4.1 Kleine en grote bloedsomloop

Het bloed moet voortdurend stromen om zuurstof en voedingsstoffen naar organen en weefsels te transporteren. De bloedsomloop bestaat uit een kleine en grote bloedsomloop.

De kleine bloedomloop

Via de kleine bloedsomloop komt zuurstofarm bloed binnen in de rechterboezem van het hart. Als de boezem zich samentrekt opent de klep tussen de rechterboezem en -kamer en stroomt het bloed de rechterkamer in. Vanuit de rechterkamer wordt het bloed de longslagader in gepompt naar de longen. In de longen geeft het bloed koolstofdioxide af en neemt zuurstof op. Het zuurstofrijke bloed stroomt door de longaderen terug naar het hart.

De grote bloedomloop

Via de grote bloedomloop wordt het bloed naar alle delen van het lichaam gepompt. Vanuit de linkerkamer wordt zuurstofrijk bloed via de aorta het lichaam ingepompt. De aorta vertakt zich tot steeds kleinere vaten en haarvaten. In de haarvaten worden zuurstof en voedingsstoffen afgegeven en afvalstoffen opgenomen. Vanuit de haarvaten gaat het zuurstofarme bloed via de aders weer terug naar het hart, waar het uitkomt in de rechterboezem. Daar begint de klein bloedsomloop weer opnieuw.

bron: Ofa