Tips voor woordclusters en woordkaarten
- Gebruik alleen rechtenvrije afbeeldingen.
- Zorg voor eenduidige afbeeldingen. Geef zo nodig met een pijl of cirkel aan om welk deel van de afbeelding het gaat.
- Vermeld bij zelfstandig naamwoorden altijd het lidwoord.
- Cluster woorden zo mogelijk in een woordweb. Gebruik hierbij de volgende vormen:
- contrast of tegenstelling: woordkast (bijv. dag-nacht)
- opeenvolging of ontwikkeling: woordtrap (bijv. koud-lauw-warm-heet)
- hierarchische betekenisrelatie: woordparachute (bijv. soorten fruit)
- algemene betekenisverbinding: woordspin (bijv. boodschappen doen - winkelwagentje - boodschappen - boodschappentas)
- Download een woordwebsjabloon van de site van Rezulto
- Selecteer woorden op basis van de criteria nut, frequentie en pregnante context. Met andere woorden: kies woorden die echt belangrijk zijn voor nieuwkomers om in het eerste jaar te leren. Je kunt hiervoor de woordlijsten BAK en digiWAK raadplegen.
- Zorg ervoor dat je woordselectie qua woordsoort logisch is. Bij een cluster over emoties kies je bijvoorbeeld boos, blij, bang en verdrietig (allemaal bijvoeglijk naamwoorden) óf woede, blijdschap, angst en verdriet (allemaal zelfstandig naamwoorden). Een combinatie van beide (boos, blij, angst, verdriet) is verwarrend.
Tips voor filmpjes
Als je zelf een video opneemt, denk dan aan:
- Zorg ervoor dat taal en beeld zoveel mogelijk met elkaar corresponderen (wat je hoort, zie je).
- Spreek rustig, articuleer duidelijk en zorg voor duidelijke woordgrenzen.
- Spreek in eenvoudige taal, maar maak wel altijd correcte, volledige zinnen.
- Ondersteun je taal met mimiek en gebaren. Indien mogelijk: wijs aan of beeld uit op het moment dat je het woord zegt.
Als je een bestaande video deelt, let dan op dezelfde punten als hierboven.
Tips voor leesteksten
- Het is vooral waardevol om een tekst te delen, als deze inhoudelijk interessant en begrijpelijk is.
- Dient de tekst vooral een technisch leesdoel, of ook een begripsdoel? Geef dit duidelijk aan.
- Is de tekst cognitief uitdagend en prikkelend, ook voor iets oudere leerlingen? Geef ook dit duidelijk aan.
- Zorg voor visuele ondersteuning.
Tips voor voorleesboeken
- Zorg dat het verhaal aantrekkelijk en uitdagend is voor nieuwkomers van zes jaar en ouder.
- Vereenvoudig de tekst waar nodig, maar maak het niet te arm.
- Zorg voor een duidelijke koppeling tussen prent en tekst. Wijs zoveel mogelijk aan.
- Spreek in een rustig tempo en articuleer goed.
Tips voor opdrachten en werkbladen
- Zorg ervoor dat opdrachten zoveel mogelijk taalverwervend zijn. Leerlingen kunnen 'spieken', bijvoorbeeld omdat het goede antwoord of de te hanteren regel op het blad staat.
- Als leerlingen nergens kunnen 'spieken' is het werkblad toetsend. Dit is alleen waardevol als de stof al is aangeboden en geoefend. Geef dit duidelijk aan.
- Zorg voor visuele ondersteuning.
- Formuleer opdrachten zo eenduidig mogelijk. Gebruik eenvoudige taal.
Tips voor spelletjes
- Vermeld duidelijk wat het doel van het spel is.
- Is het een spel met woorden? Dan gelden dezelfde tips als bij het maken van woordkaarten:
- Gebruik alleen rechtenvrije afbeeldingen.
- Zorg voor eenduidige afbeeldingen. Geef zo nodig met een pijl of cirkel aan om welk deel van de afbeelding het gaat.
- Vermeld bij zelfstandig naamwoorden altijd het lidwoord.
- Selecteer woorden op basis van de criteria nut, frequentie en pregnante context. Met andere woorden: kies woorden die echt belangrijk zijn voor nieuwkomers om in het eerste jaar te leren. Je kunt hiervoor de woordlijsten BAK en digiWAK raadplegen.