Welkom op de voorpagina voor natuur- en scheikunde.
Voordat je deze site gebruikt, vraag dan eerst je docent of hij/zij ook gebruik maakt van deze methode. Zo niet, dan is zijn/haar instructie leidend.
Deze site krijgt regelmatig een update. Kom nog eens terug.
Onderbouw verslag schrijven
Het begin
Voordat je ook maar begint met het maken van een verslag zijn er een aantal dingen erg belangrijk. Het zijn geen voorwaardes, maar je kan het zien als erg belangrijke tips. Hieronder worden ze genoemd.
Tip 1: Tijdens het practicum
Het is een open deur, maar werk tijdens het practicum netjes. Zorg dat je resultaten en waardes opschrijft op een plek waar ze bewaard blijven. Schrijf zelfs de kleinste dingen op.
Tip 2: Bewaren!
Als je een practicumvoorschrift (dat blaadje wat zegt wat je moet doen) krijgt, zorg dan dat je die goed bewaart. Je kan er namelijk nog erg veel info uit halen voor je verslag.
Tip 3: Neem de tijd.
Neem de tijd om te kijken waar je aan moet voldoen. Lees altijd het beoordelingsformulier door, dan weet je waar je (en hoeveel) punten voor krijgt.
Tip 4: Verdeel de taken eerlijk.
Zorg dat je de taken goed verdeelt als je samen mag werken aan een verslag.
Tip 5: Vraag tijdig om hulp.
Mocht je er niet uit komen met je onderzoeksvraag of hypothese, snap je iets niet wat je tegenkomt op deze site of loop je vast in de samenwerking? Vraag zo snel mogelijk je docent om ondersteuning. Het is een leerproces, docenten kunnen tips geven.
Tip 6: De opmaak.
Volg onderstaande regels voor de opmaak van je verslag.
Tip 7: Online inleveren
Als je een verslag online moet inleveren geef het dan een makkelijk te herkennen naam, je levert ook altijd zelf je verslag in (ook al maak je hem met twee personen). Hoe noem je je document? Nou zo:
Achternaam_Voornaam_Titel verslag_vak_datum
Onderzoeksopzet
Hoe stel ik een onderzoeksopzet op?
Dit wordt een apart deel van het totale verslag. Let op, dit is dus anders dan het verslag op zich! De onderzoeksopzet is een deel voorstel voor een onderzoek. Dit voorstel wordt door een aantal mensen bekeken, in dit geval je docent, en die stellen daar kritische vragen over. Is het haalbaar? Kan het tijdtechnisch? etc. De onderzoeksopzet bevat het volgende:
1. De titel van jouw onderzoek
Passend bij je onderzoek, niet te algemeen, het moet interesseren en duidelijk maken waar je onderzoek over gaat.
2. Een onderzoekscontext
Wat is de situatie waarin je gaat onderzoeken? Waarom is dit interessant? Wat maakt jouw onderzoek nuttig en interessant om te lezen? Voor wie is het onderzoek bedoelt? Wat maakt jouw onderzoek valide en betrouwbaar en hoe ga je dat waarborgen?
3. Onderzoeksvraag
De onderzoeksvraag is een heldere vraag en is gekaderd gericht op één factor die onderzocht wordt. Is het te breed, dan worden er meerdere deelvragen gemaakt.
Baken je onderwerp dus goed af en benoem je onderwerp (wat), de periode die je onderzoekt (wanneer) en/of het onderzoeksgebied (waar). Je hoofdvraag moet ook eenduidig zijn. Dat wil zeggen dat hij maar op één manier uit te leggen is. Houd ook rekening met de haalbaarheid: is je vraag te onderzoeken binnen de tijd (80 uur) en met de middelen die je hebt?
4. Hypothese
De hypothese probeert een goed doordacht en beargumenteerd antwoord te geven op de onderzoeksvraag op basis van de al aanwezige kennis en bepaalt mede de manier waarop het onderzoek wordt uitgevoerd. Bij sommige proeven is geen hypothese mogelijk!
5. Werkwijze
In de werkwijze hoort een lijst van materialen (en stoffen) thuis. Het liefst maak je twee aparte lijstjes. Daarnaast hoort er een nette tekening van je opstelling (zelfgemaakt) in de onderzoeksopzet, met aanduidingen wat er te zien is in je tekening. Nogmaals, het moet voor een ander, zonder voorschrift, duidelijk zijn wat de opstelling is.
(Tip: kijk eens op www.chemix.org)
Onder het kopje opzet hoort ook een beschrijving van de proef. De stijl van het onderzoek moet zakelijk en beschrijvend zijn. De zinsneden: "Toen moesten we", of, "We gingen lokaal 202 in",of, "Jurre pakte eerst de spullen ", zijn echt uit den boze. Nogmaals, het moet voor een ander, zonder voorschrift, duidelijk zijn wat de opstelling is.
Titelblad
Het titelblad bevat:
- Een relevante titel; een titel die dus te maken heeft met het onderwerp, waarbij de lezer van je verslag geïnteresseerd raakt, maar ook een idee krijgt waar je verslag over gaat. Vaak is dit dezelfde titel als de titel van je onderzoeksopzet.
- De namen van de gene die hebben gewerkt aan het verslag en het onderzoek.
- De leerlingnummers van de gene die hebben gewerkt aan het verslag en het onderzoek.
- De datum van het doen van onderzoek en de datum van het klaar hebben van het verslag.
- De klas.
- De naam van de docent
- Het vak
Je mag ook een relevante afbeelding op de voorkant van je verslag zetten. Hieronder tips voor de afbeelding:
1. Het moet een afbeelding zijn die te maken heeft met je onderzoek (relevant).
2. Het moet een andere afbeelding zijn dan je hebt gebruikt voor je voorblad van je onderzoeksopzet om verwarring te voorkomen.
Inhoudsopgave
Een inhoudsopgave geeft aan welke onderdelen te vinden zijn in je verslag. Zet hier ook je paginanummer achter. Let op! Gebruik dezelfde lay-out als de rest van je verslag.
Daarnaast vermeld je hier kort welke afbeelding op je titelblad staat en wat deze te maken heeft met je onderzoek.
Inleiding
In de inleiding leg je aan de lezer een aantal dingen in een verhaalvorm uit:
- Wat is er interessant aan jouw onderzoek?
- Waar in de natuur kun je dit verschijnsel tegenkomen? (relatie met de leefwereld en de onderzoekscontext)
- Wat heb je gedaan in je onderzoek? (niet langer dan drie zinnen)
- Wat maakt jouw onderzoek nuttig?
- Voor wie is het onderzoek bedoelt?
Theoretisch kader
Let op! Vraag van te voren aan je docent of je een theoretisch kader moet hebben! Lees daarna pas door.
Theoretisch kader
Hierin zet je alle theorie die met je onderwerp te maken heeft. Let op, hier mag je geen plagiaat plegen door dingen van internet of anderen te kopiëren! Schrijf hier zo veel mogelijk op over jouw onderwerp. In je boek staan tal van begrippen over dit onderwerp en een heleboel informatie. Daarnaast staat op internet genoeg informatie die je kunt gebruiken (en dus niet kopiëren). Meestal is een theoretisch kader één A4, lettertype 11 groot.
Onderzoeksvraag
De onderzoeksvraag is een heldere vraag en is gekaderd gericht op één factor die onderzocht wordt. Is het te breed, dan worden er meerdere deelvragen gemaakt.
Baken je onderwerp dus goed af en benoem je onderwerp (wat), de periode die je onderzoekt (wanneer) en/of het onderzoeksgebied (waar).
Je hoofdvraag moet ook eenduidig zijn. Dat wil zeggen dat hij maar op één manier uit te leggen is. Houd ook rekening met de haalbaarheid: is je vraag te onderzoeken binnen de tijd (80 uur) en met de middelen die je hebt?
Een onderzoeksvraag zoekt altijd naar een verband of een verschil tussen twee verschijnselen of je bent opzoek naar een waarde.
Onderzoeksvragen worden dus meestal geformuleerd als: Wat is het verschil tussen...
Wat is het verband tussen...
Wat is de grootte van...
Hypothese
De hypothese probeert een goed doordacht en beargumenteerd antwoord te geven op de onderzoeksvraag op basis van de al aanwezige kennis (deze kun je uit het boek halen of heb je misschien al in je hoofd zitten) en bepaalt mede de manier waarop het onderzoek wordt uitgevoerd. Bij sommige proeven is geen hypothese mogelijk!
Voorbeeld: Onderzoeksvraag: Vallen pennen altijd naar beneden op aarde?
Hypothese: Wij denken dat pennen altijd naar beneden vallen op aarde, omdat wij op aarde zwaartekracht hebben. De zwaartekracht trekt alles naar het aardoppervlak.
Werkwijze
In de werkwijze hoort een lijst van materialen (en stoffen) thuis. Het liefst maak je twee aparte lijstjes. Daarnaast hoort er een nette tekening van je opstelling (zelfgemaakt) in de onderzoeksopzet, met aanduidingen wat er te zien is in je tekening. Nogmaals, het moet voor een ander, zonder voorschrift, duidelijk zijn wat de opstelling is.
(tip: kijk eens op chemix.org)
Onder het kopje opzet hoort ook een beschrijving van de proef. De stijl van het onderzoek moet zakelijk en beschrijvend zijn. De zinsneden: "Toen moesten we", of, "We gingen lokaal 202 in",of, "Jurre pakte eerst de spullen ", zijn echt uit den boze. Nogmaals, het moet voor een ander, zonder voorschrift, duidelijk zijn wat de opstelling is.
Resultaten
In een tabel kunnen twee waardes tegen elkaar uitgezet worden. In de afbeelding hieronder is een voorbeeld van een tabel te vinden.
Komkommers komen in verschillende lengtes voor. Voor elke lengte is een massa bepaald. In de tabel is te zien wat de massa is van de komkommer per lengte eenheid.
Lengte van de komkommer (cm)
Massa van de komkommer (g)
20
160
25
200
30
240
35
280
In een tabel staan de twee gemeten getallen naast of onder elkaar. Dit is niet altijd overzichtelijk genoeg dus maken we er een plaatje van, dit heet een diagram. Een diagram heeft twee assen namelijk een horizontale en een verticale as. Hieronder een voorbeeld van een diagram.
In de diagram is te zien dat de assen elkaar snijden in de oorsprong. In de wiskunde wordt de horizontale as de x-as genoemd en de verticale as wordt de y-as genoemd. De assen van eendiagram met de bijbehorende meetgegevens heten grootheden.
In het voorbeeld van de komkommer wordt de lengte de x-as en de massa de y-as.
Grafieken tekenen
De grafiek die je in het assenstelsel tekent moet zo veel mogelijk lijken op de meetpunten die je hebt. Wanneer een rechte lijn niet past teken je een vloeiende kromme.
Verbind de punten dus niet met rechte lijntjes.
In een diagram kun je snel het verband tussen twee grootheden zien.
Conculsie
In de conclusie geef je antwoord op de onderzoeksvraag en kijk je terug op je hypothese. Probeer in je conclusie een structuur te krijgen als volgt: Onze onderzoeksvraag is ...
Het antwoord op de onderzoeksvraag is ...
Onze hypothese was dus ...
Discussie
In de discussie ga je in op een aantal onderdelen van de proef die jij hebt gedaan. Je schrijft hierover in ieder geval meer dan één zin (over elk onderdeel). De onderdelen zijn:
- Netheid van werken
- Samenwerking
- Een voorstel voor een vervolgproef
De onderdelen worden hieronder besproken
Netheid van werken
Hoe net heb je gewerkt? Heb je netjes afgewogen? Heb je netjes afgelezen? Heb je je gklaswerk van te voren gespoeld? etc.
Voorbeeld: In principe hebben wij net gewerkt tijdens dit practicum, wij hebben alleen ons glaswerk maar één keer gespoeld in plaats van de gebruikelijke drie keer. Dit kan dus een onnauwkeurigheid in ons eindantwoord hebben opgeleverd.
Samenwerking
Hoe ging de samenwerking? Hoe was de taakverdeling? Welke rol had iedereen binnen de groep? Waar was er wrijving? Wat hebben jullie geleerd van de samenwerking?
Voorbeeld: De samenwerking verliep goed. Marissa was de leider van de groep en verdeelde de taken onder het doen van de proef en tijdens het maken van het verslag. Mehmed was de gene die aan het einde het hele verslag heeft samengevoegd en gecontroleerd. Wij hebben geleerd dat wij een betere tijdsplanning moeten maken.
Een voorstel voor een vervolgproef
Hier doe je een voorstel voor een nieuwe proef. Meestal is dit een verandering van een variable.
Voorbeeld: Wij hebben de proef gedaan met 500 gram, maarinteressant zou zijn om te zien of ook iets van 100 gram hetzelfde resultaat geeft.
Bronvermelding
In de bronvermelding zet je neer wat je hebt gebruikt als bron. Voor elke bron moet je andere informatievermelden. Hieronder staan een aantal voorbeelden, mocht je vragen hebben over bronsoorten die er niet bij staan, stel ze dan bij je docent.
Boeken
Bij boeken noteer je de titel van het boek, de schrijver, de uitgever en de druk.
Voorbeeld: "Visual thinking, Willemien Brand, Biss Publisher BV, 1e druk"
Internetbronnen
Bij internetbronnen noteer je de titel van de site, de schrijver waar mogelijk, de datum dat je het geraadpleegd hebt en de URL.
Artikelen
Bij artikelen noteer je de titel van het artikel, het blad waar het origineel in stond, de schrijver en publicatiedatum.
Voorbeeld: "Sinderella verloor 86 kilo in 8 maanden, Linda Magazine, Anne Wijn, 31/10/2019"
Mensen
Deze vermeld je niet in de bronvermelding.
Beoordeling
Aan dit onderdeel wordt nog gewerkt.
Leren leren MTE
De eerste stap
De eerste stap blijft toch altijd je huiswerk maken en dat nakijken. Dan weet je exact wat je beheerst van een paragraaf en wat niet. Hieronder staat een simpel stappenplan van je huiswerk gebruiken om te leren voor een toets:
1. Maak de opgaven uit een paragraaf (maakt niet uit of je ze al een keer gedaan hebt!).
2. Laat de opgaven nakijken door iemand anders (je bent te lief voor jezelf).
3. Kijk naar wat je fout hebt gedaan en leg het huiswerk voor 10 minuten aan de kant.
4. Maak de opgaves die je fout hebt gedaan nog een keer.
5. Laat die opgaven wederom nakijken door iemand anders (je bent nog steeds te lief voor jezelf).
6. Alle opgaven foutloos kunnen maken zonder terug te bladeren in de paragraaf? Dan ben je klaar voor de toets, toch?
Oefenen
Het lijkt een open deur, maar oefenen kan helpen. Je kunt oefenen met opgaven die je al gemaakt hebt, maar je kunt ook nieuwe (of meer) opgaven vragen aan je docent. Kijk je werk altijd na of laat het nakijken (als je niet streng genoeg voor jezelf bent). Docenten zijn juist blij als je extra oefenmateriaal vraagt aan ze. Zo wordt je vanzelf de koning van een onderwerp.
Mindmappen
Deze techniek komt ook voorbij in het leren leren boekje. Op deze manier krijg je snel overzichtelijk wat je aan het doen of leren bent. Het is vooral bedoeld voor hele hele hele lange teksten waar erg veel verbanden in zitten.
Stap 1: Begin met het hoofdonderwerp in het midden van een leeg blad neer te zetten. Zie het voorbeeld hieronder:
Stap 2: Zet de begrippen die het meeste voor komen in ballonnen eromheen. Zie het voorbeeld hieronder:
Stap 3: Vul de mindmap verder op met begrippen, symbool, pijlen (om verbanden aan te geven) etc. Ook tekeningen mogen erin of voorbeelden van diagrammen. Het is jouw mindmap, jij moet hem kunnen lezen. Zie voorbeeld hieronder:
Flitskaarten
Om te leren zijn flitskaarten een erg handige manier. Flitskaarten zijn kleine kartonnen plaatjes die je op de voor en achterkant kan beschrijven. Hieronder zie je enkele voorbeelden hoe je ze zou kunnen gebruiken.
Voorbeeld 1 – Sommen
Schrijf op de voorkant van het kaartje de som en op de achterkant het antwoord. Als je de som hebt opgelost, dan draai je het kaartje om, om te kijken of je het antwoord wat je had uitgerekend goed is. Is het antwoord goed, dan mag je het kaartje afleggen. Als het antwoord fout is, dan leg je het kaartje weer onder op de stapel van de sommetjes en dan komt hij later nog een keer voorbij en kun je hem opnieuw proberen.
Voorbeeld 2 – Begrippen
Schrijf op de voorkant van het kaartje het begrip en op de achterkant wat het betekent. Pak een kaartje van de stapel met begrippen en lees het begrip in je hoofd of hardop voor. Ga na wat het begrip betekend met de info die je hebt en controleer je antwoord. Is het antwoord goed, dan mag je het kaartje afleggen. Als het antwoord fout is, dan leg je het kaartje weer onder op de stapel van de begrippen en dan komt hij later nog een keer voorbij en kun je hem opnieuw proberen.
Youtubekanalen
Op Youtube zijn er diverse kanalen te vinden die je kunnen helpen met MTE. Onder het kopje links op deze wikiwijs zullen zij ook benoemd worden.
Als je een Youtube-filmpje gaat kijken, kijk dan met de volgende kijkwijzer:
1. Controleer wie het filmpje heeft gemaakt (betrouwbaarheid).
2. Maak aantekeningen tijdens het filmpje.
3. Maak de oefenopgaven in het filmpje eerst zelf, voordat deze worden uitgelegd.
4. Zet de video soms op pauze, spoel terug, kijk op halve snelheid (of dubbele). Kijk naar het filmpje hoe jij het prettig vindt.
Soorten vragen (en het beantwoorden)
Berekenvragen
Als je een vraag krijgt waarin 'bereken' staat wil je natuurlijk alle punten scoren voor die vraag. In het filmpje hieronder staat een stappenplan voor het aanpakken van een berekenvragen. Er wordt gebruik gemaakt van het GGO-model (gegeven, gevraagd en oplossing). Je kunt ook gebruik maken van het SPA-model (systematische probleem aanpak) of GFIRE. Deze manieren komen allemaal op hetzelfde neer.
Bepaalvragen
Bij bepaalvragen kun je een aantal situaties hebben:
1. Je moet iets aflezen (en daarmee een korte berekening doen).
2. Je moet iets tekenen of construeren.
Ga bij bepaalvragen voor de volgende manier van beantwoorden van de vraag:
Je ziet... Je weet... Dus...
Voorbeeldvraag (incompleet):
Bepaal uit het onderstaande diagram de gevoeligheid van de sensor.
Voorbeeldantwoord (incompleet): Je ziet een constant stijgende lijn en je weet dat de gevoeligheid van de sensor gelijk is aan de steilheid van de lijn. Dus de steilheid van de lijn = dy / dx
Hoewel bovenstaande beide incompleet zijn, krijg je wel een idee van de beantwoording van zulke vragen.
Leg-uit-vragen
Als je een vraag krijgt waarin 'leg uit' staat wil je natuurlijk alle punten scoren voor die vraag. Om dat te kunnen moet je wel één ding erg goed onthouden:
Geen uitleg geven bij een vraag waarin staat 'leg uit' = 0 punten voor die vraag.
Je moet dus altijd een uitleg geven. Hoe ga je te werk?
1. Herhaal een deel van de vraag in je antwoord.
2. Antwoord in hele zinnen.
3. Lees je antwoord nog een keer na (leg je wel het goede uit?).
Voorbeeld: Vraag: Leg uit wat de eerste wet van Newton inhoudt.
Antwoord: De eerste wet van Newton houdt de traagheidswet in. Dit wil zeggen dat voorwerpen zich met een constante snelheid voortbewegen of stilstaan wanneer hier geen resulterende kracht op werkt.
Bovenbouw verslag schrijven
Het begin
Voordat je ook maar begint met het maken van een verslag zijn er een aantal dingen erg belangrijk. Het zijn geen voorwaardes, maar je kan het zien als erg belangrijke tips. Hieronder worden ze genoemd.
Tip 1: Tijdens het practicum
Het is een open deur, maar werk tijdens het practicum netjes. Zorg dat je resultaten en waardes opschrijft op een plek waar ze bewaard blijven. Schrijf zelfs de kleinste dingen op.
Tip 2: Bewaren!
Als je een practicumvoorschrift (dat blaadje wat zegt wat je moet doen) krijgt, zorg dan dat je die goed bewaart. Je kan er namelijk nog erg veel info uit halen voor je verslag.
Tip 3: Neem de tijd.
Neem de tijd om te kijken waar je aan moet voldoen. Lees altijd het beoordelingsformulier door, dan weet je waar je (en hoeveel) punten voor krijgt.
Tip 4: Verdeel de taken eerlijk.
Zorg dat je de taken goed verdeelt als je samen mag werken aan een verslag.
Tip 5: Vraag tijdig om hulp.
Mocht je er niet uit komen met je onderzoeksvraag of hypothese, snap je iets niet wat je tegenkomt op deze site of loop je vast in de samenwerking? Vraag zo snel mogelijk je docent om ondersteuning. Het is een leerproces, docenten kunnen tips geven.
Tip 6: Online inleveren
Als je een verslag online moet inleveren geef het dan een makkelijk te herkennen naam, je levert ook altijd zelf je verslag in (ook al maak je hem met twee personen). Hoe noem je je document? Nou zo:
Achternaam_Voornaam_Titel verslag_vak_datum
Vaste opmaak
De opmaak
Om je verslag goed te laten ogen, is een goede lay-out (ookwel opmaak) van belang. Volg onderstaande regels voor de opmaak van het verslag:
Onderzoeksopzet
Hoe stel ik een onderzoeksopzet op?
Dit wordt een apart deel van het totale verslag. Let op, dit is dus anders dan het verslag op zich! De onderzoeksopzet is een deel voorstel voor een onderzoek. Dit voorstel wordt door een aantal mensen bekeken, in dit geval je docent, en die stellen daar kritische vragen over. Is het haalbaar? Kan het tijdtechnisch? etc. De onderzoeksopzet bevat het volgende:
1. De titel van jouw onderzoek
Passend bij je onderzoek, niet te algemeen, het moet interesseren en duidelijk maken waar je onderzoek over gaat.
2. Een onderzoekscontext
Wat is de situatie waarin je gaat onderzoeken? Waarom is dit interessant? Wat maakt jouw onderzoek nuttig en interessant om te lezen? Voor wie is het onderzoek bedoelt? Wat maakt jouw onderzoek valide en betrouwbaar en hoe ga je dat waarborgen?
3. Een theoretisch kader
Hierin zet je alle theorie die met je onderwerp te maken heeft. Let op, hier mag je geen plagiaat plegen door dingen van internet of anderen te kopiëren! Schrijf hier zo veel mogelijk op over jouw onderwerp. In je boek staan tal van begrippen over dit onderwerp en een heleboel informatie. Daarnaast staat op internet genoeg informatie die je kunt gebruiken (en dus niet kopiëren). Meestal is een theoretisch kader één A4, lettertype 11 groot.
4. Onderzoeksvraag
De onderzoeksvraag is een heldere vraag en is gekaderd gericht op één factor die onderzocht wordt. Is het te breed, dan worden er meerdere deelvragen gemaakt.
Baken je onderwerp dus goed af en benoem je onderwerp (wat), de periode die je onderzoekt (wanneer) en/of het onderzoeksgebied (waar). Je hoofdvraag moet ook eenduidig zijn. Dat wil zeggen dat hij maar op één manier uit te leggen is. Houd ook rekening met de haalbaarheid: is je vraag te onderzoeken binnen de tijd (80 uur) en met de middelen die je hebt?
5. Hypothese
De hypothese probeert een goed doordacht en beargumenteerd antwoord te geven op de onderzoeksvraag op basis van de al aanwezige kennis en bepaalt mede de manier waarop het onderzoek wordt uitgevoerd. Bij sommige proeven is geen hypothese mogelijk!
6. Werkwijze
In de werkwijze hoort een lijst van materialen (en stoffen) thuis. Het liefst maak je twee aparte lijstjes. Daarnaast hoort er een nette tekening van je opstelling (zelfgemaakt) in de onderzoeksopzet, met aanduidingen wat er te zien is in je tekening. Nogmaals, het moet voor een ander, zonder voorschrift, duidelijk zijn wat de opstelling is.
Onder het kopje opzet hoort ook een beschrijving van de proef. De stijl van het onderzoek moet zakelijk en beschrijvend zijn. De zinsneden: "Toen moesten we", of, "We gingen lokaal 202 in",of, "Jurre pakte eerst de spullen ", zijn echt uit den boze. Nogmaals, het moet voor een ander, zonder voorschrift, duidelijk zijn wat de opstelling is.
Titelblad
Het titelblad bevat:
- Een relevante titel; een titel die dus te maken heeft met het onderwerp, waarbij de lezer van je verslag geïnteresseerd raakt, maar ook een idee krijgt waar je verslag over gaat. Vaak is dit dezelfde titel als de titel van je onderzoeksopzet.
- De namen van de gene die hebben gewerkt aan het verslag en het onderzoek.
- De leerlingnummers van de gene die hebben gewerkt aan het verslag en het onderzoek.
- De datum van het doen van onderzoek en de datum van het klaar hebben van het verslag.
- De klas.
- De naam van de docent
- Het vak
Je mag ook een relevante afbeelding op de voorkant van je verslag zetten. Hieronder tips voor de afbeelding:
1. Het moet een afbeelding zijn die te maken heeft met je onderzoek (relevant).
2. Het moet een andere afbeelding zijn dan je hebt gebruikt voor je voorblad van je onderzoeksopzet om verwarring te voorkomen.
Inhoudsopgave
Een inhoudsopgave geeft aan welke onderdelen te vinden zijn in je verslag. Zet hier ook je paginanummer achter. Let op! Gebruik dezelfde lay-out als de rest van je verslag.
Daarnaast vermeld je hier kort welke afbeelding op je titelblad staat en wat deze te maken heeft met je onderzoek.
Inleiding
In de inleiding leg je aan de lezer een aantal dingen in een verhaalvorm uit:
- Wat is er interessant aan jouw onderzoek?
- Waar in de natuur kun je dit verschijnsel tegenkomen? (relatie met de leefwereld en de onderzoekscontext)
- Wat heb je gedaan in je onderzoek? (niet langer dan drie zinnen)
- Wat maakt jouw onderzoek nuttig?
- Voor wie is het onderzoek bedoelt?
Theoretisch kader
Hierin zet je alle theorie die met je onderwerp te maken heeft. Let op, hier mag je geen plagiaat plegen door dingen van internet of anderen te kopiëren! Schrijf hier zo veel mogelijk op over jouw onderwerp. In je boek staan tal van begrippen over dit onderwerp en een heleboel informatie. Daarnaast staat op internet genoeg informatie die je kunt gebruiken (en dus niet kopiëren). Meestal is een theoretisch kader één A4, lettertype 11 groot.
Onderzoeksvraag
De onderzoeksvraag is een heldere vraag en is gekaderd gericht op één factor die onderzocht wordt. Is het te breed, dan worden er meerdere deelvragen gemaakt.
Baken je onderwerp dus goed af en benoem je onderwerp (wat), de periode die je onderzoekt (wanneer) en/of het onderzoeksgebied (waar). Je hoofdvraag moet ook eenduidig zijn. Dat wil zeggen dat hij maar op één manier uit te leggen is. Houd ook rekening met de haalbaarheid: is je vraag te onderzoeken binnen de tijd (80 uur) en met de middelen die je hebt?
Hypothese
De hypothese probeert een goed doordacht en beargumenteerd antwoord te geven op de onderzoeksvraag op basis van de al aanwezige kennis en bepaalt mede de manier waarop het onderzoek wordt uitgevoerd. Bij sommige proeven is geen hypothese mogelijk! In de hypothese verwijs je ook altijd naar je theoretisch kader. Waarom je iets denkt is altijd gefundeerd op kennis.
Werkwijze
In de werkwijze hoort een lijst van materialen (en stoffen) thuis. Het liefst maak je twee aparte lijstjes. Daarnaast hoort er een nette tekening van je opstelling (zelfgemaakt) in de onderzoeksopzet, met aanduidingen wat er te zien is in je tekening. Nogmaals, het moet voor een ander, zonder voorschrift, duidelijk zijn wat de opstelling is. Aangezien de opstelling een afbeelding is, is het de bedoeling dat de afbeelding een titel en een figuurnummer krijgt.
(Tip: Kijk eens op chemix.org)
Onder het kopje opzet hoort ook een beschrijving van de proef. De stijl van het onderzoek moet zakelijk en beschrijvend zijn. De zinsneden: "Toen moesten we", of, "We gingen lokaal 202 in",of, "Jurre pakte eerst de spullen ", zijn echt uit den boze. Nogmaals, het moet voor een ander, zonder voorschrift, duidelijk zijn wat de opstelling is.
Resultaten
Resultaten bestaan altijd uit een tabel en/of diagram/grafiek. Deze hebben een nummer en een titel. Deze zijn met de hand gemaakt of met de computer gegenereerd. In dit gedeelte worden de meetgegevens verwerkt, de uitwerkingen hiervan worden gegeven. Vaak maak je een grafiek om de meetgegevens te kunnen interpreteren. De grafieken zijn bij voorkeur met de hand getekend.
Een grafiek die aan de eisen voldoet...
• Heeft langs de assen een regelmatige indeling van getallen.
• Is niet te groot maar ook weer niet zo klein dat het aflezen onnodig onnauwkeurig wordt gemaakt.
• Vermeldt langs de assen om welke grootheid het gaat en tussen haakjes erachter in welke eenheid de getallen worden uitgedrukt
• Laat de meetwaarden zien als puntjes of bolletjes.
• Geeft met verticale en horizontale streepjes door de meetpunten aan binnen welke gebiedjes de meetwaarden kunnen liggen.
• Bevat een trendlijn die aangeeft hoe het verloop van de meetwaarden is. Deze lijn loopt nooit van punt naar punt tenzij de meetpunten op een exact rechte lijn liggen.
Maak grafieken daarom alleen in Excel als je aan boventaande punten kunt voldoen.
Conclusie
De conclusie is het sluitstuk van je metingen omdat deze het antwoord bevat op de onderzoeksvraag op basis van de meetgegevens en de verwerking daarvan. Ook moet hierin worden teruggekeken naar de eerder gegeven hypothese en naar de theorie of reeds bekende waarden. Eventuele andere conclusies op basis van de meetgegevens en de verwerking moeten hier uiteraard ook worden vermeld. Belangrijk is de nauwkeurigheid van de waarnemingen, trek bijvoorbeeld geen definitieve conclusies als de waarnemingen, wat betreft de nauwkeurigheid, dat niet toelaten.
Discussie
In de discussie ga je in op een aantal zaken van je gedane practicum, praktische opdracht of proef, namelijk:
- De validiteit
- De betrouwbaarheid
- De samenwerking
- De meetnauwkeurigheid
- Een voorstel voor een vervolgproef.
Alle onderdelen zullen hieronder uitgelegd worden.
Validiteit
Onder validiteit wordt verstaan of de resultaten van jouw onderzoek wel kunnen kloppen of anders gezegd dat ze wel juist zijn. Bij dit onderdeel houd je bijvoorbeeld rekening met of jouw gebruikte opstelling wel geschikt was om jouw onderzoeksvraag te beantwoorden of dat een volgende keer bij deze proef de opstelling aangepast moet worden. Het gaat er in dit punt dus om dat jouw opstelling geschikt moet zijn.
Voorbeeld: Je kan met een spanningsmeter de spanning tussen twee punten meten, maar als de spanningsmeter een afwijking heeft om verkeerd is ingesteld, zul je altijd een verkeerde waarde meten. Dan is het resultaat van jouw gedane meting dus onjuist en daarbij niet valide.
Betrouwbaarheid
Als we kijken naar de betrouwbaarheid van een onderzoek dan kijken wij naar of de resultaten op een ander moment herhaald kunnen worden. Als een ander, zeg een klasgenoot, jouw onderzoek zou herhalen zoals jij in je methode beschreven heeft, komt hij of zij dan op precies dezelfde resultaten uit?
Voorbeeld: Ookal heeft een maatcilinder een afwijking door bijvoorbeeld een misdruk of de standaard meetonzekerheid, dan nog moet bij het gebruik van dezelfde maatcilinder bij het nog een keer uitvoeren van de proef volgens de stappen die zijn genomen door jou er een zelfde resultaat zijn. Dan is je proef betrouwbaar.
De samenwerking
Over de samenwerking schrijf je meer dan: 'Ging goed'. Wat waren de taken? Wie deed wat? Wat verliep stroef en wat heb je daarvan geleerd? Wat ga je volgende keer zeker weer zo doen? Welke rol nam iedereen op zich? Controleer ook altijd aan het einde of iedereen het eens is met de discussie.
De meetnauwkeurigheid
Kijk hier naar een aantal zaken als significantie en hoe nauwkeurig je apparatuur was die je hebt gebruikt. Wat is je grootste meetonzekerheid geweest?
Een voorstel voor een vervolgproef
Doe een voorstel voor een vervolgproef. Wat voor soort proef zou goed aansluiten bij de gedane proef?
Bronvermelding
In de bronvermelding zet je neer wat je hebt gebruikt als bron. Voor elke bron moet je andere informatievermelden. Hieronder staan een aantal voorbeelden, mocht je vragen hebben over bronsoorten die er niet bij staan, stel ze dan bij je docent.
Boeken
Bij boeken noteer je de titel van het boek, de schrijver, de uitgever en de druk.
Voorbeeld: "Visual thinking, Willemien Brand, Biss Publisher BV, 1e druk"
Internetbronnen
Bij internetbronnen noteer je de titel van de site, de schrijver waar mogelijk, de datum dat je het geraadpleegd hebt en de URL.
Artikelen
Bij artikelen noteer je de titel van het artikel, het blad waar het origineel in stond, de schrijver en publicatiedatum.
Voorbeeld: "Sinderella verloor 86 kilo in 8 maanden, Linda Magazine, Anne Wijn, 31/10/2019"
Mensen
Als je een interview met iemand hebt gedaan, dan zet je de transcriptie en de interviewleidraad van het interview in de bijlage van je verslag. In de bronvermelding zet je dan om wie het gaat, het onderwerp van het interview en de datum van het interview. Verder vermeld je geen mensen in je bronvermelding.
Beoordeling
Je wordt beoordeeld volgens onderstaand format:
De onderzoeksopzet:
Je verslag:
Wiskunde bij NASK
Logaritmen
Aan dit onderdeel wordt nog gewerkt.
Goniometrie
Goniometrie
De wiskundetak die zich bezig houdt met hoeken en driehoeken.
Ontstaan
Griekse wetenschappers raakten al geïnteresseerd in goniometrie door te kijken naar de sterren. Zij hadden goniometrie nodig om afstanden tussen sterren te berekenen en het belangrijkste griekse leerboek over astronomie (die bewaard is gebleven) is het boek van Ptolemaeus. Deze is naar het Arabisch vertaald en heet Almagest. De basis van sterrenkunde ligt in de goniometrie. Zelfs de chinezen waren hier al mee bezig.
Waar gebruik ik goniometrie voor bij natuur- en scheikunde?
Je gebruikt dit kortgezegd voor het berekenen van zijdes en of hoeken. Stel je de volgende driehoek voor.
Hier zetten wij wat gegevens in:
Wij hebben hierin een hoek benoemt, dit is hoek alfa (onderin). Hoeken noemen wij naar griekse letters. Deze griekse letters kun je vinden in binas tabel 1.
Als wij in bovenstaand voorbeeld zijde A en zijde B weten, kunnen wij met behulp van pythagoras de lengte van zijde C bepalen.
Met behulp van goniometrie kun je de grootte van hoek alfa bepalen. Voordat we dat kunnen gaan doen hebben wij eerst nog meer kennis nodig en die is als volgt:
Bekeken vanuit hoek alfa noemen wij:
zijde A: de aanliggende zijde (deze ligt aan de hoek).
Zijde B: de overstaande zijde (deze staat aan de overkant van de hoek).
Zijde C: De schuine zijde (Dit is de zijde die schuin ligt).
Dan is er nog het volgende ezelsbruggetje wat je moet onthouden:
De boot vergaat! De boot genaamd Cas Toa vergaat! SOS! SOS!
SOS CAS TOA wil het volgende zeggen:
Voor het eerste voorbeeld betekend dit dus dat de sinus van hoek alfa gelijk is aan de overstaande zijde (zijde B) delen door de schuine zijde (zijde C). Let op! Je hebt de hoek dus nog niet gevonden! Je moet nog je antwoord van de deling invullen in sin-1 ( ... ).
Voor het tweede voorbeeld betekend dit dus dat de cosinus van hoek alfa gelijk is aan de aanliggende zijde (zijde A) delen door de schuine zijde (zijde C). Let op! Je hebt de hoek dus nog niet gevonden! Je moet nog je antwoord van de deling invullen in cos-1 ( ... ).
Voor het derde voorbeeld betekend dit dus dat de tangens van hoek alfa gelijk is aan de overstaande zijde (zijde B) delen door de aanliggende zijde (zijde A). Let op! Je hebt de hoek dus nog niet gevonden! Je moet nog je antwoord van de deling invullen in tan-1 ( ... ).
Als je de formule ombouwt, kun je dus met behulp van hoek alfa en een zijde elke andere zijde berekenen.
Hieronder heb je twee oefeningen uit de wiskunde en twee uit de natuurkunde. Oefen deze. de uitwerkingen staan onder het kopje: Antwoorden in het venster hiernaast.
1. Wiskundevoorbeeld 1
In onderstaande afbeelding is zijde AB 20 cm en is zijde BC 51cm. Hoek B is een rechte hoek.
Bereken de grootte van hoek alfa.
2. Wiskundevoorbeeld 2
In onderstaande afbeelding staat driehoek DEF. Hoek beta is 21o. Zijde DF is 70 cm. Bereken de lengte van zijde DE.
3. Natuurkundevoorbeeld 1
Jeroen fietst een heuvel op die een hellingshoek fie heeft van 24o. Jeroen heeft volgens zijn fietscomputer nu 30 km gefietst, maar die berekend de afstand op de fiets zelf met behulp van rotaties van de band. Jeroen doet hier 2,5 uur over.
Bereken Jan's hemelsbrede snelheid.
4. Natuurkundevoorbeeld 2
In onderstaande afbeelding zie je een blokje stil liggen op een helling. De massa van het blokje is 45 kg. Hoek alfa is gelijk aan 12o. Bereken de grootte van de x-component van de zwaartekracht (Fzx).
Tips bij deze opgave:
- Bereken eerst de zwaartekracht.
- Kijk of je ergens een gelijkvormige driehoek ziet.
Ruimtelijke objecten
Even rekenen.
Soms is het nodig dat je moet weten wat de oppervlakte van een bepaald vlak is. Het is dan belangrijk dat je weet hoe je dit kunt berekenen. Als het gaat om een rechthoekig vlak een vierkant, dan moet je weten wat de lengte en breedte is van zo’n vlak.
Om de oppervlakte te berekenen, vermenigvuldig je de lengte x breedte. Afhankelijk de gebruikte eenheid, plaats je een 2 rechtsboven de eenheid. Bijvoorbeeld m2, dm2 en mm2.
Oppervlakte van een vierkant of rechthoek
Een plein heeft een lengte van 12 m. en een breedte van 15 m. Om hiervan de oppervlakte te berekenen, vermenigvuldig je de lengte x breedte. Kort gezegd: A = l x b Waar bij de A het symbool is voor de oppervlakte..
In boven gegeven voorbeeld van het plein: A = l x b. of 12 x 15 = 180m2.
Waarom die 2 boven de eenheid? Omdat je twee eenheden met elkaar met elkaar vermenigvuldigt. Je mag ook zeggen dat je een twee dimensionale berekening uitvoert. Namelijk de lengte x breedte.
Oppervlakte van een driehoek
Je kunt ook de oppervlakte van een driehoek berekenen. Een driehoek is eigenlijk een rechthoek die diagonaal doormidden is gezaagd. Dus eigenlijk een halve rechthoek. In de tekening wordt de horizontale lengte de basis genoemd en de verticale lengte de hoogte. Om de oppervlakte te berekenen, moet je de basis x hoogte / 2 nemen.
Dus A=12 x 15 / 2. = 90 m2
Oppervlakte van een cirkel
Bij de berekening van de oppervlakte van een cirkel, is het niet mogelijk om de lengte keer de breedte toe te passen. Je hebt hier namelijk te maken met een cirkel.
Om de oppervlakte te berekenen heb je de volgende gegevens nodig: de diameter (d) en de straal (r). De diameter loopt precies door het midden van de cirkel. Vanuit het midden van de cirkel tot de rand van de cirkel, loopt een lijn die de straal wordt genoemd. De straal is de helft van de diameter. Dus als de diameter van de cirkel 12 cm is, is de straal 6 cm. De formule voor het berekenen van de oppervlakte is straal x straal x π . We gaan ervan uit dat het symbool π(pi) het vaste getal 3,14 is.
Dus in het voorbeeld: A= r x r x π. Verkort: A= r2 x [endif]-->
Berekenen van volumes
Voor het bereken van het volume van een blokje, moet je weten wat de lengte, de breedte en de hoogte is van het blokje. Het volume = lengte x breedte x hoogte (V= lxbxh) meestal in cm3 of m3.
Voorbeeld:
Geg.: l=40 cm, b=30 cm en h=40 cm.
Gevr.: Het volume
Opl.: dus: V=lxbxh => 40x30x40= 4800 cm3. Waarom een 3 boven de eenheid? In dit geval heb je te maken met een drie dimensionale berekening. N.l: lengte x breedte x hoogte.
Volume van een cilinder
Om het volume van een cilinder te berekenen, moeten we eerst de oppervlakte van een cirkel berekenen. (zie oppervlakte van een cirkel )
De oppervlakte van de cirkel van een cilinder, noemen we het grondvlak (G)
Het volume bereken je door het grondvlak te vermenigvuldigen x de hoogte van de cilinder.
In formule: V=G x h.
Voorbeeld:
Geg.: De diameter (d) = 8cm, de hoogte (h)=14cm
Gevr. Het volume van de cilinder.
Opl.: r=d/2. Dus r =4cm. De oppervlakte van het grondvlak = r2 x π
Dus 42 x 3,14= 50,24 cm2.
Het volume = G x h => 50,24 x 14 = 703,36 cm3.
Vergelijkingen oplossen
Aan dit onderdeel wordt nog gewerkt.
Formules ombouwen
Stappen
Formules ombouwen kan heel handig zijn, maar je moet er wel even in oefenen. Op deze pagina leer je een aantal stappen die je moet nemen, elke keer als je een formule ombouwt. De stappen zijn als volgt:
1. Bepaal of je te maken hebt met een simpele formule (drie variabelen) of een geavanceerde formule (meer dan drie variabelen).
Voorbeeld:
Simpel: F = m * a
Geavanceerd: Fwl = cw * rho * v2 * A * 0,5
2. Bedenk je dat je iets aan de ene kant van het '=' teken moet doen, als je dat ook aan de andere kant hebt gedaan.
Voorbeeld:
Ik heb de formule F = m * a
Ik maak ervan F = (m * a) / 9,81 < dit mag niet en is fout, want nu is F niet meer gelijk aan m *a.
Dus ik moet ook de F delen door 9,81 en dan krijg ik: F / 9,81 = (m * a) / 9,81
Een simpele formule ombouwen
Neem de formule P = U * I en er wordt gevraagd of je U wil berekenen.
Dan neem je de volgende denkstap: 6 = 3 * 2. Dat is waar, toch?
Stel je nu eens voor dat de U = 3 en de I = 2, wat is dan de P? Juist! De P = 6. Want 2 * 3 = 6.
Nu ik dit weet en ze willen U weten, dan kan ik stellen dat ik niet U wil weten, maar ik wil weten wat 3 is. In een ver verleden heb je gehad dat 6 / 2 = 3.
Als ik dit ga vertalen naar de formule (U = 3, I = 2 en P = 6), dan kom je uit op de volgende formule voor U: U = P / I
Zo bouw je een simpele formule om.
Een geavanceerde formule ombouwen
Als ik mij bezig ga houden met langere formules met meer variabelen, dan moet ik wat stappen extra doen. Dan wordt de tweede regel erg belangrijk, namelijk: Bedenk je dat je iets aan de ene kant van het '=' teken moet doen, als je dat ook aan de andere kant hebt gedaan.
Een mooi voorbeeld is de formule van relavistische impuls. Eigenlijk hoef je voor deze oefening ook niet te weten wat de symbolen allemaal betekenen, als je maar de rekenregels die worden toegepast snapt. De formule ziet er zo uit:
Erg indrukwekkend, maar stel nou dat wij 'c' moeten gaan berekenen en ik moet daarvoor dus deze formule ombouwen. Waar begin ik dan? Begin altijd met symbolen van de kant die je vrij wilt maken (ik wil de 'c' vrijmaken, dus ik begin aan de rechterkant).
Significantie
Significantie algemeen
Significantie wil zeggen hoeveel cijfers er toe doen. Hoeveel cijfers zijn nu echt nauwkeurig en maken meer cijfers het nauwkeuriger? Het antwoord hierop is 'hangt van de situatie af' en 'nee'. Cijfers zijn alleen nauwkeurig als je ze zeker weet. Als ik bijvoorbeeld stel dat ik ongeveer één stuk taart heb, heb ik dan een heel stuk, meer dan een stuk of minder dan één stuk? Als ik dat onzekere stuk keer vijftigduizend doe, dan wordt mijn afwijking in hoeveel taart ik heb opeens ontzettend groot. Vandaar dat wij in alle eindantwoorden significantie toepassen.
Vuistregels die je moet kennen
Vuistregel 1:
Als ik bij een som een deling of een vermenigvuldiging toepas, dan is het eindantwoord in de hoeveelheid significante cijfers met hetzelfde aantal cijfers als de kleinste meetwaarde. De meetwaarde is zijn alle waardes genoemd in de som die opgemeten zijn.
Vuistregel 2:
Als ik bij optellen of aftrekken opzoek ben naar het aantal significante cijfers, dan kijk ik daarbij naar de meetwaarde met het kleinste aantal cijfers achter de komma. Dat is ook het aantal cijfers achter de komma waarin je het eindresultaat schrijft.
Waarheden:
- Controleer bij al je berekeningen je eindantwoord op significantie, dit scheelt je punten op de toets.
- Rond alleen je eindantwoord af met behulp van significantie, nooit een tussenantwoord.
- Je rekenmachine houdt geen rekening met significantie.
- Bij significantie tellen de nullen waar een getal mee begint niet mee (0,00023 = 2 significante cijfers)
- Laat in je eindantwoord nooit een breuk,symbool of getal staan.
- In sommige formules staan al getallen (bijvoorbeeld oppervlakte van een cirkel: pi en 2), deze zijn geen meetwaarden en tellen dus ook niet mee voor significantie.
Probeer nu onderstaande oefeningen met de regels hierboven maar eens.
Oefening 1: Wiskunde opgave
Reken het volgende uit: 23,6 - 22,347 = ...
Oefening 2: Natuurkunde opgave
Een voorwerp met een massa van 30,222 kg draait naar beneden in een draaiende beweging. De arm van deze beweging is 11,01 cm. De versnelling die op het voorwerp werkt in dit geval is 0,25 m/s2. Bereken het krachtmoment van deze beweging.
Je gebruikt de formule: F = m * a en M = F * r en dus: M = m * a * r
Oefening 3: Scheikunde opgave
Bereken hoeveel mol calcium 35 gram calcium is.
mcalcium = 40,08 u
Om dit te doen moet je de massa (gram) delen op de atoommassa.
Oefening 4: natuurkunde opgave
In een linkerrichting werkt een kracht van 30,1 N en in een rechterrichting werkt een kracht van 41,23 N. Bereken de resulterende kracht.
Dit doe je met de formule: Fres = Fr - Fl
Modelleren
Modelleren wil zeggen een model van iets maken om te voorspellen wat er kan gebeuren. Het kan zo maar zijn dat het weer ineens omslaat, maar meestal wordt dat wel voorspeld. Het voorspellen van weer wordt gedaan door rekening te houden met verschillende factoren. Denk dan aan lage drukgebieden en hoge drukgebieden, windsnelheid, luchtvochtigheid etc. Al deze factoren hebben dus invloed op elkaar en als ze in de computer worden gestopt, dan rolt daar een model uit.
Kijk onderstaande video over modelleren. Hierin wordt de basis benoemt.
Antwoorden
Logaritmen:
1.
2.
3.
4.
Goniometrie
1.
2.
3. 11 km/h
4.
Word
Formules invoegen in Word
Bekijk onderstaande video over het invoegen van formules en symbolen in Word:
Symbolen invoegen in Word
Benieuwd hoe je symbolen in kan voegen in Word?
Bekijk onderstaande video:
Een opmaak die niet verschuift
Dit gedeelte is nog onder constructie, kom op een later moment terug.
Excel
Grafieken maken met Excel
In bovenstaande video zie je hoe je grafieken kunt maken in Excel.
Rekenen met Excel
Kijk onderstaande video om erachter te komen hoe je kunt rekenen met excel:
Powerpoint
Bekijk onderstaande video over werken met Powerpoint:
Techniek tabbladen
De 3D-printer
3D-printen
Een redelijk nieuwe techniek is het 3D-printen van onderdelen. Onderdelen voor voorwerpen die al bestaan of misschien wel een compleet nieuw voorwerp. Als je in de vitrinekasten van school kijkt, zie je een aantal voorbeelden hiervan. Volg onderstaande stappen om aan de gang te gaan met 3D-printen!
Stap 1: Kijk onderstaande video:
Stap 2: Maak onderstaand testje en zorg dat je alle antwoorden goed hebt (of van je fouten leert):
Tip!
Door een aantal punaises in een houten blokje te prikken maak je hele mooie punten om op te solderen voor jezelf. Je kunt hier draadjes en componenten met tin aan vast maken.
De kolomboor
Werken met de kolomboor kan handig zijn om snel even iets te boren. Volg onderstaande stappen voor het boren met de kolomboor als het je eerste keer is dat je ermee werkt.
Stap 1: Bekijk onderstaande video:
Stap 2: Maak onderstaande vragen tot je ze allemaal goed hebt (of geleerd hebt van je fouten).
Schroeven
Benieuwd wat voor soort schroeven er allemaal zijn? Bekijk onderstaande video en kom erachter.
Houtlijm
Voor bevestigen van twee stukjes hout kun je ervoor kiezen om houtlijm te gebruiken. Hoe kleiner het oppervlak is dat je gebruikt, des te kleiner is de kans dat het blijft zitten. Gebruik ook altijd een lijmklem (zie de afbeelding hieronder) om jouw twee onderdelen op elkaar te drukken.
Lijmpistool
Voor het lijmpistool is een apart tabblad, neem daar eens een kijkje. Je komt er via de navigatie en dan te kiezen voor techniektabbladen.
Tape
Er zijn verschillende soorten tape voor verschillende doeleinden. Hieronder zie je er een aantal.
Bovenstaande afbeelding is van schilderstape op een rol. Schilderstape is niet handig om dingen aan elkaar te bevestigen, maar wel handig als je aan het schilderen bent en je wil een randje afplakken die niet geschilderd wordt. Ook is de tape met een pen goed beschrijfbaar, waardoor je er makkelijk lijnen of gegevens op kan zetten.
[foto]
Duct tape kun je gebruiken om snel iets te repareren, duct tape is erg sterk, maar kan slecht tegen water.
Lijmpistool
In dit gedeelte zie je een instructie staan voor de lijmpistolen bij ons op school.
Stap 1: Kijk onderstaande video:
Stap 2: maak onderstaand testje en zorg dat je alle antwoorden goed hebt (of van je fouten leert).
De hamer
Hieronder zie je een afbeelding van een hamer. Een hamer is een erg oud stuk gereedschap en wordt gebruikt voor zowel constructie als destructie. Kijk onderstaande video over hoe om te gaan met een hamer.
De schroevendraaier
Hieronder zie je een afbeelding van twee schroevendraaiers. een zogenaamde platkop schroevendraaier en een kruiskop schroevendraaier. Kijk onderstaande video over hoe om te gaan met schroevendraaiers.
De zaag
Er bestaan verschillende soorten zagen. Hieronder zie je een aantal afbeeldingen met waar elke zaag voor dient.
De figuurzaag dient voor het uitsnijden van 'figuren' in dun hout. Als je bijvoorbeeld een cirkel of een figuur van een hond wilt uitzagen is dit een perfecte zaag. Je kan ook altijd overwegen om de lasersnijder hiervoor te gebruiken. De uitleg hierover staat in een ander tabblad onder techniektabbladen.
De ijzerzaag is eigenlijk precies wat het zegt. Het is een zaag om dunne stukken van verschillende metalen door te zagen. Deze zaag kun je gebruiken voor metalen staafjes of dunne metalen plaatjes.
De handzaag gebruik je om grotere houten balken en planken mee door te zagen. Voor het grote werk is dit een erg geschikt middel om mee te zagen. Teken eerst met een potlood af waar je wilt zagen en haal dan de zaag erover heen. Het is belangrijk om de zaag het werk te laten doen en niet te veel kracht te zetten, hierdoor raak je de minste energie kwijt en heb je een hoog rendement.
Een verstekzaag en een verstekbak horen bij elkaar. Moet je zagen onder een hoek van 45o dan is een verstekzaag de ideale zaag. Leg je balk in de verstekbak, teken je lijn af met een potlood waar je wilt zagen. en plaats je zaag in de snedes van de verstekbak onder de hoek die je wilt zagen.
De tang
Ook hier heb je weer grote verschillen zitten tussen waar je welke tang voor gebruikt. Hieronder zie je er een aantal.
De linkertang is een combinatietang, dit is precies wat de tang kan, een combinatie van verschillende dingen. Zoals:
- Het geribbelde platte gedeelte gebruik je om dingen stevig vast te houden.
- De boogvorm die geribbeld is gebruik je om buisvormige dingen stevig vast te pakken, zoals buizen.
- Het scherpe gedeelte gebruik je voor het knippen van draden gemaakt van metaal.
De rechtertang is een zijkniptang. Deze tang kun je alleen gebruiken voor het knippen van metalen draden.
Bovenstaande tang is een striptang. Deze wordt gebruikt om de plasticlaag van een metalen draad te strippen (eraf te halen).
[foto]
Een griptang is een tang gemaakt om een materiaal voor even vast te klemmen of sterk vast te houden.
Weet jij alles over gereedschap? Doe onderstaande quiz!
Het arrangement Natuur- en Scheikunde is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteurs
mirjam kornalijnslijper
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2022-09-01 15:56:59
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
3D-printen
Solderen vragen
De kolomboor
Vragen lijmpistool
Handgereedschap
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.