MZA 2.1 E-learning anatomie fysiologie bloedvatenstelsel Anneke Loeffen

MZA 2.1 E-learning anatomie fysiologie bloedvatenstelsel Anneke Loeffen

Inleiding

Beste lezer,

Deze Wikiwijs is ontwikkeld in de Module MZA 2020/2021 ter voorbereiding op de landelijke kennistoets voor de opleiding ‘Docent Gezondheidszorg en Welzijn’. De inhoud van de les zal gaan over het bloedvatenstelsel. Hiervan zal de anatomie en fysiologie worden behandeld. Daarnaast zal ook de anatomie en fysiologie van het lymfevatenstelsel behandeld worden.

In de Wikiwijs zitten verschillende digitale-tools zoals; Educaplay, Nearpod, Wrts en Youtube. Heb je nog geen Wrts account maak deze dan gratis aan via www.wrts.nl. De rest van de digitale-tool zijn te gebruiken zonder account.

Deze Wikiwijs kan worden gebruikt ter voorbereiding op de landelijke kennistoets.

Succes!

 

 

Handleiding

Handleiding docent:

In deze Wikiwijs zullen de volgende onderwerpen aanbod komen; het bloed en de samenstelling ervan, de bloedcellen en bloedplaatjes, de slagaders, aders en haarvaten, de anatomie en fysiologie van het hart, de grote en klein bloedsomloop en het lymfevatenstelsel. De onderwerpen zullen afwisselen tussen teksten in combinatie met een illustratie, video’s, vragen en digitale-tools. Voor de digitale-tool van wrts zullen de leerlingen een gratis account aan moeten maken als ze deze nog niet hebben. Het is de bedoeling dat de leerlingen hier zelf mee aan de slag gaan. De link om de Wikiwijs te openen hebben de leerlingen van mij via hun mail gekregen. De Wikiwijs zal ongeveer 60 minuten duren.

Handleiding studenten:

Het is de bedoeling dat je zelf aan de slag gaat met deze Wikiwijs. Voor de digitale-tool van wrts heb je een account nodig, heb je deze niet maak deze dan gratis aan op www.wrts.nl. De Wikiwijs zal ongeveer 60 minuten duren.

Succes!

 

Leerdoelen

De leerdoelen van deze Wikiwijs:

  • De student kan de samenstelling en functie van het bloed beschrijven/uitleggen. (bloedplasma, bloedcellen, bloedplaatjes, bloedstolling, bloedgroepen, grote en kleine bloedsomloop)
  • De student kan de anatomie en fysiologie beschrijven/uitleggen van het circulatiestelsel. (boezems, kamers, hartkleppen, prikkelgeleiding, diastole en systole)
  • De student kan kenmerken van de bloedvaten beschrijven/uitleggen. (aders, slagaders, kleine slagaders en haarvaten)
  • De student kan de anatomie en fysiologie van het lymfevatenstelsel beschrijven/uitleggen. (lymfevaten, lymfeklieren en lymfe)

Deze leerdoelen sluiten aan bij de Kennisbasis Docent Gezondheidszorg en Welzijn Thema 5. Gezondheid en ziekte.

Anatomie en Fysiologie van het Bloedvatenstelsel

Het bloedvatenstelsel omvat alle bloedvaten in je lichaam. Deze bestaan uit slagaders, aders en haarvaten. Door deze bloedvaten stroom het bloed die je cellen, weefsels en organen voorzien van zuurstof en voedingsstoffen. Ook worden afvalstoffen hier door afgevoerd. Het bloed circuleert voortdurend door ons lichaam. Deze circulatie wordt geregeld door ons hart, deze zorgt voor de drijfkracht achter de bloedsomloop.

Het bloedvatenstelsel ligt nagenoeg parallel aan een ander vatenstelsel, namelijk het lymfevatenstelsel. Het lymfevatenstelsel is puur een afvoersysteem voor het verwijderen van afvalstoffen uit je lichaam. De lymfeklieren bevatten witte bloedcellen die helpen bij het bestrijden van infecties.

In deze Wikiwijs gaan we het dan ook hebben over het bloed en de samenstelling ervan, de bloedcellen en bloedplaatjes, de slagaders, aders en haarvaten, de anatomie en fysiologie van het hart, de grote en klein bloedsomloop en het lymfevatenstelsel.

1. Het bloed

Bloed is een vloeistof op basis van water, die het transportsysteem vormt van ons lichaam. Door dat het vloeibaar is komt het via de bloedvaten op alle plaatsen in ons lichaam. Het stroomt voortdurend om zo zuurstof en (voedings)stoffen aan weefsel te leveren en afvalstoffen af te voeren.

Zo zorgt het bloed voor de aan- en afvoer van;

1. Zuurstof

2. Koolstofdioxide

3. Hormonen

4. Voedingsstoffen (glucose, aminozuren, mineralen, vitamines)

Bloed zorgt niet alleen voor het transporteren van zuurstof en (voedings)stoffen maar speelt ook een belangrijke rol bij; het afweren van ziekteverwekkers en het constant houden van onze lichaamstemperatuur.

De hoeveelheid bloed van een mens is ongeveer 7,5% van het lichaamsgewicht. Bij een volwassen persoon van 70 kilo is dit ongeveer 5 liter. Ongeveer 55% van het bloed bestaat uit plasma en 45% uit bloedcellen.

De onderwerpen die in dit hoofdstuk aan bod zullen komen zijn; de samenstelling van het bloed, de rode bloedcellen, de witte bloedcellen, de bloedplaatjes, bloedstolling en de bloedgroepen.

 

1.1 Samenstelling

Het bloed is opgebouwd uit verschillende onderdelen. Ieder onderdeel heeft zijn eigen functie. Wanneer bloed af genomen wordt zal dit uit een substantie bestaan. Als je het afgenomen bloed even laat rusten zie je de scheiding van het bloedplasma en de bloedcellen. De bloedcellen en bloedplaatjes zullen naar beneden zakken. Het bloedplasma bestaat uit water, plasma-eiwitten en opgeloste stoffen. 

 

 

Hier onder staan twee vragen, probeer deze te maken zonder terug te kijken in de tekst. Lukt dit niet kijk dan even terug in de tekst.

1.2 Plasma

Plasma is een lichtgele vloeistof dat voor 91% uit water bestaat, 7% uit eiwitten (antistoffen, stollingsfactoren en albumine) en 2% uit opgeloste stoffen. Het plasma vervoert bloedcellen en bloedplaatjes door ons lichaam, maar ook stoffen zoals zuurstof, voedingsstoffen, koolstofdioxide en afvalstoffen. Zonder plasma zou het niet mogelijk zijn voor de cellen om zich door ons lichaam te verplatsen. Naast het transporteren van bloedcellen, bloedplaatjes, (voedings)stoffen en afvalstoffen zorgt het plasma ook voor de temperatuur regeling in het lichaam. 

1.3 Rode bloedcellen (Erytrocyten)

Rode bloedcellen ook wel erytrocyten genoemd zijn kleine ronde schijfjes zonder celkern, die ontstaan uit stamcellen die gemaakt worden in het beenmerg. Rode bloedcellen zorgen voor het vervoeren van zuurstof. Ze bevatten namelijk het transporteiwit hemoglobine. Hemoglobine bevat ijzer dat nodig is om zuurstof aan zich te kunnen binden. Vanuit de longen vervoeren ze zuurstof door heel het lichaam, en zorgen ook voor de afvoer van koolstofdioxide naar de longen toe.

De productie van rode bloedcellen gaat continu door. Een rode bloedcel heeft maar een levensduur van 4 manden. De dode rode bloedcellen worden afgebroken in het beenmerg, de milt en lever. Het ijzer dat daarbij vrij komt wordt weer gebruikt voor het maken van nieuw rode bloedcellen.

 

Hier onder een afbeelding van een rode bloedcel.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hier onder staan twee vragen, probeer deze te maken zonder terug te kijken in de tekst. Tip: lukt dit niet, pak even de tekst erbij. 

1.4 Witte bloedcellen (Leukocyten)

Witte bloedcellen ook wel leukocyten genoemd ontstaan uit stamcellen die gemaakt worden in het beenmerg. Ze maken slechts een klein deel uit van de cellen in het bloed. Witte bloedcellen zijn, mede door hun celkern, een stuk groter dan rode bloedcellen. Die zich bevinden in het bloed en het lymfeweefsel. Witte bloedcellen vormen een belangrijk onderdeel van het afweersysteem. Ze beschermen ons lichaam tegen lichaamsvreemde stoffen, zoals bacteriën, virussen, schimmels, infecties ect.

Hier onder een afbeelding van een witte bloedcel.

 

 

 

 

 

 

Als een lichaamsvreemde stof herkent wordt maakt het lichaam meer witte bloedcellen aan om zich hiertegen te beschermen. Witte bloedcellen zijn daardoor van cruciaal belang. Daarnaast helpen ze bij het opruimen van afgestorven cellen in het lichaam.

Je hebt drie type witte bloedcellen:

  1. Granulocyten: dit zijn de specialisten in het 'opeten' van ziekteverwekkers.
  2. Monocyten: zij begeven zich in de bloedbaan als er in het lichaam een ontsteking optreedt.
  3. Lymfocyten: zijn de specialisten in het bestrijden van ziekteverwekkers.

In de afbeelding hier onder zie je hoe een ziekteverwekker wordt 'opgegeten' door een witte bloedcel.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Als het opeten en verteren niet lukt, hebben de witte bloedcellen nog een andere manier om bacteriën en virussen op te ruimen. Ze produceren antistoffen tegen de bacterie of het virus. Deze antistoffen plakken dan aan de ziekteverwerkers en maken deze onschadelijk. In de afbeelding hieronder zie je dat proces.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hier onder staan vier vragen, probeer deze te maken zonder terug te kijken in de tekst. Tip: lukt dit niet, pak even de tekst erbij.

1.5 Bloedplaatjes (Trombocyten)

Bloedplaatjes ook wel trombocyten genoemd, ontstaan net als de andere bloed cellen uit stamcellen die gemaakt worden in het beenmerg. Zij hebben geen celcern. Bloedplaatjes zijn belangrijk voor het stollingsproces. Als een vaatwand beschadigd raakt, stapelen de bloedplaatjes zich dakpansgewijs op. Dit wordt aggregeren genoemd. Uiteindelijk ontstaat er een stolsel waardoor de vaatwand kan herstellen.

 

Hier onder een afbeelding van bloedplaatjes.

 

 

 

 

 

 

 

Hier onder staat één vraag, probeer deze te maken zonder terug te kijken in de tekst. Tip: lukt dit niet, pak even de tekst erbij.

1.6 Bloedstolling

Bloedstolling ook wel hemostase genoemd heeft 3 belangrijke fases;

1. vasoconstrictie: het samentrekken van het bloedvat.

2. aggregatie: prop vorming.

3. coagulatie: fibrine vorming.

Als we een wond hebben willen we de bloeding zo snel mogelijk stoppen. Na enkele seconden knijpen de bloedvaten op de beschadigde plek samen. Waardoor er minder bloed stroomt en je minder bloed zal verliezen. Doordat het bloed langzamer stroomt kan het bloed makkelijker een stolsel vormen. Het stolsel wordt gevormd door bloedplaatjes en fibrine.

Het activeren van de bloedplaatjes en het maken van fibrine gebeurt apart van elkaar. Bij schade aan een vaatwand komt collageen vrij te liggen. De bloedplaatjes zullen zich hieraan binden. Een gebonden bloedplaatje zal worden geactiveerd waar door hij stoffen gaat uitscheiden die meer bloedplaatjes activeren. Hierdoor zullen de bloedplaatjes zich samenbinden en dakpansgewijs opstapelen.

Fibrine is een draadvormig eiwit in het bloedplasma. Hieruit ontstaat een stevig net die de bloed cellen zal opvangen, en de bloeding zal stoppen.

 

Propvorming en bloedstolling

1 = Vatwant

2 = Bloedplaatje

3 = Beschadeging

4 = Rode bloedcel

5 = Propvorming

6 = Fibrinedraden

 

 

 

Hier onder staan drie vragen, probeer deze te maken zonder terug te kijken in de tekst. Tip: lukt dit niet, pak even de tekst erbij.

1.7 Bloedgroepen

Bekijk hier onder het filmpje van Juf Danielle over bloedgroepen. Maak daarna onderstaande opdracht.

2. Anatomie van het hart

Het hart is een holle spier die ritmisch en krachtig samenknijpt. De functie van het hart is om het bloed in beweging houdt. Het bloed moet stromen om zuurstof en andere voedingsstoffen naar de weefsels en organen te vervoeren, en op de terugweg afvalstoffen mee te nemen.

Hier onder een filmpje van Juf Danielle over de werkingen en functie van het hart.

2.1 De hart wand

De hartwand is opgebouwd uit vier lagen:

Het endocard: het endocard ook wel het hartvlies is de gladde binnenbekleding die direct contact maakt met het bloed in de boezems en hartkamers. Dit bestaat uit een laag endotheel met daaronder een laagje bindweefsel.

Het myocard: het myocard ook wel de hartspier is verantwoordelijk voor de pompwerking. Deze laag van de hartwand bestaat uit dwarsgestreept spierweefsel. Het myocard van de linkerkamer is het dikst, omdat vanuit daar het bloed via de aorta het lichaam in wordt gepompt.

Het epicard: het epicard is het dun elastische laagje van het hart wat als bescherming dient. Het produceert het pericardiaal vocht, dat de beweging tussen de binnenste en buitenste lagen van het pericard smeert.

Het pericard: het pericard ook wel het hartzakje is een vezelachtig dubbelvlies waar in het hart zich bevindt. Deze is opgeboudt uit de volgende drie delen:

  • Het viscerale pericard: de binnenste laag van het dubbelvlies, die direct om het hart zit.
  • De pericardiale ruimte: de ruimte tussen de twee lagen van het dubbelvlies, deze ruimte is met vloeistof gevuld is.
  • Het pariëtale pericard: de buitenste laag van het dubbelvlies, die ondoordringbaar en zeer stevig is.

 

Hier onder staat één vraag, probeer deze te maken zonder terug te kijken in de tekst. Tip: lukt dit niet, pak even de tekst erbij.

2.2 De hart spier

De hartspier is verantwoordelijk voor de pompwerking. Deze spier bestaat uit dwarsgestreept spierweefsel. De hartspier is een onwillekeurige spier, dit betekend dat je er zelf geen controle over hebt. Wel wordt het ritme door zenuwencellen aangestuurd. Deze kunnen het hart sneller of langzamer laten kloppen. Spierweefsels staan in verbinding met elkaar om impulsen door te kunnen geven.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hier onder staan twee vragen, probeer deze te maken zonder terug te kijken in de tekst. Tip: lukt dit niet, pak even de tekst erbij.

2.3 De kransslagader en kransader

Via de kransslagaders ook wel coronaire slagaders genoemd ontvangt de hartspier zuurstofrijkbloed. Deze slagaders liggen aan de buitenkant als een krans om het hart heen. De aorta is verbonden met de twee hoofdtakken van de kransslagaders. De linker kransslagader voed de linkerhelft van het hart, de rechter kransslagaders de rechterhelft en de onderzijde van de linkerhelft. Beide kransslagaders vertakken zich uit in steeds kleinere slagaders, die uiteindelijk in de hartspier uitkomen en daar veranderen in haarvaten. In de haarvaten worden zuurstof en afvalstoffen uitgewisseld.  

Het hart heeft ook bloedvaten die het zuurstofarme bloed uit de hartspier wegvoeren. Dit zijn de kransaders. De kransaders komen samen in een hoofdtak, die loopt tussen de linkerkamer en de linkerboezem en komt uit in de rechterboezem. Vanuit daar wordt het zuurstofarme bloed naar de longen gepompt.

 

2.4 De kamers en boezems

Het hart bestaat uit een linker- en een rechterharthelft die zijn onderverdeelt in een boezem en kamer, ook wel atrium en ventrikel genoemd. Het hart heeft dus vier holtes; de linkerkamer (linke ventrikel), linkerboezem (linker atrium), rechterkamer (rechterventrikel) en rechterboezem (rechter atrium). De helften zijn gescheiden door een tussenschot van spierweefsel, het septum.

Via de linkerhelft van hart wordt het zuurstofrijke bloed het lichaam in gepompt, via de rechterhelft van het hart word zuurstofarm bloed naar de longen gepompt. Zowel het zuurstofrijke bloed als het zuurstofarme bloed komt het hart binnen via de boezems en stroomt vanuit daar naar de kamers. De kamers pompen het bloed vervolgens het lichaam en de longen in. Zo houdt het hart de bloedsomloop in beweging.

De linkerkamer heeft de belangrijkste taak, deze pompt namelijk het zuurstofrijke bloed door heel ons lichaam. Daarom heeft de linkerkamer een dikkere spierwand dan de rechterkamer en boezems.

De boezems kan je zien als opslagkamers. Deze vangen het bloed op uit het lichaam en de longen. De spierwand is minder dik dan de spierwand van de kamers, omdat de kamers het harde pompwerk moeten doen. Wanneer de kamers zich ontspannen zullen de hartkleppen tussen de boezems en kamers opengaan en stroomt het bloed richting de kamers. Door vervolgens samen te trekken, persen de boezems het laatste beetje bloed de kamers in.

Het hart staat in verbinding met de grote bloedvaten:

  • De rechterboezem is verbonden aan twee grote bloedvaten. Dat zijn de bovenste holle ader (vena cava superior) en de onderste holle ader (vena cave inferior), hier stroomt het zuurstofarm bloed uit het lichaam de rechterboezem in.
  • De rechterkamer is verbonden met de longslagaderstam (truncus pulmonalis), die zich opsplitst naar een linker en rechterlongslagader (arterie pulmonis sinistra en dextra)
  • De linkerboezem is verbonden met vier longaders (vena pulmonalis) hier komt zuurstofrijk bloed het hart binnen.
  • De linkerkamer is verbonden met de lichaamsslagader (aorta) via deze slagader stroomt het bloed naar alle delen van ons lichaam.

 

2.5 De hartkleppen

Het hart heeft vier kleppen die zorgen dat het bloed de juiste richting in stroomt. Hartkleppen hebben geen spierweefsel en bewegen met de stroming van het bloed mee. Door het samentrekken en ontspannen van het hart openen en sluiten de hartkleppen zich door drukverschil in de bloedstroom. Wanneer het hart samentrekt wordt de druk hoger en sluit de ene klep en de andere klep opent zich. Wanneer het hart zich ontspant wordt de druk lager en kunnen de holtes zich weer vullen met bloed.

Het hart heeft vier kleppen:

  • Mitraalklep
  • Tricuspidaalklep
  • Aortaklep
  • Pulmonaalklep

Mitraalklep

De mitraalklep regelt de bloedstroom tussen boezem en kamer in de linkerhelft van het hart. De mitraalklep heeft twee klepdelen die met draden vastzitten aan twee tandvormige uitsteeksels van de hartspier ookwel de papillaire spieren. Deze kleppen kan je vergelijken met een parachute. Ze bestaan uit slappe weefselplooien die met draden aan de hartspier zitten.

Tricuspidaalklep

De tricuspidaalklep regelt de bloedstroom tussen boezem en kamer in de rechterhelft, waar het zuurstofarme bloed richting longen wordt gepompt. De tricuspidaalklep heeft twee klepdelen die met draden vastzitten aan twee tandvormige uitsteeksels van de hartspier ookwel de papillaire spieren. Deze kleppen kan je vergelijken met een parachute. Ze bestaan uit slappe weefselplooien die met draden aan de hartspier zitten.

Aortaklep en pulmonaalklep

De aortaklep en pulmonaalklep lijken op elkaar. Deze worden de halvemaanvormige kleppen genoemd omdat ze bestaan uit drie slippen, die de vorm hebben van een halvemaan. De aortaklep ligt aan het begin van de aorta in de linkerkamer, waar zuurstofrijk bloed het hart uit wordt gepompt. De pulmonaalklep ligt tussen de rechterkamer en de longslagader, waar het zuurstofarme bloed richting de longen wordt gepompt.

 

Hartkleppen
bij samentrekken hartspier
A. Mitraalklep (gesloten)
B. Tricuspidaalklep (gesloten)
C. Aortaklep (open)
D. Pulmonaalklep (open)

Hartkleppen
bij ontspannen hartspier
A. Mitraalklep (open)
B. Tricuspidaalklep (open)
C. Aortaklep (gesloten)
D. Pulmonaalklep (gesloten)

Hart quiz!

Als je onderstaande link opent kom je op de website anatomie-online. Hier ga je een quiz doen over de anatomie van het hart. De keus is aan jou of je voor de Nederlandse of Latijnse benamingen kiest. Je mag ze natuurlijk ook alle twee doen.

Succes!

 

Hart quiz!

Kruiswoordpuzzel!

Als je onderstaande link opent kom je op de site Educaplay. Als je op start drukt verschijnt er een kruiswoordpuzzel. De vragen die hierbij gesteld worden gaan over het hart. Het antwoord vul je in bij de bijbehorende rij of kolom.

Succes!

https://www.educaplay.com/learning-resources/7311874-anatomie_van_het_hart.html

3. Fysiologie van het hart

Het krachtig samenknijpen van het hart wordt aangestuurd door het prikkelgeleidingssysteem. Het prikkelgeleidingssysteem is een netwerkje van speciale cellen in de hartspier, die elkaar in een domino-effect een elektrische prikkel doorgeven. Die prikkel stimuleert de hartspier om zich samen te trekken. Het prikkelgeleidingssysteem zorgt ervoor dat het samentrekken in het juiste tempo en volgorde gebeurt. De juiste volgorde wil zeggen: eerst de boezems, dan de kamers.

3.1 De prikkelgeleiding

Het prikkelgeleidingssysteem is een netwerk van speciale cellen in de hartspier die een elektrische prikkel doorgeven. Dit gebeurt als een domino-effect. Die elektrische prikkel stimuleert de hartspier om samen te trekken. Als de hartspier in de juiste volgorde en tempo samentrekt pompt het hart optimaal, de pompfunctie van het hart is dus afhankelijk van het prikkelgeleidingssysteem.

Het prikkelgeleidingssysteem bestaat uit:

1.De sinusknoop: deze ligt in het myocard van de rechterboezem. Deze wekt de elektrische impuls op waardoor de boezems samentrekken.

2.De AV-knoop (atrioventriculaire knoop): deze ligt net als de sinusknoop in het myocard in de rechterboezem alleen een stukje lager. De sinusknoop geeft de prikkels door aan de atrioventriculaire knoop en deze geeft het door aan de bundel van his.

3.De bundel van His: dit is een bundel met prikkelgeleidend spiercellen die tussen het harttussenschot van de kamers liggen. Deze splitst zich weer op in een linker en rechtertak.  

4.De bundeltakken: hier verplaatsen de prikkels zich tussen het harttussenschot richting het hartpunt.

5.De purkinje-vezels: deze liggen in het myocard waardoor vrijwel alle hartspiercellen de prikkels ontvangen, met als gevolg dat de kamers samentrekken.

 

 

De sinusknoop

De sinusknoop ligt als een groepje langgerekte cellen in het plafon van de rechterboezem, en regelt het tempo van het pompen van het hart. Alle spiercellen in het hart kunnen een stroomstootje produceren. Stel de sinusknoop zou uitvallen stopt het hart niet met kloppen, wel gaat het trager kloppen. Dit omdat de cellen in de sinusknoop het snelste een prikkel door kunnen geven. Vanuit de sinusknoop verspreidt de prikkel zich over de spiercellen van de linker- en rechterboezem. Als deze prikkel is verspreid wordt deze even opgehouden in de AV-knoop (atrioventriculaire knoop).

De AV-knoop

De AV-knoop ligt in het midden van het hart op de grens van de boezem en kamer. De cellen in de AV-knoop hebben een bijzondere eigenschap, zij kunnen namelijk de elektrische prikkel afremmen. Zo trekken de kamers net iets later samen dan de boezems, zo zal het bloed in twee stappen door het hart gaan. Er zit iets minder dan een kwart seconde tussen het ontstaan van de elektrische prikkel en de reactie van de kamers. 

De bundel van His, bundeltakken en de purkinje-vezel

De bundel van His is een speciaal geleidingsweefsel die de prikkel naar de linker en rechter bundeltak geleidt. Uiteindelijk worden de spiercellen van beide kamers aangezet tot samentrekken via de purkinje-vezels.

Prikkelgeleiding quiz!

Als je onderstaande link opent kom je op de website anatomie-online. Hier ga je een quiz maken over de prikkelgeleiding. Je krijgt stellingen te zien waaruit jij de juiste stelling moet kiezen.

Succes!

Prikkelgeleiding quiz!

Matching pairs!

Als je onderstaande link opent kom je op de site Nearpod. Je krijgt 5 afbeeldingen te zien van het prikkelgeleidingssysteem. De bedoeling is dat je de juiste benaming met het juiste cijfer koppelt.

Succes!

https://share.nearpod.com/LsgjpOH8sab

3.2 De hartcyclus

De hartcyclus is het samentrekken en ontspannen van het hart. Wanneer het hart samentrekt wordt het bloed vanuit de kamers de slagaders in gepompt. Vervolgens is er een ontspanningsfase, waarin de kamers vol stromen met bloed. Het samentrekken van het hart heet systole en het ontspannen heet diastole. Het menselijk hart klop gemiddeld 72 keer per minuut. Met deze snelheid duurt de cyclus ongeveer 0,8 seconde.

Systole (samentrekken):

Dit is de fase waar in de kamers zich samentrekken en het bloed de slagaderen in wordt gepompt. De hartkleppen tussen de boezems en kamers zijn dan gesloten. De kleppen tussen de kamers en slagaders zijn open. De rechterkamer pompt het zuurstofarme bloed naar de longen om zuurstof op te nemen. De linkerkamer pompt het zuurstofrijke bloed het lichaam in.

Diastole (ontspannen):

Dit is de fase waarin de kamers zich ontspannen en vollopen met bloed. Hierbij zijn de hartkleppen tussen de boezems en kamers open. De kleppen tussen de kamers en slagaders sluiten. Vanuit de rechterboezem stroomt zuurstofarm bloed naar de rechterkamer, van uit de linkerboezem stroomt zuurstofrijk bloed naar de linkerkamer. De boezems trekken nog een keer samen op het eind van de diastole om het laatste beetje bloed in de kamers te persen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hier onder staan twee vragen, probeer deze te maken zonder terug te kijken in de tekst. Lukt dit kijk dan even terug in de tekst.

4. De bloedsomloop

Het bloed moet voortdurend stromen om zuurstof en voedingsstoffen naar de cellen, weefsels en organen te transporteren. Dit gebeurt via de kleine bloedsomloop en de grote bloedsomloop. In de longen neemt het bloed zuurstof op en wordt via het hart en de slagaders, kleine bloedvaten en haarvaten in gepompt. Daar wordt zuurstof af ge geven aan omliggende cellen, weefsels en organen. Op de weg terug neemt het bloed afvalstoffen mee. Deze stromen met het bloed via de aders weer terug naar het hart en vanuit het hart naar de longen om opnieuw zuurstof op te nemen.  

 

 

4.1 Kleine en grote bloedsomloop

Het bloed moet voortdurend stromen om zuurstof en voedingsstoffen naar organen en weefsels te transporteren. De bloedsomloop bestaat uit een kleine en grote bloedsomloop.

De kleine bloedomloop

Via de kleine bloedsomloop komt zuurstofarm bloed binnen in de rechterboezem van het hart. Als de boezem zich samentrekt opent de klep tussen de rechterboezem en -kamer en stroomt het bloed de rechterkamer in. Vanuit de rechterkamer wordt het bloed de longslagader in gepompt naar de longen. In de longen geeft het bloed koolstofdioxide af en neemt zuurstof op. Het zuurstofrijke bloed stroomt door de longaderen terug naar het hart.

De grote bloedomloop

Via de grote bloedomloop wordt het bloed naar alle delen van het lichaam gepompt. Vanuit de linkerkamer wordt zuurstofrijk bloed via de aorta het lichaam ingepompt. De aorta vertakt zich tot steeds kleinere vaten en haarvaten. In de haarvaten worden zuurstof en voedingsstoffen afgegeven en afvalstoffen opgenomen. Vanuit de haarvaten gaat het zuurstofarme bloed via de aders weer terug naar het hart, waar het uitkomt in de rechterboezem. Daar begint de klein bloedsomloop weer opnieuw.

Bloedsomloop Quiz!

Als je onderstaande link opent kom je op de website anatomie-online. Hier ga je een quiz maken over de anatomie van de bloedsomloop. De keus is aan jou of je voor de Nederlandse of Latijnse benamingen kiest. Je mag natuurlijk ook beide een keer doen.

Succes!

Bloedsomloop Quiz

4.2 Slagaders (Arteriën)

Vanuit de linkerharthelft wordt het zuurstofrijke bloed eerst in de grootste slagader gepompt, de aorta. Deze vertakt al snel in kleinere slagaders die naar het bovenste en onderste deel van het lichaam gaan. Het bloed dat naar het bovenste deel van het lichaam gaat wordt naar de hersenen gepompt. Het bloed dat naar het onderste deel van het lichaam gaat wordt naar de organen in de buik gepompt. Slagaders zijn stevige bloedvaten met een gladde binnenwand. Doordat slagaders spiercellen hebben in hun wand kunnen ze de bloedstroom regelen door samen te trekken. Hoe nauwe de slagader hoe minder bloed er doorheen kan. Het bloed in de slagaders stroomt altijd van het hart af. Maar niet alle slagaders vervoeren zuurstofrijk bloed. De longslagader gaat vanuit de rechterkamer naar de longen om zuurstof op te nemen.

In de afbeelding hier onder zie je een doorsnede van een slagader.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hier onder staan drie stellingen, geef aan of deze waar of niet waar zijn. Probeer deze te maken zonder terug te kijken in de tekst. Lukt dit kijk dan even terug in de tekst.

4.3 Kleine slagaders (Arteriolen) en haarvaten (capillaren)

Via de grotere slagaders stroomt het zuurstofrijke bloed naar de kleinere slagaders ook wel arteriolen genoemd. Vanuit daar komt het bloed in de kleinste bloedvaten de haarvaten ook wel capillare genoemd. Haarvaten hebben een dunne wand die maar net iets groter zijn dan een rode bloedcel. Hier stroomt het bloed vrij traag zodat stoffen makkelijk door de dunne vaatwand uitgewisseld kunnen worden. Zuurstof en voedingsstoffen worden afgegeven en afvalstoffen worden opgenomen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hier onder staan één stelling, geef aan of deze waar of niet waar is. Probeer deze te maken zonder terug te kijken in de tekst. Lukt dit kijk dan even terug in de tekst.

4.4 Aders (Venen)

Na het uitwisselen van zuurstof en voedingsstoffen stroomt het zuurstofarme bloed via de aders terug naar het hart. De wanden van een ader zijn dunner en slapper als die van een slagader. Dit komt door dat de druk lager is en het bloed trager stroomt. Omdat de aderwand slapper is kan een ader zich uitzetten waardoor er meer bloed door kan stromen. Ook hebben aders kleppen die ervoor zorgen dat het bloed de juiste richting op stroomt, dus niet terug naar het hart. Het moment dat ze uitzetten zal je dit goed zien. Aan de blauwige kleur is te zien dat het bloed zuurstofarm is. De aders komen via de bovenste en onderste holle ader uit in de rechterboezem.

In de afbeelding hier onder zie je een doorsnede van een ader.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hier onder staan drie stellingen, geef aan of deze waar of niet waar zijn. Probeer deze te maken zonder terug te kijken in de tekst. Lukt dit kijk dan even terug in de tekst.

Kennis quiz!

Als je onderstaande link opent kom je op de website anatomie-online. Hier ga je een quiz maken over de anatomie van de bloedsomloop. Het zijn meer negen meerkeuzen vragen.

Succes!

Kennis Quiz bloedsomloop

5. Het lymfevatenstelsel

Het lymfevatenstelsel is puur een afvoersysteem van het lichaam. Het begint in de weefsels en voert lymfe van de weefsels naar de grotere lymfevaten. Hier wordt weefselvocht opgenomen waarin verschillende opgeloste eiwitten en afvalstoffen aanwezig zijn. Deze afvalstoffen worden direct vernietigd in de lymfeknoppen, dit zijn de zogenaamde zuiveringsstations van het lymfestelsel. Lymfeknoppen zijn plaatsen waar meerdere lymfevaten kruisen. Deze liggen in grote aantallen in de volgende gebieden; de nek, de oksels, de liezen, langs de luchtpijp, bij de longen, bij de darmen en achter in de buikholte. Ziekteverwekkers zoals bacteriën en virussen worden hier onschadelijk gemaakt. 

5.1 Anatomie en fysiologie van het lymfevatenstelsel

Bekijk hier onder het filmpje van Juf Danielle over het lymfevatenstelsel. Maak daarna onderstaande opdracht.

Begrippenlijst!

Tot slot een oefentoets van Latijnse benamingen over dit onderwerp.

Open onderstaande link, klik op ‘oefen alle woorden’ en kies ‘toets’.

Succes!

https://leren.wrts.nl/lists/163167647/words

Bronnenlijst