2.1 De bouw van vissen
In onderstaand kader is de vis opgedeeld in drie delen. Een vis is opgebouwd uit een kop, een romp en een staart. Vul nu de onderstaande opdracht in.
|
De bouw van een vis
|
|
De vinnen van een vis
|
Schrijf op wat de functie is van de vinnen.
Rugvin: Een vis gebruikt de rugvin voor evenwicht en voortbeweging. Anaalvin: De anaalvin gebruikt een vis voor evenwicht en voortbeweging. Staartvin: De staartvin gebruikt een vis voor voortbeweging. Borstvin: De borstvin hebben een remmende en voortbewegende functie. Buikvin: De buikvin gebruik een vis voor z’n evenwicht, maar hebben ook een remmende en voortbewegende functie. |
2.2 Organen bij vissen
# |
Naam orgaan |
Functie van het orgaan |
1 |
|
|
2 |
|
|
3 |
|
|
4 |
|
|
5 |
|
|
6 |
|
|
7 |
|
|
8 |
|
|
9 |
|
|
10 |
|
|
11 |
|
|
12 |
|
|
13 |
|
|
14 |
|
|
15 |
|
|
16 |
|
|
17 |
|
|
18 |
|
|
2.3 Bloedvatenstelsel bij vissen
Een gesloten bloedsomloop is de bloedsomloop waarbij in een organisme bloed door een gesloten stelsel van slagaderen, aderen en haarvaten van en naar organen getransporteerd wordt. In een gesloten bloedsomloop zorgt het hart ervoor dat het bloed in beweging blijft. Vogels, zoogdieren en vissen bevatten een gesloten bloedsomloop. Insecten en weekdieren hebben een open bloedsomloop. [BRON]
Practicum osmose
In dit practicum ga je een onderzoek doen met frietjes. De resultaten ga je verwerken in een verslag. Je voert de proef uit als een tweetal, maar je schrijft zelf een eigen verslag!
Opdracht
Zoek uit met behulp van een aardappel en 5 verschillende vloeistoffen uit wat de osmotische waarde van een aardappelcel is. Het doel van deze opdracht is dat je begrijpt hoe osmose plantencellen kan beïnvloeden.
Vraagstelling
Wat is de osmotische waarde van een aardappelcel?
Hypothese formuleren
Formuleer nu voordat je begint een hypothese.
Je gebruikt de volgende materialen: aardappelmesje, 5 vloeistoffen met verschillende concentratie zout (0%, 0,3 % 0,9%, 3%, 10%), 5 bekertjes, viltstift, snijplank, geodriehoek en weegschaal.
1e les:
1. Snij een aardappel in 5 frietjes van ongeveer 1x1x5 cm
2. Meet de frietjes zo exact mogelijk op: lengte, gewicht en stevigheid
3. Noteer de getallen of stevigheid goed
4. Doe elk frietje in een apart bekertje met verschillende vloeistof. Zorg dat het frietje helemaal in de vloeistof zit
2e les:
1. Haal de frietjes uit het bekertje en droog ze voorzichtig af
2. Noteer de lengte, het gewicht en de stevigheid
3. Verwerk je resultaten in een duidelijke tabel en grafiek. Zet in de grafiek de procentuele verandering uit tegen de zoutconcentratie. Doe dit zowel voor de procentuele verandering in gewicht als de procentuele verandering in lengte.
4. Bepaal welke concentratie zout het meest overeenkomt met de osmotische waarde van de aardappelcel
5. Verklaar in je discussie wat je per frietje hebt waargenomen. Koppel hier de theorie uit je boek aan!
Maak een verslag volgens de stappen van natuurwetenschappelijk onderzoek.
Page BreakVormen van vissen
We onderscheiden drie hoofdgroepen van vissen:
De rondvissen hebben een rond lichaam en ogen op beide kanten van hun lichaam. Zij kunnen zowel op de bodem leven (demersaal) als in de waterkolom (pelagisch). De platvissen zijn zijlings afgeplat waarbij zij twee ogen op één zijkant van hun lichaam hebben.
De kraakbeenvissen, haaien en roggen, zijn andere klasse van vissen dan de rond- en platvissen. Kraakbeenvissen hebben geen skelet van bot, maar van kraakbeen en zijn wat anders aangepast aan het leven in zee. Platvissen leven doorgaans op, in of nabij de bodem, net zoals bodemlevende (demersale) rondvissen. Hoewel ze op dezelfde omgeving zijn aangepast, verschilt de opbouw van platvissen behoorlijk met die van rondvissen. Pelagische rondvissen leven in de waterkolom, en zijn hierop aangepast.
BRON: https://vistikhetmaar.nl/lesmodules/vissoorten/
Page Break2.6 Zintuigen bij vissen
Zintuig |
Prikkel |
Functie |
Het oog
|
|
|
De smaakzintuigen
|
|
|
Het reukorgaan
|
|
|
Het gehoororgaan
|
|
|
Het evenwichtsorgaan
|
|
|
Het zijlijnstelsel
|
|
|
2.6 Zintuigen bij visse
Open de volgende link en maak de opdrachten 1 en 2. Maak daarna de herhaalopgaven.
http://www.biologietccl.nl/docs/3v/3VEXTRAVSTOFthema4.pdf
Opdracht 1
Vissen zwemmen in scholen. Dit is een voorbeeld van zelforganisatie. Een individu probeert steeds op dezelfde afstand te blijven van de anderen die rondom hem zwemmen. Welke rol speelt het zijlijnorgaan hierbij?
Het zijlijnorgaan reageert op trillingen in het water. Welk zintuig van de mens reageert op trillingen?
Niet alle volwassen amfibieën hebben een zijlijnorgaan. Padden die op het land leven, hebben meestal geen zijlijnorgaan. Ze gaan alleen het water in om zich voort te planten. Watersalamanders hebben wel een zijlijnorgaan. Leg uit dat het voor volwassen watersalamanders nuttig is een zijlijnorgaan te hebben, en voor volwassen padden niet.
Welke vissen hebben volgens jou een zijlijn met elektroreceptoren: prooivissen of roofvissen?
Door de ampullen van Lorenzini kunnen haaien ook dieren vinden die stilliggen op de bodem. Welke elektrische impulsen worden in dat geval door de ampullen van Lorenzini opgevangen?
Om hun weg te vinden, maken haaien gebruik van de magnetische velden rondom de aarde, maar zij zijn niet de enige dieren die dat zo doen. Noem nog een dier dat dankzij zijn magnetische zintuig altijd de weg naar huis terugvindt.
Page Break
Opdracht 2
Stel dat je één van de genoemde zintuigen zou kunnen maken en implanteren bij jezelf: een zintuig voor beweging, een zintuig voor meting van elektrische velden, een zintuig voor meting van infrarood/warmte, of een zintuig voor het waarnemen van de magnetische velden van de aarde. – -
Welk zintuig zou je kiezen, en waarom?
Hoe zou dit zintuig eruitzien?
Waar zou je het zintuig plaatsen op je lichaam?
Zou je het zintuig altijd willen gebruiken, of zou er (bijvoorbeeld) een aan/uit-schakelaar op moeten zitten?
HERHALING
|
De vinnen van een vis
|
De bloedsomloop van een vis :
De vis heeft een:
A. Open bloedsomloop
B. Gesloten enkelvoudige bloedsomloop
C. Gesloten dubbele bloedsomloop