4. De bloedsomloop

Het bloed moet voortdurend stromen om zuurstof en voedingsstoffen naar de cellen, weefsels en organen te transporteren. Dit gebeurt via de kleine bloedsomloop en de grote bloedsomloop. In de longen neemt het bloed zuurstof op en wordt via het hart en de slagaders, kleine bloedvaten en haarvaten in gepompt. Daar wordt zuurstof af ge geven aan omliggende cellen, weefsels en organen. Op de weg terug neemt het bloed afvalstoffen mee. Deze stromen met het bloed via de aders weer terug naar het hart en vanuit het hart naar de longen om opnieuw zuurstof op te nemen.  

 

 

bron: Malmberg