er dingen die jij zelf moet betalen?

4. Heb je weleens schulden gehad? Hoe kan dat?

Oefening: Top 5

Start

Jouw gegevens

Hoe ga jij om met jouw gegevens. Als je een spelletje speelt op je iPad of als je een nieuwe Instagram-account aanmaakt moet je vaak je eigen gegevens invullen. Maar, hoe veilig is dit?

Beantwoord de volgende vragen. Ze de antwoorden in je worddocument.

 

1. Er zijn tegenwoordig zoveel apps zoals Facebook, Instagram en Snapchat. Om deze apps te gebruiken moet je een account aanmaken.

Zijn er gegevens van jezelf of anderen die je bij het aanmaken van een account nooit zou invullen?

2. Het kan gebeuren dat bij het maken van een nieuw account voor een spel je moet inloggen via Facebook.

Zou jij dit doen? Leg uit waarom wel/niet

3. Waarom wil dit spel dat je dit doet? (inloggen via Facebook)

4.  Welke gegevens willen ze van je hebben?

5. Kan een app of spel jouw gegevens gebruiken om in contact te komen met jouw volgers/vrienden?

Oefening: Jouw gegevens

Start

Gratis of betalen

Soms moet je betalen voor bepaalde dingen op het internet, maar soms zijn ze gratis.

Beantwoord de volgende vragen in je worddocument. 

 

1. Speel je ook games waarvoor je moet betalen? Zo ja, welke?

2. Moet jij toestemming vragen aan je vader of je moeder om een app of spel te kopen?

3. Waarom moet je toestemming van je ouders hebben?

4. Koop je weleens iets online via een webwinkel?

5.  Het kan zo zijn dat je een account moet aanmaken om iets te bestellen via een website. Denk aan bol.com, zalando.nl of h&m.nl .

Is dit account gratis?

6. Heb je een account nodig om op de website te kijken van bijvoorbeeld bol.com, zalando.nl of h&m.nl?

7. Waarom is het handig om een account te maken?

8. Wat is jouw lievelingswebsite om online te winkelen?

9. Lees jij de algemene voorwaarden van de website of vink je die gelijk af?

Oefening: Gratis of betalen

Start

Betaalmethodes

Welke betaalmethodes ken jij? En op welke manier kan je online allemaal betalen?

Beantwoord de onderstaande vragen in je worddocument

 

1. Er zijn games waarbij je virtuele spullen kunt kopen voor bijvoorbeeld je avatar.

Heb jij dit weleens gedaan?

2. Door het kopen van credits heb jij dus geld gekocht wat je alleen kan gebruiken bij je game.

Waarom zouden games eigen geld ontwikkelen?

3. Kan je bij zalando.nl of bol.com contant betalen?

4. Waarom kan je niet met contant geld betalen bij webwinkels?

5. Kan je spullen bij een webwinkel bestellen en later betalen?

6. Waarom zouden mensen eerst bestellen en later pas betalen?

Oefening: Betaalmethodes

Start

Eigen munt en briefgeld

Bekijk de video's

Je hebt nu twee filmpjes bekijken over geld. Nu ga je je eigen geld ontwerpen. Je krijgt tekenpapier van je docent en maakt hierop een eigen munt en eigen biljet. 

 

Vals geld

Ga naar de website https://www.dnb.nl/echtofvals/nl/portal/index.html

Dit is de website van de Nederlandsche Bank

Maak in je worddocument een kort verslag over de echtheidskenmerken van munten/biljetten.

Dit verslag is minimaal 1/4 van een A4tje.

Na het verslag maak je ook de Quiz en schrijf je je score op

In de Vakroute Mens & Dienstverlenen bereid je, je voor op een beroep waarin je met mensen werkt. Die beroepen kom je overal tegen. Voorbeelden: in een winkel, bij de kapper, in een ziekenhuis, op een camping, als je een bedrijf belt, in een restaurant, bij de ingang van een discotheek en bij (sport)evenementen. En bij jou op school. Want ook docenten en de kantinemedewerkers hebben een beroep waarbij ze met mensen werken. Denk er eens over na…….. eigenlijk kom je overal wel beroepen tegen die iets te maken hebben met  Mens & Dienstverlenen.

 

Maar waarom zijn beroepen in de Mens & Dienstverlenen belangrijk?!

Stel je eens voor er is niemand meer die wil werken in de zorg, in een winkel, achter een balie of in de horeca? Kun jij je daar iets bij voorstellen?

 

Jullie gaan nu eerst een video bekijken over wat er gebeurt als niemand meer in de techniek zou willen werken. Ga naar. http://vakcollegegroep.nl/watismensendienstverlenen Bekijk de video ‘Waar zouden we zijn zonder goed beroepsonderwijs?’.

Kleine wasjes, grote wasjes

Inleiding

Lesdoelen

Aan het einde van deze lessen serie kun jij:

  • De vuile was sorteren op kleur en soort wasgoed
  • Waslabels goed interpreteren
  • Instellen van een juiste wasprogramma
  • De juiste keuze maken voor wasmiddel en wasverzachter
  • Beredeneren hoe de cirkel van Sinner werkt
  • De was drogen en onderbouwen waarom jij kiest voor een bepaalde manier van drogen
  • Vertellen waar je op moet letten tijdens het strijken van de was
  • Kun jij de zorgvrager betrekken bij de was doen (sorteren, drogen, opvouwen en opbergen)
  • Hoe je een broek, een blouse, een trui en een shirt op moet vouwen

Geschiedenis

Dat mensen heel lang geleden, nog ver voor onze moderne wasmachines, hun was schoonmaakten door hun kleren tegen rotsen te schuren en schrobben of ze met zand te scrubben waarna het vuil weggespoeld werd in het stromende water van een rivier, dat wisten we al wel. Er werd zelfs al heel lang geleden zeep gebruikt en dat weten we omdat er oude waszeep werd gevonden in Rome, gemaakt van de as die het vet van offerdieren bevatte. Maar wanneer ontstond de wasmachine nu echt?

 

Wasborden

De vroegste wasmachine was het schrobbord, uitgevonden in 1797. De Amerikaan James King patenteerde jaren later de eerste wasmachine met een echte trommelin 1851. Deze machine leek best veel op onze moderne machine, maar het moest nog wel steeds met de hand aangedreven worden.

Roterende wasmachine

In 1858 patenteert Hamilton Smith de roterende wasmachine. Electriciteit was nog niet overal beschiktbaar, daarom werden de wasmachines tot de jaren dertig van de twintigste eeuw aangedreven door een petroleum motor. Deze allereerste wasmachines bevatten natuurlijk geen centrifugeerfunctie, maar daar had men een oplossing voor: speciale wringmachines. Deze zorgden ervoor dat je niet veel werk had met het uitwringen van de relatief gemakkelijk gewassen stoffen. Later zijn dit soort wringmachines uitgegroeid tot centrifuges.

 

Met de hand aangedreven houten wasmachine

William Blackstone bouwt zijn eerste met de hand aangedreven houten wasmachine in 1874 die je ook in huis kon gebruiken. Vooraleer de wasmachines gemeengoed werden kon je namelijk de was alleen doen ingrote openbare washuizen of wasserijen.Het was een geweldig verjaardagscadeau voor zijn vrouw. De machine verwijderde vuil van de kleren en veegde deze weg en je hoefde er niet meer je huis voor uit!

Hand aangedreven machine

 

Eerste elektrische wasmachine

De echte vooruitgang vindt plaats zo rond 1910 wanneer het patent wordt aangevraagd op de allereerste elektrische wasmachine: De Thor, uitgevonden door Alva J. Fisher.De Thor was een wasmachine met trommel en met een verzinkt bad plus een elektrische motor.

electrische machine Thor

 

Het wassen bleef eeuwenlang een ritueel en op het eind van de de 19de eeuw schreef een auteur hierover het volgende in ‘Practical Housekeeping’:

“Wassen en koken gaan hand in hand. Op dagen waarop wordt gewassen

en gestreken wordt het afgeraden vlees te braden of vis te bakken wegens de geur. Bereid

evenmin spinazie, spliterwten, groene bonen (die in stukjes moeten worden gesneden), of

gestoofde appelen, omdat de bereiding teveel tijd vergt en die tijd aan de was moet worden

besteed.”

De was verzorgen, hoe doe je dat nou?

Als helpende ondersteun je bij het huishouden. Daarbij krijg je te maken met het verzorgen van de was.

Hoe krijg je de vuile was weer schoon? Voordat het wasgoed schoon in de kast ligt, moet je:

  • wasgoed voorbereiden

  • wasgoed sorteren

  • handwas

  • bepalen of er voorwas nodig is

  • juiste wasprogramma kiezen

  • zorgen dat je de wasmachine niet te vol doet

  • wasmiddel kiezen en toevoegen

  • na afloop wasgoed uit de wasmachine halen om te drogen.

Het voorbereiden van de het wasgoed

Kijk welk wasgoed er in de wasmand ligt. Misschien is het al gesorteerd op kleur, maar sommige mensen doen alle wasgoed in één mand.

Er mag geen nat wasgoed tussen liggen. Als dat wel zo is, geef je de cliënt daar advies over. Nat wasgoed kan vlekken (schimmelvorming) veroorzaken in droog wasgoed. Hang natte was zoals washandjes, handdoeken, theedoeken en werkdoekjes altijd eerst uit om te laten drogen.

Controleer de was. Zijn de zakken van de broeken en vesten leeg? Zitten er geen rare voorwerpen in de was? Een broekzak met bijvoorbeeld mundgeld of sleutel kan de was beschadigen of schade veroorzaken aan de wasmachine.
Het nakijken van de zakken is ook een taak die je de cliënt zelf kunt laten uitvoeren. Kijk ook of er mouwen of broekspijpen zijn opgerold. Die moet je eerst ‘ontrollen’ en dan pas het kledingstuk in de wasmachine doen. Spijkerbroeken keer je binnenstebuiten om streepvorming te voorkomen. Ook kledingstukken met een opdruk keer je binnenstebuiten. Dit voorkomt dat de opdruk lelijk wordt of verdwijnt. Sluit alle ritssluitingen, knopen en touwtjes. Dit voorkomt schade aan de wasmachine en het overige wasgoed. Als de was erg vuil is, moet je het eerst voorbehandelen.

Het sorteren van de was

Wasgoed moet je eerst sorteren. Je maakt stapeltjes die bij elkaar horen. Het etiket in het kledingstuk is hierbij een handig hulpmiddel. Hierop staat van welke soort textiel het kledingstuk is gemaakt en er staan was symbolen op, waaraan je kunt zien hoe het gewassen moet worden.

Een belangrijk puntje is om na te gaan hoe nieuw een kledingstuk is. De kans dat nieuwe kleding kleur loslaat is vrij groot. Dit geldt met name bij rode kleding. Ik geef dan ook graag de tip om nieuwe kleiding een aantal keren met dezelfde kleuren in de was te doen voor je ze gaat combineren met andere kleuren.

 

Hier let je op als je wasgoed gaat sorteren:

  • Kan het gewassen of moet het naar de stomerij?

  • Moet ik het met de hand wassen of kan het in de machine?

  • Wat is de kleur van de was?

  • Heb ik te maken met fijne was?

  • Hoe vuil is het wasgoed?

  • Wat is de textielsoort?

  • Hoe nieuw is de kleding?

  • Op welke temperatuur mag het gewassen?

  • Hoe snel  mag het centrifugeren?

 

Stap1
Het wasgoed dat je zelf kunt wassen, moet je nog sorteren: machinewas of handwas.

Stap 2
Wasgoed dat erg vuil is moet je apart wassen, anders kan het vuil neerslaan op het schonere wasgoed.

Stap 3
Ook is het belangrijk om te letten op het soort textiel en om wollen kleding apart te wassen.
Kijk altijd naar de temperatuur op het wassymbool. Was nooit heter dan op het wassymbool vermeld staat.

Stap 4
De laatste stap is dat je kijkt naar de centrifugeersnelheid op het etiket. Als er een streep staat onder het wassymbool, dan gebruik je een lagere centrifugeersnelheid.

 

Waslabels

Op elk kledingstuk zitten labels. Labels met allemaal gekke tekens erop. Deze tekens geven ons informatie over hoe we de was moeten doen zonder dat het ten koste gaat van de was. Dit noemen we een behandelingsetiket.
Stel je voor dat je net een super leuk shirt heb gekocht en dat je deze te heet wast! Het zou dan zo maar kunnen dat de stof is gekrompen.
Of dat je naar dat ene feestje moet, maar die leuke broek nog wat vochtig is. Je gooit hem snel nog even in de wasdroger, maar kan dat wel?

We kennen ook het etiket wat ons verteld uit wat voor soort stof het product is gemaakt. Zo'n etiket noemen we een samenstellingsetiket. We kennen bijvoorbeeld: Katoen, zijde, wol...

Om een duidelijker beeld te schetsen van alle etketten die je kunt tegenkomen tijdens de was, mag je op dit etiket drukken waardoor je wordt doorverwezen naar een andere website.
Je kunt dus zelf op onderzoek uit!

Test je kennis

Toets:De was sorteren

Handwas of machine was

Kies het juiste wasprogramma

We kunnen onderscheidt maken in verschillende soorten wasprogramma's. 

  1. Standaard wasprogramma's
  2. Handige extra wasprogramma's
  3. Wasgoed specifieke wasprogramma's

Maar wat houden deze wasprogramma's allemaal in? Wat kunnen we er mee?

 

Standaard wasprogramma's 

Deze wasprogramma’s zitten op bijna alle wasmachines en worden veel gebruikt. Elk wasprogramma heeft een bepaald temperatuurverloop, toerental en bepaalde trommelbewegingen. Ook programmaduur en verbruik hangen af van het programma én van de hoeveelheid wasgoed in de wastrommel.  
We kennen onderstaande programma's als standaard wasprogramma:

  • Katoen was
  • Gemende was (mix)
  • Synthetisch/anti-kreuk
  • Eco 40-60
  • Eco katoen
  • Fijne was/delicaat/zijde
  • Spoelen/centrifugeren/afpompen

Wanneer je het programma in stelt, krijg je te zien onder welke temperatuur de was gewassen wordt. Deze kun je aanpassen naar gewenste temperatuur

 

Extra wasprogramma's

Naast standaard wasprogramma's vind je nog veel meer programma's op je machine. Onderstaande programma's zien we regelmatig terug en kunnen handig zijn afhankelijk van wat en hoe je precies wast. LET OP! Deze programma's zitten niet op alle wasmachines.

  • Kort programma
  • Voorwas
  • Trommelreiniger
  • Outdoor
  • Allergie/hygiëne
  • Stoom
  • Stil/nacht

 

Wasgoed specifieke programma's

Wasmachines hebben regelmatig programma's die speciaal geschikt zijn voor een bepaald type materiaal of wasgoed. Vaak mag je met zo'n speciaal programma geen volle trommel wassen.

  • Jeans en donkere was
  • Gordijnen
  • Overhemden

 

Er zijn zelfs wasmachines die automatisch het wasmiddel toevoegen!

Handwas

Sommige kledingstukken kun je beter met de hand wassen.
Redenen waarom je wasgoed met de hand gaat wassen:

  • Het (nieuwe) kledingstuk kan kleur afgeven.

  • Je hebt niet voldoende wasgoed voor een volle wasmachine (er zijn wasmachines die speciale programma's hebben voor een kleine hoeveelheid was).

  • Op het behandelingsetiket staat dat het kledingstuk niet in de wasmachine mag.

 

handwas label

 

Bij de handwas is het erg belangrijk dat je op de temperatuur let. Gebruik altijd handwarm water. Bij te heet water kun je er niet met je handen in en het wasgoed kan gaan krimpen.
Gebruik voor de handwas een speciaal wasmiddel, zoals een fijnwasmiddel. Los eerst het wasmiddel op in het water en dompel daarna pas het kledingstuk onder in het sop.
Bij de handwas moet je er steeds voor zorgen dat het kledingstuk onder water en in beweging blijft. Je houdt het wasgoed in beweging door het te kneden. Beweeg het van links naar rechts door het water. Haal niet steeds het wasgoed uit het water om het daarna weer onder te dompelen, hierdoor kan het wasgoed gaan uitrekken.

Handwas

Voorwas

Bij kledingstukken die erg vuil zijn, laat je het programma van de wasmachine een voorwas draaien. Het wasprogramma van de wasmachine zal dan eerst de voorwas doen en daarna automatisch overgaan op de hoofdwas. Voordat je een kledingstuk in de wasmachine doet, kun je op de lastige vlekken een vlekkenmiddel doen of een waskrachtversterker aan het wasmiddel toevoegen. Gebruik je een vlekkenmiddel, dan kun je de voorwas van de wasmachine overslaan, tenzij de vlekken hardnekkig zijn.

Vullen van de wasmachine

Veel mensen denken dat een trommel die voor tweederde is gevuld vol is. Maar een handbreedte aan ruimte bovenin is voldoende! Houd echter wel rekening met het soort wasgoed. Synthetische was, wol en fijne was moeten voorzichtig worden gewassen; daarbij mag de trommel ongeveer halfvol.

  • Witte was: De machine mag vol.
  • Bonte was: De machine mag vol.
  • Kreukherstellende was: De machine mag driekwart vol.
  • Fijne was: De machine mag driekwart vol.
  • Wolwas: De machine mag half vol.

Als je de wasmachine te leeg laat draaien, kost dit meer energie en wordt je was ook minder schoon. Wanneer je de trommel te vol doet, zal je was ook niet schoner worden, het krijgt immers niet de kans om schoon geslagen te worden. Vaak zullen wasmachines de was minder goed of zelfs niet centrifugeren en blijft je was dus nat. 

Test je kennis

Toets:Handwas of machinewas

Wasmiddelen en wasverzachters

Wanneer je de was gaat doen komt er meer bij kijken dan je denkt.
Het is niet alleen een kwestie van de was sorteren, het goede programma kiezen en starten. Dat zou te makkelijke zijn natuurlijk.

We hebben te maken met een verhouding tussen 4  factoren namelijk:

  • Temperatuur
  • Arbeid
  • De chemie
  • De tijd

Cirkel van Sinner

Temperatuur

Je kunt de wasmachine op verschillende temperaturen instellen. Het wasprogramma meestal wel aan op welke temperatuur gewassen wordt en hoe lang hij daar mee bezig is.
Temperatuur heeft een grote invloed op hoe schoon je was zal worden. Denk hierbij aan vetvlekken. Vet lost makkelijker op in warm water dan in koud water.
Ik heb wel eens geprobeerd om mijn borden met koud water schoon te krijgen tijdens het kamperen, gegarandeerd geen succes!

Chemicaliën

Onder chemicaliën verstaan we het wasmiddel. De juiste keuze in een wasmiddel is van groot belang omdat deze producten allemaal hun eigen werking heeft binnen het reinigingsproces:

  • Verminderd de oppervlaktespanning van het water
  • Verbreken de hechting tussen het vuil en het schone oppervlak
  • Zorgt er voor dat vuil kan oplossen
  • Emulgeren van het wasvuil in het reinigingswater om het vervolgens af te voeren.

Wanneer je de verkeerde producten gebruikt, kan dit blijvende schade aanrichten aan de was. Denk bijvoorbeeld aan het begruik van bleekmiddelen. Wanneer je bleekmiddel op de kleding doet, zal dit een permanente schade geven aan het materiaal. Maar je kunt prima je WC reinigen met bleek.

Arbeid

De derde factor is de arbeid. We noemen het ook wel het mechanische effect. Hiermee bedoelen we de omwentelingen van de wasmachine trommel.
Ook het gebruik van borstels, hogedruk straal of een spons op een oppervlak zien we als arbeid.

Tijd

Deze bestaat uit 2 onderdelen:

  • Inwerktijd van het reinigings product
  • De tijd die nodig is om het vuil af te voeren

De tijd en het juiste reinigingsmiddel werken samen. Een reinigingsmiddel heeft een bepaalde tijd nodig om het vuil binnen te kunnen drinen en los te kunnen weken.

In onderstaande afbeelding zie je dat je met deze 4 factoren kunt spelen. Het heeft wel consequenties. Wanneer je één van de factoren kleiner maakt, moet je ergens ander een factor groter maken om het gewenste resultaat te krijgen.

 

Vloeibaar wasmiddel of poeder

Waspoeders

Waspoeders zijn onder te verdelen in hoofd- en fijnwasmiddelen. Voor het doseren van het waspoeder gebruik je het maatschepje. Dit is meestal meegeleverd in de verpakking of is opvraagbaar bij de fabrikant. Tegenwoordig zijn er ook wastabletten op de markt, die eenvoudig zijn te doseren.

Vloeibaar wasmiddel

Vloeibare wasmiddelen zijn bij uitstek geschikt om te gebruiken bij lage temperaturen (30 °C tot en met 40 °C). Ze zijn eenvoudig te doseren. Een vloeibaar wasmiddel verspreidt zich sneller in water dan een waspoeder. Dat betekent dat de oppervlakteactieve stoffen direct met hun werk kunnen beginnen, zodra de machine draait. Omdat een vloeibaar wasmiddel veel meer oppervlakteactieve stoffen bevat dan een poeder, is het extra efficiënt voor vet vuil. Vloeibare wasmiddelen worden bij voorkeur in een wasbol op het wasgoed geplaatst. De wasbol voorkomt dat een gedeelte van het wasmiddel ongebruikt in de afvoer verdwijnt. Er zijn ook vloeibare wasmiddelen in tabletvorm te koop voor eenvoudige dosering.

 

Soorten wasmiddelen

Om het vuil uit het wasgoed te verwijderen, heb je een wasmiddel nodig. Water alleen is meestal niet voldoende. Niet ieder wasmiddel is geschikt voor alle soorten wasgoed. Op de verpakking kun je lezen voor welke was het wasmiddel bedoeld is, hoeveel wasmiddel je moet gebruiken en wat de ingrediënten van het wasmiddel zijn.

De belangrijkste stof in een wasmiddel zijn de wasactieve stoffen. Die zorgen ervoor dat het vuil wordt verwijderd.

Er zijn verschillende soorten wasmiddelen te koop, die je kunt onderverdelen in drie hoofdgroepen:

  • hoofdwasmiddelen (of totaalwasmiddelen)

  • kleurwasmiddelen

  • wol- en fijnwasmiddelen.

Fijnwasmiddelen zijn alleen verkrijgbaar in vloeibare vorm. De overige wasmiddelen zijn er als waspoeder en als vloeibaar wasmiddel.

 

Totaalwasmiddel

Er zijn totaalwasmiddelen voor witte en voor gekleurde was bij temperaturen van 40 of 60 ºC. Totaalwasmiddelen voor de witte was bevatten vaak optische witmiddelen. Totaalwasmiddelen zijn bijzonder geschikt om kleurstofhoudende vlekken te verwijderen. Ze bevatten een zuurstofbleekmiddel om lastige vlekken uit de was te verwijderen.

Kleurwasmiddel

Kleurwasmiddelen zijn speciaal ontworpen om de kleuren van het wasgoed te beschermen bij temperaturen van 30 ºC en 40 ºC. Aan deze wasmiddelen worden meestal geen bleekmiddelen en optische witmiddelen toegevoegd. Aan een kleurwasmiddel is een kleurbeschermer toegevoegd. Deze stof voorkomt dat losgelaten kleurdeeltjes zich opnieuw aan het textiel hechten, waardoor het textiel kan verkleuren.

Wol- en fijnwasmiddel

Wol- en fijnwasmiddelen bevatten geen optische witmiddelen en bleekmiddelen, en zijn daardoor geschikt voor wollen truien, of fijne synthetische stoffen en fijne gekleurde was. De samenstelling van fijnwasmiddelen lijkt sterk op die van poedervormige kleurwasmiddelen. Maar door hun specifieke samenstelling zijn wol- en fijnwasmiddelen zachter voor het textiel.

Hoeveelheid wasmiddel

Hoeveel wasmiddel je moet toevoegen, staat op de verpakking. Je kunt het op verschillende manieren toevoegen.

  • In het spoelbakje
    Nadeel is dat er wasmiddel kan achterblijven in de afvoer en dan komt niet al het wasmiddel bij de was terecht.

  • In een doseerbol
    Het wasmiddel doe je in een bol en die leg je boven op het wasgoed in de trommel. Het wasmiddel lost direct op en doet zijn werk.

Voor waspoeder en vloeibaar wasmiddel
Voor waspoeder en vloeibaar wasmiddel

 

Gebruik je te weinig wasmiddel, dan worden het vuil en de vlekken niet verwijderd, maar komen de vuildeeltjes weer terecht op het wasgoed. Gebeurt dat een paar keer, dan wordt het wasgoed grauw. Ook kan er na verloop van tijd kalkaanslag op het wasgoed en op het verwarmingselement in de wasmachine komen. Hierdoor functioneert het verwarmingselement minder goed. Wanneer er kalkaanslag op het verwarmingselement zit, wordt het water niet meer goed warm.

Gebruik je te veel wasmiddel, dan zal er te veel schuim ontstaan waardoor het wasmiddel niet goed zijn werk kan doen. Het wasgoed wordt dan niet schoon. Belangrijk bij het doseren van de hoeveelheid wasmiddel is ook de hardheid van het water(dH).

Veel mensen gebruiken tegenwoordig wasverzachter. Dit zorgt er voor dat je was lekker ruikt en zacht is.
Wasverzachter voeg je in dezelfde lade toe als je wasmiddel, in een apart bakje. De hoeveelheid kun je ook weer aflezen op de verpakking.
Let wel op dat je wasverzachter niet altijd kunt gebruiken:

  • Sportkleding
  • Microvezeldoekjes
  • Handdoeken

Wasverzachter zorgt er voor dat er een vettig laagje achter blijft op het textiel. Sportkleding moet ademen wat door wasverzachter tegengehouden wordt.
Een handdoek zal mider goed vocht opnemen en een microvezeldoekje neemt minder goed het vuil op doordat
de vezels "verstopt" raken met de wasverzachter.  

Waterhardheid

In Nederland drukken we de waterhardheid uit in Duitse hardheid (°DH). Hoe hoger dit getal, hoe harder het water en hoe meer mineralen het water bevat. Echt hard water komt in Nederland op weinig plekken meer voor.

  • 0 tot 4 °DH: zeer zacht water
  • 4 tot 8 °DH: zacht water
  • 8 tot 12 °DH: gemiddeld water
  • 12 tot 18 °DH: hard water
  • 18 tot 30 °DH: zeer hard water
Waterhardheid in Nederland 2021

De hardheid van het water is niet schadelijk voor mensen. Het zorgt er wel voor dat je wasmiddel minder goed zijn werk kan doen. Ook is het niet goed voor de machine. De mineralen slaan neer in de machine, dit noemen we kalkaanslag en vinden we terug op het verwarminselement van de wasmachine. Hierdoor moet de machine meer moeite doen om op te warmen.
De kalk kan ook in je was terecht komen. Dit zie je terug als witte vlekken of strepen op je kleding.

Een ideale waterhardheid ligt tussen de
5,5 en 8,5 dH.

 

Opdracht: De was doen

Je hebt inmiddels voldoende informatie gekregen om zelf de was te kunnen doen. 
Je gaat thuis, op je stage of op school een was draaien. Je mag zelf kiezen welke was je doet. 

Hiervan maak je een STARR reflectie.
Ik wil de volgende punten terug lezen in het verslag:

  • Welke was heb je gedaan en hoe vuil was deze?
  • Welk programma heb je gebruikt?
  • Wat waren de instellingen (temperatuur, centrifuge, tijd)?
  • Welk wasmiddel heb je gebruik en hoeveel?
  • Heb je nog wasverzachter gebruikt?

Het verslag lever je in op ELO.

Test je kennis

In wasmiddelen zitten stoffen met een specifieke werking:

  • enzymen

  • wasverzachters

  • bleekmiddel

  • waterontharder

  • optische witmiddelen.

Zoek op wat de werking is van deze stoffen.
Hiervan maak je een verslag in een Word document en lever je in in ELO.

Toets:Wasmiddelen en wasverzachters

Drogen en opruimen van de was

Het programma van de wasmachine is afgelopen en de was is schoon. Haal nu meteen het wasgoed uit de wasmachine om het te laten drogen. Als je dit niet doet, kunnen er vieze geurtjes of schimmel op je wasgoed ontstaan.

 

Drogen van de was

 

Je kunt het wasgoed in een droger drogen of aan de waslijn. Het is belangrijk om het wasgoed eerst goed uit te kloppen. Zo droogt het sneller en is het later makkelijker te strijken.

Niet ieder kledingstuk kan in de droger. Let daarom goed op het behandelingsetiket. Doe je het wasgoed in de droogtrommel om te drogen, dan heb je veel tijdwinst.
Bij het drogen van het wasgoed in een droogtrommel komen pluizen vrij. De pluizen worden opgevangen in het pluizenfilter. Die moet je elke keer na gebruik reinigen.
Je stopt maximaal één lading wasgoed vanuit de wasmachine in de droogtrommel. Je haalt het wasgoed direct uit de droogtrommel als het droog is. Dit voorkomt kreukvorming.
Het gebruik van de droogtrommel kost veel energie.

Drogen aan de waslijn kost geen energie en is dus goedkoper. Ook een voordeel van drogen aan de waslijn is dat het wasgoed minder kreukt.
Zorg ervoor dat de waslijn droog en schoon is voordat je het wasgoed aan de waslijn ophangt.
Broeken kun je aan de broekspijpen ophangen en T-shirts aan de onderkant. Zorg ervoor dat je het wasgoed een klein stukje om de waslijn heen hangt. Dit voorkomt dat je punten aan het wasgoed krijgt. Drogen aan de waslijn kan zowel binnen als buiten.

Strijken van de was

Is het wasgoed schoon en droog, dan moet het meestal opgevouwen of gestreken worden.
let hierbij op dat je niet alle was mag strijken. Let hierbij dus ook altijd op de labels die in het wasgoed zitten!

 

 

 

 

 

  • Strijk eerst het wasgoed dat op een lage temperatuur gestreken moet worden, daarna het wasgoed dat heter gestreken moet worden.

  • Strijk wasgoed met opdruk binnenstebuiten. Anders plakt de opdruk aan het strijkijzer.

  • Wanneer het wasgoed een beetje vochtig is, is het makkelijker te strijken.

  • Synthetische stoffen kunnen smelten als je ze te heet strijkt.

  • Zorg voor een juiste werkhouding door de strijkplank op de juiste hoogte in te stellen.

  • Voorkom ongelukken met het strijkijzer. Zet de strijkplank op een stabiele ondergrond en laat kinderen nooit alleen in de buurt van een heet strijkijzer.

Opruimen van de was

Het einde van het hele wasproces is aangebroken. Je hebt de was schoon, droog, gestreken en opgevouwen, nu moeten we opruimen.
Er zijn verschillende manieren om wasgoed op te ruimen. Vraag je cliënt wat zijn wensen zijn. De cliënt kan je hier ook bij helpen. Laat hem bijvoorbeeld de juiste sokken bij elkaar zoeken. Handdoeken vouwen is een taakje dat veel cliënten prima kunnen uitvoeren.

Enkele praktische tips:

  • Wanneer het wasgoed klaar is om te worden opgeruimd, kun je het sorteren op de ruimte waar het thuishoort. Vraag eerst aan de cliënt in welke kamers en kasten het wasgoed ligt of hangt. Het is handig om vaatdoekjes, theedoeken en keukendoeken bij elkaar te leggen, zodat je deze kunt opruimen in de keukenkastjes.

  • Badhanddoeken en washandjes leg je bij elkaar, zodat je die in de badkamer kunt opbergen of in een kast die daarvoor bestemd is.

  • Kleding kun je per kamer sorteren, zodat je de kleding ook per kamer kunt opruimen. Kleding die opgehangen kan worden, kun je op een hanger doen tijdens het sorteren. Zo kun je de kleding direct in de kast ophangen.

  • Kleding die gestreken moet worden, kun je op een aparte stapel leggen in de ruimte waar je gaat strijken.

 

 

Opvouwen van een overhemd

Opvouwen T-shirt, broek en trui

Test je kennis

Maak een instructiekaart over het verzorgen van de was. Deze punten moeten hierbij naar voren komen:

  1. het sorteren van de was

  2. het wassen

  3. welke wasmiddelen er worden gebruikt

  4. hoe de was gedroogd wordt.

Zet dit op een A4’tje. Lamineer het en hang het bij de wasmachine.
Maak er een foto van en zet deze in ELO

Toets:Drogen en opruimen van de was