Deze website is aangemaakt ter ondersteuning bij de zelfstudie voor het vak Biologie. Op deze website kan je alle materialen vinden om te leren en te oefenen voor Thema 1 'Wat is Biologie'.
De lesdoelen voor iedere basisstof zijn bovenaan de pagina te vinden bij de desbetreffende basisstof. Check altijd na het afronden van de basisstof of de leerdoelen zijn behaald.Voordat je gaat beginnen, is het de bedoeling dat je de instructie aandachtig doorleest. Volg de vier stappen hieronder goed bij de zelfstudie.
Wat ga je doen?
Via deze leerlijn ga jij je voorbereiden op de eindtoets.
Hoe pak je dit aan?
Je gaat per basisstof aan de slag. De basisstoffen zijn te vinden onder het tabblad ‘Lesmaterialen thema 1’.
Stap 1. Lees de tekst en bekijk de bijbehorende afbeeldingen/filmpjes. Onderaan de pagina is de link naar de PowerPointpresentatie te vinden.
Stap 2. Ga naar het tabblad 'Oefeningen' of klik direct op het knopje 'Start met oefenen', waarna je automatisch bij het tabblad 'Oefeningen' komt. Maak de oefeningen bij deze basisstof.
Stap 3. Doorloop op dezelfde manier alle basisstoffen en extra basisstoffen. Je gaat dus eerst lezen en leren, daarna de bijbehorende oefenopdrachten maken.
De extra basisstoffen zijn te vinden onder het tabblad 'Extra lesmaterialen - verdiepend'.
Stap 4. Maak de oefentoetsen door naar het tabblad 'Oefentoets' te gaan. Door het maken van de oefentoetsen, krijg je inzicht in je kennis. Als je behoefte hebt aan extra herhalende lesstof, ga je naar het tabblad 'Extra lesmaterialen - herhalend'.
Hulp nodig?
Voor hulp of vragen kan je terecht bij mij. Buiten schooltijden kan je mailen naar 0980477@hr.nl
Tot wanneer heb ik de tijd?
Je hebt de tijd tot maandag 5 oktober 2020.
Wat doe ik met de uitkomst?
Na het maken van de oefentoets, ontvang je feedback van mij over je huidige voortgang. Als je merkt dat je veel fouten hebt gemaakt, ga je verder met leren en oefenen voor de basisstoffen waar je moeite mee hebt. Wanneer je alle leerdoelen per basisstof beheerst, ben je klaar. Tip: Trek op tijd aan de bel en vraag om hulp!
Wat ga ik doen als ik klaar ben?
Begin met het lezen en leren van 'Thema 2 Planten'. Je kunt ook alvast vooruit werken met de opdrachten.
Succes bij de voorbereiding op de eindtoets!
Lesmaterialen thema 1
Wat is biologie?
In dit thema maak je kennis met biologie. In de biologie bestuderen we levende wezens. Daarbij is kijken (waarnemen) belangrijk. Als je heel nauwkeurig kijkt, kun je veel te weten komen over levende wezens. In de biologie maken we veel tekeningen. Daarmee kun je aan andere mensen laten zien wat je hebt waargenomen. In dit thema leer je ook andere manieren om je waarnemingen weer te geven.
Basisstof 1: Levend - dood - levenloos
Wat kan ik straks?
► Beschrijven wat biologie is.
► De 7 Levensverschijnselen benoemen.
► Omschrijven wat het verschil is tussen dood, levend en levenloos.
Het woord biologie is gevormd uit de Griekse woorden bios (=leven) en logos (=leer of wetenschap). Biologie is de leer van het leven.
In de biologie bestudeer je levende wezens. Een ander woord voor levend wezen is organisme. Tot de organismen behoren onder andere mensen, dieren en planten. In de biologie worden de mensen tot de dieren gerekend. Levende wezens (organismen) vertonen levensverschijnselen. Alle organismen ademen bijvoorbeeld. Als een organisme geen levensverschijnselen meer vertoont, noemen we het dood.
Er zijn in de natuur ook voorwerpen die nooit hebben geleefd. Die noemen we levenloos. Een steen bijvoorbeeld is levenloos. Ook de lucht is levenloos, net als het water in sloten en plassen. De levenloze natuur heeft vaak grote invloed op de levende natuur.
Levensverschijnselen
Organismen vertonen levensverschijnselen. Door deze levensverschijnselen kun je organismen onderscheiden van de levenloze natuur. De levensverschijnselen zijn de kenmerken van het leven.
In afbeelding 1 zie je de levensverschijnselen bij een aap. De aap ziet een mango. De aap kan dus zien. Hij kan ook voelen, ruiken, proeven en horen. We noemen dat waarnemen. De aap kan ook bewegen, want hij slingert van tak tot tak naar de mango. De aap kan zich voeden door de mango te eten. Met zijn longen kan de aap ademhalen. De aap kan ook plassen. Dat heet uitscheiden. Kleine aapjes worden groter, ze groeien. Als het baby-aapje volwassen is, kan het zich voortplanten.
De blauwgedrukte woorden zijn de levensverschijnselen. Sommige levensverschijnselen vinden voortdurend plaats, zoals ademhalen. Andere levensverschijnselen vinden af en toe plaats, zoals voortplanten.
Bij mensen en dieren zijn de levensverschijnselen meestal gemakkelijk waar te nemen. De aap van afbeelding 1 kun je zien bewegen en plassen. Bij planten zijn de levensverschijnselen minder goed waar te nemen. Toch kunnen planten ook alle levensverschijnselen vertonen. Daar leer je later meer over.
► In eigen woorden uitleggen wat het verschil is tussen een natuurgetrouwe- en een schematische tekening door minimaal 2 kenmerken te benoemen.
► Het verschil tussen buitenaanzicht, lengtedoorsnede en dwarsdoorsnede uitleggen door minimaal 3 kenmerken te benoemen.
► De tekenregels opnoemen.
In de biologie proberen we organismen zo nauwkeurig mogelijk te bekijken. De beste manier om een organisme goed te bekijken, is het organisme na te tekenen. Als je een organisme natekent, kijk je vanzelf heel nauwkeurig naar dat organisme.
In de biologie kunnen we twee soorten tekeningen maken: natuurgetrouwe tekeningen en schematische tekeningen. In een natuurgetrouwe tekening geef je zo nauwkeurig mogelijk alle delen weer. In een schematische tekeningen geef je alleen de belangrijkste kenmerken weer. Zie afbeelding 2.
Doorsneden
Je kunt een tekening maken van een organisme zoals dat van buitenaf te zien is. We noemen dat een buitenaanzicht. Je kunt een organisme ook eerst doorsnijden en dan tekenen. Dat noemen we een doorsnede.
Je kunt een doorsnede op verschillende manieren maken. Bij een lengtedoorsnede snijd je het organisme of het voorwerp in de lengte door. Bij een dwarsdoorsnede snijd je het organisme of het voorwerp dwars door. In afbeelding 3 zijn van een potlood het buitenaanzicht en de beide doorsneden schematisch getekend.
In een doorsnede teken je alleen het snijvlak, dus niet de 'diepte' die je kunt zien. In afbeelding 4 zie je aan welke tekenregels je tekening moet voldoen.
► In eigen woorden uitleggen wat vergroten is, wanneer we vergroten en waarom we vergroten.
► De 6 verschillende onderdelen van de bruine boon benoemen en herkennen.
► De functies van de 6 verschillende onderdelen van de bruine boon benoemen.
In de biologie proberen we zo veel mogelijk zelf de organismen waar te nemen. Bij planten is dat meestal niet zo moeilijk, omdat we planten kunnen verzamelen. Denk er hierbij wel aan dat je de natuur geen schade mag toebrengen!
Sommige dieren kun je gemakkelijk zelf waarnemen, bijvoorbeeld huisdieren, vissen in een aquarium of regenwormen. Van andere dieren kunnen we alleen afbeeldingen bestuderen. Soms zijn organismen zo klein dat je ze met het blote oog niet goed kunt zien. Je kunt dan een loep (vergrootglas) gebruiken. Je kunt het best een loep gebruiken die ongeveer 10 keer vergroot. Je moet de loep dicht bij je oog houden, het voorwerp waar je naar kijkt, moet je naar de loep brengen, tot je een scherp beeld ziet.
Wil je nog kleinere organismen bestuderen, dan kun je een microscoop gebruiken. Daarover leer je meer in thema 3.
Een zaad
In de lente zie je op veel plaatsen jonge plantjes verschijnen. De meeste plantjes groeien uit zaden die kiemen. Een voorbeeld van een zaad is een bruine boon.
Aan de buitenkant van een bruine boon zit een stevig bruin vlies, de zaadhuid. De zaadhuid beschermt het zaad. De witte ovale vlek op een bruine boon noemen we de navel. Met de navel heeft het zaad vastgezeten aan de plant waaraan het zaad is gegroeid. Onder de navel bevindt zich het hartvormig bultje. Aan de andere kant van de navel zit een heel klein gaatje in de zaadhuid. Dat gaatje heet het poortje. Door het poortje kan een zaad snel water opnemen. Water is nodig voor de kieming van het zaad.
In een zaad zit een kiem. De kiem is het begin van een nieuwe boonplant. De kiem bestaat uit een worteltje, een stengeltje en twee kleine blaadjes.
Om te groeien heeft de kiem reservevoedsel nodig. Het reservevoedsel zit in zaadlobben. Een bruine boon heeft twee zaadlobben. Als de bruine boon gaat kiemen, groeit de kiem uit tot een kiemplantje.
► De plek van de x-as en y-as aanwijzen in een grafiek.
► Beschrijven waarom er tabellen worden gebruikt bij biologie.
Als je een bruine boon in een laagje water legt, gaat hij kiemen. Eerst groeit het worteltje van de kiem naar buiten. Daarna volgt het stengeltje. In Afbeelding 10 zie je tekeningen van een kiemend zaad. Er is elke dag één tekening gemaakt, twaalf dagen lang. Je kunt bij elke tekening de lengte van het worteltje en de lengte van het stengeltje opmeten. Deze maten kun je in een tabel weergeven.
GRAFIEK
Je kunt de groei van stengel en wortel ook weergeven in een grafiek. Een grafiek heeft twee assen. De horizontale as loopt van links naar rechts. Deze as noemen we de x-as. De verticale as loopt van beneden naar boven. Deze as noemen we de y-as. In afbeelding 11 zie je op de x-as het aantal dagen weergegeven en op de y-as de lengte van de stengel.
In afbeelding 11 zie je de lengten van de eerste zeven dagen aangegeven met een stip. De eerste en tweede dag was de stengel 0 mm lang. Je ziet in afbeelding 11 dat er een stip is getekend bij dag 1, dag 2 en bij 0 mm.
De derde was de stengel 2 mm lang. In afbeelding 11 ligt de stip van dag 3 op 2 mm.
De vierde dag was de stengel 5 mm lang. Je ziet in afbeelding 11 dat de stip voor dag 4 op 5 mm ligt.
De grafiek van afbeelding 11 is nog niet klaar. Voor de dagen 5 tot en met 10 moeten er nog stippen worden gezet. In opdracht 12 van je werkboek ga je de grafiek verder afmaken.
Bij deze tabel kun je een grafiek tekenen.
\(\small{\text{tijd}}\)(uur)
\(\small{8}\)
\(\small{9}\)
\(\small{10}\)
11
12
temperatuur (°C)
2
\(\small{6}\)
8
9
8
Pak roosterpapier.
Teken een horizontale en verticale as.
Zet de variabelen bij de assen.
Zet de getallen bij de assen.
Gebruik de tabel om de punten in de grafiek te tekenen.
Teken door de punten een vloeiende lijn. En klaar is de grafiek.
► Groei en ontwikkeling van elkaar onderscheiden door minimaal 2 kenmerken te benoemen.
► In eigen woorden uitleggen wat een groeispurt is en in welke levensjaren het voorkomt.
► In eigen woorden uitleggen wat groeisnelheid is.
Tijdens de kieming wordt een kiemplantje groter en zwaarder. Kiemplantjes groeien, net als andere organismen. Jij bent zelf ook groter dan toen je nog een baby was. Groei is het groter en zwaarder worden van een organisme.
Tijdens de groei van een kiemplantje vinden er veranderingen plaats. De wortel vertakt zich meer en meer. Aan de stengel vormen zich bladeren, en soms ook knoppen en bloemen. Al deze veranderingen noemen we ontwikkeling.
Ook tijdens jouw eigen groei hebben er veranderingen plaatsgevonden in je lichaam. In afbeelding 13 is te zien hoe het lichaam van een kind zich ontwikkelt tot het lichaam van een volwassene. Ontwikkeling is het optreden van veranderingen in de bouw van een organisme.
Door de veranderingen kunnen organen hun functies beter vervullen, of er kunnen nieuwe organen ontstaan.
GROEISPURT
Afbeelding 14 geeft weer wat de gemiddelde lengte is van jongens en van meisjes in Nederland. Veel kinderen zijn veel langer of korter dan de gemiddelde lengte.
Uit de grafiek van afbeelding 14 blijkt dat kinderen niet altijd even hard groeien. Het aantal centimeters dat een kind per jaar groeit, noemen we de groeisnelheid. Vooral in het eerste levensjaar (van 0-1 jaar) groeit een kind erg hard. Een periode van snelle groei wordt een groeispurt genoemd. Bij veel kinderen begint rond hun 12e jaar in de puberteit ook een groeispurt, die ongeveer 2 jaar duurt. Bij meisjes begint deze tweede groeispurt gemiddeld eerder dan bij jongens.
DE GROEI VAN LICHAAMSDELEN
De lengtegroei van een mens hangt samen met de groei van het skelet. De verschillende delen van het skelet groeien niet even hard. Afbeelding 15 geeft de groei van een meisje weer. De afbeelding laat zien hoe snel de verschillende lichaamsdelen groeien.
► Minimaal 5 beroepen benoemen die te maken hebben met de biologie.
Veel beroepen hebben met biologie te maken. Bij sommige beroepen is dat heel duidelijk. Bijvoorbeeld bij beroepen die zich bezighouden met de natuur en het milieu.
In heel wat beroepen gaat het om de verzorging van mensen, dieren of planten. Om deze beroepen goed te kunnen uitoefenen moet iemand veel weten van mensen, dieren of planten. Een ouderenverzorger bijvoorbeeld moet ziekteverschijnselen bij ouderen kunnen herkennen. En een verkoper in een dierenwinkel moet weten welk voedsel de dieren nodig hebben om gezond te blijven.
Er zijn ook beroepen die zich speciaal bezighouden met de bestrijding van ziekten bij mensen, dieren of planten. Natuurlijk moet je ook bij deze beroepen veel weten van mensen, dieren of planten.
Bij andere beroepen is het niet meteen duidelijk dat ze met biologie te maken hebben. Vaak gaat het bij deze beroepen om één bepaald onderdeel binnen de biologie, zoals voeding, beweging, voortplanting, of om de huid of de zintuigen. Iemand die maaltijden samenstelt, moet weten wat gezonde voeding is. En iemand die brillen verkoopt, moet verstand hebben van ogen en oogafwijkingen. Ten slotte zijn er ook beroepen waarbij voorlichting en uitleg worden gegeven.
► Een ander woord voor gedaanteverwisseling benoemen.
► In eigen woorden uitleggen wat gedaanteverwisseling is.
► De vier stadia van de levenscyclus van de vlinder opnoemen.
Bij dieren vindt groei en ontwikkeling plaats, net als bij mensen. In afbeelding 17 zie je een volwassen pinguïn en een jong. De volwassen vogel is groter en zwaarder dan het jong. De volwassen vogel ziet er ook anders uit. Hij heeft andere veren dan het jong. Toch lijkt het jong op de volwassen vogel. Het jong eet ook hetzelfde voedsel.
Bij sommige diergroepen lijken de jongen helemaal niet op de volwassen dieren. Voorbeelden daarvan zijn kikkers en vlinders. Bij deze dieren noemen we de jongen larven. Voor ze volwassen worden, ondergaan de larven een gedaanteverwisseling of metamorfose. Hierbij verandert niet alleen de lichaamsbouw, maar ook de levenswijze van de dieren.
In afbeelding 18 zie je een voorbeeld van gedaanteverwisseling. Uit het ei komt een larve. De larve van een vlinder heet een rups. De rups wordt een pop. In de pop vindt de gedaanteverwisseling plaats: de rups ontwikkelt zich in de pop tot een volwassen vlinder. Je ziet dat de rups er heel anders uitziet dan de volwassen vlinder. Een rups eet ander voedsel en beweegt zich op een andere manier voort dan de volwassen vlinder. In het leven van een vlinder zijn vier stadia te onderscheiden. Deze vier stadia vormen de levenscyclus van een vlinder.
Extra basisstof 8: De levenscyclus van de bruine kikker
Wat kan ik straks?
► De verschillende stadia van de levenscyclus van de bruine kikker benoemen.
► Minimaal 3 lichamelijke veranderingen tijdens de metamorfose van de kikker benoemen.
► Minimaal 3 veranderingen in de levenswijze van de kikker benoemen.
In extra basisstof 7 heb je geleerd wat gedaanteverwisseling is. Bij kikkers komt gedaanteverwisseling voor. We nemen de bruine kikker als voorbeeld. In het leven van een bruine kikker zijn verschillende stadia te onderscheiden. In afbeelding 19 is de levenscyclus van een bruine kikker getekend.
Volwassen kikkers paren.
Eieren van een kikker (kikkerdril).
Een pas uitgekomen kikkervisje. Opzij van de kop zitten uitwendige kieuwen.
Kikkervisje met inwendige kieuwen.
De metamorfose begint. Het kikkervisje krijgt achterpoten.
Het kikkervisje krijgt voorpoten. De staart wordt kleiner.
De kieuwen zijn verdwenen. In het lichaam hebben zich longen ontwikkeld.
De staart is verdwenen. Het kikkervisje is een volwassen kikker geworden.
Bruine kikkers paren vroeg in het voorjaar. De eieren kun je in sloten aantreffen als kikkerdril. Eén vrouwtjeskikker legt één kluit kikkerdril. Zo'n kluit kan wel uit drieduizend eieren bestaan. Elk ei zit in een geleiachtig omhulsel. In het omhulsel ontwikkelt het ei zich tot een kleine larve.
Op een bepaald moment kruipt de larve uit het omhulsel. We noemen de uitgekomen larve dan kikkervisje (dikkopje). Een kikkervisje is ongeveer 6 mm lang. Opzij van de kop zitten vertakte aanhangsels, de uitwendige kieuwen. Met deze kieuwen neemt een kikkervisje zuurstof op uit het water. Ook met de huid (van de staart) neemt een kikkervisje zuurstof uit het water op. Een kikkervisje eet vooral algen.
Na ongeveer drie weken is een kikkervisje 10-13 mm lang. De staart is flink gegroeid. De uitwendige kieuwen verdwijnen en worden vervangen door inwendige kieuwen. Er zijn al twee kleine achterpootjes te zien.
Na acht tot negen weken is een kikkervisje ongeveer 35 mm lang. Langzaam beginnen de voorpoten zich te ontwikkelen. De staart begint korter te worden.
Na twaalf tot dertien weken ziet het diertje er al uit als een kikker. Het kikkertje is dan nog maar 15 mm lang. De bek is veel groter geworden. Het kikkertje gaat insecten eten. Ook hebben zich ondertussen longen ontwikkeld. Daardoor kan de kikker nu ook op het land leven. Met de longen en met de huid neemt een kikker zuurstof op uit de lucht.
Bos, A., Kalverda, O., Smits, G., & Waas, B. (z.d.). Biologie voor jou handboek 1 vmbo-kgt (7de editie, Vol. 1). ’s-Hertogenbosch , Nederland: Malmberg.
Smeenk, I. J. R. (z.d.). Biologiepagina Wat is biologie. Geraadpleegd van https://biologiepagina.nl/1/watisbiologie/watisbiologie.htm
Willem Meilink. (2020, 21 maart). Wat is biologie? [Videobestand]. Geraadpleegd van https://www.youtube.com/watch?v=jAhJlsvZHQ8&feature=emb_title
Biologie met Joost. (2019, 8 augustus). Klas 1, Wat is biologie playlist [Videobestand]. Geraadpleegd van https://www.youtube.com/watch?v=rK_PUxhErSE&list=PLr1tx9agautHrlqPGTI4RqnGf2U1ZpmQ2
Ruud Lekkerkerk Biologie. (2019, 3 juni). Biologie in beroepen [Videobestand]. Geraadpleegd van https://www.youtube.com/watchv=eynyfPyMUaQ&feature=emb_title
BioVlogWild. (2020, 2 september). 7 LEVENSKENMERKEN [Videobestand]. Geraadpleegd van https://www.youtube.com/watchv=qlctDdxt4QA&feature=emb_title
HRS Biology. (2016, 15 augustus). Vaardigheid - Het maken van een tekening [Videobestand]. Geraadpleegd van https://www.youtube.com/watch?v=6GIY-jqv6UA&feature=emb_title
ExactLeren. (2017, 23 oktober). Wat is biologie? Levenscyclus de bruine boon [Videobestand]. Geraadpleegd van https://www.youtube.com/watch?v=o-EPCy9bAQc&feature=emb_title
ExactLeren. (2017b, 23 oktober). Wat is biologie? Levenscyclus de bruine kikker [Videobestand]. Geraadpleegd van https://www.youtube.com/watch?v=3xoulreYjLw&feature=emb_title
DieVanBiologie. (2016, 1 oktober). Biologie BK1 Thema 1 Basisstof 4, Tabellen en grafieken [Videobestand]. Geraadpleegd van https://www.youtube.com/watch?v=sqBK_YTGKOE&feature=emb_title
DieVanBiologie. (2016, 1 oktober). Biologie BK, Basisstof 5 en 6, groei en ontwikkeling & biologie en beroepen [Videobestand]. Geraadpleegd van https://www.youtube.com/watch?v=fwMBoT9MI54&feature=emb_title
Schooltv. (2020, 4 augustus). Van ei tot vlinder: Hoe ontstaat een vlinder? [Videobestand]. Geraadpleegd van https://www.youtube.com/watch?v=4_k8k7GYX7Q&feature=emb_title
Vlinderstichting. (2010, 9 november). Van ei tot vlinder [Videobestand]. Geraadpleegd van https://www.youtube.com/watch?v=giCT5RZQ2SI&feature=emb_title
Naomi Kappe. (2016, 19 februari). Van kikkerdril tot kikker [Videobestand]. Geraadpleegd van https://www.youtube.com/watch?v=VUvMX1vnfF8&feature=emb_title
BIOLOGIETCCL. (2020). BIOLOGIETCCL. Geraadpleegd van http://www.biologietccl.nl/docs/1b/puzzel%20inleiding%20biologie.pdf
Het arrangement Zelfstudie biologie is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Serife Erokutan
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2020-11-11 01:15:48
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Oefentoets Thema 1
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.