Bronvermelding
De tekst van je profielwerkstuk moet je zelf schrijven. Je mag niet zomaar teksten en artikelen van anderen gebruiken of samenvatten en dan net doen alsof het jouw tekst is. Dat is plagiaat. Je moet in de tekst op de juiste manier verwijzen naar bronnen die je gebruikt. Achter in je werkstuk moet een bronvermelding komen. Daarin worden alle boeken, links naar artikelen op internet, tijdschriften, interviews of andere manieren waarop jij aan de informatie bent gekomen, opgesomd. Ook afbeeldingen die je gebruikt moeten in de bronvermelding opgenemomen worden.
Bronnenlijst
Een bronnenlijst bijhouden in WORD doe je door op verwijzingen te klikken en dan te kiezen voor bronnen beheren. Als je een bron wilt toevoegen, kies je voor nieuw en vul je zo veel mogelijk velden in die in je scherm verschijnen. Als stijl kies je voor APA.
Op de laatste bladzijde van je profielwerkstuk, maar voor de bijlagen, kun je de bibliografie automatisch toevoegen aan je werkstuk, zodat alle bronnen op de juiste manier aan je werkstuk toegevoegd worden. Ook nu ga je naar verwijzingen, klik dan op bibliografie. Je kan nu de lijst met bronnen in een klik op een lege pagina laten verschijnen.
Je kan ook zonder behulp van een tekstverwerkingsprogramma een bronnenlijst maken. Zorg ervoor dat de lijst zo volledig mogelijk is:
Citaten
Een citaat is een letterlijke weergave van wat iemand heeft gezegd. Soms is het nodig voor je werkstuk om een citaat te gebruiken, bijvoorbeeld wanneer je opschrijft wat iemand heeft gezegd tijdens een interview. Als je een citaat gebruikt moet je altijd de bron vermelden. Probeer niet meer citaten te gebruiken dan nodig is voor je werkstuk.
Een citaat vermeld je altijd op de volgende manier: 'tussen aanhalingstekens' + cursief en je schrijft daarbij de naam van de auteur en de bron.
Parafraseren
Je kan de tekst van een ander in je eigen woorden weergeven, dat noem je parafraseren. In het werkstuk moet duidelijk zijn wat je eigen ideeen zijn en wat een ander hierover heeft gezegd. Dat verschil maak je door de naam van die ander te vermelden. Dit doe je tussen haakjes met daarachter het jaartal waarin het artikel of boek verschenen is, waaruit jij je informatie gehaald hebt. Bijvoorbeeld: (Reith, 2015)
Bij het sectorwerkstuk wordt er van je verwacht dat je:
- onderzoek doet
- verschillende bronnen gebruikt
- de uitkomst van je onderzoek duidelijk presenteert.
Onderzoek houdt in dat je een onderwerp kiest, een onderzoeksvraag (hoofdvraag) hebt, deelvragen opstelt en een conclusie maakt.
Wanneer je iets gaat onderzoeken, formuleer je vooraf welke uitkomsten je verwacht. Dat is je hypothese. Een hypothese is een vooronderstelling, waarvan je niet zeker weet of die juist is. Je gaat met je onderzoek op zoek naar antwoord op je hoofdvraag.
- Je begint dus met het formuleren van een hoofdvraag.
- Daarna formuleer je een aantal deelvragen.
- Vervolgens formuleer je hierbij een hypothese (vooronderstelling), waarmee je aangeeft welk antwoord je op die hoofdvraag verwacht.
Belangrijk! Leg je hoofdvraag, deelvragen en hypothese voor aan je docent Nederlands. Na goedkeuring kun je verder gaan met stap 5.