Nederland multicultureel

Nederland multicultureel

Inleiding

In deze lessenserie gaan jullie je bezighouden met:

  • Wat migratie is en waarom mensen migreren.
  • Meer over verschillende culturen in Nederland en welke kenmerken erbij horen. Je leert over verschillen en overeenkomsten m.b.t. hun eigen cultuur.
  • Over de 5 wereldgodsdiensten.

Ook zijn er 2 practicumopdrachten die je gaat uitvoeren.

Succes en veel plezier!

Doelen en vaardigheden

Het leerarrangement is gebaseerd op kerndoel 43

De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen.

De volgende vaardigheden komen aan bod:

  • Mening verwoorden
  • Luisteren
  • Samenwerken
  • Overleggen
  • Respect tonen voor verschillende standpunten en overtuigingen
  • Uitwisselen van meningen en argumenten (discussiëren)
  • Informatie ordenen, analyseren en daarover conclusies trekken
  • Aan de hand van gegeven richtlijnen de resultaten presenteren

Sleutelbegrippen

Bij kerndoel 43​

  • Migratie
  • Immigratie
  • Emigratie
  • Multiculturele samenleving
  • Autochtoon
  • Allochtoon
  • Asielzoeker
  • Vluchteling
  • Cultuur
  • Cultuurkenmerken
  • Pluriforme samenleving
  • Culture diversiteit
  • Tolerantie
  • Wereldgodsdiensten
  • Islam
  • Christendom
  • Jodendom
  • Hindoeïsme
  • Boeddhisme

Lesplanning

Lestijd

Les

Les- en leerdoelen

 

 

 

 

 

 

 

45 minuten per les

 

 

 

 

 

 

 

Les 1 en 2: Migratie

 

  • Aan het einde van de les weet je wat migratie betekent.
  • Aan het einde van de les weet je het verschil tussen immigratie en emigratie.
  • Aan het einde van de les kun je vertellen wat een multiculturele samenleving inhoudt.
  • Aan het eind van de les weet je het verschil tussen autochtoon, allochtoon, asielzoeker en vluchteling.

 

  • Aan het eind van de les heb je in tweetallen de opdrachten gemaakt door samen te werken en gebruik te maken van de computer en internet.
  • Aan het eind van de les (les 2) heb je een collage, mindmap, PowerPoint gemaakt met 5 begrippen van deze les. Je mag teksten schrijven, plaatjes zoeken, tekenen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

45 minuten per les

 

 

 

 

 

 

 

 

Les 3 en 4: Culturen

 

  • Aan het einde van de les weet je wat cultuur betekent.
  • Aan het einde van de les weet je cultuurkenmerken van verschillende culturen op te noemen.
  • Aan het einde van de les weet je wat een pluriforme samenleving is.
  • Aan het eind van de les kun je vertellen wat tolerantie inhoudt.
  • Aan het einde van de les kun je 3 verschillende culturen opnoemen.

 

  • Aan het eind van de les heb je in twee- of drietallen de opdrachten gemaakt door samen te werken en gebruik te maken van de computer en internet.
  • Aan het eind van de les (les 4) heb je een cultuur gekozen waarvan je een lekkernij uit gaan kiezen om tijdens het practicum te gaan maken.

 

45 minuten per les

Les 5 en 6: Wereldgodsdiensten

 

  • Aan het einde van de les weet je welke wereldgodsdiensten er zijn.
  • Aan het einde van de les kun je overeenkomsten opnoemen van het christendom, de islam en het jodendom.
  • Aan het einde van de les kun je verschillen opnoemen van het christendom, de islam en het jodendom.

 

  • Aan het eind van de les heb je in groepjes de opdrachten gemaakt die bij hun gekozen geloof horen, door samen te werken en gebruik te maken van de computer en internet.
  • Aan het eind van de les (les 6) heb je een geloof gekozen waarover je iets zullen presenteren.

 

 

45 minuten

 

Practicum A – typische ingrediënt/specerij

 

  • Aan het eind van de les heb je in met je groepje van de les Cultuur op een wereldkaart getoond waar jullie ingrediënt/specerij te vinden is.
  • Ook heb je informatie over deze ingrediënt/specerij en heb je een foto ervan gemaakt.

 

90 minuten

Practicum B – de keuken in

 

  • Aan het eind van de les heb je lekkere hapjes gemaakt uit een bepaald cultuurgebied.

 

 

 

 

Les 1 en 2 Migratie

In deze les ga je meer te weten komen over migreren. Wat houdt dit in.

Je leert wat het verschil is tussen immigranten en emigranten. In Nederland praten we over een multiculturele samenleving, maar wat is dat dan? Men deelt je vaak in als autochtoon of allochtoon.

Mensen verhuizen. Mensen verhuizen om verschillende redenen. Kijk maar eens om je heen. De een gaat uit Nederand weg, omdat het ze hier niet bevalt of omdat ze bijvoorbeeld een andere baan hebben. Sommigen verhuizen voor de liefde. Zo ook met mens die naar Nederland toe komen. Dat is om verschillende redenen. De ene reden is leuk, maar er zijn ook minder leuke redenen. Je komt te weten wat een asielzoeker en vluchteling is.

Als verwerkingsopdracht maak je een collage/mindmap/PowerPoint over 5 begrippen van deze les. Dit ga je kort aan elkaar presenteren.

Je werkt in tweetallen.

Hier is het intro filmpje, als je het nogmaals wil bekijken.

Migreren

Migreren

Les- en leerdoelen

  • Aan het einde van de les weet je wat migratie betekent.
  • Aan het einde van de les weet je het verschil tussen immigratie en emigratie.
  • Aan het einde van de les kun je vertellen wat een multiculturele samenleving inhoudt.
  • Aan het eind van de les weet je het verschil tussen autochtoon, allochtoon, asielzoeker en vluchteling.

 

  • Aan het eind van de les heb je in tweetallen de opdrachten gemaakt door samen te werken en gebruik te maken van de computer en internet.
  • Aan het eind van de les (les 2) heb je een collage, mindmap, PowerPoint gemaakt met 5 begrippen van deze les. Ze mogen teksten schrijven, plaatjes zoeken, tekenen.

Migreren

Zolang dat we leven, migreren mensen.

Wereldwijde migratiestromen
Wereldwijde migratiestromen.

 

Mensen verhuizen binnen een woonplaats. Mensen verhuizen van de ene plaats naar de andere. Mensen verhuizen van het ene land naar het andere land. Het houdt in dat mensen naar Nederland verhuizen, maar ook dat ze naar het buitenland verhuizen.

Bekijk dit filmpje. Beantwoord hierna de vragen.

Migratie

Migranten en hun redenen

Als je verhuist van Amsterdam naar Groningen, dan ben je een migrant. Je gaat namelijk in een andere plaats wonen. Het kan ook zijn dat je naar een ander land verhuist. Het land waaruit je vertrekt, noemt jou dan een emigrant en verliest een inwoner. Het land waar je naar toe gaat, krijgt een inwoner. Zij noemen je een immigrant.

Als je verhuist naar een ander land ben je dus alle drie tegelijk: een migrant, een emigrant en een immigrant. Het is maar van welke kant je het bekijkt.

Verhuizen naar een ander land doe je niet zomaar. Je verlaat een vertrouwde omgeving en je familie en vrienden. Er kunnen vervelende omstandigheden zijn in je eigen land waardoor je besluit weg te gaan, zoals werkloosheid, een natuurramp of een oorlog. Dit soort redenen noem je pushfactoren. Er kunnen ook prettige redenen zijn om in een ander land te gaan wonen. Soms vinden mensen er een betere baan, verhuizen ze om bij familie te gaan wonen of willen ze leven in een land met een zonnig klimaat. Dat soort redenen noem je pullfactoren.

Nederlanders en immigranten

Gastarbeiders

In de jaren zestig ging het goed met de economie in Nederland. Er waren niet genoeg mensen om al het werk te doen. Vooral voor het eentonige, vieze en gevaarlijke werk was het moeilijk om mensen te vinden. De Nederlandse regering vroeg eerst aan Spanje, Italië en Griekenland en later aan Turkije en Marokko om "gastarbeiders".

De arbeiders werden als gast gevraagd om hier tijdelijk te komen werken. De vooral jonge, sterke mannen die naar Nederland kwamen, gingen in de wijken met de laagste huren wonen. Dat waren de arbeiderswijken met de goedkope woningen.

Na een aantal jaren lieten deze mannen hun vrouw en kinderen  overkomen. In de kleine woningen woonden al snel hele gezinnen met lage inkomens bij elkaar. Door het grote aantal immigranten werd Lombok de buitenlanderswijk van Utrecht genoemd. De wijk verarmde door de enorme werkloosheid vanaf de jaren tachtig, ook omdat er weinig aan stadsvernieuwing werd gedaan.

Gastarbeiders jaren zestig.

Vluchtelingen

Een bijzonder soort migranten zijn vluchtelingen. Zij vluchten uit hun eigen land omdat het er niet veilig is. Ze hebben geen andere keuze dan dte vertrekken, bijvoorbeeld vanwege oorlog, vervolging of honger. Vluchtelingen laten alles achter: familie en vrienden, hun huis, baan of school en soms zelfs hun eigen kinderen. De reis die ze afleggen op zoek naar een veilige plek is vaak levensgevaarlijk.

Andere landen geven vluchtelingen tijdelijk onderdak. Als de situatie in het land van herkomst is verbeterd, moeten de vluchtelingen weer terug.

Syrische vluchtelingen op Lesbos
Syrische vluchtelingen op Lesbos

Couscous, Surinaamse roti of boerenkool eten, dat komt allemaal voor in Nederland. Wat je eet, welke kleren je draagt, welk geloof je aanhangt en wat je normaal vindt, krijg je mee van je familie. Het zegt iets over je cultuur. In Nederland wonen mensen uit meerdere landen met een eigen cultuur. Daarom wordt ons land wel een  multiculturele samenleving genoemd. 

 

Klik op de volgende link en lees wat een multiculturele samenleving is. Kijk ook naar het filmpje.

Multiculturele samenleving

Multicultureel

Ben je geboren in Irak, Nederland of Marokko, dan is dat je land van herkomst. Het kan ook zijn dat je in Nederland bent geboren maar dat een of je beide ouders uit het buitenland komen. Als jouw herkomst of die van je vader of moeder buiten Nederland ligt, dan ben je een allochtoon.

Ben je in Nederland geboren net als je beide ouders, dan ben je een autochtoon.

Vaak wordt het woord allochtoon alleen gebruikt voor mensen die uit niet-westerse landen komen. Dat zijn landen met een heel andere cultuur, zoals Marokko, Turkije of Afghanistan. Mensen die vanuit een Europees land of de Verenigde Staten hier komen wonen, zijn ook allochtonen. Je noemt ze westerse allochtonen, omdat de cultuur in deze landen meer op de onze lijkt. Nederland is een multiculturele samenleving waarin allochtonen en autochtonen samen leven.

Je weet al wat vluchtelingen zijn. Naast vluchtelingen heb je ook asielzoekers

Je kunt ook kijken naar dit filmpje.

Asielzoeker

Asielzoeker

Verwerkingsopdracht

Je gaat in tweetallen een collage/mindmap/PowerPoint maken.

Kies 5 begrippen die bij deze les horen. Je geeft hier korte informatie over en zoekt er een goed en duidelijk plaatje bij. Je mag dit ook tekenen. Deze begrippen, informatie en plaatjes verwerk je tot een mooi eindproduct waar je kort wat over kunt vertellen. 

Succes!

Les 3 en 4 Culturen

In deze les ga je meer te weten komen wat cultuur en cultuurkenmerken zijn. Wij behoren allemaal tot een cultuur. Het leuke is dat je er achter komt dat er overeenkomsten en verschillen zijn met verschillende culturen.

Wanneer je meer te weten komt over de verschillende culturen, kun je elkaar beter begrijpen, respecteren en accepteren.

Tijdens deze les ga je werken met een ander twee- of drietal. Samen bedenken jullie tijdens deze les al wat jullie gaan doen tijdens Practicum B.

Hier is het intro filmpje, als je het nogmaals wil bekijken.

Cultuur

Cultuur

Les- en leerdoelen

  • Aan het einde van de les weten de leerlingen wat cultuur betekent.
  • Aan het einde van de les weten de leerlingen cultuurkenmerken van verschillende culturen op te noemen.
  • Aan het einde van de les weten de leerlingen wat een pluriforme samenleving is.
  • Aan het eind van de les kunnen de leerlingen vertellen wat tolerantie inhoudt.
  • Aan het einde van de les kunnen de leerlingen 3 verschillende culturen opnoemen.

 

  • Aan het eind van de les hebben de leerlingen in twee- of drietallen de opdrachten gemaakt door samen te werken en gebruik te maken van de computer en internet.
  • Aan het eind van de les (les 4) hebben de leerlingen een cultuur gekozen waarvan zij een lekkernij uit gaan kiezen om tijdens het practicum te gaan maken.

Cultuur

Cultuur heb je in alle soorten en maten. Maar wij gaan kijken naar etnische subculturen van mensen uit de Nederlandse samenleving. Kijk maar eens in de Schilderswijk. Dat is een wijk in Den Haag, een stad in Nederland. Daar heb je te maken met een culturele diversiteit . Je kunt zelf al in de klas zien. 20 leerlingen met verschillende culturen en achtergronden.

 

In het volgende filmpje kom je te weten wat een pluriforme samenleving is.

Culturele diversiteit

Pluriforme samenleving

Pluriforme samenleving

Cultuur en identiteit

Cultuur gaat over allerlei kenmerken waarmee een groep mensen zich onderscheidt van andere groepen mensen. Culturen hebben zichtbare en onzichtbare kenmerken. Voorbeelden van zichtbare cultuurkenmerken zijn kleding, gebouwen en voedsel. Onzichtbare cultuurkenmerken zijn taal, godsdienst en gewoonten.

Door migratie leven in veel landen verschillende groepen mens. Deze mensen hebben vaak hun eigen cultuur. Een land waarin groepen mensen met verschillende culturen wonen is een multiculurele samenleving.

 

Mensen hebben een identiteit. Dat zijn de cultuurkenmerken waarmee je je onderscheidt van andere mensen. Je hebt meerdere identiteiten, bijvoorbeeld:

  • een religieuze identiteit: je voelt je verbonden met je geloof.
  • een lokale of regionale identiteit: je voelt je verbonden met je woonomgeving.
  • een nationale identiteit: je voelt je verbonden met het land waar je woont of waar je vandaan komt.

Kijk naar dit filmpje over tolerantie.

 

Ga met elkaar in gesprek over het filmpje.

Wat wordt er nu precies gezegd in het filmpje?

 

Tolerantie

Opdracht

Iedereen uit het groepje kiest een etnische subcultuur uit.

Je noteert wat de kenmerken, gewoonten, geloof en andere zaken zijn die bij deze subcultuur horen.

Daarna ga je kijken naar de overeenkomsten en verschillen tussen deze culturen.

Wat valt je op? 

Herken je iets in vergelijking met je eigen cultuur?

Les 5 en 6 Wereldgodsdiensten

In deze les ga je eerst een film bekijken over de vijf wereldgodsdiensten.

Daarna ga je met je tweetal samenwerken met een ander tweetal. Jullie bereiden een presentatie voor over één van de vijf wereldgodsidensten.

Religie

Les- en leerdoelen

  • Aan het einde van de les weten de leerlingen welke wereldgodsdiensten er zijn.
  • Aan het einde van de les kunnen de leerlingen overeenkomsten opnoemen van het christendom, de islam en het jodendom.
  • Aan het einde van de les kunnen de leerlingen verschillen opnoemen van het christendom, de islam en het jodendom.

 

  • Aan het eind van de les hebben de leerlingen in groepjes de opdrachten gemaakt die bij hun gekozen geloof horen, door samen te werken en gebruik te maken van de computer en internet.
  • Aan het eind van de les (les 6) hebben de leerlingen een geloof gekozen waarover zij iets zullen presenteren.

Opdracht

Jullie gaan samenwerken met een ander tweetal.

Met z'n vieren gaan jullie meer te weten komen over één van de vijf wereldgodsdiensten. Met de nodige voorbereiding zorgen jullie voor een mooie, korte presentatie met goede informatie.

De volgende punten worden in ieder geval genoemd:

  • geloof
  • wie met dit geloof wordt aanbeden
  • geloofshuis
  • welk belangrijk persoon is verbonden aan het geloof (zoals Jezus of profeet Mohamed)
  • in welke landen, gebieden, continenten dit geloof wordt geloofd

 

Ter voorbereiding vul je het werkblad in.

Verdeel ook de taken goed!

 

Practicum A - typische ingrediënt/specerij

Samen met je groepje heb je een land gekozen en uit dat land een lekkernij om te maken. In deze lekkernij zit een typische ingrediënt/specerij waar jij meer over te weten komt.

Les- en leerdoelen

  • Aan het eind van de les julliein met je groepje van de les Cultuur op een wereldkaart getoond waar hun ingrediënt/specerij te vinden is.
  • Ook hebben ze informatie over deze ingrediënt/specerij en hebben jullie een foto ervan gemaakt.

Als je wilt kun je het filmpje nogmaals bekijken.

Cultuurgebieden

Opdracht

Met je groepje heb je al een land en lekkernij gekozen om Practicum B te kunnen uitvoeren. In deze lekkernij wordt een typische ingrediënt/specerij verwerkt. Hier gaan jullie iets meer over vertellen. De informatie mag je uit boeken en van het internet halen. 

 

Je gaat een korte presentatie maken over jullie typische ingrediënt/specerij.

Dit laat je in ieder geval zien:

  • gebied waar het te vinden is.
  • informatie over je ingrediënt/specerij.
  • foto.

Practicum B - de keuken in

In deze les wordt het tijd om wat lekkers te maken voor iedereen.

Dit is een mooie afsluiting van het thema.

Les- en leerdoelen

  • Aan het eind van de les heb je lekkere hapjes gemaakt uit een bepaald cultuurgebied.

Opdracht

Je gaat vandaag je lekkernij voorbereiden/maken voor jou en je klasgenoten.

Aan het eind van de les gaan jullie het thema afsluiten onder het genot van diverse hapjes en lekkere drankjes.

 

De boodschappen heb je al gedaan. Zorg voor een goede verdere voorbereiding. Werk goed samen en maak een goede taakverdeling.