Veelvoorkomende taalfouten - h45

Veelvoorkomende taalfouten - h45

Veelvoorkomende taalfouten

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kun je

  • de volgende veelvoorkomende taalfouten herkennen:
    • fouten met herhalingen, tautologie, pleonasme, contaminatie en pleonasme
    • fouten met verwijswoorden
    • fouten met congruentie
    • fouten in de dat-als-constructie
    • fouten in weglating
    • fouten in beknopte bijzin.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Dubbelop Lees wat wordt bedoeld met dubbelop: herhaling van hetzelfde woord.
★ Aan de slag 1 t/m 4 Maak de oefeningen.
Verwijswoorden Bestudeer de voorbeelden en fouten, die vaak worden gemaakt met verwijswoorden.
★ Aan de slag 5 t/m 7 Maak de oefeningen met verwijswoorden.
Congruentie Lees om welke fouten het gaat bij congruentie en bekijk de video.
★ Aan de slag 8 Maak de oefeningen.
Dat-als-constructie Bestudeer de fouten die te maken hebben met de dat-als-constructie en bekijk de video.
★ Aan de slag 9 Herschrijf zinnen met de dat-als-constructie.
Weglating Lees wanneer je wel en wanneer je niet een deel van de zin mag weglaten.
★ Aan de slag 10 Maak de oefeningen over weglatingen.
Beknopte bijzin Bestudeer het gebruik van een beknopte bijzin en bekijk de video.
★ Aan de slag 11 Verbeter de zinnen met een onjuiste beknopte bijzin.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Geen Kennisbankitems bij deze opdracht. Wel video's met veelvoorkomende fouten op een rijtje.
Eindopdracht Maak een toets voor een klasgenoot. Jij maakt daarna de toets die je klasgenoot heeft voorbereid.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht staat ongeveer 4 SLU.

Aan de slag

Dubbelop

Dubbelop 1: Herhaling

Je kunt een of meer keren hetzelfde woord herhalen.
Als je dat doet, moet je je wel afvragen of de herhaling een functie heeft.

Goed is:

  • Geld, geld is het enige wat hem bezighoudt.

Fout is:

  • Na dat slecht gemaakte tentamen wilde zij over de gevolgen voor haar studie niets meer over zeggen.
    => tweede over weglaten
  • Aan dat gedrag van hem krijgen wij een steeds grotere hekel aan.
    => tweede aan weglaten

Bekijk de video.

 

Dubbelop 2: Tautologie

Met een tautologie zeg je twee keer hetzelfde met verschillende woorden. Deze woorden zijn dus synoniemen en behoren tot dezelfde woordsoort.
Meestal noemen we een tautologie een taalfout maar je kunt een tautologie met opzet als stijlmiddel gebruiken.

Goed is:

  • De koning werd met pracht en praal begraven.
  • Het was in de kleedkamer alleen maar kommer en kwel na de nederlaag.

Fout is:

  • Het gebeurt soms ook wel eens dat hij helemaal niet komt.
    => soms of wel eens weglaten
  • Door de hevige sneeuwval kon je de weg haast bijna niet meer zien.
    => haast of bijna weglaten

Dubbelop 3: Pleonasme

Met een pleonasme zeg je twee keer hetzelfde met verschillende woorden. Deze woorden behoren niet tot dezelfde woordsoort.
Een pleonasme gebruik je om een eigenschap van iets te benadrukken (grijs beton, witte schimmel, groen gras etc.). Als je een pleonasme gebruikt, moet je je wel afvragen of dat een functie heeft.

Goed is:

  • Ik vind dat je een prachtige ronde cirkel hebt getekend.

Fout is:

  • Ze kregen eindelijk toestemming om hun huis te mogen gaan bouwen.
    => kregen toestemming te gaan bouwen, of: mochten gaan bouwen.
  • De wedstrijd zal naar een later tijdstip uitgesteld moeten worden.
    => Zal naar een later tijdstip verplaatst moeten worden, of: zal uitgesteld moeten worden.
  • In dat sprookje speelde een grote reus een belangrijke rol.
    => grote weglaten
  • We kregen bij de boodschappen een gratis cadeau.
    => gratis weglaten

Dubbelop 4: Contaminatie

Als je twee woorden of uitdrukkingen ten onrechte vermengt, spreek je van een contaminatie.

Voorbeelden:

  • Zijn opa rookte als een ketting.
    => kettingroker en rookte als een ketter
  • Na die lastige vraag haalde ik alles door de war.
    => haalde door elkaar of: raakte in de war
  • De secretaris neemt tijdens de jaarvergadering altijd het hoogste woord.
    => heeft het hoogste woord of: neemt het woord
  • De oorzaak van dat ongeval is te wijten aan zijn roekeloze rijgedrag.
    => de oorzaak is of: het ongeval is te wijten aan

Dubbelop 5: Dubbele ontkenning

Dubbele ontkenningen komen vaak voor in de spreektaal en dan hebben ze een versterkende functie. Dit gebruik wordt echter afgeraden (voorbeeld 1).
In zinnen met 'ontkennende' werkwoorden (voorbeelden 2 en 3) wordt soms ten onrechte een tweede ontkenning toegevoegd.

Voorbeelden:

  1. Ik gebruik nooit geen suiker in de koffie.
    => nooit of: geen
  2. De gemeente wil voorkomen dat er geen ongeregeldheden ontstaan.
    => voorkomen dat er ongeregeldheden ontstaan, of: wil dat er geen ongeregeldheden ontstaan
  3. De schoolleiding verbiedt de leerlingen geen vuurwerk af te steken.
    => verbiedt leerlingen vuurwerk af te steken, of: wil dat de leerlingen geen vuurwerk afsteken

★ Aan de slag 1

Herhaling

Herhalingen hebben soms een functie, maar soms hebben ze geen functie of zijn ze fout.
Maak de oefening.

★ Aan de slag 2

Tautologie of pleonasme?

Maak de volgende oefening.

★ Aan de slag 3

Contaminaties

Maak de volgende twee oefeningen.

★ Aan de slag 4

Dubbele ontkenning/contaminatie

Maak de volgende twee oefeningen.

Verwijswoorden

Verwijswoorden wijzen vooruit of terug naar woorden, woordgroepen of zinnen.
Het antecedent (datgene waarnaar verwezen wordt) bepaalt welk verwijswoord je moet gebruiken. Bij woordgroepen wordt dat bepaald door het kernwoord.

Bekijk de video.


Bij verwijzingen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden maken we onderscheid tussen mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden (het-woorden).

  • hij en zijn verwijzen naar mannelijke (m) woorden
  • zij en haar verwijzen naar vrouwelijke (v) woorden
  • het en zijn naar onzijdige (o) woorden

Die en deze verwijzen naar de-woorden en dat en dit naar het-woorden.

Voorbeelden:
Hij kende de weg goed omdat hij die/deze al vaak had gereden.
Als je het fornuis wil verkopen moet je dat/dit maar op Marktplaats zetten.

Opmerking: Namen van landen en steden zijn onzijdig.

Als je twijfelt over het geslacht van een woord, kun je een woordenboek raadplegen of gebruikmaken van de website: http://www.inventio.nl/genus/

Hierna vind je uitleg en voorbeelden:

  • over het gebruik van dat of wat;
  • over het gebruik van wie of waar;
  • over het gebruik van hun, hen of ze;
  • over onjuiste en slordige verwijswoorden.

Dat of wat?

Dat gebruik je als je verwijst naar het-woorden.
Voorbeeld:
Het werk achter de kassa dat zij regelmatig doet, levert haar niet veel op.

Wat gebruik je:

  • na onbepaalde voornaamwoorden als veel, niets, iets, alles en het enige;
  • na de overtreffende trap: het beste wat, het eerste wat, het liefste wat;
  • als je wat kunt vervangen door datgene wat: Ik zie, ik zie wat jij niet ziet;
  • als wat verwijst naar een hele zin: Zij zat telkens te lachen, wat de leraar irriteerde.

Wie of waar?

Verwijzen naar personen: voorzetsel + wie
Voorbeeld:
De jongen met wie ik op vakantie ga.

Verwijzen naar zaken/dingen: waar + voorzetsel
Voorbeeld:
Het probleem waarover wij debatteerden.

Hun, hen of ze?

Hun gebruik je als:

  • bezittelijk voornaamwoord meervoud:
    Hun oma woont bij mij om de hoek.
  • als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel:
    Je moet hun vragen of ze ook komen.

Hen gebruik je als:

  • als lijdend voorwerp:
    Ik zie hen al van verre aankomen.
  • na een voorzetsel:
    Wij zouden dat ook van hen krijgen.

Opmerkingen:
Hun mag je nooit als onderwerp gebruiken.
Als je niet zeker weet of je hun of hen moet gebruiken kun je altijd ze gebruiken.

Onjuiste of slordige verwijswoorden

Taalfouten kunnen ontstaan bij het gebruiken van verwijswoorden.
We maken onderscheid tussen onjuiste en slordige verwijswoorden.

Voorbeelden van onjuiste verwijswoorden:

  • Hem werd een contract aangeboden die nogal wat onduidelijkheden bevatte. Die moet zijn dat want het is het contract (o).
  • De scholier stelde de staatssecretaris voor een probleem wat ze niet direct kon oplossen. Wat moet zijn dat want het is het probleem (o).
  • De Nederlandse scholierenbevolking heeft zijn stem laten horen. Zijn moet zijn haar want bevolking is een vrouwelijk woord (v).
  • Dat is het beste dat ik ooit gedaan heb. Dat moet zijn wat want na de overtreffende trap gebruik je wat.
  • Ze doen waar hun zin in hebben. Hun moet zijn ze. Hun mag je niet als onderwerp gebruiken.

Voorbeelden van slordige verwijswoorden:

  • Het moet altijd duidelijk zijn waarnaar een verwijswoord verwijst. Wat niet mag, is dat een verwijswoord verwijst naar iets wat niet in de tekst staat.
    Voorbeeld:
    Literatuur in 4 havo is vaak lastig. Ze zijn niet voor elke leerling leuk om te lezen
    (ze verwijst iets wat niet in de tekst staat namelijk naar boeken).
  • Het moet altijd duidelijk zijn waarnaar wordt verwezen, kortom het moet duidelijk zijn wat het antecedent is.
    Voorbeeld:
    Er ontstonden toch enkele relletjes ondanks de goede organisatie. Daarvoor moet men waardering hebben (daarvoor is dat het feit dat er rellen ontstonden of de goede organisatie).
  • Een verwijswoord mag niet naar een deel van een woord verwijzen.
    Voorbeeld:
    Er is niet veel belangstelling in Nederland voor wat de waterpoloërs op dat gebied internationaal presteren (op dat gebied verwijst naar waterpolo).

★ Aan de slag 5

Maak de twee oefeningen. Kies steeds het juiste verwijswoord.

★ Aan de slag 6

Maak de twee oefeningen.

★ Aan de slag 7

Maak ook de volgende twee oefeningen.

Congruentie

Onderwerp en persoonsvorm moeten gelijk zijn in getal.
Als het onderwerp enkelvoudig is, moet de persoonsvorm ook enkelvoudig zijn.
Als het onderwerp meervoudig is, moet de persoonsvorm ook meervoudig zijn.
Gelijkheid in getal noemen we congruentie.

Fout is:

  • Een groot aantal mensen (o) zijn (pv) tegen het plan van de gemeente.
    Zijn moet zijn: is (aantal is enkelvoudig)
  • De waarheid van de verslagen over de gebeurtenissen (o) konden (pv) niet makkelijk worden aangetoond.
    konden moet zijn: kon (waarheid is enkelvoudig)
  • Volgens Van Gaal heeft (pv) de media (o) er weer niets van begrepen.

Goed is:
de media hebben. (media is het meervoud van medium)

Bekijk de video.

 

★ Aan de slag 8

Congruentie

Maak de volgende twee oefeningen.

Dat - als

Dat/als-constructie

In de volgende zinnen geven de gecursiveerde delen een voorwaarde aan.
Je kunt zo'n voorwaarde beter achteraan in de zin zetten. Een aparte zin ervan maken mag ook. Als je van 'ik denk' of 'ik vind' 'volgens mij' maakt, kun je het probleem vermijden.

Fout is:

  • Er is een grote kans, dat als het gemeentebestuur niets doet tegen de vuurwerkoverlast, burgers het heft in handen gaan nemen.
  • Koop nu een energiezuinige koelkast, zodat als de energieprijzen weer stijgen, jij goedkoop kan koelen.

Goed is:

  • Er is een grote kans, dat burgers het heft in handen gaan nemen, als het gemeentebestuur niets doet tegen de vuurwerkoverlast.
  • Koop nu een energiezuinige koelkast, zodat jij goedkoop kan koelen, als de energieprijzen weer stijgen.


Bekijk de video.

 

★ Aan de slag 9

Dat/als-constructie

Maak de twee oefeningen.

Weglating

Weglating (samentrekking)

In zinnen die verbonden zijn door en of maar kun je soms een of meer zinsdelen weglaten. Dat noemen we samentrekken.
Weglating mag alleen als de woorden die je weglaat in beide zinnen:

  • dezelfde grammaticale functie hebben (onderwerp, meewerkend voorwerp, koppelwerkwoord etc.)
    Fout is:
    De smartphone van de HEMA kost nog geen 170 euro en vind ik mooi.
    ('de smartphone' is in de eerste zin onderwerp en de tweede zin lijdend voorwerp)
  • dezelfde grammaticale vorm hebben (enkelvoud of meervoud)
    Fout is:
    Er wordt een verkeersdrempel aangelegd en huizen gebouwd.
    (na 'en' moet 'worden' ingevoegd worden)
  • dezelfde betekenis hebben
    Fout is:
    De bokser trok zijn badjas uit en zich niets van het publiek aan.
    (trekken is in uittrekken letterlijk en in zich aantrekken van figuurlijk gebruikt.


Bekijk de video.

 

★ Aan de slag 10

Weglating

Maak de twee oefeningen.

Beknopte bijzin

In een beknopte bijzin staat geen onderwerp (het zogenaamde verzwegen onderwerp). Als je er een gewone bijzin van maakt, moet het onderwerp uit die bijzin verwijzen naar dezelfde persoon/ zaak als het onderwerp uit de hoofdzin.

Fout:
Slapend bracht mijn vader mij naar mijn bed.
(Mijn vader (onderwerp) slaapt niet, maar ik.)
Goed:
Terwijl ik sliep, bracht mijn vader mij naar mijn bed.

Fout:
Na de garagedeur te hebben geschilderd, barstte er een onweer los.
(Onweer (onderwerp) is niet degene die geschilderd heeft.)
Goed:
Nadat ik de garagedeur had geschilderd, barstte er een onweer los.

Fout:
Wandelend in het park ging de zon al snel onder.
(De zon (onderwerp) wandelt niet).
Goed:
Terwijl ik in het park wandelde, ging de zon al snel onder.

Er zijn drie soorten beknopte bijzinnen:

  • met te + infinitief
    Voorbeeld: Na de garagedeur te geschilderd te hebben, begon ik met de voordeur.
  • met een voltooid deelwoord
    Voorbeeld: Slapend werd ik door mijn vader naar mijn bed gebracht.
  • met een onvoltooid deelwoord
    Voorbeeld: Wandelend in het park zag ik dat de zon al snel onder ging.


Bekijk de video.

 

★ Aan de slag 11

De beknopte bijzin

Maak de volgende twee oefeningen.

Afronding

Samenvattend

Geen Kennisbankitems bij deze opdracht.
Bekijk eventueel nogmaals de video's van Arnold Kuijpers.

Eindopdracht

Eindproduct: Toets maken

Deze opdracht sluit je af met het maken van een toets voor een klasgenoot.
De toets moet uit tien zinnen bestaan.
Acht van de tien zinnen bevatten een veelvoorkomende taalfout; een taalfout die je in deze opdracht bent tegengekomen. Zorg voor verschillende soorten taalfouten.
Natuurlijk kun je de zinnen zelf verzinnen, maar als je twijfelt, gebruik dan internet om zinnen te zoeken.

Als je toets klaar is, maakt je klasgenoot de toets. Natuurlijk maak jij zijn of haar toets.
Jullie kijken elkaars werk na en bespreken het resultaat.

Beoordeling

Vraag aan je docent hoe het eindproduct beoordeeld wordt.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je meerdere veelvoorkomende taalfouten herkennen en verbeteren?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    In deze opdracht heel veel oefeningen. Hebben deze oefeningen je geholpen?
  • Eindopdracht
    Heb je een toets voor een klasgenoot gemaakt? Was het gemakkelijk om 10 zinnen te vinden/te bedenken met foutmeldingen?
    Had jij geen moeite met de toets van je klasgenoot?
  • Het arrangement Veelvoorkomende taalfouten - h45 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2021-02-16 10:21:22
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze opdracht hoort bij de module 'Formuleren', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor hv45. In deze opdracht ga je aan de slag met herhaling van dezelfde woorden, verwijswoorden, congruentie, dat-als constructie, weglating en beknopte bijzin. Uiteindelijk sluit je de opdracht af met het maken van een toets voor een klasgenoot. Jullie maken elkaars toetsen om de stof te oefenen.
    Leerniveau
    HAVO 4; HAVO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Nederlands; Begrijpen; Interpreteren; Literatuur; Lezen van fictionele teksten en literaire teksten (Nederlands); Tekstkenmerken;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, formuleren, hv45, nederlands, stercollectie, veelvoorkomende taalfouten