Pathologie van het zenuwstelsel

Pathologie van het zenuwstelsel

Handleiding

Deze wikiwijs bestaat uit 2 delen: - de fysiologie van ons centrale zenuwstelsel,

                                                      - de pathologie van ons centrale zenuwstelsel :- CVA

                                                                                                                                 - TIA

                                                                                                                                 - Parkinson

                                                                                                                                 - ALS

                                                                                                                                 - MS

Elk hoofdstuk bevat een filmpje, tekst en plaatjes met uitleg en een eindtest. Het is aan de student om een keuze te maken om of na het kijken van het filmpje direct de test te maken. Ofwel ook de tekst en plaatjes te bestuderen alvorens de test te maken. Zo kun je specifieke onderdelen leren of overslaan. Je kunt zelfs beginnen met een test als je denkt dat je geen uitleg nodig hebt.

Zowel het fysiologische als het pathologische deel bevat de mogelijkheid de al aanwezige kennis te testen. De inleiding van het fysiologische deel bevat een Quiztlet. De start van het pathalogische deel van deze wiki heeft een nearpod met memoryspel om te testen wat daar al aan kennis aanwezig is.       

                                         

1 De Fysiologie van het centraal zenuwstelsel

Wat weet je al over het centrale zenuwstelsel? Maak de Quizlet en test de al aanwezige kennis

 

Pixabay

.

klik op de link en kies in de linker balk voor het kopje leren (onder kaarten)

Quizlet over het centraal zenuwstelsel

Als je een indruk hebt van de al aanwezige kennis kom je terug in de wikiwijs.

1.1 Centraal en perifeer zenuwstelsel

HET ZENUWSTELSEL

Het zenuwstelsel is een netwerk van cellen dat informatie kan opnemen en verwerken. Het verbindt alle delen van het lichaam met elkaar. Via dit netwerk wordt informatie van de hersenen naar andere delen in het lichaam gestuurd en omgekeerd.

Pixabay

Zenuwen, Netwerk, Vergrootglas

 

Het centraal en perifeer zenuwstelsel

Er wordt onderscheid gemaakt tussen het centraal en het perifere zenuwstelsel. De hersenen en de ruggengraat vormen het centrale deel. Het perifere deel is de verbinding tussen het centrale stelsel, de spieren en de organen. Het bestaat uit zenuwen en kleine concentraties grijze stof. De twee helften werken nauw samen om ervoor te zorgen dat je lichaam goed kan aangeven wat het voelt en nodig heeft. Het zorgt er ook voor dat we op de juiste manier reageren op informatie (prikkels) van buitenaf.

 

Biologielessen.nl

1.2 Het Zenuwstelsel

De anatomie van het zenuwstelsel is onder te verdelen in de hersenen en het ruggenmerg, samen: het centraal zenuwstelsel.

Zenuwcellen met hun zenuwvezels noemen we neuronen. Neuroglia is een speciaal type bindweefsel dat alleen in het zenuwstelsel voorkomt en de neuronen ondersteunt.

Zenuwcellichamen vormen de grijze stof in de hersenen en het ruggenmerg. Deze grijze stof is te vinden in de schors van de grote hersenen.

 

Biologielessen.nl

1.3 Uitleg filmpje over het zenuwstelsel

Filmpje over het zenuwstelsel

1.4 Het Autonome Zenuwstelsel

Het autonome zenuwstelsel of onwillekeurig,vegetatieve of viscerale zenuwstelsel genoemd. Is dat deel van het perifrere zenuwstelsel dat de lichaamsfuncties regelt die onbewust plaatsvinden, zoals de werking van inwendige organen, de spijsvertering, de ademhaling,het verwijden en vernauwen van de bloedvaten en de hartslag.

pinterest

1.5 Het Motorische Zenuwstelsel

De motorische zenuwen brengen opdrachten van het centraal zenuwstelsel over naar alle spieren. Deze signalen vertrekken vanuit het motorische gebied in de hersenschors en zorgen ervoor dat de spieren zich samentrekken als we in actie willen komen. Of dat we ze juist ontspannen als er niets hoeft te gebeuren.

De route van de motorische signalen naar de spieren.

OpenStaxCollege:bewerkt

1.6 Het Sensorische Zenuwstelsel

Het sensorische zenuwstelsel werkt met de zintuigen. Deze sturen door sensorische zenuwen prikkels door naar het centrale zenuwstelsel . De zintuigcellen vangen prikkels op die als impulsen door de sensorische zenuwen naar het ruggenmerg gelleid worden. Het centrale zenuwstelsel zal reageren via de motorische zenuwen die de spieren aansturen.

Olifanten

1.7 Test: de anatomie

1.8 Het Ruggenmerg

De medulla spinalis of het ruggenmerg bevindt zich in de wervelkolom.

Daar lopen de talloze opstijgende ofwel afferente en afdalende ofwel motorische banen ,

Deze banen zijn als de snelweg van je lichaam en geleiden alle signalen van en naar je hersenen.

Biologielessen.nl

1.9 de Hersenen

Zijn in 3 delen verdeeld:

  • de voorhersenen of grote hersenen of Cerebrum
  • de middenhersenen
  • de achterhersenen

De voorhersenen maken het grootste deel uit van de hersenen. Ze bevatten het cerebrum of de grote hersenen. Ze zijn verdeeld in een linker en een rechter hemisfeer of hersenhelft.

Het corpus callosum is de dikke baan van zenuwvezels die de helften verbindt.

De hersenschors is de buitenste laag van het cerebrum en heet cerebrale cortex. Hij bestaat uit grijze stof (zenuwlichamen) die veel bochten en krullen vormt.

De hersenen zijn te verdelen in 4 kwabben of lobi.

  • De frontale kwab of lobus frontalis
  • De Parientale kwab
  • De temporale kwab
  • De occipitale kwab

Wikipedia

 

 

1.10 De Neuronen

Bekijk het filmpje.

Uitleg over neuronen

1.11.Oefening over neuronen

Klik op de link en kies in de linker kolom voor leren.

Na het maken van de Quizlet kom je terug in deze wikiwijs.

Quizlet over neuronen
Quizlet over neuronen

1.11 Dendriet

 

Herseninstituut.nl

1.12 Test over de werking van neuronen

2 Ziektes van het zenuwstelsel

Wat is je huidige kennis over de verschillende aandoeningen van het zenuwstelsel?

Nearpod over Pathalogie van zenuwstelsel
Klik op de link en op de blauwe pijl om te starten, klik door en speel memory om je kennis te testen. wat is je al aanwezige kennis?

 

 

Nu volgen diverse neurologische aandoeningen met een filmpje met uitleg.

Ook is er tekst met informatie over de oorzaak, de diagnose, de symptomen en de prognose.

Elk stukje wiki over een aandoening bevat een test onderdeel om te checken of je de stof beheerst.

Zo nodig kun je een stukje tekst opnieuw lezen, een filmpje nogmaals kijken of een plaatje bestuderen.

2.1 CVA

Wat is een CVA ?

Een cerebrovascular accident, is letterlijk een ‘ongeluk van de bloedvaten in de hersenen’. Bij zo’n ongeluk gaat er iets mis met de bloedvoorziening naar je hersenen. Er kunnen feitelijk 2 dingen gebeuren. Ofwel er scheurt een bloedvat met een bloeding als gevolg. Ofwel een bloedprop sluit een bloedvat af waardoor deze de daarachter liggende hersencellen niet langer kan voorzien van zuurstof. Bij afsluiting van een bloedvat kan een deel van die hersenen te weinig zuurstof krijgen. Bij een scheuring van een bloedvat kan er weefsel kapot gaan. Hierdoor kunnen hersencellen in dit gebied doodgaan waardoor bepaalde hersenfuncties uitvallen. In de volksmond spreekt men bij deze 2 aandoeningen over een beroerte.

 

 

folder hersenstichting
folder hersenstichting

 

 

Herseninfarct

Bij de meeste patiënten gaat het bij een beroerte om een herseninfarct. Een heel systeem van (kleine) slagaders zorgt ervoor dat zuurstofrijk bloed in alle delen van de hersenen komt. Bij een herseninfarct raakt zo’n slagader in de hersenen vernauwd of verstopt. Dit komt vaak door slagaderverkalking.

Slagaderverkalking komt vooral voor bij ouderen. Waarschijnlijk spelen een ongezonde manier van leven en erfelijke aanleg ook een rol. Bij het verkalken van de slagaderen hopen vetachtige stoffen zoals cholesterol zich op in de vaatwand. Hierdoor slibt de slagader dicht. Ook raakt de wand beschadigd. Daar kunnen zich bloedstolsels aan vast hechten. Een stukje van dit stolsel kan losraken en een kleinere slagader verderop in de hersenen blokkeren (embolie). Het hersengebied dat achter de verstopping ligt krijgt zo niet voldoende zuurstof. Als dit zuurstoftekort te lang duurt sterft er hersenweefsel af. Daarom is het belangrijk dat er snel iets gebeurt.

Hersenbloeding

Een hersenbloeding is een andere vorm van een beroerte. Bij een hersenbloeding scheurt er een bloedvat. Hierdoor kan er bloed in en rondom de hersenen stromen. Het bloed drukt een deel van het hersenweefsel weg. Dit raakt hierdoor beschadigd. Zwakke plekken in de wand van het bloedvat kunnen ontstaan door bijvoorbeeld een hoge bloeddruk en slagaderverkalking. Zo’n zwakke plek kan ook uitgroeien tot een uitstulping, een aneurysma. Aneurysma’s hebben een dunne wand in het bloedvat en daardoor een grotere kans om te scheuren.

2.1.1 CVA : de oorzaak

 

Oorzaken van een beroerte

Bijna driekwart van de mensen die een beroerte krijgt, is ouder dan 65 jaar.

De oorzaak van een beroerte is meestal een slechte kwaliteit van de binnenwand van de bloedvaten. In de loop van de jaren raakt de binnenwand van de bloedvaten langzaam aan beschadigd. Hierdoor wordt de wand dikker. Dit proces van slijtage heet slagaderverkalking. Door ouderdom kunnen bloedvaten verkalken.

Ook een ongezonde levensstijl, zoals roken, kan zorgen voor slijtage van de bloedvaten. Dit kan ook gebeuren als je suikerziekte hebt, of een te hoge bloeddruk of een te hoog cholesterolgehalte.

In sommige families komen hart- en vaatziekten vaker voor dan in andere families.

2.1.2 CVA: de symptomen

Om een beroerte snel en goed te herkennen is er een ezelsbruggetje:mond-spraak-arm beroerte alarm. Met de volgende opdrachten zijn de klachten bij een beroerte namelijk te herkennen:

  1. Vraag iemand om te lachen of de tanden te laten zien en kijk dan of de mond scheef hangt (Mond).
  2. Laat iemand een paar zinnen zeggen en luister dan of zijn spraak in de war is of dat het niet goed verstaanbaar is (Spraak).
  3. Laat iemand beide armen naar voren te strekken en de binnenkant van de handen naar boven te draaien. Kijk of een arm wegzakt naar beneden (Arm).

Zie je minimaal een van deze klachten of kenmerken, handel dan direct en bel alarmlijn 112 of de spoedlijn van de huisarts.

De meest voorkomende kenmerken van een beroerte zijn:

  • een scheve mond door (halfzijdige) verlamming in je gezicht
  • warrig spreken en denken
  • verlamming in een arm of been.

Andere kenmerken kunnen zijn:

  • plotselinge ongewoon hevige hoofdpijn
  • tintelingen of gevoelloosheid in delen van je lichaam
  • duizeligheid
  • misselijkheid of braken
  • slikproblemen
  • problemen met je coördinatie of evenwicht
  • verlies van gezichtsvermogen (dubbel zien, wazig zien, blindheid)
  • niet meer kunnen praten of de woorden niet meer begrijpen
  • ongewone smaak in je mond.

2.1.3 CVA: de behandeling

1.  Behandeling van een beroerte

  1. Bij een herseninfarct kan je in bepaalde gevallen binnen enkele uren na het ontstaan van de eerste kenmerken een bloedverdunnend medicijn krijgen. Dit lost het bloedstolsel op. Deze behandeling heet trombolyse. Soms kan er tot zes uur na de eerste kenmerken ook een katheter via een bloedvat in de lies worden ingebracht. Langs deze weg kan een arts de klont proberen te verwijderen. Hoe eerder zo’n behandelingen kan starten, hoe groter de kans op een goed herstel is.

Bij een hersenbloeding kunnen medicijnen helpen om de bloedstolling te verbeteren. Bij sommige patiënten stopt de bloeding niet vanzelf. In bepaalde gevallen kan er een operatie nodig zijn om de bloeding te verwijderen. Daarmee zal de druk in de hersenen kleiner worden.

Het is belangrijk dat je snel probeert beter te worden (revalidatie). Vaak al in het ziekenhuis. Het kan zijn dat je last houdt van een of meer handicaps. Dan ga je samen met de revalidatiearts op zoek naar mogelijkheden om hiermee om te leren gaan. Een arts kan je naar iemand doorsturen als extra hulp.

  1. Fysiotherapeuten en ergotherapeuten helpen bij de revalidatie van bewegingsfuncties en normale taken. Ook kan fysiotherapie en ergotherapie je helpen je conditie weer te verbeteren.
  2. Als je last hebt van spraak- taal- en slikproblemen, kan een logopedist je hiermee helpen. Soms heb je nog klachten met je geheugen. Dan kan een psycholoog je helpen om hier mee om te gaan. Zo kun je weer beter in je vel komen te zitten.

6.Latere klachten

  1. Soms komen de klachten pas later aan het licht. Bijvoorbeeld wanneer er thuis of op het werk weer dingen van je worden verwacht. Denk daarbij aan gevolgen als vermoeidheid, moeite met plannen, overprikkeling of geheugenproblemen. Deze klachten zijn voor de buitenwereld onzichtbaar. Maar ze kunnen je dagelijks leven flink remmen. Vraag dan je huisarts naar hulp op het gebied van omgaan met hersenschade: neuropsychologische (cognitieve) revalidatie.

2.1.4 CVA : de gevolgen

Als je na een beroerte niet meer bent wie je was – lichamelijk en/of mentaal – kan dat veel invloed hebben op je relaties en zorgen voor spanningen in je omgeving. Voor je partner en familie kan het uiteindelijk net zo moeilijk zijn om met de gevolgen van een beroerte om te gaan als voor jou zelf. Zowel patiënten als naasten kunnen zich aanmelden bij een patiëntenvereniging voor lotgenotencontact. Hier kun je terecht voor meer Gevolgen van een beroerte

 

Veel voorkomende gevolgen van een beroerte in het kort:

  • verlamming in het lichaam of gezicht, vaak aan één kant van je lichaam
  • eenzijdige gevoelloosheid en tintelingen, vaak aan één kant van je lichaam
  • problemen met spreken of het vinden van woorden
  • problemen met zien
  • (zware) vermoeidheid
  • overgevoeligheid voor prikkels in je omgeving (overprikkeling)
  • angst, stemmingswisselingen of instabiele emoties
  • moeite met plannen en organiseren.

    Na een beroerte kun je last houden van de gevolgen. De zichtbare, lichamelijke problemen vallen de meeste mensen in je omgeving vaak direct op. De onzichtbare problemen zijn minder opvallend en merk je zelf vaak later. Niet iedereen heeft dezelfde problemen en bij de een is het minder hevig dan bij de ander.

  • verlamming aan één kant van je lichaam

  • gedeeltelijke verlamming of verlies van spierkracht aan één kant van je lichaam
  • een slecht gevoel aan één kant van je lichaam, bijna altijd aan de kant van de verlamming. Voor iedere persoon kan het verschillen wat je minder voelt: pijn, warmte, kou, hoe je zit, of beweegt.
  • één helft van het gezichtsveld doet ineens niet meer mee. De oorzaak ligt in de schade aan je hersenen. Er is niets mis met je ogen.
  • incontinentie, dus je plas niet kunnen ophouden of het niet goed helemaal uit kunnen plassen
  • epilepsie: de grootste kans hierop bestaat in de eerste maanden na een beroerte.
  • problemen met slikken
  • problemen met coördinatie of je evenwicht
  • dubbelzien
  • problemen met spraak: als de spieren van de mond verlamd zijn of je ze niet gecoördineerd kunt bewegen. Je spraak wordt dan voor anderen moeilijk verstaanbaar.

2.1.5 Een Drillster over CVA

Klik op de link, als je voldoende geoefend hebt kom je terug in deze wiki door weer te klikken.

succes!

drillster over CVA

2.2 Parkinson

Een filmpje over Parkinson

filmpje over Parkinson

2.2.1 Parkinson : de oorzaak

Oorzaak

Dagelijks zetten diverse onderzoekers zich in om de oorzaak van de ziekte van Parkinson te achterhalen. Eén concreet antwoord is er nog niet. Het lijkt erop dat meerdere oorzaken samen verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van parkinson.

Zwarte kernen in de hersencellen sterven af

Wat we wel weten is dat een tekort aan de stof dopamine in de hersenen een groot deel van de problemen en symptomen van parkinson veroorzaakt.

Dit tekort ontstaat door het afsterven van dopamineproducerende zenuwcellen in een specifiek gebied van de hersenen: de zwarte kernen (substantia nigra).

Waarom de hersencellen in de zwarte kernen afsterven? Dat is nog niet precies bekend. Mogelijk spelen hierbij achteruitgang van de werking van de hersenen met toenemende leeftijd, een stoornis in de eiwitstofwisseling en omgevingsfactoren zoals aanraking met giftige stoffen een rol

parkinsons.png.

2.2.2 Parkinson : de diagnose

Diagnose

Een trillende hand of traagheid, het is niet gek dat dergelijke klachten onrust veroorzaken. De diagnose ziekte van Parkinson ligt voor de hand, maar juist in het beginstadium is deze erg moeilijk vast te stellen omdat de symptomen nog mild en niet specifiek zijn en omdat parkinson niet is vast te stellen via een hersenscan. Een tijdige en juiste diagnose is belangrijk vanwege de onzekerheid bij patiënten en hun familie en omdat goede behandeling van de symptomen voorhanden is.

Niet alles wat trilt is parkinson

Voor de juiste diagnose kijkt de neuroloog daarom goed naar de uiterlijke verschijnselen die iemand heeft en vindt er lichamelijk onderzoek plaats in de spreekkamer.

Soms wordt er wel een hersenscan gemaakt om andere ziekten uit te sluiten. Door iemand met verdenking op parkinson het medicijn levodopa te geven, kan de diagnose bevestigd worden. Mensen met parkinson reageren namelijk goed op dit medicijn, terwijl mensen met deels vergelijkbare symptomen (bijvoorbeeld atypische parkinsonismen) minder goed reageren.

De diagnostiek en behandeling worden momenteel geleverd door een breed scala aan zorgverleners:

  • Eerste lijn: zoals huisartsen, apothekers of vrijgevestigde fysiotherapeuten
  • Tweede lijn: zorgverleners in algemene en academische ziekenhuizen
  • Derde lijn: zorgverleners in parkinson expertise centra, verpleeg- en verzorgingshuizen

 

2.2.3 Parkinson : de symptomen

Symptomen

Hoe komt u erachter dat u parkinson heeft? Vaak duurt het lang voordat de diagnose parkinson gesteld kan worden. De ziekte uit zich op allerlei manieren. Voorbeelden van lichamelijke symptomen zijn:

  • Trillen (tremor) van de handen, benen, kin of tong
  • Trager worden van bewegingen (bradykinesie), moeite met starten van bewegingen (akinesie) en ontbreken van automatische bewegingen (hypokinesie)
  • Stijfheid van de spieren (rigiditeit)
  • Houdings- en evenwichtsproblemen en soms vallen bij langer bestaan van de ziekte
  • ‘Bevriezen’ van de benen tijdens lopen (freezing), waardoor het lijkt alsof de voeten aan de vloer blijven plakken

Veel meer dan trillen alleen

Naast de, bij veel mensen bekende, fysieke symptomen treft parkinson ook het brein, denken (cognitie) en dagelijks functioneren. Denk daarbij aan:

  • Trager denken
  • Verminderde reuk
  • Slaapstoornissen
  • Obstipatie
  • Stemmingsproblemen en depressie
  • Verandering van seksuele behoeften

Welke symptomen iemand krijgt, verschilt per persoon. Dat geldt ook voor de ernst van de klachten het verloop van de parkinson. Bij mensen met aandoeningen die lijken op de ziekte van Parkinson, de zogeheten atypische parkinsonismen zijn die verschillen nog groter.

idsm.com

 

 

2.2.4 Parkinson: de behandeling

Behandelingen

De ziekte van Parkinson is een complexe ziekte. Mensen ervaren problemen met dagelijkse activiteiten, zoals lopen, aankleden, spreken of eten. Maar ook psychische problemen zoals depressie, problemen met het nemen van initiatief of seksualiteit behoren tot de symptomen.

Door deze verscheidenheid aan problemen zijn vaak meerdere zorgverleners betrokken bij de behandeling. Dat maakt de behandeling multidisciplinair. Wanneer welke soort zorgverlener betrokken raakt en welk soort behandeling effectief kan zijn is afhankelijk van de problemen die de persoon ervaart.

Behandeling door een ParkinsonNetzorgverlener

Specifieke deskundigheid, kennis en kunde van zorgverleners is noodzakelijk. Samenwerken en afstemmen met zowel de persoon met parkinson als collega zorgverleners is daarom van groot belang. Dat maakt de netwerkzorg rondom en met de mens effectief. Een zorgverlener aangesloten bij ParkinsonNet biedt deze zorg.

Medicatie

De medicamenteuze behandeling van de ziekte van Parkinson bestaat vooral uit levodopa en dopamine agonisten. Deze medicijnen vullen het tekort van dopamine aan of stimuleren de dopamine receptoren. Daarnaast zijn er een aantal medicijnen die indirect effect hebben op het dopaminetekort.

De neuroloog zal starten met medicijnen wanneer de symptomen van de ziekte van Parkinson interfereren met uw dagelijks leven, hobby’s of werk. De neuroloog zal afhankelijk van de klachten, uw leeftijd en een aantal specifieke zaken kiezen voor een van de volgende medicijnen. Tot nu toe bestaan er geen medicijnen die de ziekte van Parkinson kunnen genezen of het ziekteproces kunnen vertragen. Naast een medicamenteuze behandeling kan een paramedische behandeling worden ingezet of in een later stadium een chirurgische behandeling.

Levodopa

Levodopa is het meest effectieve medicijn om de symptomen van Parkinson te onderdrukken. Levodopa kan echter de ziekte van Parkinson niet genezen of het ziekteproces vertragen.

Er zijn twee levodopa-preperaten verkrijgbaar: Madopar® en Sinemet® die qua werkzaamheid vergelijkbaar zijn. De begindosering bestaat meestal uit 2-3 maal daags 62.5 mg. Afhankelijk van de klachten en bijwerkingen kan deze dosering opgehoogd worden.

 

Chirurgie

In latere stadia van de ziekte van Parkinson kunnen hersenoperaties een behandelingsmogelijkheid zijn. Bepaalde verschijnselen van de ziekte kunnen verminderen door een operatie.

De ziekte zelf wordt echter niet genezen of tot staan gebracht, waardoor ook na een operatie nieuwe parkinson gerelateerde klachten kunnen ontstaan. Voor het besluit wordt genomen te opereren, vindt er eerst een screening plaats. Aan de hand hiervan wordt een inschatting gemaakt van de te verwachten voor- en nadelen van een eventuele operatie voor de patient.

Paramedisch

Naast medicijnen kunnen paramedische disciplines zoals fysiotherapie, oefentherapie Cesar en Mensendieck, logopedie, ergotherapie en de parkinsonverpleegkundige een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van leven bij mensen met de ziekte van Parkinson.

2.2.5 Parkinson: het verloop van de ziekte

Verloop

Het verloop van parkinson is bij ieder mens anders en de toekomst is mede hierdoor vaak onvoorspelbaar. Toch zien we over het algemeen dat bij ongeveer 75 procent van de mensen de lichamelijke parkinsonsymptomen aan één kant van het lichaam beginnen. Deze kant blijft vaak het ergst aangedaan, waarbij na verloop van tijd klachten ontstaan aan de andere kant van het lichaam.

Vaak krijgen mensen met parkinson na enkele jaren problemen met de balans en kunnen ze daardoor vallen. Dit kan soms erg invaliderend zijn. Klachten zoals bloeddrukdaling (gedeeltelijk ook door de levodopa medicatie), problemen met plassen en ontlasting, hallucinaties, cognitieve problemen en verslikken kunnen ontstaan na verloop van de tijd.

Meestal leidt de ziekte van Parkinson zelf niet tot een opname in een verpleeg- of verzorginghuis. Op het moment dat de balans of de cognitieve stoornissen een dusdanig gevaar zijn in het dagelijks leven, is opname in een verpleeg- of verzorgingshuis mogelijk. De levensverwachting bij mensen met parkinson is korter vergeleken met mensen zonder parkinson.

doctortipster.com

 

2.2.6 Een quizlet over parkinson

Quizlet over parkinson
Klik op de link en kies in de linker balk voor leren, na het maken van de Quizlet kom je terug in de wikiwijs.

2.3 ALS

Een filmpje over ALS

Wat is ALS

2.3.1 ALS: de oorzaak

Oorzaak ALS

De oorzaak van ALS ligt in het langzaam afsterven van motorische zenuwcellen, waardoor zij geen signalen van de hersenen meer afgeven naar de spieren. Waarom de cellen afsterven is nog onbekend. Misschien heeft ALS te maken met een overmaat aan de neurotransmitter glutamaat.
In vijf tot tien procent van de gevallen is er sprake van erfelijkheid. De laatste jaren is een toenemend aantal genen ontdekt die verantwoordelijk zijn voor een deel van de erfelijke vorm van ALS (o.a. SOD1, FUS, TDP-43 en ANG). In de overige gevallen wordt gedacht dat er een combinatie van meerdere genetische en omgevingsinvloeden een rol speelt, maar tot op heden is onbekend welke precies. Er wordt momenteel wereldwijd een grote studie verricht om deze vragen te beantwoorden.
Er bestaat ook een variant van ALS met een minder snel beloop, Progressieve Spinale Musculaire Atrofie (PSMA) genaamd.

ALS.nl

2.3.2 ALS: de diagnose

Als treedt meestal op tussen de 40-60 jaar, iets vaker bij mannen. De incidentie in Nederland is 2-3 per 100.000 per jaar. De prevalentie is 4-6 op de 100.000.

 De diagnose wordt gesteld op grond van het klinisch beeld en een EMG (elektromyogram).

Het elektromyogram geeft informatie over de werking van de motorische zenuwuitlopers.

2.3.3 ALS: de symptomen

Symptomen ALS

De klachten beginnen met moeheid en spierzwakte. De spieren in keel, ledematen of het gezicht slinken. Er ontstaan kleine spiertrekkingen, uitmondend in onhandigheid en loopstoornissen. Uiteindelijk verlammen de meeste spieren, waardoor de patiënt invalide wordt.

ALS.nl

2.3.4 ALS: de behandeling

Behandeling ALS

De behandeling gebeurt veelal in een revalidatiecentrum, waar bijvoorbeeld diëtisten, fysiotherapeuten en ergotherapeuten de ziekte zo lang mogelijk op afstand proberen te houden. Er is een medicijn dat de ziekte enigszins remt.

2.3.4 ALS: het verloop van de ziekte

Gevolgen ALS

ALS is een progressieve ziekte: het wordt steeds erger. Maar de snelheid verschilt per persoon. De ontwikkeling van de ziekte kan ook tijden stilstaan. ALS tast de zintuigen en het verstand niet aan, terwijl het meestal geen pijn oplevert. Verlamming van de ademhalingsspieren of longontsteking door verslikken kunnen de patiënt uiteindelijk fataal worden.

Op dit moment overleeft geen enkele patiënt na de diagnose. Het relatief kleine aantal patiënten maakt dat investeringen in wetenschappelijk onderzoek niet interessant zijn voor farmaceutische bedrijven of de overheid.

2.3.5 Quizlet over ALS

Quizlet over ALS
Klik op de link en kies voor leren in de linker kolom, na het maken kom je terug in de wikiwijs.

2.4 MS

wat is MS ?

Veel mensen hebben het over MS alsof er maar één soort is. Maar wist je dat er vier MS-varianten zijn? We leggen ze je kort voor je uit.

  1. Relapsing Remitting MS
  2. Secundair Progressieve MS
  3. Benigne MS
  4. Primair Progressieve MS

Relapsing Remitting MS (RRMS)

RRMS is de meest voorkomende vorm van MS: zo’n 85 procent van mensen met MS heeft deze vorm. Je klachten verlopen in een golfbeweging: periodes van aanvallen (relapsing) wisselen af met die van herstel (remitting). Verdwijnt de ontsteking? Dan nemen je klachten af en ga je herstellen. Deze ups en downs komen gemiddeld zo’n drie keer per jaar voor.

Secundair Progressieve MS (SPMS)

Circa dertig procent van mensen met RRMS krijgt na tien jaar te maken met een nieuwe MS-fase: SPMS. Je hebt dan bijna geen aanvallen meer, maar je lichaamsfuncties raken wél beschadigd. Dit merk je doordat je bijvoorbeeld moeilijker kunt lopen. Of dat je je evenwicht verliest. Helaas ga je langzaamaan achteruit — tussentijds is er jammer genoeg geen herstel.

Milde of benigne MS

Bij de milde of benigne vorm van MS zit er veel tijd tussen de aanvallen, soms wel meer dan tien jaar. Ook is het mogelijk dat je maar één aanval krijgt. Je afweersysteem valt de eigen zenuwcellen nauwelijks aan. Hierdoor blijven ze onbeschadigd. Van iedereen met MS heeft ongeveer tien procent deze milde vorm van MS — vaak vrouwen jonger dan veertig jaar.

Primair Progressieve MS (PPMS)

De minst voorkomende vorm van MS is PPMS. Deze vorm komt voor bij maar vijf procent van de mensen met MS. Bij PPMS is je ruggenmerg aangetast en merk je direct vanaf het begin achteruitgang: beide benen verstijven en verzwakken. Ook merk je dat de kracht in je benen steeds minder wordt. Opvallend is dat PPMS geen aanvallen kent. De eerste symptomen ervaar je vaak pas na je veertigste.

MS onderzoek

Anamnese en lichamelijk onderzoek

Belangrijk is het verhaal van de patiënt (de anamnese) en het lichamelijk onderzoek. Aan de hand van de klachten kan de neuroloog zich een beeld vormen of zij/hij bij deze patiënt moet denken aan MS. Het gaat dan om klachten zoals wazig zien, dubbel zien, gevoelsklachten, krachtsverlies, moeite met lopen, ongewild urineverlies enzovoort.

Bij lichamelijk onderzoek zal de neuroloog proberen vast te stellen of hij verschijnselen kan vinden die passen bij de klachten. Daarnaast zal de neuroloog onderzoeken of er misschien nog andere verschijnselen zijn waar de patiënt niets van merkt.

MRI

Als de neuroloog heeft vastgesteld dat de klachten worden veroorzaakt door problemen in het centraal zenuwstelsel kan hij/zij dit laten bevestigen door het maken van een magnetic resonance imaging scan (MRI-scan). Afwijkingen in het centraal zenuwstelsel (laesies) zijn met de hulp van deze meetmethode duidelijk te zien en te meten. Daardoor wordt de diagnose sneller gesteld.

Een MRI-apparaat bestaat uit een soort tunnel of buis waar je ingeschoven wordt. Het apparaat maakt opnamen door gebruik te maken van radiogolven en magnetische velden. De opnamen die met een MRI van de hersenen en het ruggenmerg worden gemaakt zijn heel gedetailleerd.

Vanwege de magnetische velden kunnen pacemakers en andere electronische implantaten ontregeld raken. Bij mensen die dergelijke apparaten hebben is een MRI onderzoek niet mogelijk. Bij mensen die metalen implantaten hebben zal het onderzoek niet of slechts beperkt mogelijk zijn.

MRIHet onderzoek met MRI is weinig belastend. Het apparaat maakt alleen flink kabaal als je er in ligt. Meestal is het mogelijk muziek te laten spelen tijdens het maken van de MRI scan. Dit overstemd het lawaai van de MRI enigzins. Heel soms krijgen mensen last van claustrofobie. Bij zwangere vrouwen wordt een MRI alleen verricht als het zeer noodzakelijk is.

Op de MRI zijn de plekjes te zien die in de hersenen en het ruggenmerg voorkomen. Maar de afwijkingen op de MRI hoeven niet overeen te komen met de ernst van de ziekte en zij heeft ook geen betrouwbare voorspellende waarde voor het toekomstig beloop van de ziekte. Bovendien is bij een zeer klein deel van de mensen met MS nog geen afwijking op de MRI te zien.

Liquoronderzoek

Door middel van een prik – lumbaalpunctie, ook wel lp genoemd – tussen de ruggenwervels wordt ruggenmergvocht afgetapt dat zich om het ruggenmerg bevindt. Dit vocht, ook wel liquor genoemd, wordt onderzocht. Bij een aantal ziekten van het zenuwstelsel worden er afwijkingen in dit vocht gevonden. De meeste mensen met MS hebben uiteindelijk bij MS passende afwijkingen in de liquor. Maar er zijn ook andere ziekten, bijvoorbeeld bepaalde virusinfecties, die dezelfde soort afwijkingen in het liquor kunnen geven als MS.

Bij een deel van de mensen die MS hebben zijn geen afwijkingen in de liquor te vinden. Wanneer er typisch klinische en MRI afwijkingen zijn is het in een aantal gevallen niet nodig liquor onderzoek te doen om de diagnose MS te stellen. Zoals altijd bij het stellen van de diagnose MS moet de arts heel zeker zijn dat er geen andere ziekte is die het beeld beter kan verklaren. Dat geldt extra voor patiënten die (mogelijk) MS hebben maar geen liquorafwijkingen.

Neurofysiologisch onderzoek

Een hulponderzoek dat voor het stellen van de diagnose van belang kan zijn is het bepalen van de geleidingssnelheid van de zenuwbanen in het centrale zenuwstelsel. In het zenuwstelsel bevindt zich rondom de uitlopers van de zenuwcellen myeline. Door het verdwijnen van myeline bij MS vermindert de snelheid waarmee de stroompjes (potentialen) voortgeleid worden in de zenuwbanen. Bij de diagnostiek van MS wordt zo een meting – visual evoked potential (VEP) – gebruikt om de oogzenuw te testen.

Bloedonderzoek

Bloedonderzoek is voor de diagnose MS over het algemeen niet van groot belang. Het belang neemt toe, naarmate de kans groter is op een andere diagnose dan MS. Het wordt dan ook meestal gebruikt om andere ziekten uit te sluiten.

 

2.4.1 MS: de oorzaak

Oorzaak van MS

De oorzaak van MS is onbekend; wél weten we dat de stof myeline een belangrijke rol speelt bij MS. Myeline vormt een isolatielaag rondom de zenuwen in het centraal zenuwstelsel. Deze laag zorgt ervoor dat zenuwen prikkels snel en efficiënt doorgeven.

Bij MS heeft het immuunsysteem een abnormaal sterke reactie op myeline. Hierdoor wordt de myeline afgebroken en kunnen de zenuwen de prikkels niet goed doorgeven.

Bepaalde steuncellen (gliacellen) in de hersenen, de oligodendrocyten, zijn verantwoordelijk voor de aanmaak van myeline. Bij mensen met MS gaan oligodendrocyten kapot, waardoor de myelinelaag rondom de zenuw dunner wordt of zelfs verdwijnt. Bij langer bestaande MS ontstaan vaak littekens of ‘plaques’, die hard aanvoelen. Vandaar de naam multiple sclerose: ‘harde plekken op meerdere plaatsen’ (multiple = meervoudig; sclero = hard).

Zenuwcellen kunnen er niet goed tegen dat de myelinelaag ontbreekt. Ze worden ziek en verdwijnen uiteindelijk. Dit verlies is voor het centrale zenuwstelsel heel moeilijk te repareren. De patiënt merkt dit als een steeds verdere achteruitgang, zonder tussentijdse verbetering.

Hoewel MS niet erfelijk is, zijn er wel genen (stukjes DNA) die betrokken zijn bij het ontstaan van de ziekte. Tot nu toe blijken dit steeds genen te zijn die te maken hebben met de werking van het immuunsysteem, een voorbeeld hiervan is het HLA-gen. Als er een verandering in dit gen plaatsvindt is de kans groter dat MS wordt ontwikkeld.

Sommige genen hebben dus te maken met MS. Toch krijgen de meeste mensen met deze genen geen MS. Er is nóg iets nodig voor iemand MS krijgt, waarschijnlijk iets in de omgeving waar iemand opgroeit. Ook de levensstijl kan een rol spelen. Omgevingsfactoren die vermoedelijk de kans op MS groter maken zijn onder andere het Epstein-Barr virus (veroorzaker van de ziekte van Pfeiffer), roken en vitamine-D gebrek.

2.4.2 MS: de diagnose

Diagnose van MS

De diagnose MS kan lastig zijn omdat de symptomen wisselen en soms lijken op die van andere ziektes. Ook is er geen eenvoudige test die zekerheid geeft, zoals bij suikerziekte.
Een groep internationale deskundigen adviseert de diagnose MS te stellen als er bewijs is van minstens twee aanvallen van bij MS passende verschijnselen, waarbij minstens twee verschillende plaatsen van het centrale zenuwstelsel betrokken zijn. Dit noemt men de ‘McDonald criteria’ voor MS.

In de praktijk zal bijna altijd een MRI-scan van de hersenen en meestal ook het ruggenmerg gemaakt worden om de diagnose MS te bevestigen en andere ziektes uit te sluiten. Ook wordt vaak bloedonderzoek verricht om andere ziektes uit te sluiten. Onderzoek van het hersenvocht (‘liquor’) kan de diagnose MS ondersteunen, maar is niet altijd nodig volgens de ‘McDonald criteria’. Om hersenvocht te verkrijgen, is een ruggenprik nodig.

Twee diagnoses: zeker MS en mogelijk MS

Voldoe je aan alle vijf van deze voorwaarden? Dan geeft de arts de diagnose zeker MS. Als je deels voldoet, krijg je de diagnose mogelijk MS.

  1. Je hebt typische MS-klachten en -symptomen
  2. De MRI-scan geeft minstens twee afwijkende plekken aan in hersenen of ruggenmerg
  3. Er zijn minstens twee aanval- en verbeterperiodes (schubs)
  4. Geen aanval- en verbeterperiodes? Dan merk je een jaar lang geleidelijke verslechtering
  5. Er mogen geen andere ziekten zijn die de klachten beter kunnen verklaren dan MS

2.4.3 MS: de symptomen

Hoe herken je MS

De symptomen van MS zijn heel verschillend. Het hangt er maar net vanaf in welke zenuwbaan de myelinelaag beschadigd is. Veel voorkomende verschijnselen zijn slecht zien, tintelingen, krachtsverlies, evenwichtsstoornissen en problemen met plassen, stoelgang en seks. Lichte stoornissen van het geheugen en het denken vallen minder op, maar zijn niet minder hinderlijk. Moeheid is een veel voorkomend en erg invaliderend verschijnsel.

Kenmerkend voor MS is dat de verschijnselen in het begin in aanvallen komen. Dit gebeurt omdat een beschadiging van de myelinelaag in korte tijd ontstaat, maar het lichaam tijd nodig heeft om de beschadiging te herstellen. De aanvallen noemt men ‘relapses’ of ‘schubs’, de herstelfase de ‘remitting phase’. Men spreekt daarom van relapsing-remitting MS.

Na verloop van jaren heeft het lichaam bij de meeste mensen met MS steeds meer moeite de myelinelaag te herstellen en verdwijnen er steeds meer zenuwcellen. De verschijnselen van MS nemen geleidelijk toe, zonder herstel. Dit is de progressieve fase van MS. In ongeveer 10% van de gevallen begint MS met de progressieve fase (‘primair progressieve MS’)

Pinterest

2.4.4 MS: de behandeling

Genezing van MS is niet mogelijk. Wel is het vaak mogelijk de duur van invaliderende aanvallen te verkorten door prednison te geven, meestal via een infuus gedurende drie tot vijf dagen. Een aanval herstelt met deze behandeling overigens niet vollediger dan zonder behandeling.

Een toenemend aantal medicijnen vermindert de kans op nieuwe aanvallen en het ontstaan van invaliditeit. Medicijnen kunnen (zelf) worden geïnjecteerd (werkzame stof glatirameer, interferon-beta, of daclizumab), per capsule worden ingenomen (werkzame stof dimethylfumaraat, teriflunomide of fingolimod) of worden per infuus in het ziekenhuis gegeven (natalizumab of alemtuzumab).

Er lijkt een grotere kans op ernstige bijwerkingen bij middelen die effectiever zijn. De gemiddeld effectievere middelen worden daarom vaak niet in eerste instantie voorgeschreven.

Verder zijn er medicijnen die symptomen van MS kunnen verzachten, bijvoorbeeld middelen tegen spasticiteit, een overprikkelbare blaas of problemen met het lopen. Niet alleen medicijnen zijn van belang. Veel mensen met MS hebben baat bij behandelingen logopedie.

 

 

2.4.5 MS: het verloop van de ziekte

Gevolgen van MS

De gevolgen van MS zijn zeer divers en kunnen leiden tot problemen bij zelfverzorging, mobiliteit, arbeid en vrijetijdsbesteding. Het verloop van MS is bij iedere persoon anders en moeilijk te voorspellen. Invaliditeit kan jaren uitblijven maar de ziekte kan soms ook erg snel verlopen. MS is vrijwel nooit een dodelijke ziekte. Gemiddeld is de levensverwachting slechts enkele jaren verkort.

Bij de meeste mensen met MS verloopt de ziekte in periodes van verbeteringen en verslechteringen.

2.4.6 Een drillster over MS

Drillster over MS
Klik op de link en rechts onderaan op starten, kom na het maken van de drillster weer terug in de wikiwijs.

3 Eindtoets over het centraal zenuwstelsel, de fysiologie en de pathalogie.

Toets: de eindtoets over fysiologie en pathalogie van het centraal zenuwstelsel

Start