Stelling - standpunt - argument - h45

Stelling - standpunt - argument - h45

Stelling - standpunt - argument

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kun je

  • (met behulp van voorbeelden) duidelijk maken wat een stelling, een standpunt en een argument zijn;
  • het verschil tussen feitelijke en niet-feitelijke argumenten herkennen;
  • verschillende soorten argumenten onderscheiden en gebruiken.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stelling en standpunt

Bekijk de theorie en voorbeelden over stellingen, standpunten en argumenten.

★ Aan de slag 1+2+3

Oefen met het herkennen en bepalen van stellingen en standpunten.

Argumenten

Bestudeer het Kennisbankitem over Argumenten en bekijk de video.

★ Aan de slag 4

Oefen met het herkennen van meningen en argumenten.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht

Oefen met twee teksten de argumentatie en soort argumentatie.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht staat ongeveer 3,5 SLU.

Aan de slag

Stelling-standpunt

  • Stelling: In een stelling wordt een uitspraak of bewering over een onderwerp gedaan.
  • Standpunt: Met een standpunt wordt een mening over die stelling gegeven.
  • Argumentatie: Om een standpunt hard te maken zal een schrijver komen met een aantal argumenten (= de argumentatie) om iemand te overtuigen.

Bekijk het volgende voorbeeld.

  • Stelling: De regering heeft een goed milieubeleid.
  • Standpunt: Ik vind dat de regering geen goed milieubeleid voert.
  • Argumenten:
    • Ook afgelopen jaar is er weinig gedaan tegen de opwarming van de aarde.
    • Sommige planten en dieren kunnen zich aan de opwarming niet snel genoeg aanpassen en zullen met uitsterven bedreigd worden.

​Standpunten

Standpunten herken je aan woorden als: ik vind, volgens mij, kortom, alles bij elkaar genomen denk ik dat, dus.

Standpunt en mening vallen nog al eens samen.
De stelling is dan zo geformuleerd dat het standpunt (mening van de schrijver) gelijk duidelijk is.

We onderscheiden drie soorten standpunten: positief, negatief en twijfel.

  • positief: Als Alain Clark Nederland gaat vertegenwoordigen op het Eurovisie Songfestival (zoals De Telegraaf meldde) gaat Nederland hoge ogen gooien.
  • negatief: De bijdrage van Nederland aan het Eurovisie Songfestival wordt weer niks, want Alain Clark gaat ons land vertegenwoordigen volgens De Telegraaf.
  • twijfel: Ik weet nog niet, of het wat wordt met de bijdrage van Nederland, als Alain Clark ons land (zoals De Telegraaf meldde) gaat vertegenwoordigen.

Feitelijke (objectieve) en niet-feitelijke (subjectieve) argumenten

Argumenten zijn feitelijk (objectief) of niet-feitelijk (subjectief).

  • Een feitelijk argument is waar of onwaar. hoeft niet onderbouwd te worden en kan zo nodig gecontroleerd worden.
    Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.
    Uitleg: Het argument 'want die bioscoop is bij mij om de hoek' is waar of niet waar en behoeft geen ondersteuning.
  • Over een niet-feitelijk argument kun je van mening verschillen en moet daarom ondersteund worden.
    Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop vind ik veel prettiger.
    Uitleg: Met het argument ‘want die bioscoop vind ik veel prettiger’ zal niet iedereen het eens zijn en dat argument behoeft ondersteuning. Argumenten die je daarvoor zou kunnen aanvoeren, zijn bijvoorbeeld: ‘de stoelen zijn er erg prettig’ en ‘op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek’.

Bekijk de video.

Bekijk ook deze video.

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

Voorbeeld

  • Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (= argument voor).
  • Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (= argument tegen).
  • Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (= weerlegging).


Soms herken je argumenten aan signaalwoorden.
Woorden als want, omdat en immers geven aan dat er een argument volgt.

★ Aan de slag 1

Standpunt bepalen

Wat is het standpunt in de volgende zinnen?
Klik in de volgende oefening op het juiste antwoord om aan te geven of het om een positief, negatief of twijfel standpunt gaat.

★ Aan de slag 2

Feitelijk en niet-feitelijk

Bedenk bij de volgende standpunten een feitelijk en niet-feitelijk argument.

Standpunt 1
De smartphone is onmisbaar.

Standpunt 2
Utrecht is een prettige stad om te wonen.

Standpunt 3
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Amsterdam gaan.

Standpunt 4
Het gratis downloaden van muziek via internet moet strafbaar blijven.

Standpunt 5
Maastricht is een prima stad om naar toe te gaan als cultureel uitstapje.


Vergelijk jouw argumenten voor de vijf standpunten met deze voorbeeldantwoorden.

Voorbeeldantwoord

★ Aan de slag 3

Stelling en argumenten

Lees de vragen uit de oefening, bekijk vervolgens de video en beantwoord daarna de vragen.

 

 

Argumenten

Soorten argumenten

In een redenering kun je verschillende soorten argumenten gebruiken.
In het onderstaande schema staan de belangrijkste soorten.
Klik op de Kennisbank om het schema te bekijken.

Argumenten

 


Er zijn zeven verschillende soorten waarop een argument gebaseerd kan worden, namelijk op basis van:

  • feiten
  • onderzoek & wetenschap
  • normen en waarden
  • vermoedens
  • geloof of overtuiging
  • gezag of autoriteit
  • nut.

Bekijk de video voor meer uitleg en voorbeelden.

 

 

★ Aan de slag 4

Mening - argumentatie

Lees drie stukken tekst en beantwoord bij iedere tekst de volgende drie vragen:

  1. Welke mening wordt hier verkondigd?
  2. Welke argumentatie wordt aangevoerd?
  3. Wat voor een soort argumentatie is hier gebruikt? Leg je antwoord uit.

Tekst 1 Reactie op de vraag: Welk boek zou je (uit principe) niet lezen?

Ik sprak gisteren iemand op m'n werk die de Bijbel nooit zou lezen. Dat was uit principe, zei hij.
Ik had nooit verwacht dat mensen uit principe bepaalde boeken, absoluut niet zouden lezen.
Ik kan voor mezelf zo een, twee, drie niet een grondige reden bedenken.
Zelfs de meest 'foute boeken' zouden me lokken om te lezen, al was het alleen al uit nieuwsgierigheid.
Zijn er nog meer boeken die iemand uit principe niet zou gaan lezen?

Bron: Forum Fok

 

Tekst 2 Stukje tekst uit een krantenartikel:

In De Hoornsemeer werden vrijdagnacht vijf auto's, een scooter en meerdere containers in brand gestoken.
De politie weet nog niet wie hiervoor verantwoordelijk is.
Buurtbewoner Richard Postma gelooft niet, dat iemand uit deze wijk zoiets zou doen.

Bron: RTV Noord

 

Tekst 3 Stukje tekst uit een persbericht:

Lang met spullen doen is goed voor het milieu, maar dat geldt niet voor koelkasten. Een moderne koelkast is namelijk zo veel zuiniger, dat het loont om de aankoop van een zuinige koelkast niet uit te stellen. Toch vervangt 87 procent van de Nederlandse huishoudens de koelkast pas als deze kapot is.
Dat blijkt uit onderzoek van Milieu Centraal, uitgevoerd door TNS NIPO.


Milieu Centraal adviseert om een koelkast van zeven jaar of ouder nu te vervangen. De energie om een zuinige koelkast te maken, wordt ruimschoots goedgemaakt door de energiebesparing.
Moderne koelkasten zijn 60 procent zuiniger dan een koelkast uit 2007. Een koelvriescombinatie uit 2007 kost per jaar 80 euro aan stroom, een A+++ uit 2014 kost maar 35 euro aan stroom.
Vandaag start Milieu Centraal in het kader van het Nationale Energieakkoord een campagne voor het op tijd vervangen van oude, onzuinige koelkasten.

Bron: Milieu Centraal

 

Na het beantwoorden van de vragen voor de drie teksten, kun je hier het voorbeeldantwoord bekijken.

Voorbeeldantwoorden

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Argumenten

Eindopdracht

In 'Aan de slag 4' heb je al geoefend met het beoordelen van teksten op de gegeven mening, de argumentatie en de soort argumentatie.

Als eindopdracht bij deze opdracht nog twee gedeeltes uit bestaande teksten om te oefenen.

Lees de twee teksten en beantwoord bij iedere tekst de volgende drie vragen:

  1. Welke mening wordt hier verkondigd?
  2. Welke argumentatie wordt aangevoerd?
  3. Wat voor een soort argumentatie is hier gebruikt? Leg je antwoord uit.

Tekst 1

Onder de achttien mag er sinds 1 januari geen druppel alcohol meer gekocht worden, maar energiedrankjes liggen overal voor het grijpen. Veel jongeren ontbijten er zelfs mee op het schoolplein.
Kinderarts Rolf Pelleboer, voorzitter van de kinderartsenvereniging, vindt dat de verkoop van energiedrankjes aan kinderen jonger dan dertien jaar verboden moet worden. De reden? Die drankjes zouden veel schadelijker zijn dan wij denken.
Uit buitenlands onderzoek blijkt dat steeds meer kinderen en jongvolwassenen terecht komen op eerste hulp en intensive care na het overmatig nuttigen van dit drankje dat veel cafeïne, suiker en het oppeppende taurine bevat.

Bron: Daphne van Rossum, De Telegraaf

 

Tekst 2

Zelden is de laatste jaren een debuut zo succesvol geweest als dat van Lieke Marsman, die als twintigjarige haar eind 2010 verschenen bundel Wat ik mijzelf graag voorhoud (3000 verkochte exemplaren) bekroond zag worden met de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs, de Liegend Konijn Debuutprijs 2011 en de Buddingh’-prijs 2011.
‘Lieke Marsman is overduidelijk een groot talent’, schreef Erik Lindner in De Groene Amsterdammer: En Arjan Peters in de Volkskrant: ‘Ze kan het, geen misverstand daarover.’
Ook op de literaire internetsites waren de reacties bijzonder positief. Edwin Fagel prees onder andere Marsmans geheel eigen toon en de preciesheid van haar taal waarmee ze, zo constateerde hij, een wonderlijke spanning wist op te roepen. Bouke Vlierhuis stelde vast dat zij alles mee leek te hebben om ‘een grootheid’ te worden.
‘Als ze de rest van haar leven iedere twee à drie jaar een bundel produceert, zit er een oeuvre van tientallen bundels in.
Wat een rijkdom zal dat zijn voor de Nederlandse poëzie’, besloot hij zijn bespreking.

Bron: Joop Leibbrand, Meander Magazine

 

Bekijk na het beantwoorden van de vragen van beide teksten, de voorbeeldantwoorden.

Voorbeeldantwoorden

Terugkijken

Kan ik, wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je een omschrijving geven van wat een stelling, standpunt en een argument is?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Wist je al veel over soorten argumenten? Wanneer gebruik je argumenten?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Heb je de teksten goed kunnen beoordelen op de gegeven mening en de argumentatie?
  • Het arrangement Stelling - standpunt - argument - h45 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2021-06-23 15:37:44
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze opdracht hoort bij de module 'Spreken', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor hv45. Je begint deze opdracht met het bekijken van de theorie en voorbeelden over stellingen, standpunten en argumenten. Daarna bestudeer je het Kennisbankitem over argumenten en bekijk je de video. Vervolgens oefen je met het herkennen van meningen en argumenten. Uiteindelijk sluit je de opdracht af met de eindopdracht, waarbij je oefent met de argumentatie en soort argumentatie in twee teksten.
    Leerniveau
    HAVO 4; HAVO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Nederlands; Begrijpen; Interpreteren; Literatuur; Lezen van fictionele teksten en literaire teksten (Nederlands); Tekstkenmerken;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    3 uur en 30 minuten
    Trefwoorden
    argumenteren, arrangeerbaar, hv45, nederlands, stelling-standpunt-argument, stercollectie