Werken in de Aquacultuur

Werken in de Aquacultuur

Algemene informatie

Theorie

1.1 Benodigde kennis 

De beginnend beroepsbeoefenaar: 

  1. heeft kennis van de biologie van vissen 

  2. heeft kennis van afwijkend gedrag van vissen 

  3. heeft technische kennis van recirculatiesystemen 

  4. heeft kennis van de koppeling van plantaardige en dierlijke productie 

  5. heeft kennis van productiemethoden van voedsel op en/of in water 

  6. heeft kennis van vermeerdingsmethoden 

  7. heeft kennis van procedures voor het verkrijgen van pootvis 

  8. heeft kennis van vissoorten 

  9. heeft kennis van uitgangswater en waterkwaliteit 

  10. heeft kennis van milieu en omgeving in relatie tot zijn bedr

  11. ijfsactiviteiten 

  12. heeft kennis van ziekten, parasieten, zoönosen en plagen 

  13. heeft kennis van meldingsplichtige visziektes 

  14. heeft kennis van besmetting van mens op vis 

  15. heeft kennis van kruisbesmetting (plant/dier) 

  16. heeft kennis van verzorging van voedsel dat op en/of in water groeit 

  17. heeft kennis van de verwerking van producten 

  18. heeft kennis van technieken die de voedingswaarde van producten beïnvloeden 

  19. heeft kennis van wet- en regelgeving t.a.v. zijn bedrijfsactiviteiten en sectorale gedragscode 

 

1.2 Benodigde vaardigheden 

  1. De beginnend beroepsbeoefenaar: 
  2. kan producten voorzien van de noodzakelijke voedingsstoffen 

  3. kan producten verzorgen 

  4. kan vermeerderingstechnieken toepassen 

  5. kan pootvis beoordelen 

  6. kan veilig werken 

  7. kan waterkwaliteit meten en op peil houden 

  8. kan systeemstoringen herkennen 

  9. kan eenvoudige ziekten in de kweekpopulatie behandelen 

  10. kan onder toezicht van een dierenarts medicijnen toedienen 

  11. kan medicijnregistratie bijhouden 

  12. kan kweeksystemen controleren en onderhouden 

  13. kan afwijkingen van geur en geluid in de kweekruimte herkennen 

  14. kan omgaan met calamiteiten in zijn bedrijf 

  15. kan hygiënisch werken 

  16. kan een quarantaineprocedure uitvoeren 

  17. kan in een quarantainesituatie werken 

  18. kan de groei van de producten monitoren 

  19. kan de voedingsopname monitoren 

  20. kan vereiste gegevens registreren 

  21. kan eerste echelononderhoud toepassen 

Opdracht

·         Lees de module in zijn geheel door

·         Beantwoord de startvragen

o    Wat denk je dit blok te gaan leren?

o    Wat heb je nodig om dit effectief te leren?

o    Wanneer ben je eerder met de thema’s in contact gekomen?

o    Welke kennis heb al je die misschien nuttig is?

Visbiologie

Film

Theorie

PowerPoint 2018-2019: https://wellant-my.sharepoint.com/:p:/g/personal/t_lievense_wellant_nl/EV109Ts1S4FBqqK1ffqtCVoB81I5Wr1By0jISYobyf97pA?e=Nvti7C

Extra materiaal: https://drive.google.com/file/d/1k4orz9D0DGJwExGD8rssuz47PGpUhGmi/view  
(PowerPoint ordening)

Voor de Aquacultuur is de kennis van visbiologie noodzakelijk. Immers is niet elke vis even geschikt om te worden toegepast in de Aquacultuur. In dit hoofdstuk herhalen we daarom de visbiologie. In het hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan de orde:  

  1. Bouw van vissen  

  1. Organen bij vissen  

  1. Ademhalingsstelsel bij vissen

  1. Bloedvatenstelsel bij vissen

  1. Osmose regulatie bij vissen

  1. Vormen van vissen  

  1. Zintuigen bij vissen

Vissen zijn koudbloedige dieren (hun lichaamstemperatuur is afhankelijk van de temperatuur van de omgeving) die in het water leven. Ze ademen door kieuwen en bewegen zich voort met behulp van vinnen. Omdat ze een wervelkolom hebben en hersenen die door een schedel worden omgeven, behoren ze tot de gewervelde. Alle in zee levende zoogdieren (walvissen, dolfijnen en robben) bewegen zich weliswaar net als vissen voort met behulp van vinnen maar halen adem met hun longen en zijn warmbloedig.



De vorm van vissen is zeer verschillend. Er zijn platte, ronde en langwerpige vissen. Afhankelijk van onder andere de plaats van de vinnen en de vinstralen bewegen ze zich kronkelend of glijdend voort.

Bijna alle vissen zijn roofdieren. Sommige voeden zich daarnaast ook nog met planten. De kleinste vissen zuigen hele kleine weekdiertjes van algen af, sterkere vissen eten slakken en mosselen. De grote vissen jagen op beweeglijke ongewervelden (kwallen, inktvissen) en natuurlijk ook op andere vissen. Tegen deze roofdieren helpen ook pantsers, stekels en doornen niet.

In de paartijd verlaten sommige vissen hun omgeving. Ze kunnen bijvoorbeeld van de zee naar de rivier trekken, of andersom, om op een bepaalde plaats kuit te schieten (zalmen en palingen).

De manier van het afzetten van eitjes is verschillend. Enkele vissen gaan op zoek naar een modderige bodem, andere zetten de eitjes in planten af. Van de miljoenen eitjes blijft het grootste deel onbevrucht of ontwikkelt zich niet verder.

[bron: https://www.mijnbiologie.nl/vissen.html]

 

2.4 Ademhalingsstelsel bij vissen

Met de kieuwen neemt de vis zuurstof op en staat hij koolzuur af aan het water. De kieuwen steken uit de kieuwspleten en worden gedragen door de kieuwbogen en beenspangen. Elke kieuwboog draagt een aantal op elkaar gestapelde kieuwblaadjes. Elk kieuwblaadje draagt op zijn beurt een groot aantal secundaire kieuwblaadjes. Aan de binnenkant van de kieuwen bevinden zich de kieuwzeven. Deze zorgen ervoor dat de kieuw niet beschadigd wordt door vuil en voedseldeeltjes.

De vis zuigt zijn bek vol met water. Het water wordt van de mondholte langs de kieuwen naar de kieuwholte geperst. Vanuit de kieuwholte stroomt het door de kieuwspleten, tussen de secundaire kieuwblaadjes door. De kieuwblaadjes staan in contact met kanaaltjes, die gevuld zijn met zuurstofarm bloed. Het bloed neemt zuurstof op en staat koolzuur af. Vervolgens gaan de kieuwdeksels open. Het water ontsnapt, waarna de deksels weer sluiten.

Haaien en roggen hebben geen kieuwdeksel maar een aantal afzonderlijke spleten. Ook zijn er vissen die met geopende bek zwemmen. Hierdoor is er een constante waterstroom langs de kieuwen. [BRON: https://www.vistikhetmaar.nl/lesmodules/de-vis/]  

 

 

https://www.bioplek.org/animaties/bloed/tegenstroomprincipe.html

https://www.bioplek.org/animaties%20onderbouw/gaswisseling.html

 

Page Break

2.5 Osmose regulatie bij vissen  

 

 

Bij eieren van vissen is osmose een belangrijke factor bij het al dan niet uitkomen van de eieren.  

Als de concentratie aan opgeloste stoffen in het water buiten het ei lager is dan in het ei gaat het water het ei in (a). De druk op de binnenzijde van het ei-omhulsel wordt groter en de jonge vis kan makkelijker het omhulsel doorbreken.  

Als de concentratie aan opgeloste stoffen buiten het ei hoger is wordt het water uit het ei getrokken en wordt de druk op de binnenzijde van het ei-omhulsel lager. Het ei wordt daardoor kleiner (b). De jonge vis heeft dan meer moeite om uit het ei te komen. Het kan er zelfs toe leiden dat eieren niet uit kunnen komen.  

In tegenstelling tot de eieren kunnen de meeste vissen kunnen zich redelijk goed aanpassen aan andere osmotische waarden dan waar zij in de natuur leven.  

Zowel zoet- als zeewatervissen blijken ca. 0,9% zout te bevatten. Zoetwatervissen bezitten daardoor een hoger zoutgehalte in het lichaam dan daarbuiten. Er zal daarom water door de huid van de vis naar binnen gaan. Omdat daardoor de zoutconcentratie in de vis daalt wordt via de kieuwen extra zout uit het water opgenomen. Tevens wordt er veel waterige urine met weinig zout uitgescheiden (zie tekening a). Bij zeewatervissen daarentegen zal doordat ze minder zout bevatten dan hun omgeving water aan het lichaam worden onttrokken. Via de kieuwen wordt daartoe zout uitgescheiden. Tevens wordt weinig urine maar met veel zouten uitgescheiden. (zie tekening)

 

 

Bij osmose ging water van een milieu met een lage concentratie aan opgeloste stoffen naar een milieu met hoge concentratie. De verplaatsing van water veroorzaakt een drukverschil tussen de beide milieus. Het maximale drukverschil is afhankelijk van het verschil in zoutconcentratie. Hoe groter het verschil in de hoeveelheid opgeloste stoffen, hoe hoger het maximale drukverschil.

Bij omgekeerde osmose, bv. om water te zuiveren, wordt dit principe gebruikt om water te zuiveren. Hier wordt gezorgd voor een drukverschil tussen de beide zijden van het (osmose)membraan door het te zuiveren water onder druk tegen het membraan te persen. In het begin is aan beide zijden van het membraan de hoeveelheid opgeloste stoffen gelijk. Door het drukverschil tussen de beide zijden van het membraan wordt water door het membraan geperst.

Doordat alleen water door de membraan heen kan blijven de opgeloste stoffen achter en kan aan de andere zijde van het membraan het "gedemineraliseerde" water, dat vaak osmosewater wordt genoemd, worden opgevangen.  

Aangezien het water aan de zijde van het membraan waar het tegenaan wordt geperst een steeds hogere concentratie aan opgeloste stoffen zal gaan bevatten zal door de "gewone" osmose het doorlaten van water gaan afnemen. Om het zuiveren van water door te laten gaan wordt gebruikt water afgevoerd en nieuw te zuiveren water toegevoerd.  

[BRON: http://gerard-schouw.nl/Myaquaterra/tipsentrucs/tipsentrucs.html]

Opdrachten

2.1 De bouw van vissen

In onderstaand kader is de vis opgedeeld in drie delen. Een vis is opgebouwd uit een kop, een romp en een staart. Vul nu de onderstaande opdracht in.  

De bouw van een vis

  1. ........................................

  1. ….....................................

  1. ….....................................

 

De vinnen van een vis

 

  1. ….......................................

  1. ….......................................

  1. ….......................................

  1. ….......................................

Schrijf op wat de functie is van de vinnen.

 

Rugvin: Een vis gebruikt de rugvin voor evenwicht en voortbeweging.  

Anaalvin: De anaalvin gebruikt een vis voor evenwicht en voortbeweging.  

Staartvin: De staartvin gebruikt een vis voor voortbeweging.  

Borstvin: De borstvin hebben een remmende en voortbewegende functie.  

Buikvin: De buikvin gebruik een vis voor z’n evenwicht, maar hebben ook een remmende en voortbewegende functie.

 

2.2 Organen bij vissen  

#

Naam orgaan

Functie van het orgaan

1

 

 

 

2

 

 

 

3

 

 

 

4

 

 

 

5

 

 

 

6

 

 

 

7

 

 

 

8

 

 

 

9

 

 

 

10

 

 

 

11

 

 

 

12

 

 

 

13

 

 

 

14

 

 

 

15

 

 

 

16

 

 

17

 

 

18

 

 

2.3 Bloedvatenstelsel bij vissen  

Een gesloten bloedsomloop is de bloedsomloop waarbij in een organisme bloed door een gesloten stelsel van slagaderen, aderen en haarvaten van en naar organen getransporteerd wordt. In een gesloten bloedsomloop zorgt het hart ervoor dat het bloed in beweging blijft. Vogels, zoogdieren en vissen bevatten een gesloten bloedsomloop. Insecten en weekdieren hebben een open bloedsomloop. [BRON]

Practicum osmose


In dit practicum ga je een onderzoek doen met frietjes. De resultaten ga je verwerken in een verslag. Je voert de proef uit als een tweetal, maar je schrijft zelf een eigen verslag!  

Opdracht  
Zoek uit met behulp van een aardappel en 5 verschillende vloeistoffen uit wat de osmotische waarde van een aardappelcel is. Het doel van deze opdracht is dat je begrijpt hoe osmose plantencellen kan beïnvloeden.  

Vraagstelling
Wat is de osmotische waarde van een aardappelcel?  

Hypothese formuleren  
Formuleer nu voordat je begint een hypothese.  

Je gebruikt de volgende materialen: aardappelmesje, 5 vloeistoffen met verschillende concentratie zout (0%, 0,3 % 0,9%, 3%, 10%), 5 bekertjes, viltstift, snijplank, geodriehoek  en weegschaal.


1e les:  
1. Snij een aardappel in 5 frietjes van ongeveer 1x1x5 cm  
2. Meet de frietjes zo exact mogelijk op: lengte, gewicht en stevigheid  
3. Noteer de getallen of stevigheid goed  
4. Doe elk frietje in een apart bekertje met verschillende vloeistof. Zorg dat het frietje helemaal in de vloeistof zit  


2e  les:  
1. Haal de frietjes uit het bekertje en droog ze voorzichtig af  
2. Noteer de lengte, het gewicht en de stevigheid  
3. Verwerk je resultaten in een duidelijke tabel en grafiek. Zet in de grafiek de procentuele verandering uit tegen de zoutconcentratie. Doe dit zowel voor de procentuele verandering in gewicht als de procentuele verandering in lengte.  
4. Bepaal welke concentratie zout het meest overeenkomt met de osmotische waarde van de aardappelcel  
5. Verklaar in je discussie wat je per frietje hebt waargenomen. Koppel hier de theorie uit je boek aan!  


Maak een verslag volgens de stappen van natuurwetenschappelijk onderzoek.  

Page BreakVormen van vissen  

We onderscheiden drie hoofdgroepen van vissen:

De rondvissen hebben een rond lichaam en ogen op beide kanten van hun lichaam. Zij kunnen zowel op de bodem leven (demersaal) als in de waterkolom (pelagisch). De platvissen zijn zijlings afgeplat waarbij zij twee ogen op één zijkant van hun lichaam hebben.

De kraakbeenvissen, haaien en roggen, zijn andere klasse van vissen dan de rond- en platvissen. Kraakbeenvissen hebben geen skelet van bot, maar van kraakbeen en zijn wat anders aangepast aan het leven in zee. Platvissen leven doorgaans op, in of nabij de bodem, net zoals bodemlevende (demersale) rondvissen. Hoewel ze op dezelfde omgeving zijn aangepast, verschilt de opbouw van platvissen behoorlijk met die van rondvissen. Pelagische rondvissen leven in de waterkolom, en zijn hierop aangepast.  

 

BRON: https://vistikhetmaar.nl/lesmodules/vissoorten/

Page Break2.6 Zintuigen bij vissen

Zintuig

Prikkel

Functie

Het oog

 

 

 

De smaakzintuigen

 

 

 

Het reukorgaan

 

 

 

Het gehoororgaan

 

 

 

Het evenwichtsorgaan

 

 

 

Het zijlijnstelsel

 

 

 

 

2.6 Zintuigen bij visse

Open de volgende link en maak de opdrachten 1 en 2. Maak daarna de herhaalopgaven.  

http://www.biologietccl.nl/docs/3v/3VEXTRAVSTOFthema4.pdf

Opdracht 1

  1. Vissen zwemmen in scholen. Dit is een voorbeeld van zelforganisatie. Een individu probeert steeds op dezelfde afstand te blijven van de anderen die rondom hem zwemmen. Welke rol speelt het zijlijnorgaan hierbij?

  1. Het zijlijnorgaan reageert op trillingen in het water. Welk zintuig van de mens reageert op trillingen?

  1. Niet alle volwassen amfibieën hebben een zijlijnorgaan. Padden die op het land leven, hebben meestal geen zijlijnorgaan. Ze gaan alleen het water in om zich voort te planten. Watersalamanders hebben wel een zijlijnorgaan.  Leg uit dat het voor volwassen watersalamanders nuttig is een zijlijnorgaan te hebben, en voor volwassen padden niet.

  1. Welke vissen hebben volgens jou een zijlijn met elektroreceptoren: prooivissen of roofvissen?

  1. Door de ampullen van Lorenzini kunnen haaien ook dieren vinden die stilliggen op de bodem. Welke elektrische impulsen worden in dat geval door de ampullen van Lorenzini  opgevangen?

  1. Om hun weg te vinden, maken haaien gebruik van de magnetische velden rondom de aarde, maar zij zijn niet de enige dieren die dat zo doen.  Noem nog een dier dat dankzij zijn magnetische zintuig altijd de weg naar huis terugvindt.

 

Page Break

Opdracht 2

Stel dat je één van de genoemde zintuigen zou kunnen maken en implanteren bij jezelf: een zintuig voor beweging, een zintuig voor meting van elektrische velden, een zintuig voor meting van infrarood/warmte, of een zintuig voor het waarnemen van de magnetische velden van de aarde. – -

  • Welk zintuig zou je kiezen, en waarom?  

  • Hoe zou dit zintuig eruitzien?  

  • Waar zou je het zintuig plaatsen op je lichaam?  

  • Zou je het zintuig altijd willen gebruiken, of zou er (bijvoorbeeld) een aan/uit-schakelaar op moeten zitten?

HERHALING

 

De vinnen van een vis  

 

  1. ….......................................  

 

  1. ….......................................

  1. ….......................................  

  1. ….......................................

 

De bloedsomloop van een vis :

 

De vis heeft een:

A.  Open bloedsomloop

B.  Gesloten enkelvoudige bloedsomloop

C.  Gesloten dubbele bloedsomloop

Duurzame uitdagingen voor de kweekindustrie

Film

Theorie

Opdracht

Onderwerp: Uitdagingen voor duurzame Aquacultuur
Bronnen: www.greenpeace.nl/Global/nederland/report/.../duurzame-aquacultuur-de-uitda.pdf  

Opdracht 3.1: Bekijk onderstaande video.

Figuur 1.  

Opdracht 3.2:  Download het onderstaande rapport en lees het vluchtig door.

Lezen van artikel Duurzame Aquacultuur: de uitdaging voor de kweekindustrie, www.greenpeace.nl/Global/nederland/report/.../duurzame-aquacultuur-de-uitda.pdf

Opdracht 3.3: Beantwoord de volgende vragen om de betrouwbaarheid te bepalen.  

  1. Voor wie is het rapport bedoeld? En door wie?  

 

  1. Waar gaat de inhoud over?

 

 

  1. Wat wil de maker van het rapport bereiken met de aangeboden informatie?

 

  1. Denk jij dat het een onafhankelijke bron is?

 

Opdracht 3.4 : Negatieve effecten van de aquacultuur

In het rapport wordt geschreven dat de kweek van garnalen, zalm, tonijn en tilapia negatieve invloeden hebben. Zoek in de tekst op of je deze kunt terugvinden.  

 

Garnalen

 

 

 

 

Zalm

 

 

 

 

Tonijn

 

 

 

 

Tilapia

 

 

 

 

 

Het gebruik van vismeel en -olie afkomstig van mariene vissoorten voor aquacultuur heeft ook gevolgen voor de voedselvoorziening voor de mens. Schrijf hieronder op wat de negatieve effecten zijn van het gebruik van vismeel.  

 

Negatieve effecten gebruik vismeel

 

 

 

 

 

 

Leg uit waarom het gebruik van plantaardig voer beter is voor het milieu.  

 

 

 

 

 

 

 

 

Recirculatie Aquacultuur

Film

Theorie

Onderwerp: Recirculatie Aquacultuur
Bronnen: http://www.fao.org/3/a-i4626e.pdf  

De voor- en nadelen van recirculatie Aquacultuur

Voordelen

Nadelen

+ Minder vervuiling
+ Veiliger
+ Gezonder

+ Minder gebruik van water
+ Beheersing van de waterwaarden

 

 

Page Break

Beoordelen of een systeem geschikt is.

Zaken om op te letten bij Aquacultuur zijn:

  1. Makkelijk te reinigen

  1. Lage residentietijd van deeltjes

  1. Controle van de zuurstofconcentratie

  1. Optimaal ruimtegebruik

 

Beoordeling van verschillende typen systemen.

Opdracht 4.1: Voordelen en nadelen.
Beschrijf in eigen woorden de voor- en nadelen van onderstaande systemen in de Aquacultuur.  


Circular tank (ronde tank):  

 


D-ended raceway:  

 


Raceway type:  

 

Page Break

Drumfilter
De drumfilter verwijderd deeltje op basis van de grootte. In het filter worden de grotere deeltijd verwijderd een afgevoerd.  

  • Organische belasting verminderen

  • Helderder water

  • Voorkomt verstopping van biofilter

  • Stabiliseert biofiltratie

Biologische waterzuivering
Een biologische waterzuivering werkt door bacteriën. De bacteriën zetten de afvalstoffen om. Voor het functioneren van de biologische zuivering is het heel belangrijk dat de temperatuur en de pH in orde zijn.  

  • Temperatuur (10 tot 35 graden Celsius)

  • De pH (hoger dan 7 en lager dan 7,5)

  • Gevaar voor biologische zuivering is verzuring

Het gevaar van verzuring

Verzuring in de aquacultuur kan op twee manieren tot stand komen:  

  1. Vissen gebruiken zuurstof (O2) en produceren koolstofdioxide (CO2)

  1. Het proces van nitrificatie zorgt voor verzuring

Verzuring door CO2

 

 

Opdracht

  • Maak opdracht 4.1 Beschrijven voor en nadelen verschillende systemen

  • Maak opdracht 4.2 Verdiep jezelf in verschillende manieren van Aquacultuur

    • Neem 15 minuten de tijd om zoveel mogelijk zoektermen te bedenken
      (Ga nog niet zoeken op internet)

    • Noteer alle zoektermen en maak een lijstje

    • Zoek nu aan de hand deze zoektermen op internet (Max. 30 minuten)

    • Verzamel de meest interessante zoekresultaten in één document

Maak hiervan een bewijsstuk voor je portfolio.

Afvalwaterbehandeling

Film

Theorie

Stikstof en fosfaat zijn stoffen die door vissen worden uitgescheiden. Deze stoffen zijn voedingsstoffen voor planten. Deze stoffen kunnen leiden tot eutrofiering (een overschot aan voedingsstoffen).  

Opdracht

Bij dit hoofdstuk zit geen opdracht.

Visziekten

Theorie

In de Aquacultuur zijn er een aantal ziektes waarvoor een meldingsplicht geld. Dat betekent dat wanneer je vissen aantreft met deze ziekte dat hiervan melding gemaakt moet worden bij de overheid. Alle medewerkers in de Aquacultuur dienen dus bekend te zijn met deze ziekten. We gaan een aantal bladen maken om de ziektes bij medewerkers en bezoekers van Aquaponics onder de aandacht te brengen.  

De ziekten die verplicht moeten worden gemeld zijn:  

  • EHN (Epizoötische hematopoïetische necrose)  

  • EUS (Epizoötische ulceratief syndroom)  

  • VHS (Virale hemorragische septikemie)  

  • Infectieuze hematopoïtische necrose (IHN)  

  • KHV, Koi Herpesvirus  

  • ISA, Infectieuze zalmanemie  

Veel informatie voer de ziektes kunnen je vinden in het boek Ziekten van Vissen, Schaal en Schelpdieren (Link: bit.ly/2Z6w2yb). Plaatjes kun je het beste vinden via google.



HIER VOLGT EEN VOORBEELD. 

 

Vibrio sp. (Vibrose)
VOORBEELD  

Ziekteverwekker:  

  • Vibrio bacteriën  

  • o.a. Vibrio anguillarum, Vibrio harveyi, Vibrio ichthyoeteri.  

Gevoelige vissoorten:  

  • Paling  

  • Platvissoorten  

  • In Nederland is vibriose vooral een probleem bij paling en tarbotkwekerijen.  

 

De ziekteverschijnselen:  

  • Stoppen met eten  

  • Donker kleuren  

  • Acute sterfte  

  • Bloedingen rond anus  

  • Zweren tot diep in de spieren  

  • Bleke kieuwen  

  • Opgezette organen  

 

Hoe de ziekte wordt overgedragen:  

  • Directe overdracht van vis op vis  

  • Overdracht via water, netten, emmers, etc.  

  • Door Parasieten    

Hoe we het overdragen van de ziekte kunnen voorkomen:  

  • Voorkomen van stress  

  • Voorkomen huidbeschadigingen  

  • Geen overbezetting van vijver  

  • Goede waterkwaliteit  

Wat je moet doen als er een uitbraak van de ziekte is:  

  • De ziekte kan worden behandeld met antibiotica

Opdracht

De opdracht:  

De opdracht van vandaag is op 1 A4’tje relevante informatie over de ziekte weer te geven. Op de volgende pagina zie je een voorbeeld. Het mag niet meer dan 1 A4’tje zijn. Op het A4’tje kunnen medewerkers beknopt informatie vinden over de ziekte. Je moet tenminste de volgende informatie hierin opnemen:  

  • De naam van de ziekte (en de afkorting)  

  • De Ziekteverwekker (Latijnse en Nederlandse naam)  

  • De vissoorten die gevoelig zijn voor de ziekte  

  • De ziekteverschijnselen  

  • Duidelijke plaatjes waardoor je de ziektes kunt herkennen  

  • Hoe de ziekte wordt overgedragen  

  • Hoe we het overdragen van de ziekte kunnen voorkomen  

  • Wat je moet doen als er een uitbraak van de ziekte is  

Daarnaast zal worden gelet op: Taal en spelfouten, Plagiaat, Aansluiten op de doelgroep, Geen overbodige informatie.