Er bestaan meer dan een miljard websites en per jaar worden er meer dan 800.000 boeken gepubliceerd. Maar waar vind je precies die informatie die jij nodig hebt? In deze training leer je hoe je op een slimme en snelle manier betrouwbare informatie vindt die relevant is voor je studie.
Train je informatievaardigheid
De vaardigheden die je nodig hebt bij het zoeken, vinden, beoordelen en verwerken van informatie worden informatievaardigheden genoemd. In het hoger onderwijs is informatievaardigheid één van de competenties die je als student moet ontwikkelen. Het is een belangrijk onderdeel van de competentie onderzoeksvaardigheden. Deze training is gericht op het vergroten van je informatievaardigheid. De training is bedoeld voor eerstejaars HBO-studenten en er is geen specifieke voorkennis nodig om deel te nemen.
Je leert:
welke soorten informatiebronnen er zijn;
een goede onderzoeksvraag formuleren;
de juiste zoektermen formuleren en gebruiken;
zoeken in relevante informatiebronnen;
informatie op kwaliteit toetsen;
hoe je de gevonden informatie verwerkt bij het schrijven van een rapport, artikel, presentatie, etc.
Zo werkt het:
De training bestaat uit 5 modules, een instaptoets en een afsluitende toets. Iedere module bevat uitleg, quizzen en soms korte video's. Je kan de modules van begin tot eind doorlopen of onafhankelijk van elkaar doen. Klik op de knop 'Volgende' rechts onderin dit scherm om te starten.
Edubadges:
Met deze training kun je een Edubadge verdienen. Een badge is een digitaal bewijsstuk waarmee je aantoont dat je bepaalde vaardigheden of kennis beheerst.
Drie redenen om een badge aan te vragen:
De badge toont aan dat je een goede basis hebt om zorgeloos aan je onderzoek te beginnen
De badge geeft inhoudelijke informatie voor een eventuele vervolgopleiding
De badge kan gedeeld worden via Social Media, bijv. LinkedIn. Het is een aanvulling op je CV.
Wil je een Edubadge verdienen?
Maak na het doorlopen van de training de Eindtoets. Rond je de toets met een voldoende af, dan kun je een Edubadge aanvragen.
Voor je begint...
Voor je begint met je literatuuronderzoek moet je over twee zaken goed nadenken:
Welk ‘probleem’ wil je gaan onderzoeken? Dit noemen we ook wel de probleemstelling.
Hiervoor breng je de verschillende aspecten die je wilt gaan onderzoeken, voor jezelf in kaart.
Wat is het doel van je onderzoek? Dit noemen we ook wel de ‘doelstelling.’
Er zijn verschillende doelstellingen mogelijk, bijvoorbeeld: Je wilt inzicht krijgen in een bepaald probleem. Je wilt een probleem (helpen) oplossen met je onderzoek. Je wilt anderen informeren.
Bijvoorbeeld:
Marco is manager bij een bedrijf dat laptops thuisbezorgt. Veel klanten sturen hun producten retour en dat levert veel afvalstromen op. Niemand wil de teruggestuurde laptops nog kopen, terwijl ze hartstikke goed zijn. Dat kost het bedrijf heel veel geld (probleem). Dat is de probleemstelling.
Marco vraagt jou, als student in het HBO, om een effectieve marketingstrategie te ontwerpen, waardoor die overgebleven laptops alsnog door klanten worden gekocht en het bedrijf meer omzet genereert en minder afval produceert (doel). Het ontwerp van deze effectieve marketingstrategie noemen we dus de doelstelling.
De vraagstelling is een hulpmiddel dat je inzicht geeft in het probleem wat moet worden onderzocht en je helpt om je doel te bereiken. Hier wordt dieper op ingegaan bij het hoofdstuk Oriënteren.
1. Oriënteren
Waar ben je naar op zoek?
Een goed begin is het halve werk. Ook als je op zoek bent naar literatuur voor je studieopdracht, onderzoek of scriptie. In het eerste onderdeel van deze training wordt aandacht besteed aan het volgende:
Begin met oriënteren, maak een mindmap zodat je een beter beeld krijgt van je onderwerp.
Kijk of er voldoende informatie over je onderwerp te vinden is.
Maak het onderwerp specifiek en beheersbaar door af te bakenen.
Formuleer een hoofdvraag die exact omschrijft wat je wilt weten en richting geeft aan je zoekproces.
Formuleer deelvragen die je hoofdvraag ondersteunen.
Verzamel zoektermen aan de hand van je hoofdvraag en deelvragen
1.1 Begin met oriënteren
Als je een onderwerp hebt gekozen waarover je literatuur wilt gaan zoeken, moet je je daar eerst op oriënteren, zeker als het onderwerp nieuw voor je is. Hierdoor krijg je een beter beeld van alle aspecten van je onderwerp, de definities, feiten en theorieën. Je leert verwante termen en begrippen kennen, de context en verschillende benaderingswijzen. Vaak vind je tijdens je orientatie al verwijzingen naar belangrijke literatuur over je onderwerp.
Mindmappen
Als startpunt voor je oriëntatie kan het maken van een mindmap je goed op weg helpen. Deze kun je snel en makkelijk invullen op MindMeister, of gewoon op papier. Ook kun je tot nieuwe inzichten komen door simpelweg met medestudenten of docenten over je onderwerp te praten.
Tips voor het maken van een mindmap:
Mindmappen op papier helpt om creativiteit de vrije loop te laten,
meer dan wanneer je een mindmap gelijk digitaal uitwerkt
In het centrum van je blad zet je het (globale) hoofdonderwerp
Verbind onderwerpen die bij elkaar horen met lijnen
Gebruik steeds één woord (of beeld) per verbindingslijn, geen hele zinnen
Begin met globale associaties en werk deze daarna specifieker uit met subonderwerpen
Schrijf alles op wat je te binnen schiet. Ook iets dat nu niet bruikbaar lijkt kan later heel waardevol blijken te zijn
1.2 Begin met oriënteren : voorbeeld
Voorbeeld: obesitas onder jongeren
Stel, je hebt een opdracht waarbij je onderzoek gaat doen naar obesitas onder jongeren.
Wat kan je zoal onderzoeken?
Wat zijn de invalshoeken of aspecten waar het onderwerp uit bestaat?
Hieronder zie je een eerste aanzetje van een mindmap. In de rode wolk staat het hoofdonderwerp. In de gele ovalen globale onderwerpen die ermee te maken hebben, in de blauwe ovalen onderwerpen die daar weer mee te maken hebben. Van daaruit kan de mindmap steeds verder uitgewerkt worden met alles wat je over het onderwerp te binnen schiet.
De mindmap in dit voorbeeld is nog lang niet af. Er kan veel meer toegevoegd worden. Denk bijvoorbeeld aan:
Afvallen, diëten, 'fat shaming', depressie, omgevingsfactoren, sociaaleconomische factoren, inkomen, beïnvloeders, biologische factoren, slaappatroon, erfelijkheid, hormonen, cortisol, gewrichtsproblemen, chronische ziekten, medicijnen, sporten, alledaags bewegen, het Voedingscentrum, het Ministerie van Volksgezondheid...etc.
Door dit allemaal op te schrijven in een mindmap plaats je een onderwerp in perspectief. Zo heb je een beeld van de onderwerpen waarmee je allemaal te maken kan krijgen.
1.3 Orienterende zoekfase
Door het maken van een mindmap heb je een beter beeld gekregen van het onderwerp. Je gaat nu breed naar informatie zoeken om nog méér te weten te komen. Welke trends zijn van toepassing? Wat zeggen experts over je onderwerp? Wat wordt erover geschreven in de literatuur? Het kan hierbij helpen om een voorlopige hoofdvraag te formuleren. Zo'n vraag geeft meer richting aan je zoekproces en helpt je om keuzes te maken.
Gebruik deze oriënterende zoekacties ook om je zoektermen uit te breiden/aan te vullen met termen die je in de diverse relevante documenten tegenkomt.
De volgende bronnen kunnen handig zijn tijdens je oriëntatiefase:
Het web
Natuurlijk ken je Google. Er zijn echter meer zoekmachines waar je gebruik van kunt maken: Bing, Ecosia en DuckDuckGo om er maar een paar te noemen. Er zijn verschillen tussen de zoekmachines in de zoekresultaten en in hoe er met je privacy wordt omgegaan.
Encyclopedieën en Wiki's
Gebruik (online) encyclopedieën en wiki's om een overzicht te krijgen van je onderwerp. Ook de bronnenlijst van een gevonden artikel kan je verder op weg helpen. Wikipedia biedt vaak betrouwbare informatie, maar iedereen kan artikelen plaatsen of wijzigen. Controleer dus altijd je gevonden informatie en gebruik deze bron voornamelijk voor oriëntatie.
Vakspecialist / docent
Laat je adviseren door mensen uit jouw vakgebied, bijvoorbeeld je docent. Vraag namen van vooraanstaande professionals of belangrijke literatuur en zoek vervolgens zelf verder.
Vakliteratuur
Dit zijn toonaangevende publicaties voor een vakgebied, zoals handboeken en vakbladen. Je vindt deze via de mediatheekcatalogus. Mis je belangrijke publicaties? Stuur dan een aanschafsuggestie.
Tijdschriften en kranten
Kranten en tijdschriften geven je inzicht in actuele onderwerpen en trends.
Nexis Uni gebruik je voor het doorzoeken van de Nederlandse dagbladen.
PressReader geeft je toegang tot honderden kranten en tijdschriften uit verschillende landen.
Overzichtsartikelen (Engels: systematic reviews) analyseren en vatten relevante literatuur over een onderwerp samen. In Science Direct kun je bijvoorbeeld filteren op 'review articles'.
Bezoek de mediatheek om te bladeren in vaktijdschriften die relevant zijn voor je studie.
Tijdens de oriënterende zoekfase krijg je een steeds duidelijker beeld van je onderwerp en wat hieronder te vinden is. Misschien ben je er achter gekomen dat er veel te veel of juist veel te weinig informatie te vinden is. Het volgende onderdeel van de training geeft je tips voor het verder afbakenen van je onderwerp.
1.4 Baken je onderwerp af
Je onderwerp afbakenen
Wat zijn de grenzen van je onderwerp, wat ga je nog wel en wat niet meer onderzoeken?
In welke periode speelt je onderwerp zich af?
Wie zijn de hoofdrolspelers binnen je onderwerp?
Waar speelt het onderwerp zich af?
In welke taal is er over je onderwerp geschreven?
Hoe denkt je docent over dit onderwerp?
Van onderwerp tot hoofdvraag
Stel jezelf de volgende vragen:
Hoeveel tijd heb ik voor mijn opdracht?
Referenties opzoeken en documenten lezen kost immers tijd en je moet die voor jezelf realistisch indelen
Hoe uitgebreid moet mijn paper zijn?
Mag je je beperken tot recente literatuur of moet je een uitgebreide literatuurlijst opstellen en ook oudere literatuur doornemen
Hoe luidt de precieze opdracht?
Moet je alleen literatuur verzamelen of moet je deze ook inhoudelijk met elkaar vergelijken.
Het grootste probleem bij een onderzoek is niet dat je te weinig informatie vindt. Meestal vind je zoveel informatie dat je afdwaalt van wat je eigenlijk had willen onderzoeken. Daarom formuleer je een hoofdvraag, je onderzoek moet een antwoord geven op deze vraag. Probeer bij deze hoofdvraag een aantal deelvragen te formuleren. Deelvragen zijn hulpvragen om de belangrijkste vraag, de hoofdvraag, te kunnen beantwoorden. In het volgende onderdeel leer je hoe je goede hoofd- en deelvragen maakt.
1.5 Baken je onderwerp af: voorbeeld
In dit voorbeeld laten we zien hoe je een onderwerp specifieker kunt maken:
Onderwerp (wat, waar en wanneer): Overgewicht in Nederland in de 21e eeuw.
Het onderwerp is nog te breed en levert te veel treffers op. Je kiest een deelonderwerp en maakt de periode specifieker: Invloed van het voedingsaanbod op overgewicht in de afgelopen 10 jaar?
Het kan nog specifieker wat betreft onderwerp en plaats: Invloed van het voedingsaanbod in Nederlandse schoolkantines op overgewicht in de afgelopen 10 jaar.
Een allerlaatste specificering van onderwerp en categorie levert uiteindelijk de volgende vraag op: Wat is de invloed van het voedingsaanbod in Nederlandse schoolkantines op overgewicht onder HBO-studenten in de afgelopen 10 jaar?
1.6 Formuleer je hoofdvraag
Heb je je een goed beeld gevormd van het onderwerp? Dan formuleer je een globale hoofdvraag. Je hoofdvraag vormt je uitgangspunt. Deze vraag omschrijft exact wat je wilt weten en geeft richting aan je zoekproces. Het is dan ook belangrijk om deze vraag goed te formuleren.
Je hoofdvraag moet duidelijk zijn, met heldere begrippen.
Je hoofdvraag moet specifiek zijn om gericht te kunnen zoeken.
Je hoofdvraag moet relevant zijn om bij te dragen aan het schrijven
van je artikel, je doelstelling.
Je hoofdvraag moet open zijn geformuleerd, dus geen vraag waarop
alleen “ja” of “nee” het antwoord kan zijn.
Je hoofdvraag moet realistisch zijn, je kunt het antwoord binnen een acceptabele tijd en met toereikende middelen vinden. Tegelijkertijd moet de vraag ook 'onderzoekswaardig' zijn; het antwoord moet iets toevoegen
Tips: Als je een vraag start met 'wat', 'hoe' of 'welke' heb je automatisch een open vraag. Begin de vraag liever niet met 'waarom', waarom-vragen zijn vaak te weinig specifiek.
1.7 Hoofdvraag: voorbeeld
"Kan overgewicht voorkomen worden door gezonde voeding aan te bieden in kantines?"
Dit is géén goede onderzoeksvraag, waarom?
χGesloten vraag; de vraag kan met ja of nee beantwoord worden χNiet specifiek; onderwerp, de periode of onderzoeksgebied zijn niet goed aangegeven (Wat? Wanneer? Waar?) χNiet duidelijk; de vraag is op meerdere manieren uit te leggen χNiet realistisch; hoe algemener de vraag, hoe meer informatie je moet zoeken en hoe meer tijd je nodig hebt.
"Wat is de invloed van het voedingsaanbod in schoolkantines op overgewicht onder Nederlandse HBO-studenten in de afgelopen 10 jaar?"
Dit is een betere onderzoeksvraag.
V De vraag is open, specifiek en duidelijk afgebakend.
1.8 Formuleer deelvragen
Welke informatie heb je nodig om je hoofdvraag te kunnen beantwoorden?
De hoofdvraag van een onderzoek is niet in enkele woorden te beantwoorden. Daarom splits je een hoofdvraag op in deelvragen. Iedere deelvraag draagt bij aan het beantwoorden van je hoofdvraag. Heb je alle deelvragen beantwoord in je onderzoek, dan moet het mogelijk zijn om ook je hoofdvraag te beantwoorden.
Tips voor het maken van deelvragen:
Deelvragen voldoen aan dezelfde eisen als de hoofdvraag
Deelvragen zijn afgeleid van de hoofdvraag; wat moet je weten om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden?
Deelvragen zijn minder complex en specifieker dan de hoofdvraag
Deelvragen zijn een hulpmiddel om je complexe hoofdvraag in kleinere deelonderwerpen op te delen. Ze creëren overzicht voor jou als onderzoeker, maar ook voor de lezer die jouw onderzoeksverslag straks gaat lezen.
Hoeveel deelvragen je nodig hebt hangt af van hoe complex je onderzoek is. Ga uit van 2 tot 7 deelvragen
Plaats deelvragen in een logische volgorde, dit helpt bij het structureren en formuleren van je onderzoek.
Een deelvraag is geen vraag naar een definitie
1.9 Deelvragen: voorbeeld
Deelvragen: X"Wat is de definitie van overgewicht?"
Deelvragen gaan niet over het formuleren van definities. De deelvraag moet altijd nodig zijn om je hoofdvraag te kunnen beantwoorden. X"Heeft voedingsaanbod effect op overgewicht"
Dit is een gesloten vraag.
Betere deelvragen zijn: V "In hoeverre heeft het aanbod van ongezonde voeding in kantines invloed op het voedingspatroon van studenten?" V"Welke maatregelen worden er in schoolkantines genomen om overgewicht onder studenten tegen te gaan?" V "Wat beinvloedt de voedselkeuze van studenten?"
1.10 Verzamel zoektermen
Je bent nu zo ver dat je zoektermen kunt gaan bedenken. Vertaal je hoofdvraag en deelvragen naar bruikbare zoektermen waarmee je gaat zoeken naar informatie. Het gebruik van de juiste termen of trefwoorden is heel belangrijk. Vind je niets, dan lijkt het alsof de informatie die je zoekt er niet is. Gebruik je goede zoektermen, dan zal je zoekresultaat veel beter zijn.
Vind je het lastig om geschikte zoektermen te bedenken? Maak dan gebruik van de volgende tips:
Je vindt goede zoektermen door relevante artikelen te scannen op algemene begrippen.
Tijdens de oriëntatiefase kom je vaak vakterminologie en Engelse termen tegen. Noteer deze termen alvast.
Gebruik woordenboeken om zoektermen te vertalen, bijvoorbeeld naar het Engels
Sommige vakspecifieke databanken hebben een lijst met gebruikte trefwoorden, een zogenaamde thesaurus. Ook daarmee kun je ideeën opdoen voor zoektermen.
Gebruik het zoekstrategieformulier om overzicht te houden tijdens je literatuuronderzoek
1.11 Zoektermen: voorbeeld
"Welke maatregelen worden er in schoolkantines genomen om overgewicht onder studenten tegen te gaan?"
Om literatuur te vinden over dit onderwerp vertaal je deze onderzoeksvraag naar zoektermen. Gebruik verschillende zoektermen en synoniemen om zo veel mogelijk relevante informatie te vinden. Is er weinig onderzoek verschenen over kantines binnen het Nederlandse HBO? Dan zal je breder moeten zoeken. Daar heb je bredere zoektermen voor nodig. Bijvoorbeeld 'schoolkantine', 'school canteen' of nog breder; 'bedrijfskantine'. Wil je inzoomen op specifieke maatregelen, zoek dan nauwer door termen toe te voegen zoals; 'snoepautomaten' of 'gezonde snacks'. In onderdeel 3 lees je hoe je zoektermen op een slimme manier met elkaar kunt combineren.
Je weet nu hoe en waarom je je moet oriënteren op je onderwerp.
Je weet hoe en waarom je een onderwerp afbakent.
Je weet waar je rekening mee moet houden bij het maken van hoofd- en deelvragen.
Je weet hoe en waarom je verschillende zoektermen verzamelt.
2. Bronnen kiezen
Op internet en in de bronnen van de mediatheek vind je heel veel informatie, maar hoe vind je een bron die voor jou relevant en bruikbaar is?
Wáár je zoekt bepaalt voor een groot deel wat je vindt. Onderzoeksgegevens over jongeren met obesitas vind je op een andere plek dan data over de afzetmarkt voor voedingssupplementen in Japan. Om je (onderzoeks)vraag te kunnen beantwoorden ga je dus gericht op zoek naar informatie in verschillende soorten bronnen.
Er is via internet steeds meer informatie te vinden, maar:
Vaak is deze informatie nogal verspreid
De kwaliteit is niet altijd goed vast te stellen
Je kunt er niet bijkomen omdat de informatie alleen in databanken is opgenomen waarvoor betaald moet worden
Je moet voor de inhoud van een website inloggen. De benodigde informatie kan daardoor niet via zoekmachines gevonden worden. Dit wordt ook wel het diepe of onzichtbare web genoemd.
Begin met bronnen die worden aangeboden door de mediatheek. Deze bronnen zijn geselecteerd op kwaliteit en bieden de informatie gestructureerd aan. Dit onderdeel gaat nader in op de volgende bronnen en welke soorten informatie je daarin kunt vinden:
Mediatheek
Informatiesoorten
START (zoekmachine voor de digitale en fysieke materialen van de mediatheek en wereldwijd)
Databanken
Informatiebronnen per opleiding
Algemene zoekmachines
Google Scholar
2.1 Mediatheek
Zoals we al zeiden, raden we je aan om je zoekactie bij de mediatheek te beginnen:
De bronnen van de mediatheek zijn gecontroleerd en worden specifiek voor de hogeschool en je opleiding aangekocht. Jij kunt ze gratis gebruiken.
Je kunt thuis al beginnen: op je eigen computer kun je de mediatheek gebruiken. Als je toegang wilt tot 1 van de bronnen wordt je gevraagd in te loggen met je HR-account.
Extra makkelijk toegang tot de mediatheekbronnen vanuit huis krijg je door installatie van de Library Access tool in je browser. Meer info vind je bij Tools op de mediatheekwebsite.
een totaallijst van de databanken van de mediatheek
info per opleiding
uitleg over ‘zoeken en vinden’ via het Stappenplan literatuuronderzoek (tools en documentatie)
informatie over ondersteuning bij het zoeken en vinden (support)
contactgegevens
2.2 Informatietypen
Het is belangrijk dat de informatiebron die je kiest goed aansluit bij je vraag wat betreft inhoud en vorm. Daarvoor is het nodig dat je onderscheid kunt maken in de verschillende typen informatie. Voorbeelden van typen informatie zijn:
Actuele informatie
Actuele informatie (nieuws, trends, opinie) gaat in op recente ontwikkelingen en is bedoeld om op de hoogte te blijven van wat er op dit moment op een bepaald vakgebied speelt.
Achtergrondinformatie
Het is belangrijk te weten wat een vakgebied precies inhoudt en wat relevante begrippen en theorieën betekenen. Dit is achtergrondinformatie die te vinden is in (hand)boeken, vakliteratuur, tijdschriften en databanken.
Feitelijke informatie
Bestaat uit vaststaande, meetbare, objectieve gegevens, bijvoorbeeld statistieken, bedrijfsinformatie, landeninformatie.
Bibliografische informatie
Bibliografische informatie is te vinden in catalogi van bibliotheken of literatuurlijsten. Daarbij vind je alléén de beschrijving van de gegevens (en in het geval van een bibliotheekcatalogus ook de plaatsing) en niet de volledige tekst.
Wetenschappelijke informatie
Wetenschappelijke informatie wordt gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften (scientific journals) of boeken, vaak in het Engels. Je herkent wetenschappelijke literatuur aan een aantal kenmerken:
De tekst heeft een kwaliteitscontrole ondergaan; peer review. Hierbij hebben twee of meer experts uit hetzelfde vakgebied de tekst beoordeeld.
Auteurs worden altijd genoemd, vaak inclusief de instelling waar deze werkzaam zijn
De schrijfstijl is formeel, niet populistisch.
De titels van wetenschappelijke tijdschriften zijn meestal vrij formeel, bijvoorbeeld 'Journal of applied behavior analysis'. De cover en vormgeving zijn vaak sober, weinig foto's, veel grafieken en tabellen.
De inhoud bevat onderzoeksresultaten, analyse, discussie of aanbevelingen, literatuurlijst
In een wetenschappelijk tijdschrift staan alléén wetenschappelijke artikelen. Deze worden niet afgewisseld met ervaringsverhalen of nieuwsitems zoals in een vakblad of publiekstijdschrift.
In dit onderdeel wordt uitgelegd waar je de verschillende typen informatie kunt vinden.
2.3 START
START is het zoeksysteem van de mediatheek. START staat voor STudy And Research Tool: hét startpunt voor al je literatuuronderzoek. Met deze zoekmachine vind je artikelen, e-books, boeken die in de mediatheek staan en nog veel meer. Je hebt direct full text toegang tot online informatie en je kan boeken van de mediatheek reserveren.
Je kunt op 2 manieren zoeken:
Basis zoeken: je kunt hier de titel, auteur of onderwerp ingeven en krijgt dan een heel breed resultaat
Advanced Search: hierbij kun je kiezen of je zoekt op onderwerp, titel of bijv. een woord uit de samenvatting
Tips!
START kan je gebruiken op verschillende devices zowel binnen als buiten HR.
Zoekresultaten die je hebt gevonden kan je opslaan in lijsten, die je kunt delen met anderen.
Met START kun je in 1 keer meerdere databanken doorzoeken, maar niet alle. Open overige databanken via het totaaloverzicht onder 'Informatiebronnen'.
Heb je een artikel of boek gevonden waar je geen toegang toe hebt? In veel gevallen kun je het via de mediatheek tegen een kleine vergoeding aanvragen bij een andere hogeschool of universiteit. Dit kun je gemakkelijk doen via de “Item extern aanvragen” knop in START of via het online aanvraagformulier. Kijk voor meer informatie en de actuele kosten op de website van de Mediatheek.
2.4 Databanken
Waarom zou je in een databank zoeken wanneer je START en Google Scholar hebt?
Zoek je in een databank dan heb je meer en betere zoekmogelijkheden, waardoor de relevantie van je zoekresultaat omhoog gaat! Een zoekmachine bevat zelf geen informatie maar doorzoekt verschillende bronnen. Daarbij zijn er beperkingen in hoe en waarin gezocht kan worden.
Wat is een databank?
Een databank is een digitale verzameling gegevens. In een databank vind je kwalitatief hoogwaardige informatie die op een gestructureerde manier wordt weergegeven. De mediatheek van de hogeschool sluit (betaalde) licenties af met uitgevers voor toegang. Via hr.nl/http://hr.nl/mediatheekmediatheek kun je ze thuis en op de hogeschool campus benaderen. De mediatheek heeft licenties op zowel multidisciplinaire databanken als vakspecifieke databanken.
Enkele voorbeelden van multidisciplinaire databanken met o.a. wetenschappelijke artikelen zijn:
Naast multidisciplinaire databanken zijn er ook databanken met wetenschappelijke informatie specifiek voor een vakgebied. In databanken vind je zowel feitelijke, actuele als achtergrondinformatie. Kijk bij "Informatiebronnen per Opleiding" op hr.nl/mediatheek voor een overzicht van relevante databanken voor jouw opleiding.
2.4.1 Digital repositories
Digital repositories
Via "digitale opslagplaatsen" stellen veel (onderwijs)instellingen open access (wetenschappelijke) informatie beschikbaar:
HBO Kennisbank - Geeft toegang tot afstudeerproducten (scripties) van studenten van hogescholen. Je vindt er ook de publicaties van lectoren.
Kranten en tijdschriften
Je hebt toegang tot een grote hoeveelheid nationale en internationale kranten en tijdschriften via de Mediatheek.
Nexis Uni gebruik je voor het doorzoeken van de Nederlandse dagbladen.
PressReader geeft je toegang tot kranten en tijdschriften uit verschillende landen.
Het Financieele Dagblad geeft je toegang tot artikelen en nieuws over politiek, economie en het bedrijfsleven.
Bezoek de mediatheek en blader in de tijdschriften en kranten die we in de collectie hebben.
2.4.3 Trend- en marktrapporten
Trend- en marktrapporten
Stylus en Trendwatching geven je toegang tot de belangrijkste wereldwijde trends. Hier vind je trendrapporten die inzicht geven in nieuwe trends en innovaties op het gebied van o.a. lifestyle, consumententrends en productontwikkeling.
Euromonitor Passport geeft toegang tot statistische gegevens en gedetailleerde marktrapporten over 27 industrieën, aangevuld met demografische, macro- en sociaaleconomische data en diepgaande analyses over consumentengedrag en de economie in 210 landen.
Company.info biedt je trend- en marktrapporten die gericht zijn op Nederland. Klik hiervoor in de databank op "Meer" en selecteer marktrapporten.
EMIS Professional is een databank gericht op bedrijven en opkomende markten, in deze databank vind je dan ook bedrijfsinformatie en marktrapporten.
Marketline is een databank die rapporten en statistieken biedt over bedrijven, landen en markten.
CBS verzamelt alle cijfers over Nederland. Op de website van het CBS kun je rapporten vinden en in de databank Statline vind je de cijfers waarmee je zelf grafieken en tabellen kunt maken.
Statista is databank die je toegang geeft tot statistieken, prognoses, rapporten en infographics over een breed scala aan onderwerpen.
2.4.4 Boeken en e-books
Boeken en E-books
Boeken Wat er bij de mediatheek in de boekenkasten staat, vind je met START, het zoeksysteem van de mediatheek. Je kan hier ook reserveren en je uitleningen inzien.
E-books Veel boeken zijn ook beschikbaar als e-book, ook de verplichte boeken op je literatuurlijst. De beschikbaarheid en toegankelijkheid hangt echter af van de uitgever. Ook e-books vind je eenvoudig via START.
Tip! zoek op titel en filter op 'eBook' of 'Gedrukt boek'.
2.4.5 Andere onderwerpen of soorten informatie
Andere onderwerpen en/of soorten informatie
Op zoek naar statistieken, jurisprudentie, of bedrijfsinformatie? Je kunt hier op de volgende manier snel een overzicht van krijgen:
Op de mediatheekwebsite vind je ‘Informatiebronnen per opleiding’. Op deze pagina's hebben we voor jou per vakgebied links geplaatst naar:
Databanken die belangrijk zijn voor jouw vakgebied
De digitale versie van verplichte en/of aanbevolen literatuur (e-books)
Sites van belangrijke organisaties voor jouw vakgebied. Op die pagina’s vind je vaak ook onderzoeksrapporten
Websites met goede, betrouwbare informatie over je vakgebied
2.6 Algemene zoekmachines
Via internet wordt wereldwijd een enorme hoeveelheid informatie aangeboden. Zoekmachines zorgen ervoor dat je de informatie op verschillende manieren kan terug vinden.
Er zijn vele zoekmachines, waarvan Google de bekendste en meest gebruikte is.
Andere bekende zoekmachines zijn Yahoo en Bing, minder bekende zijn DuckDuckGo (privacy-vriendelijke zoekmachine) en Startpage.com (privacy-gerichte meta-zoekmachine) en Ecosia (duurzame zoekmachine). Iedere zoekmachine heeft zijn eigen manier van zoeken. Zo zal je dus verschillen in hun hitlijsten zien als je ze naast elkaar zou leggen, andere hits komen dan bovenaan te staan. Daarom is het slim om ook eens een andere zoekmachine te proberen.
Een zoekmachine is geen databank. Een zoekmachine is een website waarop je kunt zoeken naar andere websites, terwijl een databank een digitale verzameling is van gegevens of data. Wil je meer weten over de verschillen tussen zoekmachines en databanken, bekijk dan deze video.
LET OP:Vrijwel iedereen kan informatie op internet publiceren zonder dat er een overkoepelende redactie is. Je zult daarom zelf de betrouwbaarheid van internetbronnen moeten beoordelen.
Bekijk module 4 voor een overzicht van beoordelingscriteria.
2.7 Google Scholar
Google Scholar is een zoekmachine voor wetenschappelijke artikelen. Qua uiterlijk lijkt het op de gewone Google, maar Scholar beperkt zich tot het zoeken naar wetenschappelijke literatuur. Het voordeel van Google Scholar is een eenvoudige manier van zoeken naar wetenschappelijke literatuur omdat er databanken van verschillende uitgevers in de zoekmachine zijn opgenomen.
Zoekresultaat
Bij Google Scholar worden de zoekresultaten gerangschikt op relevantie. Scholar bepaalt deze relevantie door de volledige tekst van elk artikel te doorzoeken. Daarbij wordt rekening gehouden met de auteur, de publicatie waarin het artikel staat en hoe vaak het artikel is geciteerd in wetenschappelijke literatuur.
(Géén) toegang?
Niet alle publicaties die je via Google Scholar vindt kun je openen. Soms moet je betalen om een artikel te kunnen lezen of vind je alleen een omschrijving van de inhoud. Als je eerst inlogt op de HR-omgeving en daarna pas Google Scholar opstart, kun je meer publicaties inzien. Is het artikel aanwezig in één van de databanken van de mediatheek dan zie je rechts van je resultatenlijst de link Find@Hogeschool Rotterdam. Klik deze link aan om direct in het artikel te komen.
Tips:
Via Google Scholar is veel informatie te vinden maar je kunt er niet alle informatiesoorten mee opsporen. Statistieken, bedrijfsgegevens en beeldmateriaal kun je vaak alleen via speciale sites vinden.
Direct zoeken in een database levert vaak meer relevante resultaten op. Beperk je dus niet tot Scholar als je enige bron.
Onder ieder zoekresultaat in Scholar staan speciale links: Geciteerd door, Verwante artikelen, etc. Maak hier gebruik van om meer relevante artikelen te vinden.
Google Scholar biedt de mogelijkheid om de literatuurverwijzing bij een artikel te kopieren of te exporteren. Er kunnen echter fouten staan in deze verwijzingen. Voor betrouwbaardere literatuurverwijzingen kun je beter de exporteermogelijkheden van de bron (databank) zelf gebruiken.
Je hebt meer inzicht gekregen in welke informatiebronnen er zijn
Je kunt onderscheid maken tussen verschillende typen informatie
Je kunt onderscheid maken tussen zoekmachines en databanken
Je weet waar je verschillende soorten informatiebronnen kunt vinden
3. Zoekmethodes en -technieken
Met weten waar je moet zoeken, ben je er nog niet. Want ook dan krijg je nog een hele berg aan onbruikbare informatie. In dit 3e onderdeel Zoekmethoden- en technieken ontdek je verschillende manieren om slimmer te zoeken.
3.1 Zoekmethodes, waaronder o.a. parelgroeimethode, bouwsteenmethode en sneeuwbalmethode
3.2 Zoektechnieken. waaronder o.a. Booleaanse operatoren, trunkeren, kiezen van zoekvelden
3.1 Zoekmethodes
Wat houdt een zoekmethode in?
Een zoekmethode zorgt ervoor dat je op een efficiënte en effectieve manier informatie kan vinden die je nodig hebt om je onderzoeksvraag te beantwoorden. Welke zoekmethode je het beste kunt gebruiken, hangt af van het onderwerp van je onderzoek en van de soort tekst die dit moet gaan opleveren (bijv. artikel, essay of scriptie). In veel gevallen zul je een combinatie van methodes gebruiken.
In dit onderdeel lichten we verschillende zoekmethodes toe, zodat je weet welke zoekmethode of combinatie van zoekmethodes je het beste kunt gebruiken.
3.1.1 Parelgroeien
Parelgroeien kun je gebruiken als je nog in de oriëntatiefase zit en je niet precies weet met welke (tref)woorden je kunt zoeken. Doe een zoekopdracht en bekijk of er in je de zoekresultaten betere zoektermen staan. Zoek daarna verder met de nieuw gevonden termen.
Voorbeeld
Je begint met zoeken in START en kijkt of in de resultaten goede, bruikbare termen of trefwoorden staan. In onderstaande afbeelding zie je onder 'subjects' allerlei termen waarmee je verder kunt zoeken. Je hoeft er alleen maar op te klikken.
3.1.2 Sneeuwbalmethode-Citatiemethode
Sneeuwbalmethode
Bij veel publicaties vind je achterin een literatuurlijst (of bibliografie). Hierin geeft de auteur een overzicht van de gebruikte literatuur. Je kan die literatuurlijst gebruiken om aan meer gerelateerde en interessante bronnen te komen. Een nadeel van deze methode kan zijn dat je hiermee geen recentere informatie vindt.
Citatiemethode
De citatiemethode werkt precies andersom. Bij een relevant artikel dat je gevonden hebt kijk je welke andere bronnen naar dit artikel verwijzen. Op deze manier vind je actuelere literatuur over het onderwerp.
In het voorbeeld hieronder zie je 'Geciteerd door' bij een zoekactie in Google Scholar staan. Klik je daarop dan vind je (nieuwere) artikelen van auteurs die het artikel gebruikt hebben (Ook handig: de optie 'Verwante artikelen' voor het vinden van artikelen over hetzelfde onderwerp)
Samengevat:
Met de sneeuwbalmethode zoek je ”terug in de tijd” en met de citatiemethode “vooruit in de tijd”.
3.1.3 Bouwsteenmethode
Start je met zoeken dan typ je misschien enkele zoektermen in om te zien welke informatie er te vinden is. Als je geschikte zoektermen gebruikt levert dit vaak al best goede resultaten op. Je kunt nog beter bruikbare bronnen opsporen door systematisch te zoeken. Een manier van systematisch zoeken is de bouwsteenmethode. De bouwsteenmethode is een manier om meerdere zoektermen in één zoekactie te combineren.
In de bouwsteenmethode deel je je zoekvraag op in verschillende aspecten. Voor ieder aspect van je vraag verzamel je zoektermen. Combineer zoektermen uit alle aspecten tot één zoekopdracht (zoekstring).
Hoe je de zoektermen het beste met elkaar combineert tot één zoekopdracht kan per zoeksysteem verschillen. In de help-functie van een zoeksysteem staat vaak uitleg over hoe je er het beste in kan zoeken. Er zijn zoeksystemen die automatisch je zoektermen combineren. Soms heb je meerdere zoekbalken om zoektermen op in te vullen en soms moet je alle zoekwoorden in één zoekbalk kwijt. In dat laatste geval is het verstandig om booleaanse operatoren te gebruiken (zie 3.2.1 Zoektechnieken voor meer informatie).
AND gebruik je om de verschillende onderwerpen met elkaar te combineren
OR gebruik je om alle synoniemen, vertalingen of afkortingen van een onderwerp met elkaar te combineren. Gebruik je OR tussen deze synoniemen, dan wordt er op al deze woorden gezocht. Minstens één van de woorden moet terugkomen in een zoekresultaat.
Je hebt bovenstaande zoektermen verzameld omdat je literatuur zoekt over 'maatregelen die schoolkantines nemen tegen overgewicht'. Zoek je alléén op overgewichtdan is dekans groot dat je heel veel zoekresultaten krijgt, waarvan het merendeel niet relevant is. Voeg je zoektermen toe voor de andere aspecten, dan zoek je al specifieker. Bijvoorbeeld; overgewicht beleid schoolkantines. Je hebt dan minder resultaten maar wat je vindt is relevanter. Dit kan nog beter door meer van je zoektermen te combineren met booleaanse operatoren. Gebruik OR om zoektermen binnen één aspect te combineren en zet AND tussen verschillende aspecten in.
(overgewicht OR obesitas) AND (schoolkantines OR kantines OR scholen) AND (maatregelen OR preventie OR beleid OR richtlijnen)
Met bovenstaande zoekstring moet in het zoekresultaat één van de woorden uit ieder aspect terug komen. Je zou dus een artikel kunnen vinden waar deze woorden in staan; obesitas + kantines + voorkomen. Bouw zo'n uitgebreide zoekstring op door steeds te testen welke zoektermen goed werken. Dat doe je door steeds woorden toe te voegen, of weg te laten. Ga net zo lang door totdat je de juiste zoekresultaten hebt.
In het volgende onderdeel lees je meer over hoe zoektechnieken, zoals booleaanse operatoren, werken en welke tips en trucs je nog meer kan toepassen.
3.2 Zoektechnieken
Hoe moet ik zoektermen met elkaar combineren?
Het volstaat NIET om alle mogelijke zoektermen lukraak in te typen. Om specifieke en gerichte informatie over je onderwerp terug te vinden, moet je zoektermen met elkaar combineren. Er zijn verschillende technieken om dit te doen:
Booleaanse operatoren
Trunkeren
Exacte woordcombinatie
Zoekvelden kiezen
3.2.1 Booleaanse operatoren
Booleaanse operatoren (AND, OR, NOT)
AND
AND betekent dat alle woorden in het zoekresultaat moeten voorkomen
De AND-relatie gebruik je om twee (of meer) verschillende onderwerpen aan elkaar te linken
Het zoekresultaat wordt beperkt, kleiner ten opzichte van het zoeken op één woord
Voorbeeld: je bent op zoek naar informatie over de relatie tussen obesitas en voeding in kantines. Zoektermen en relatie: obesitas AND kantines
OR
OR betekent dat ten minste één van de woorden voorkomt in het zoekresultaat
de OR-relatie gebruik je bij (bijna) synoniemen, meervoud/enkelvoud, verschillende spellingsvormen
Het zoekresultaat wordt vergroot, uitgebreid ten opzichte van het zoeken op één woord
Voorbeeld: behalve op kantines wil je ook zoeken op schoolkantines. Zoektermen en relatie: kantines OR schoolkantines
NOT
De NOT-relatie gebruik je om een bepaald woord/onderwerp uit te sluiten
het zoekresultaat wordt verkleind
Voorbeeld: je wilt informatie over kantines in scholen, maar niet over kantines binnen basisscholen. Zoektermen en relatie: scholen NOT basisscholen
Tips!
Type AND/OR/NOT met hoofdletters.
Soms kan je Booleaanse operatoren ook in het Nederlands gebruiken, dan is het: EN/OF/NIET
Combineer je meerdere Booleaanse operatoren, zet de OR-termen dan tussen haakjes. Voorbeeld: (kantines OR schoolkantines) AND obesitas Gebruik je hier géén haakjes dan werkt het AND commando alléén voor schoolkantines AND obesitas.
Zet je zoektermen tussen haakjes of tussen aanhalingstekens dan hebben deze de hoogste prioriteit voor een zoekmachine.
3.2.2 Trunkeren
Trunkeren is het vervangen van een stukje van een woord door een wildcard. Dit betekent dat je zoekt naar woorden beginnend met of eindigend op het ingetypte woord. In de handleiding van de databank waarin je aan het zoeken bent, staat aangegeven welk teken hiervoor gebruikt wordt. Vaak is dit een *. Andere mogelijke trunkeertekens zijn een ? of !
Als je een trunkeerteken achter een (gedeelte van een) woord typt, zoek je op wat je hebt ingetypt én alles wat er achter kan staan. Voorbeeld: varken*geeft:varken, varkens, varkenshouderij, varkensvoer, etc.
Als je een trunkeerteken vóór een (gedeelte van een) woord typt, zoek je op wat je hebt ingetypt én alles wat er voor kan staan. Voorbeeld: *rozengeeft:rozen,kasrozen etc.Voorbeeld:k*tergeeftkater, kleuter etc. Proje?t geeft project of projekt
Tips!
Het is de kunst om niet té vroeg of té laat te trunkeren in een woord. Zoek je naar informatie over "pollution" typ dan pollut* en niet poll*.
In Google werkt trunkeren anders, daar vervangt een * een heel woord.
Voorbeeld: Google * my life levert o.a. Google ruined my life en Google is my life.
3.2.3 Exacte woordcombinatie
Wil je alleen zoekresultaten vinden waarin je ingegeven zoektermen in exact dezelfde volgorde voorkomen, zet deze zoektermen dan tussen dubbele aanhalingstekens.
Dit is handig bij begrippen die uit meerdere woorden bestaan, bv. "Europese richtlijnen" Zet je dit begrip niet tussen aanhalingstekens dan vind je ook zoekresultaten die over een ander onderwerp gaan en waarbij de woorden europese en richtlijnen ergens in de tekst voorkomen. Meer voorbeelden: "gezond gewicht", "food safety", "climate change", "job satisfaction", "heart failure".
Tip! Een exacte woordcombinatie is eigenlijk een strenge versie van de Booleaanse AND-operator. De zoektermen moeten wel naast elkaar staan. Een ander verschil is dat de volgorde van de zoektermen niet willekeurig is, maar door jou wordt vastgelegd.
3.2.4 Geavanceerd zoeken
De meeste zoekmachines en databanken hebben de optie 'geavanceerd zoeken' of 'advanced search'. Hier zijn meer zoekinstellingen te vinden. Je kan bijvoorbeeld aangeven dat je alleen in het zoekveld 'titel' wilt zoeken, in het veld 'trefwoord' of alleen binnen een specifieke periode. Een zoekopdracht met booleaanse operatoren kan je ook in 'geavanceerd zoeken' opbouwen, zoals in het voorbeeld hieronder.
3.2.5 Trefwoordenlijst/Thesaurus
Gebruik je goede zoektermen, dan is de kans groter dat je relevante informatie vindt. De meeste databanken maken gebruik een specifiek trefwoord voor een onderwerp. Weet je welk trefwoord dit is, dan vind je eenvoudig alle informatie die er in de databank aan gelinkt is.
Wat is een trefwoordenlijst?
Een trefwoordenlijst is een lijst van termen en definities uit een bepaald vakgebied (bijv. gezondheidszorg). Andere benamingen die je hiervoor tegen kan komen zijn: Thesaurus, MeSH-terms, subject headings of subject terms. Er zijn databanken waarbij je zo'n lijst met trefwoorden kan doorzoeken. Bijvoorbeeld PubMed en de databanken van EBSCO (o.a. Academic Search Complete en ERIC). Een gevonden trefwoord ziet er zo uit in de databank Academic Search Complete:
Breder, nauwer, gerelateerd
Vind je een term in de trefwoordenlijst dan heeft deze ook 'relaties'. Relaties zijn andere trefwoorden die met het onderwerp te maken hebben en breder (broader terms), nauwer (narrower terms) of gerelateerd (related terms) zijn. Bijvoorbeeld in het Nederlands: Bij 'Slaap' is 'onderbewustzijn'een bredere term, een nauwere term is 'dutjes' en gerelateerd aan slaap is 'dromen' (zie de afbeelding hierboven). Op deze manier vind je dus nieuwe invalshoeken en trefwoorden om specifieker, of juist breder te gaan zoeken naar informatie.
Probeer het zelf:
1. Ga naar EBSCOhost Portal en kies voor Multidisciplinary en klik op 'Continue'.
Klik daarna in de bovenbalk op Subject Terms.
2. Voer een term in.
3. Je vindt nu een lijst met zoektermen. Vink een van de termen aan, klik daarna op 'Add'.
Je kunt hier verschillende termen toevoegen en combineren met AND of OR.
Wil je meer informatie over een term, klik er dan op. Je ziet dan de omschrijving en relaties.
4. Start zoekactie:
3.2.6 Hoe krijg ik meer/minder zoekresultaten?
Niemand is bereid om honderden of duizenden zoekresultaten allemaal afzonderlijk te beoordelen op hun relevantie. Het is beter om zo te zoeken dat je maximaal enkele tientallen zoekresultaten krijgt, zonder relevante zoekresultaten overboord te gooien.
Wat kan je doen als je veel te veel zoekresultaten krijgt?
Gebruik meer of andere zoektermen
Gebruik niet alléén Google
Baken je zoekresultaten af met de optie 'Geavanceerd zoeken'. (Bijv. zoeken binnen titel)
Afbakenen kan ook achteraf, dat heet filteren. (Filter bijv. op periode)
Combineer belangrijke zoektermen met de Booleaanse AND-operator
Wees kritisch op het gebruik van de OR-operator
Trunkeer zo laat mogelijk in een woord; trunke*
Het is frustrerend om geen zoekresultaten te krijgen. Het is natuurlijk mogelijk dat de databank in kwestie inderdaad geen relevante informatie heeft over je onderwerp.
Wat kan je doen als je weinig of geen zoekresultaten krijgt?
Combineer synoniemen en vertalingen met de Booleaanse OR-operator
Gebruik minder of andere zoektermen
Zoek breder
Probeer andere bronnen
Sneeuwballen; bekijk de literatuurlijst van een relevante bron om meer bronnen te vinden
3.2.7 Tien tips om slimmer te Googlen
In dit onderdeel heb je al veel zoektechnieken gezien waarmee je slimmer kan zoeken. Ook in Google zijn er manieren om sneller te vinden wat je zoekt. Soms werkt dit hetzelfde als in databanken, maar er zijn ook zoektips specifiek voor Google. Met deze 10 tips Google je slimmer:
Tip 1. Exacte woordcombinatie
Handig als je zoekt op samengestelde zoektermen (bv. “Sociale Geschiedenis”) en zinsneden (bv. “fietsen in Limburg”). Je zoekt zo alléén op de woordcombinatie, niet op de losse woorden. Dus met "internet of things" zoek je geen webpagina's waar alleen 'internet' of alleen 'things' op voor komt.
Tip 2. OR
Zet je OR (gebruik hoofdletters) tussen zoektermen dan doe je meerdere zoekopdrachten tegelijk. Je vindt als je zoekt op esdoorn OR ahoorn resultaten waarin esdoorn of ahorn voorkomt. Op deze manier zoek je breder en wordt de kans dat je informatie mist kleiner.
Tip 3. Uitsluiten
Zet je een min voor een woord in Google (kater -kat) dan zal dit woord niet in je zoekresultaten voorkomen.
Tip 4. Bereik
Met .. zoek je naar alle getallen in het getalbereik. Het voorbeeld 2015..2019 verkiezingen levert dus ook resultaten over de Tweede Kamerverkiezing in 2017.
Tip 5. Site:
Gebruik je site: dan zoek je alleen binnen die website. Bij het voorbeeld hierboven vind je zoekresultaten binnen de website Decorrespondent.nl over Rotterdam.
Tip 6. Filetype:
Het voorbeeld hierboven levert als zoekresultaat in Google alléén documenten in pdf-formaat over het onderwerp ehealth. Met dit commando kan je natuurlijk ook naar andere typen bestanden zoeken zoals jpg of docx.
Tip 7. Related:
Het voorbeeld hierboven levert websites op die net als Rotterdamincijfers.nl statistische informatie over de stad bevatten.
Tip 8. @
Doorzoek sociale media door een @ voor een woord te plaatsen. Het bovenstaande voorbeeld laat zien hoe je tweets vindt met daarin de woorden 'schoolkantines gezond'.
Tip 9. Combineren
Bovenstaande tips kan je natuurlijk ook combineren in je zoekopdracht.
Tip 10. Geavanceerd zoeken.
Ook in Google kun je ‘geavanceerd zoeken’ gebruiken. Google heeft zelfs een heel uitgebreid menu waarin je nog meer tips vindt om slimmer te Googlen. Je vindt het geavanceerde menu onder Instellingen.
Je hebt geleerd wat je kunt doen als je te veel of te weinig informatie vindt
Je hebt zoekmethodes leren kennen die je helpen efficiënter en effectiever te zoeken
Je hebt zoektechnieken leren kennen waarmee je specifieker en gerichter informatie vindt
4. Beoordelen
Wat heb ik gevonden en wat kan ik gebruiken? Nadat je informatie hebt gezocht en hebt gevonden, is het belangrijk om kritisch te kijken of de informatie relevant, betrouwbaar, actueel en volledig is.
Over het algemeen zijn de bronnen die je in de mediatheek tegenkomt betrouwbaar. Daarnaast zijn veel van deze bronnen het product van organisaties (bijv. onderwijsuitgevers) die betrouwbaar willen zijn en die door middel van redactie door deskundigen een zo goed mogelijk product proberen af te leveren. Toch kan ook hier de informatie gekleurd zijn doordat de makers denken vanuit een bepaald wetenschappelijk perspectief, een levensovertuiging, een commercieel oogpunt, etc. Gebruik dus altijd verschillende bronnen en vergelijk ze met elkaar.
In dit onderdeel Beoordelen van bronnen komt het volgende aan de orde:
4.1 Relevantie
4.2 Betrouwbaarheid
4.3 Actualiteit
4.4 Volledigheid
4.1 Relevantie
Relevantie
Informatie is relevant als je hiermee je onderzoeksvraag kunt beantwoorden.
Stel jezelf de volgende vragen:
Beantwoordt de informatie je onderzoeksvraag?
Geeft de informatie een algemeen beeld? Of gaat het in op uitzonderingen of specifieke gebieden?
Sluit de kwaliteit en het niveau van de informatie aan bij jouw behoefte?
Wat is de context van de informatie? Is die vergelijkbaar of juist afwijkend van je eigen situatie?
4.2 Betrouwbaarheid
Betrouwbaarheid
Informatie is betrouwbaar als je erop kunt vertrouwen dat de informatie klopt.
Hierbij zijn geloofwaardigheid en objectiviteit belangrijk.
Stel jezelf de volgende vragen om te beoordelen of informatie betrouwbaar is:
Wat is de bron van de informatie? Is het een boek, tijdschrift, database, website? Wat kun je zeggen over de betrouwbaarheid van die bron? Let bij websites ook op de domeinnaam en de extensie (.com=commercieel, .org=organisatie, .edu=educatieve instelling etc.)
Wie is/zijn de auteur(s)? Zijn het deskundigen? Is er een redactie? Werkt de auteur voor een organisatie, bedrijf of instelling?
Wat is het doel van de publicatie (informeren, overtuigen, vermaken, promoten, verkopen)? Is er een opdrachtgever of sponsor?
Zoek bij twijfel informatie op internet over de auteur, organisatie of uitgever.
4.3 Actualiteit
Actualiteit
Informatie is actueel als deze overeenkomt met de huidige situatie. Bepaalde gegevens veranderen niet en andere erg snel, denk bijvoorbeeld aan de voedselprijzen op de wereldmarkt. Of de informatie actueel is, hangt af van je onderzoeksvraag en het informatiedoel.
Stel jezelf de volgende vragen:
Wanneer is het gepubliceerd? Let op: sommige websites laten de datum van een pagina
automatisch aanpassen. De informatie hoeft dan niet up-to-date te zijn.
Is de informatie nog geldig? Is de inhoud verouderd?
Is de informatie nog juist? Komt het overeen met andere bronnen?
4.4 Volledigheid
Volledigheid
Informatie is volledig als je alle mogelijke invalshoeken in overweging hebt genomen. Helemaal volledig kan vaak niet, maar je kan wel nagaan of je geen relevante informatie over het hoofd hebt gezien. Stel jezelf de volgende vragen om te beoordelen of de informatie volledig is.
Zijn verschillende invalshoeken belicht?
Wordt er verwezen naar bronnen en/of is er een literatuurlijst?
Ontbreken relevante bronnen of informatie?
4.5 Werken met wetenschappelijke informatie
Bij onderdeel 2.2 Informatietypen wordt uitgelegd wat wetenschappelijke informatie inhoudt.
Ook bij wetenschappelijke informatie is het belangrijk om kritisch te kijken of de informatie relevant, betrouwbaar, actueel en volledig is. Hieronder vind je tips waar je specifiek op moet letten bij het werken met wetenschappelijke informatie.
Leesvolgorde
Lees een wetenschappelijk artikel niet gelijk van begin tot einde. Houd de onderstaande leesvolgorde aan om sneller een beeld te krijgen van de relevantie voor jouw onderzoek.
Abstract (samenvatting)
Introduction (introductie)
Discussion/Conclusion (discussie/conclusie)
Results (resultaten)
Methods (methoden)
Relevantie
Stel jezelf de volgende vragen om te bepalen of de informatie relevant is voor je onderzoek:
Waar gaat dit artikel over?
Wat zijn de hoofdvragen?
Waarom is dit artikel belangrijk?
Wat draagt dit artikel bij aan je studie van dit onderwerp?
Actualiteit
Beoordeel of de informatie voldoende actueel is. TIP: Ga ook na of de auteur(s) nog recentere artikelen gepubliceerd hebben over dit onderwerp.
Betrouwbaarheid
Om de mate van betrouwbaarheid te beoordelen wil je allereerst het volgende weten:
Is de informatie peer-reviewed?
Wat is de autoriteit van de auteurs
Waar is de informatie gepubliceerd en wat is de status van deze bron?
Is het duidelijk wat de belangen van de auteurs zijn?
Hoe zijn de onderzoeksgegevens verzameld?
Wordt er verwezen naar bronnen en/of is er een literatuurlijst?
Je hebt nu een globaal overzicht gekregen van de bron. Lijkt deze nog steeds bruikbaar, duik dan dieper in de informatie. Je leest bijvoorbeeld de paragrafen over de methode van onderzoek. Natuurlijk verdiep je je ook in de onderzoeksresultaten. Vraag jezelf drie dingen af bij het verdiepend lezen van het artikel:
In hoeverre helpt de informatie in dit artikel je om een antwoord te formuleren op je onderzoeksvra(a)g(en)?
Draagt de informatie in dit artikel bij aan je theoretisch kader en is het waardevol voor je onderzoek? Met andere woorden, is het een verrijking van de theorie die je al hebt gevonden? Brengt de inhoud van dit artikel misschien een dialoog of discussie op gang?
Let op de literatuurverwijzingen. Gebruiken de auteurs literatuur die, met het oog op je eigen onderzoek, ook de moeite waard is om te lezen? Gebruik deze bron(nen) dan ook bij je onderzoek.
Test je kennis - beoordelen
Oefening: Test je kennis m.b.t. beoordelen van bronnen
Je weet waar je op moet letten bij het beoordelen van de relevantie van informatie
Je weet waar je op moet letten bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van bronnen
Je weet wat de criteria zijn voor het beoordelen van de betrouwbaarheid van internetbronnen
5. Verwerken en verwijzen
Als je onderzoek doet, bijvoorbeeld voor een artikel of afstudeerscriptie, dan maak je gebruik van bestaande literatuur en andere informatiebronnen. Hierbij hoort een correcte bronvermelding. Vermeld je gebruikte bronnen niet, of incorrect, dan pleeg je plagiaat. Dit heeft consequenties, o.a. voor de goedkeuring van je werk. In dit onderdeel leer je hoe je plagiaat voorkomt.
Behandeld worden:
5.1. Waarom moet ik verwijzen naar mijn informatiebronnen?
5.2. Definitie plagiaat
5.3 Hoe voorkom je plagiaat?
5.4 Citeerstijlen
5.5 Regels bronverwijzen
5.6 Hulpmiddelen: EndNote en RefWorks
5.7 Auteursrecht Informatie Punt
5.1 Waarom moet ik verwijzen?
[Video: Verwijzen naar bronnen, hoe, wat en waarom?]
5.2 Hoe voorkom je plagiaat?
De Van Dale geeft voor plagiaat de volgende definitie: “Het overnemen van andermans werk en dat laten doorgaan voor eigen werk”
Neem je iets uit het werk van een ander over zonder de bron te vermelden, dan wek je de indruk dat het jouw eigen creatie is. Door een bronverwijzing op te nemen maak je duidelijk waar informatie vandaan komt, wat van jouzelf is en wat van een ander. Het maakt niet uit of hetgene waar je uit overneemt gedrukt is of digitaal, een tekst is of een afbeelding, software of een video. Zijn er door de maker creatieve keuzes gemaakt en heeft het werk een eigen, oorspronkelijk karakter, dan rust er automatisch auteursrecht op.
Wanneer moet je een bron vermelden?
Plagiaat door studenten gebeurt in de meeste gevallen onbewust maar kan vervelende consequenties hebben. Bijvoorbeeld de afkeuring van je scriptie. Je kunt plagiaat voorkomen door de bron te vermelden wanneer je:
Een citaat van iemand overneemt
Ideeën, meningen of theorieën van iemand gebruikt
Informatie gebruikt, zoals statistieken of grafieken, die data bevatten die door iemand anders is verzameld
Informatie gebruikt zoals tekeningen, foto’s of geluidsfragmenten
Wanneer hoef je een bron niet te vermelden?
Het is een feit of algemeen bekend gegeven. “Napoleon Bonaparte stierf op Sint-Helena", is niet origineel en dus niet beschermd door auteursrecht. Daarom is bronvermelding hier niet nodig.
Het is een idee dat alleen in iemands hoofd bestaat. Iets moet ‘zintuiglijk waarneembaar’ zijn om beschermd te zijn door auteursrecht.
Je maakt iets geinspireerd op de stijl van een ander. Een stijl is niet beschermd. Je mag schilderen in de stijl van Vincent van Gogh, of muziek maken geinspireerd op Lady Gaga. Maar, het moet wel jouw eigen creatie zijn, iets overnemen of namaken zonder toestemming mag niet.
5.3 Wat is citeren of parafraseren?
Neem je een tekst of theorie over in je eigen stuk dan doe je dit door te citeren of te parafraseren.
Citeren: het letterlijk overnemen van iemands woorden. Je doet dit alleen wanneer de letterlijke tekst essentieel is voor de onderbouwing van je betoog.
Parafraseren: andermans tekst in eigen woorden weergeven. Verander niet alleen een paar woorden, maar zorg ervoor dat je de boodschap die je wilt over brengen geheel in eigen woorden formuleert. Parafraseren heeft de voorkeur boven citeren, omdat je je eigen mening in de tekst verweeft. Je maakt er een eigen verhaal van.
Of je nu parafraseert of citeert, bronvermelding is verplicht. Verwijs zowel in je tekst als in de literatuurlijst naar de oorspronkelijke bron van een citaat of parafrase.
5.4 Citeerstijlen
Een citeerstijl is een set met regels voor hoe je een bronvermelding moet opstellen. Hoe je ook verwijst naar bronnen, doe het consequent en volgens één citeerstijl. Er bestaan veel verschillende citeerstijlen, bij Hogeschool Rotterdam is APA de meest gebruikte. Andere stijlen die worden gebruikt zijn: IEEE, MLA, Harvard en Leidraad voor juridische auteurs.
Welke citeerstijl?
Welke citeerstijl je gebruikt is afhankelijk van je vakgebied. Weet je niet zeker welke regels er voor je bronvermelding gelden? Vraag je docent om advies, deze is op de hoogte van de afspraken die gelden binnen jouw opleiding.
Handleidingen
Iedere stijl heeft z’n eigen specifieke regels. Welke regels dat zijn vind je in de handleidingen op de website van de Mediatheek.
5.5 Regels bronverwijzen
Welke citeerstijl je ook gebruikt, er zijn een aantal regels waar je altijd rekening mee moet houden.
Verwijs op 2 plaatsen; in je tekst en in de literatuurlijst
In je tekst verwijs je consequent naar de bron die je hebt gebruikt. Hiermee zorg je ervoor dat het duidelijk is wanneer je gebruik maakt van externe bronnen en welke dit zijn. Gebruik je dezelfde bron op verschillende plekken in je tekst? Vermeld dan ook op al deze plekken de bron.
Hoe een verwijzing in de tekst er uit ziet verschilt per citeerstijl. Dit zijn de verschillen die je tegen komt;
In-tekst citeerstijlen; hierbij wordt de bron in de lopende tekst tussen haakjes geplaatst zoals (Hogeschool Rotterdam, 2019). APA is een voorbeeld van een in-tekst citeerstijl.
Numerieke verwijzingen stijlen; hierbij verwijzen oplopende nummers in je tekst naar de gebruikte bronnen zoals [2]. IEEE is een voorbeeld van een numerieke citeerstijl.
Voetnoten; bij sommige verwijsstijlen worden bronnen in een voetnoot onder aan de pagina vermeld. Bij andere stijlen (bv. APA) mag je de voetnoot niet gebruiken voor verwijzingen, wel om meer toelichting te geven over een bron.
In je literatuurlijstneem je de volledige bronvermelding op van alle bronnen die je hebt gebruikt.
Verschillende materiaalsoorten, verschillende regels
Hoe je bronverwijzing er in de literatuurlijst uit ziet verschilt per materiaalsoort. Houd er rekening mee dat een bronvermelding voor een boek er dus net anders uit kan zien dan die voor een video, afbeelding of artikel. Ook de hoeveelheid auteurs van een bron kan verschil maken in hoe je verwijzing er uit moet zien. Wat deze verschillen zijn lees je in de handleiding van je citeerstijl.
5.6 Hulpmiddelen: EndNote
Bibliografische software
Wanneer je een onderzoeksopdracht of scriptie maakt, verzamel je veel informatie. Om het overzichtelijk te houden én automatische verwijzingen te maken, kun je bibliografische software gebruiken.
Er zijn gratis online tools die een verwijzing genereren die je kan kopiëren. Met de meer geavanceerde programma's kan je literatuurverwijzingen en pdf-documenten verzamelen, opslaan, delen en organiseren. Je bewaart op deze manier je eigen bibliografische databank met referenties. Daarnaast bieden deze programma’s meestal een plug-in waarmee je literatuurlijsten en tekstverwijzingen in Word kunt invoegen. Word heeft ook een eigen ingebouwde referentie functie. Deze biedt minder mogelijkheden dan bibliografische software. Hogeschool Rotterdam heeft een licentie afgesloten voor het programma EndNote en biedt toegang tot RefWorks.
EndNote
EndNote is bibliografische software waarmee je automatisch verwijzingen en literatuurlijsten kunt maken in een citatiestijl naar keuze. Met het programma houd je overzicht over je verzamelde informatie. EndNote ondersteunt meer dan 500 stijlen, waaronder APA en MLA. Studenten en medewerkers van Hogeschool Rotterdam kunnen EndNote gratis installeren via Liquit.
Kijk voor toegang tot EndNote en meer informatie op de mediatheekwebsite onder Tools.
5.7 Auteursrecht InformatiePunt
Vrijwel iedereen krijgt te maken met auteursrecht: bij (her)gebruik van lesmateriaal, presentaties, publicaties, of het schrijven van een essay. Wat betekent dit auteursrecht nu precies? Wat mag je wel en wat niet?
Op de website van het Auteursrecht InformatiePunt (AIP) vind je meer informatie. het AIP ondersteunt onderwijs en onderzoek bij alles wat met auteursrecht te maken heeft. Studenten, docenten, onderzoekers en andere medewerkers van Hogeschool Rotterdam kunnen er ook vragen stellen over auteursrechten die zij in de dagelijkse praktijk tegenkomen.
Studenten kunnen klassikaal deelnemen aan een digitale toets waarmee ze een edubadge kunnen verdienen. De organisatie van die toets kan alleen in overleg met de mediatheek. Neem hiervoor contact op met infova@hr.nl. Meer informatie zie onze website.
Individuele toetsing (aanvraag door student):
Je kunt een edubadge verdienen door de toets te maken die bij deze training hoort. De toets wordt via het toetssysteem ANS afgenomen en staat een vaste periode voor je open. Vraag de toets aan viadeze link.
De toets - inclusief 2 herkansingen - staat een week voor je klaar. Je hoeft de herkansingen niet aan te vragen. Bij een onvoldoende worden die automatisch voor je klaargezet.
Je hebt 90 minuten om de toets te maken. Als je de toets geopend hebt, gaat de tijd lopen tot de 90 minuten voorbij zijn, ook als je het toetsprogramma sluit. Je moet het dus in één keer maken.
Wanneer je de toets klassikaal gemaakt hebt kun je deze niet meer individueel maken en andersom. Houd hier rekening mee.
Informatie voor docenten
Advies voor het beoordelen van informatievaardigheden
Deze training is voor studenten zelfstandig te doorlopen. In de training zitten oefeningen om kennis te testen. Aan het eind kunnen studenten een Kennistoets informatievaardigheid doen.
Om de vaardigheden te bevorderen en te toetsen op informatievaardig gedrag is het advies om studenten naast deze module een schrijfopdracht te laten doen die gekoppeld is aan de eigen lesinhoud/vakgebied. Voor de beoordeling hiervan kun je gebruik maken van de Scoringsrubriek informatievaardigheden van Jos van Helvoort.
Een voorbeeld van een schrijfopdracht literatuuronderzoek kun je vinden op pagina 109-112 van Tools voor taal: Rotterdamse schrijfvaardigheid.
Tip: laat studenten als bijlage hun zoekstrategie toevoegen (zie invulformulier zoekstrategie).
Het arrangement Training literatuuronderzoek Hogeschool Rotterdam is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Er bestaan meer dan een miljard websites en per jaar worden er meer dan 800.000 boeken gepubliceerd. Maar waar vind je precies die informatie die je nodig hebt? In deze training leer je hoe je op een slimme en snelle manier betrouwbare informatie vindt die relevant is voor je studie.
Leerniveau
HBO - Master;
HBO - Bachelor;
Eindgebruiker
leerling/student
Moeilijkheidsgraad
gemiddeld
Trefwoorden
beoordelen, bronnen kiezen, informatievaardigheid, literatuuronderzoek, verwerken en verwijzen, zoekmethodes, zoektechnieken
Gebruikte Wikiwijs Arrangementen
Team Informatievaardigheid Hogeschool Rotterdam.
(z.d.).
Er bestaan meer dan een miljard websites en per jaar worden er meer dan 800.000 boeken gepubliceerd. Maar waar vind je precies die informatie die je nodig hebt? In deze training leer je hoe je op een slimme en snelle manier betrouwbare informatie vindt die relevant is voor je studie.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Oriënteren
Bronnen kiezen
Zoekmethodes en -technieken
Test je kennis m.b.t. beoordelen van bronnen
Test je kennis - verwerken en verwijzen
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.