Jij gaat starten met het maken van je sectorwerkstuk. Dit werkstuk is eigenlijk een onderzoek naar je toekomst. Je gaat een stappenplan volgen om het werkstuk te maken. In elke stap is duidelijk beschreven wat je moet doen.
Voordat je start met het stappenplan ga je eerst op zoek naar een onderwerp. Om jullie te helpen met het maken van een keuze, gaan jullie een kijkje nemen op de website Bekijkjetoekomstnu.nl. Op deze website kun je over allerlei beroepen informatie vinden. Als jij weet welk beroep er bij jou past, kun je daarna een onderwerp kiezen dat bij dat beroep past.
Zo kan een leerling in de sector economie bijvoorbeeld onderzoeken hoe je een eigen bedrijf begint en wat voor opleiding je daar zoal voor nodig hebt. Een leerling in de sector techniek zou als onderwerp airbags kunnen nemen en een vraaggesprek met een automonteur kunnen houden. De sector verzorging kan zich bezighouden met dementie en een bezoek aan een bejaardentehuis brengen.
Voor het sectorwerkstuk moet je een werkstuk maken en presenteren dat gaat over een onderwerp dat te maken heeft met de beroepswereld die past bij bij je gekozen sector. Door het maken van dit werkstuk laat jij zien dat je informatie kunt verzamelen én verwerken en de basisvaardigheden van onze taal beheerst op een hoger niveau. Je moet een voldoende halen voor je profielwerkstuk om aan het examen te mogen deelnemen.
Wat moet ik doen?
Je bent al op zoek gegaan naar een onderwerp. In de volgende stap ga je een hoofdvraag formuleren. Wanneer de hoofdvraag voldoet aan de gestelde eisen, ga je deelvragen bedenken. Je bedenkt ook alvast een hypothese, dat is het antwoord wat jij uiteindelijk denkt te krijgen op je hoofdvraag. Je gaat ook een plan van aanpak maken en daar leg je een aantal ideeën en afspraken in vast. Je bedenkt bijvoorbeeld alvast welke presentatievorm je gaat kiezen, wie je publiek is en op welke manier je onderzoek gaat doen.
Na deze eerste stappen ga je bronnen raadplegen om informatie vandaan te halen. Een bron kun je vinden in de bibliotheek, op het internet of je kunt een interview afnemen. Naast deze mogelijkheden zijn er nog veel meer opties om informatie te zoeken over jouw onderwerp.
Uitiendelijk ga je controleren of de bronnen antwoord hebben gegeven op jouw deelvragen en je hoofdvraag. Je gaat je werkstuk afronden en je zorgt ervoor dat het voldoet aan de gestelde eisen. Hierna kun je de presentatie gaan voorbereiden en uiteindelijk natuurlijk uitvoeren.
Krijg ik daar een cijfer voor?
In het stappenplan kom je een aantal momenten tegen waarop een bepaald onderdeel af moet zijn. Dit onderdeel wordt beoordeeld door jouw docent Nederlands en pas na goedkeuring kun je verder met je werkstuk. De uiteindelijke presentatie en het werkstuk worden beoordeeld. Het uiteindelijke cijfer voor dit werkstuk komt op je diploma te staan, samen met de titel van je sectorwerkstuk. De titel mag daarom maximaal uit 60 tekens bestaan, dan past het precies op je diploma.
Hoeveel tijd krijg ik om het sectorwerkstuk te maken?
Het is wettelijk bepaald dat een leerling minimaal 20 uur aan het sectorwerkstuk moet werken. Door middel van het gebruik van je logboek kun je dit aantonen. In het stappenplan kom je vanzelf tegen hoe je het logboek moet gebruiken.
Je moet je werkstuk uiterlijk op vrijdag 15 januari 2021 inleveren en op 21 januari 2021 presenteren.
Bekijk het filmpje over het sectorwerkstuk
Wat nu?
Voordat je begint met het stappenplan ga je het onderstaande filmpje bekijken met daarin nog wat praktische tips voor het maken van je sectorwerkstuk.
De beste tips voor het maken van je sectorwerkstuk
Heel veel succes en plezier met het maken van je sectorwerkstuk!
Stap 1: Hoofd- en deelvragen
Formuleer een hoofdvraag
Nadat je een onderwerp hebt gekozen, ga je het onderzoek verder richting geven met een hoofdvraag. Een goed geformuleerde en afgebakende onderzoeksvraag/probleemstelling is een noodzakelijke voorwaarde om het profielwerkstuk tot een goed einde te brengen. De onderzoeksvraag is de hoofdvraag van je werkstuk.
Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen:
beschrijvende of beeldvormende - op basis van onderzoek beschrijf je een situatie of een persoon.
vergelijkende - je probeert overeenkomsten en/of verschillen boven tafel te krijgen.
verklarende - je zoekt antwoord op de vraag: 'Hoe komt het dat...'
waardebepalende of evaluatieve - je geeft een oordeel of een waarde over een onderwerp.
voorspellende - je onderzoekt hoe iets in de toekomst zal zijn.
probleemoplossende of regelgevende - je probeert op basis van onderzoek een probleem op te lossen
Afbakenen onderwerp
Formuleer deelvragen
Meestal is een onderzoeksvraag/probleemstelling opgedeeld in een aantal deelvragen, waarmee je het onderzoek verdeelt in kleine stappen. Je krijgt daarmee beter zicht op de haalbaarheid van je onderzoek.
Het formuleren van deelvragen is belangrijk: - Het brengt structuur in je onderzoek. Door het probleem op te delen, wordt het gemakkelijker om informatie te zoeken en te selecteren.
- Het brengt structuur in je verslag. Deelvragen worden later vaak de hoofdstukken.
- Volledigheid. Deelvragen verkleinen de kans dat je iets over het hoofd ziet.
Met de onderzoeksvraag/probleemstelling (de hoofdvraag) en de deelvragen maak je duidelijk wat je wel en wat je niet aan de orde stelt.
De uitwerking van de deelvragen dient te bestaan uit minimaal vier A4-tjes tekst, exclusief de illustraties en de bijlagen. De tekst moet getypt worden met lettergrootte 12 en met standaard regelafstand.
Formuleer een hypothese
Na het formuleren van je onderzoeks- en deelvragen, volgt de hypothese. Een hypothese is een voorspelling over de uitkomst van je onderzoek. Met de hypothese geef je dus aan wat jij als antwoord verwacht op je onderzoeksvraag.
Een hypothese moet voldoen aan een aantal eisen.
Stap 2: De verschillende onderzoeksvormen
Onderzoeksmethoden
Onderzoek doen kan op veel manieren gebeuren. De meest gebruikte manieren zijn kwantitatief onderzoek en kwalitatief onderzoek.
Kwalitief onderzoek
Bij kwalitatief onderzoek verwerk je de gegevens die je hebt verkregen door een interview af te nemen, door observaties en door de literatuur te bestuderen. Jouw eigen interpretatie van deze gegevens is dus heel erg belangrijk, dit maakt het onderzoek subjectief.
Kwantitatief onderzoek
Bij kwantitatief onderzoek verzamel je gegevens die je in cijfers gaat presenteren. Je neemt hiervoor een enquête af en voert een onderzoek uit om cijfers te verzamelen. Dit onderzoek is dus objectief, omdat het wordt ondersteund door feitelijke gegevens.
Je kunt er ook voor kiezen om een combinatie van de bovenstaande onderzoeken te gebruiken.
Enquête of interview
Voor het uitvoeren van je onderzoek maak je gebruik van een enquête of een interview. Er zijn een aantal aandachtspunten voor deze twee methodes.
Enquête
Een enquête afnemen heeft als voordeel dat je veel mensen kunt bevragen terwijl het je zelf weinig tijd kost. Bij het opstellen van een enquête moet je wel goed nadenken over hoe je de vragen formuleert. Je kunt namelijk niet doorvragen. De respondenten (mensen die de enquête invullen) geven namelijk alleen antwoord op de vragen die in de enquête staan. Je kunt ervoor kiezen om eerst een persoon een proefenquête te laten maken zodat je ontdekt wat er verbeterd moet worden.
Interview
Om een interview af te kunnen nemen moet je je goed voorbereiden. Je vragen moeten goed geformuleerd zijn en je moet ervoor zorgen dat je zoveel mogelijk open vragen stelt. Maak ook alvast een aantal vragen voor antwoorden die je denkt te krijgen, zo kun je makkelijker doorvragen. Doorvragen is heel erg belangrijk voor een interview. Het zorgt ervoor dat het gesprek prettig verloopt en je krijgt veel meer informatie. Een nadeel van een interview afnemen is dat het meer tijd kost. Je moet afspraken maken en de interviews uitwerken. Een voordeel is dat je zelf de tijd en de plaats kunt bepalen waar het interview plaatsvindt.
Belangrijk! Leg je interview of enquete ter goedkeuring voor aan je docent. Na goedkeuring kun je het interview of de enquete uitvoeren.
Voor het uitvoeren van je onderzoek kun je verschillende bronnen raadplegen. Je hebt een onderzoekmethode gekozen en kunt dus nu gaan nadenken over de manieren die passen bij jou methode.
Als je in de literatuur gaat zoeken dan zijn er een aantal zaken waar je rekening mee moet houden. Je kunt literatuur in de bibliotheek, maar ook online zoeken. Als je kiest voor online moet je ervoor zorgen dat de website betrouwbaar is. Je kunt niet zomaar iets op Google intoetsen en alles gebruiken wat daaronder verschijnt.
Er zijn natuurlijk nog meer manieren om aan informatie te komen. Hieronder volgen een aantal tips, maar wees zelf ook creatief. Als je niet zeker weet of de bron betrouwbaar is, kun je het vragen aan je docent Nederlands.
Je kunt inloggen op de krantenbank en een gratis proefabonnement nemen van twee weken.. https://academic.lexisnexis.nl/krantenbank/advancedsearch-form/ Je hebt door op deze link te klikken toegang tot artikelen van alle dagbladen en opinietijdschriften van Nederland.
Uitzending gemist
Zoek op deze website of er een reportage over jouw onderwerp beschikbaar is.
SchoolTV
Ook op deze website kun je reportages vinden over verschillende onderwerpen.
TED
Op deze website staan lezingen en reportages uit de hele wereld over diverse onderwerpen.
Google Scholar
Google Scholar is een zoekmachine waarmee een groeiende verzameling wetenschappelijke publicaties wordt doorzocht. Deze publicaties vind je niet met de 'gewone' Google.
Topics
Met Topics kun je een proefabonnement nemen van één maand om krantenartikelen te lezen.
Bekijk ook dit filmpje eens om inspiratie op te doen over de verschillende bronnen die je kunt gebruiken.
Welke bronnen kun je gebruiken voor je onderzoek?
Bronnen vermelden
Bronvermelding
De tekst van je profielwerkstuk moet je zelf schrijven. Je mag niet zomaar teksten en artikelen van anderen gebruiken of samenvatten en dan net doen alsof het jouw tekst is. Dat is plagiaat. Je moet in de tekst op de juiste manier verwijzen naar bronnen die je gebruikt. Achter in je werkstuk moet een bronvermelding komen. Daarin worden alle boeken, links naar artikelen op internet, tijdschriften, interviews of andere manieren waarop jij aan de informatie bent gekomen, opgesomd. Ook afbeeldingen die je gebruikt moeten in de bronvermelding opgenemomen worden.
www.dub.uu.nl
Bronnenlijst
Een bronnenlijst bijhouden in WORD doe je door op verwijzingen te klikken en dan te kiezen voor bronnen beheren. Als je een bron wilt toevoegen, kies je voor nieuw en vul je zo veel mogelijk velden in die in je scherm verschijnen. Als stijl kies je voor APA.
Op de laatste bladzijde van je profielwerkstuk, maar voor de bijlagen, kun je de bibliografie automatisch toevoegen aan je werkstuk, zodat alle bronnen op de juiste manier aan je werkstuk toegevoegd worden. Ook nu ga je naar verwijzingen, klik dan op bibliografie. Je kan nu de lijst met bronnen in een klik op een lege pagina laten verschijnen.
Je kan ook zonder behulp van een tekstverwerkingsprogramma een bronnenlijst maken. Zorg ervoor dat de lijst zo volledig mogelijk is:
Bij interview: naam en beroep/functie van de geïnterviewde
Bij een enquête: het aantal afgenomen enquêtes
Bij een boek: de auteur, de titel, de uitgever en het jaar van uitgave
Bij een artikel: de auteur, de titel van het artikel, de naam van de krant, het tijdschrift of de website waar het artikel uit afkomstig is en de datum van publicatie.
Citaten
Een citaat is een letterlijke weergave van wat iemand heeft gezegd. Soms is het nodig voor je werkstuk om een citaat te gebruiken, bijvoorbeeld wanneer je opschrijft wat iemand heeft gezegd tijdens een interview. Als je een citaat gebruikt moet je altijd de bron vermelden. Probeer niet meer citaten te gebruiken dan nodig is voor je werkstuk.
Een citaat vermeld je altijd op de volgende manier: 'tussen aanhalingstekens' + cursief en je schrijft daarbij de naam van de auteur en de bron.
Parafraseren
Je kan de tekst van een ander in je eigen woorden weergeven, dat noem je parafraseren. In het werkstuk moet duidelijk zijn wat je eigen ideeen zijn en wat een ander hierover heeft gezegd. Dat verschil maak je door de naam van die ander te vermelden. Dit doe je tussen haakjes met daarachter het jaartal waarin het artikel of boek verschenen is, waaruit jij je informatie gehaald hebt. Bijvoorbeeld: (Reith, 2015)
Bij het sectorwerkstuk wordt er van je verwacht dat je:
- onderzoek doet
- verschillende bronnen gebruikt
- de uitkomst van je onderzoek duidelijk presenteert.
Onderzoek houdt in dat je een onderwerp kiest, een onderzoeksvraag (hoofdvraag) hebt, deelvragen opstelt en een conclusie maakt.
Wanneer je iets gaat onderzoeken, formuleer je vooraf welke uitkomsten je verwacht. Dat is je hypothese. Een hypothese is een vooronderstelling, waarvan je niet zeker weet of die juist is. Je gaat met je onderzoek op zoek naar antwoord op je hoofdvraag.
- Je begint dus met het formuleren van een hoofdvraag.
- Daarna formuleer je een aantal deelvragen.
- Vervolgens formuleer je hierbij een hypothese (vooronderstelling), waarmee je aangeeft welk antwoord je op die hoofdvraag verwacht.
Belangrijk! Leg je hoofdvraag, deelvragen en hypothese voor aan je docent Nederlands. Na goedkeuring kun je verder gaan met stap 5.
Stap 4: Plan van aanpak
Plan van aanpak
Zodra je je onderzoeksvragen, je deelvragen en hypothese hebt geformuleerd, maak je een plan van aanpak.
Een plan van aanpak bestaat uit een onderzoeksplan en een tijdsplan.
In je onderzoeksplan beschrijf je je hoofdvraag, deelvragen, werkwijze/methode, informatiebronnen en de eventuele taakverdeling. In je tijdsplan leg je uit hoeveel tijd je reserveert voor een bepaalde activiteit, wie de activiteit uitvoert en wanneer de activiteit wordt uitgevoerd.
Bekijk het onderstaande filmpje waarin wordt uitgelegd hoe je een plan van aanpak opstelt.
Belangrijk! Leg je plan van aanpak voor aan je docent. Na goedkeuring kun je beginnen met het onderzoek. Succes!
Plan van aanpak
Logboek
Wanneer je een sectorwerkstuk maakt, gaat het niet alleen om het eindresultaat, ook het proces is belangrijk.
Het is dus belangrijk om precies op te schrijven hoe je hebt gewerkt, wat je hebt gedaan en hoeveel tijd het je heeft gekost om tot dit eindresultaat te komen. Houd dus het aantal uren nauwkeurig bij (verplichte minimum aantal uren 20).
Je docent moet in je logboek precies kunnen lezen wat er allemaal gebeurd is.
Je maakt je logboek in een document in Onedrive of Teams (je docent Nederlands bepaalt het programma) en deelt dit document met je docent zodat hij kan meelezen.
Voorbeeld van een logboek
Stap 5: Het afronden van het sectorwerkstuk
Checklist en beoordeling sectorwerkstuk en presentatie
De volgende punten moeten in jouw sectorwerkstuk staan
√
Je schrijft het sectorwerkstuk in de Nederlandse taal
Er is gebruik gemaakt van titelpagina/voorblad
Inhoudsopgave en paginanummering zijn aanwezig
Inleiding met hoofdvraag en waarom het onderwerp gekozen is, is aanwezig
Plan van aanpak en een logboek
Hoofdvraag en deelvragen zijn beantwoord. Je gebruikt voor de uitwerking van de deelvragen minimaal 5 A4'tjes.
Verslag van enquête, interview of bezoek aan een bedrijf of instelling
Eigen mening/conclusie over wat er van geleerd is
De bronnen zijn juist vermeld
Jouw profielwerkstuk wordt op de volgende punten beoordeeld
Onvoldoende
Voldoende
Goed
Score
Verzorging werkstuk
Meerdere onderdelen ontbreken
0 p
Werkstuk niet volledig *)
1 p
Werkstuk volledig en opbouw verzorgd
2 p
Gebruik bronnen
Geen bronnen vermeld
0 p
Bronnen onvolledig vermeld
1 p
Volledig en gevarieerd
2 p
Digitale presentatie
Geen presentatie of geen duidelijke structuur
0 p
Hoofdvraag, deelvraag en afbeeldingen afwezig
1 p
Duidelijk en goed verzorgd geheel
2 p
Presentatie inleiding
Geen introductie
0 p
Gebrekkige introductie
1 p
Interesse wekken en onderwerp introduceren
2 p
Presentatie middenstuk
Onsamenhangend
0 p
Gebrekkige beantwoording van de hoofdvraag
3 p
Duidelijke beantwoording van de hoofdvraag m.b.v. deelvragen
5 p
Presentatie slot
Geen afsluiting
0 p
Gebrekkige afsluiting
1 p
Duidelijke afsluiting en aangeven wat er geleerd is
2 p
Wijze van presenteren
Moeilijk te verstaan, leest veel voor, kijkt publiek niet aan
0 p
Wijze van presenteren laat te wensen over
3 p
Duidelijk, plezierig om naar te luisteren
5 p
Vragen n.a.v. presentatie
Vragen worden niet of nauwelijks beantwoord; onvoldoende beheersing onderwerp
0 p
Vragen worden oppervlakkig beantwoord; voldoende beheersing van het onderwerp
3 p
Vragen worden adequaat beantwoord, leerling beheerst het onderwerp
5 p
Subtotaal
Het sectorwerkstuk moet gemaakt worden in de Nederlandse taal;
Gebruik gemaakt van titelpagina/ voorblad
Inhoudsopgave en paginanummering aanwezig
Inleiding met hoofdvraag en waarom het onderwerp gekozen is
Plan van aanpak en logboek
Beantwoorden van hoofdvraag en deelvragen
Verslag van enquête, interview of bezoek aan een bedrijf of instelling
Eigen mening/conclusie over wat ervan geleerd is.
Bekijk hieronder de tabel. Je kunt zien met hoeveel punten je het profielwerkstuk hebt afgerond:
Totaalscore
Eindoordeel
0 – 20 punten
Niet afgerond
21 – 27 punten
Voldoende
28 – 37 punten
Goed
Stap 6: De presentatie
De presentatie maken
De presentatie
Je geeft een digitale presentatie van 8 – 10 minuten. Het doel van de presentatie is het publiek infomeren over het onderwerp dat je hebt bestudeerd. Het gaat om een informatieve presentatie.
Structuur
De presentatie heeft als opbouw een inleiding, een middenstuk en een slot.
Inleiding heeft als functies:
Interesse wekken
Het onderwerp introduceren
Aangeven hoe de presentatie in elkaar zit
In het middenstuk geef je alle informatie weer. Belangrijk is dat de deelonderwerpen die in de inleiding verteld worden hier terugkomen.
In het slot geef je een samenvatting van de hoofdvraag. Sluit je presentatie af met een knaller!
In de presentatie moet je het volgende vermelden:
Het onderwerp en/of de centrale vraag;
Een deel van de verzamelde gegevens;
De conclusie;
Eventueel afbeeldingen en/of grafieken.
Let op de volgende onderdelen
De tijd
De presentatie duurt 8 tot 10 minuten.
De vorm
Je maakt gebruik van een PowerPoint of een ander programma. Dit ondersteunt jouw presentatie.
De inhoud
In de presentatie geef je aan wat je onderwerp is, deel je de verzamelde informatie, vertel je de conclusie en laat je afbeeldingen zien.
Belangrijk! Leg je presentatie vooraf ter goedkeuring voor aan je docent Nederlands.
De presentatie uitvoeren
Datum en tijd
Je geeft je presentatie op donderdag 21 januari 2021
Tips voor het presenteren
Betrek het publiek;
Praat rustig en verstaanbaar;
Kijk het publiek aan;
Laat je handen langs je lichaam hangen.
Kijk ook eens naar het filmpje hieronder!
Tips voor het goed presenteren van jouw sectorwerkstuk!
Het arrangement Het sectorwerkstuk - Cortenbosch Apeldoorn is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Simone Veeneman-Termaat
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2020-10-19 13:12:04
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.