Onderzoeken in het hbo

Onderzoeken in het hbo

Welkom

Introductie

Als je naar het hbo gaat, komt er een hoop nieuws op je af, zoals nieuwe gebouwen, nieuwe medestudenten en een nieuwe manier van studeren. Ook nieuw is dat je in het hbo vaak onderzoek doet. Bij veel opleidingen begin je zelfs al gelijk met onderzoek, vaak met echte opdrachtgevers en gericht op echte oplossingen.

Om je hierop voor te bereiden geeft deze cursus je een inkijkje in onderzoek doen ‘hbo-stijl’. Je begint met de vraag: waarom doe je eigenlijk onderzoek? Daarna doorloop je in de cursus alle fases van onderzoek doen: van voorbereiden en onderzoeken tot aan rapporteren. Je komt uitleg tegen, video’s, quizvragen en vragen om te kijken of je het hebt begrepen.

De leerdoelen van deze cursus

Aan het eind van het hoofdstuk Waarom onderzoek?

  • begrijp je waarom je onderzoek doet;
  • begrijp je wat onderzoek is;
  • kun je verschillende soorten onderzoek onderscheiden.

Aan het eind van het hoofdstuk Voorbereiden

  • begrijp je hoe je aan een onderwerp voor je onderzoek kunt komen;
  • weet je hoe je vooronderzoek kunt doen;
  • kun je slim informatie zoeken;
  • kun je hoofd- en deelvragen maken;
  • weet je wat een theoretisch kader is, begrijp je hoe je je theoretisch kader moet uitwerken, en snap je waarom je dat allemaal doet;
  • begrijp je hoe je een plan van aanpak maakt;
  • weet je hoe je een (onderzoeks)logboek kunt gebruiken.

Aan het eind van het hoofdstuk Onderzoeken

  • kun je verschillende onderzoeksmethodes onderscheiden;
  • begrijp je hoe je verschillende onderzoeksmethodes kunt toepassen;
  • weet je wat kwalitatieve en kwantitatieve gegevens zijn;
  • begrijp je hoe kwantitatieve en kwalitatieve gegevens worden verwerkt;
  • heb je geleerd je hoe je conclusies moet trekken.

Aan het eind van het hoofdstuk Rapporteren

  • begrijp je waar een onderzoeksverslag uit bestaat;
  • begrijp je dat het belangrijk is om bronnen op de juiste manier te verwerken;
  • heb je geleerd hoe je je onderzoek kunt presenteren.

Wij wensen je veel plezier en succes met deze cursus!

Het cursusteam,
Anne Marie Meijer, Esther Verloop, Harrie van der Meer, Frans Westgeest, Frouke Schrijver, Carla Stiekema en Joy van Wooning

 

Het schrijven van een onderzoeksverslag

Het doen van onderzoek gaat hand in hand met het schrijven van een onderzoeksverslag. Daarom vind je regelmatig dit soort schrijfkaders, waarin staat beschreven welke stappen je moet zetten om een onderzoeksverslag te schrijven. Als je deze stappen volgt, dan kun je aan het einde van de cursus ook een onderzoeksverslag schrijven. Dat verslag schrijf je gedurende de tijd dat je onderzoek doet, en dus niet pas wanneer je klaar bent met onderzoeken.

Wil je nog meer leren over het schrijfproces? Volg dan de cursus Beter schrijven in het hoger onderwijs.

Jouw leerdoelen

Hieronder zie je de leerdoelen van de cursus nog een keer. Wat vind jij belangrijk om te leren? Maak een top 5.

Waarom onderzoek?

In dit hoofdstuk

Dit hoofdstuk gaat over het waarom van onderzoek doen en over wat onderzoek eigenlijk is. Als je klaar bent met het hoofdstuk:

  • begrijp je waarom je onderzoek doet;
  • begrijp je wat onderzoek is;
  • kun je verschillende soorten onderzoek onderscheiden.

 

De vier stappen van het schrijfproces

Schrijven is een taak die je het best kunt opdelen in diverse stappen: voorbereiden, structureren, formuleren en corrigeren. Gedurende deze cursus koppelen we de stappen van het schrijfproces aan de stappen die je zet voor het doen van onderzoek. Je werkt dus stap voor stap. Die werkwijze blijkt in de praktijk de beste resultaten op te leveren. Als je de diverse stadia één voor één doorwerkt (en soms een stapje terugdoet), kun je ieder aspect de nodige aandacht geven en raakt je brein niet overbelast. Dat gebeurt wel als je alles tegelijk wilt doen: nadenken over de inhoud, de argumentatie, de structuur, de stijl en de technische verzorging.

 

Is het waar of niet waar? Beantwoord die vraag per stelling en ga dan verder.

Aannames

Dacht je dat één of meer van deze stellingen onzin was? Dan had je het mis.

Stellingen als deze noemen we aannames. Al deze aannames zijn wetenschappelijk onderzocht en ze blijken allemaal te kloppen. Als je iets onderzoekt, ontdek je soms dat het toch anders is dan je verwachtte.

Wil je meer weten over deze onderzoeken? Check dan de volgende links:

Bij de stellingen hiervoor dacht je misschien dat het best zou kunnen kloppen – of juist dat er echt niets van kon kloppen. Maar weet je het ook zeker? Om iets zeker te weten moet je onderzoek doen.

Ook in je dagelijks leven doe je regelmatig onderzoek, bijvoorbeeld:

  • Je wil een dure smartphone kopen.
  • Een vriend vraagt je om raad bij het kiezen van een studie.
  • Je moet voor school een presentatie geven over hoe jouw stagebedrijf dit jaar heeft gepresteerd.

Bij dit soort keuzes heb je niets aan ‘nattevingerwerk’. Je hebt er misschien wel je ideeën over – je aannames – maar daar help je jezelf of een ander niet mee. Je zal onderzoek moeten doen om zeker te weten dat je de beste beslissing neemt. Daarom doe je onderzoek: je wil iets zeker weten.

Onderzoek op het hbo doe je vaak in opdracht van iemand. Je moet bijvoorbeeld:

  • een organisatie een advies geven over een nieuw product;
  • erachter proberen te komen waarom een ander product niet aanslaat;
  • voor de gemeente een beschrijving maken van het horeca-aanbod in een bepaalde wijk.

Je kunt dan niet alleen met je eigen ideeën aankomen, maar moet dus onderzoek doen om na te gaan of jouw aannames kloppen. En waarom dat wel of niet zo is.

Wat is onderzoek?

Wanneer je onderzoek doet, verzamel je (nieuwe) informatie zodat je meer kennis krijgt. Deze kennis kun je bijvoorbeeld gebruiken om een probleem op te lossen of een advies te geven. Je zet daarvoor de volgende stappen:

  • Je stelt een vraag op over wat je wil uitzoeken.
  • Je verzamelt gegevens op basis van je aannames.
  • Je bestudeert die gegevens en trekt een conclusie.

Oefen daar maar eens mee.

 
Onderzoek doen is onderzoek schrijven

Het opstellen van een vraag, het beschrijven van gegevens en het trekken van een conclusie is wat je niet alleen doet als onderdeel van het onderzoeken, maar ook wat je noteert in je onderzoeksverslag. Onderzoek is dus ook het schrijven van een onderzoeksverslag. Daarom is het belangrijk om te weten hoe je over je onderzoek rapporteert.

Voorbereiden

In dit hoofdstuk

Dit hoofdstuk gaat over het voorbereiden van je onderzoek en alles wat daarbij komt kijken. Aan het eind van het hoofdstuk:

  • weet je wat vooronderzoek inhoudt;
  • kun je slim informatie zoeken;
  • weet je welke soorten onderzoek er zijn en waarom het belangrijk is dat te weten;
  • begrijp je hoe je aan een onderwerp voor je onderzoek kunt komen;
  • kun je aan de hand van een probleem hoofd- en deelvragen maken;
  • weet je wat de belangrijkste onderdelen van je inleiding zijn;
  • weet je wat een theoretisch kader is en snap je waarom dat belangrijk is;
  • begrijp je hoe je een plan van aanpak maakt;
  • weet je wat een (onderzoeks)logboek is.

 

Stap 1 van het schrijfproces: voorbereiden

Voordat je daadwerkelijk begint met het schrijven van je tekst, is het belangrijk dat je tijdens de voorbereiding de basis voor je tekst legt. Hiervoor zet je de volgende stappen, die in dit hoofdstuk allemaal aan bod komen:
- de opdracht analyseren;
- functie, doel en doelgroep bepalen;
- het onderwerp van je tekst kiezen;
- de centrale vraag formuleren;
- informatie zoeken.

Meer informatie over de voorbereiding (schrijfproces) vind je op Taalwinkel.nl.

Vooronderzoek

Of je nu zelf een onderwerp mag bedenken of er een toegewezen krijgt: een vooronderzoek is altijd nuttig. Hierbij verken je vast een onderwerp, voordat je met je onderzoek begint. Dat vooronderzoek kun je op verschillende manieren doen:

  • Ga brainstormen of praat met studiegenoten, vrienden of collega’s over het onderwerp dat je wil onderzoeken.
  • Heb je een opdrachtgever? Luister dan eens wat die te zeggen heeft over de opdracht (bijvoorbeeld verwachtingen en ervaringen).
  • Kijk rond op school of bij je stagebedrijf: wat voor informatie hebben ze daar al liggen? Denk aan brochures, jaarverslagen en studiegidsen.
  • Lees meer over je onderwerp in kranten en tijdschriften of op internet. Met even zoeken kom je al een heel eind.

Tip: De bibliotheek van een hogeschool heeft veel handige hulpmiddelen, bijvoorbeeld de databank NexisUni met alle kranten van Nederland (en nog veel meer). Of de HBO-Kennisbank, vol met scripties uit het hele land: goed om inspiratie uit te halen.

 

Stap 1 van het schrijfproces: voorbereiden en analyseren

Voordat je begint met schrijven, moet je precies weten wat je moet doen. Dit doe je door de schrijfopdracht zorgvuldig te analyseren. Een checklist om je schrijfopdracht te analyseren vind je op Taalwinkel.nl.

Bronnenonderzoek

Om aan de informatie te komen, onder andere voor je theoretisch kader, doe je bronnenonderzoek. Dit is een vorm van onderzoek waarbij je verschillende informatiebronnen raadpleegt om het antwoord te vinden op je onderzoeksvraag. Je doet bronnenonderzoek op verschillende momenten:

  • wanneer je je onderwerp verkent;
  • wanneer je je theoretisch kader uitwerkt;
  • wanneer je gegevens verzamelt.

Er zijn veel bronnen waar je informatie uit kunt halen: boeken, tijdschriften en natuurlijk websites. Online kun je zoeken op bijvoorbeeld Wikipedia of Google (Scholar), als begin van je zoektocht.

Maar let op: op internet staat ook een hoop onzin. Hoe check je de betrouwbaarheid van webbronnen? Bekijk het filmpje hieronder of lees het artikel van Olaf Janssen, Wikimedia-coördinator bij de Koninklijke Bibliotheek, over hoe je een Wikipedia-hoax herkent.

 

Stap 1 van het schrijfproces: informatie zoeken bij je onderwerp

Een tekst schrijf je niet vanuit jezelf. Als basis gebruik je literatuur van anderen die je combineert of toepast om zo tot eigen inzichten te komen. Hiervoor is bibliotheekonderzoek nodig. Je zoekt naar publicaties met voldoende (wetenschappelijke) diepgang. Dit zijn bijvoorbeeld boeken, artikelen, congresbundels, scripties, beleidsteksten en rapporten.

Op Taalwinkel.nl vind je meer informatie over hoe je informatie kunt zoeken bij je onderwerp.

 

Stappen van het bronnenonderzoek

Als je naar bronnen zoekt, is het handig om goed bij te houden wat je doet. Dat kan je een hoop tijd besparen en je kunt aan anderen laten zien wat je hebt gedaan, bijvoorbeeld aan je docent. De HvA Bibliotheek heeft hier een handig hulpmiddel voor, het eenvoudig zoeklogboek. Bronnenonderzoek doe je in zes stappen:

Stap 1: Oriënteer je op je onderwerp

Om je onderwerp te verkennen hoef je niet gelijk in de moeilijkste studieboeken te zoeken. Kijk eerst eens op Wikipedia of in een paar krantenartikelen. Dat helpt je ook bij de volgende stap: zoekwoorden bedenken.

Stap 2: Bedenk zoekwoorden

Houd pen en papier bij de hand bij het verkennen van je onderwerp. Je komt vast nog andere woorden tegen, die je goed kunt gebruiken om mee te zoeken. Bedenk ook synoniemen van zo’n zoekterm: dat zijn verschillende woorden die hetzelfde betekenen, bijvoorbeeld bellen en telefoneren.

Stap 3: Kies informatiebronnen

Bepaal waar je gaat zoeken. Als je bijvoorbeeld jaarcijfers van bedrijven zoekt, kijk je ergens anders dan wanneer je het laatste nieuws zoekt. Het is dus belangrijk dat je informatiebron goed aansluit bij je vraag. Op het hbo zoek je vaak in databanken. Dat zijn grote verzamelingen van digitale informatie. Dat kunnen kranten- of tijdschriftartikelen zijn, maar ook bedrijfsinformatie of wetteksten.

Stap 4: Zoek informatie

Je hebt nu een lijst met zoekwoorden en een lijst met informatiebronnen: het zoeken kan beginnen. Met deze tips kun je online betere informatie vinden:

  • Gebruik meerdere zoekwoorden om gerichter naar informatie te zoeken.
  • Maar gebruik niet teveel woorden. Laat woorden als in, het en van weg. Zoek je naar informatie over geluidsoverlast in het centrum van Amsterdam, dan zijn je zoekwoorden dus: geluidsoverlast, centrum en Amsterdam.
  • Denk aan synoniemen. Misschien heb je als synoniem voor geluidsoverlast ook het woord geluidshinder bedacht. Zoek daar ook eens mee: geluidshinder centrum amsterdam.
  • Combineer zoekwoorden: zet OR tussen de synoniemen geluidshinder en geluidsoverlast. Zoek maar eens naar: geluidsoverlast OR geluidshinder centrum Amsterdam, en vergelijk dat met je eerdere zoekopdrachten.

Stap 5: Maak je selectie

Je hebt een hele stapel informatie gevonden: goed zo! Maar kun je ook alles gebruiken? Bekijk het filmpje voor enkele tips.

Je moet dus rekening houden met een paar aspecten:

  • De informatie moet betrouwbaar zijn. Niet alle bronnen bevatten de juiste informatie, zoals je weet: kijk uit voor onzin.
  • De informatie moet actueel zijn, dus niet achterhaald door nieuwe feiten.
  • De informatie moet een antwoord geven op de vraag die je in je onderzoek stelt.

Heb je niet genoeg informatie, of zijn je bronnen toch niet betrouwbaar genoeg? Begin dan weer bij stap 1 en ga op zoek naar nieuwe bronnen tot je genoeg informatie hebt gevonden.

Stap 6: Vermeld je bronnen

Je hebt nu voldoende goede bronnen gevonden en die ga je verwerken in je verslag. Op het hbo zijn hier vaste regels voor. In elk geval is het belangrijk dat je nooit doet alsof je de gevonden informatie zelf verzonnen hebt.

Soorten onderzoek

In het voorbeeld van de supermarkt deed je onderzoek door een aanname te controleren. Maar er zijn nog meer soorten onderzoek. Welk soort onderzoek je gaat doen en welke onderzoeksvraag je dan het beste kunt stellen, hangt onder andere af van het doel van je onderzoek. Stel, je doet onderzoek naar het recyclen van afval. Welke soorten onderzoek kun je dan doen?

  • Verklarend onderzoek: je zoekt naar oorzaken, motieven of achtergronden.
  • Beschrijvend onderzoek: je beschrijft kenmerken van iets of meningen van mensen.
  • Beoordelend onderzoek: je geeft een oordeel over iets en je beschrijft hoe je iets kunt beoordelen.
  • Adviserend onderzoek: je geeft een onderbouwd advies over de geschiktheid van iets in een bepaalde situatie.

 

Stap 1 van het schrijfproces: functie, doel en doelgroep bepalen

Het is belangrijk dat je weet waarom je een tekst schrijft (oftewel, wat het doel van je tekst is) en voor wie, zodat je de tekst kunt afstemmen op het kennisniveau van je lezer. Om dit goed te doen doe je onder andere een doelgroepanalyse.

Hierbij gaat het erom antwoord te krijgen op de volgende vragen:
- Wie is de lezer?
- Wat weet de lezer?
- Wat wil de lezer?
- Wat vindt de lezer?
- Wat kan de lezer?

Op Taalwinkel.nl lees je meer over hoe je functie, doel en doelgroep van je tekst bepaalt.

Een onderwerp kiezen

Soms kies je zelf het onderwerp van je onderzoek. Dat kan fijn zijn, maar is niet altijd makkelijk. Wat moet je kiezen? Ga eens na wat je bezighoudt: wat vind je interessant? Zijn er bepaalde onderwerpen die je boeien? Waar ben je goed in?

En soms kiest een onderwerp jou. Je opleiding kan je de opdracht geven om een bepaald probleem te onderzoeken. Zo’n opdracht is vaak verzonnen, maar wel gebaseerd op problemen uit de praktijk.

Of je krijgt een échte opdrachtgever waar je dan ook écht onderzoek voor gaat doen. Met de uitkomst van je onderzoek kan hij bijvoorbeeld zijn productie verbeteren of meer klanten trekken. Hij kan er dus direct wat in de praktijk mee doen. We noemen dit praktijkgericht onderzoek.

 

Stap 1 van het schrijfproces: het onderwerp van je tekst kiezen

Het kiezen van een afgebakend onderwerp is de belangrijke stap die je zet. Hoe maak je een goede keuze?

Kies bijvoorbeeld een onderwerp waarin je geïnteresseerd bent. Je houdt je langere tijd met je onderzoek bezig en gaat je specialiseren in je vakgebied. Of selecteer een onderwerp dat aansluit bij lessen die je volgt of hebt gevolgd. Je beschikt dan immers al over basiskennis en kunt ervan uitgaan dat er theorie beschikbaar is die je in je onderzoek kunt verwerken. Of kies een onderwerp dat theoretisch of maatschappelijk relevant is binnen je vakgebied. Je onderzoek moet van belang zijn voor de lezer. Je herhaalt daarom niet alleen wat anderen al hebben geschreven, maar combineert theorieën of past theorie toe in de praktijk.
Hoe dan ook: bedenk een afgebakend onderwerp (dus niet heel breed of vaag, maar concreet en helder).

Meer informatie over het kiezen van een onderwerp vind je op Taalwinkel.nl.

Het probleem

Je onderzoek begint altijd met een ‘probleem’. Dat klinkt niet prettig, maar zo erg is het niet. Een ‘probleem’ is onderzoekstaal voor: “je weet iets niet, maar je wil dat wel graag weten”. En waarom wil je dat weten? Het antwoord daarop bepaalt het doel van je onderzoek, en dus ook het soort onderzoek dat je gaat doen.

 

Het formuleren van de probleemanalyse

Het formuleren van de probleemanalyse is een belangrijk onderdeel van je onderzoek. Pas als je een goede probleemanalyse hebt, is het duidelijk welke richting je onderzoek op gaat. Trek de nodige tijd uit voor het formuleren van de probleemanalyse.

De volgende vragen (de "zes W's") kunnen je helpen de probleemanalyse goed te definiëren:
- Wat is het probleem? Je bekijkt wat er niet wenselijk of onaanvaardbaar is.
- Wie heeft het probleem? Je bekijkt wie het probleem heeft: wie zijn de betrokkenen?
- Wanneer is het een probleem? Je bekijkt wanneer het probleem is ontstaan of zich voordoet.
- Waarom is het een probleem? Je probeert de gevolgen van het probleem te achterhalen.
- Waar is het probleem? Je bekijkt welke plekken, gebieden of onderdelen meer of minder belangrijk zijn.
- Wat is de aanleiding? Je bekijkt hoe het probleem is ontstaan en achterhaalt de geschiedenis van het onderwerp.

Meer informatie over het formuleren van een probleemanalyse vind je op Taalwinkel.nl.

De hoofdvraag

Als je het probleem scherp hebt, ga je een onderzoeksvraag opstellen. Deze wordt ook wel de hoofdvraag of centrale vraag genoemd. Hiermee stel je de vraag wat je precies wil weten. Natuurlijk is het belangrijk dat je de hoofdvraag binnen de gegeven tijd en met behulp van beschikbare materialen kunt beantwoorden. Waar moet een goede hoofdvraag nog meer aan voldoen?

Een goede hoofdvraag is dus:

  • niet subjectief (met je eigen mening en/of oordeel), maar objectief (zonder je eigen mening) en neutraal (zonder oordeel);
  • wel relevant (met toegevoegde waarde, bijvoorbeeld voor de maatschappij, de wetenschap of je opdrachtgever);
  • niet gesloten (met ja of nee te beantwoorden, of met een getal of een keuze uit een beperkt aantal antwoorden), maar open;
  • niet te breed (je wil meer onderzoeken dan mogelijk is), maar afgebakend (duidelijk wat je wel en niet onderzoekt);
  • wel duidelijk (de vraag kan maar op één manier worden uitgelegd).

 

Stap 1 van het schrijfproces: centrale vraag formuleren

Als je een onderwerp bedacht hebt, ga je bepalen wat je precies met dat onderwerp wil gaan doen. Je gaat het problematiseren in de vorm van een centrale vraag. Dit is de vraag die je in je onderzoek gaat beantwoorden. In de tekst zelf hoef je deze echter niet per se als vraag te formuleren.

Houd je bij het formuleren van de centrale vraag in ieder geval aan de volgende richtlijnen:
- niet te breed geformuleerd;
- met het doel naar voren gebracht;
- neutraal geformuleerd;
- enkelvoudig geformuleerd.

Wil je meer weten over het maken van een goede hoofdvraag? Kijk dan op Taalwinkel.nl.

Deelvragen maken

Je hebt nu een goede onderzoeksvraag opgesteld en flink wat theoretisch voorwerk gedaan. Maar je kunt nog altijd niet écht op onderzoek uit: eerst deel je je onderzoeksvraag op in verschillende deelvragen. In het filmpje krijg je uitleg over hoe je dat doet.

 

Het maken van deelvragen

Als je de centrale vraag hebt geformuleerd, kun je de deelvragen formuleren. Je leidt ze namelijk af uit de centrale vraag. Met iedere deelvraag behandel je een onderdeel van de centrale vraag. Als je alle deelvragen hebt beantwoord, heb je dus, als het goed is, de centrale vraag beantwoord.

Een aantal deelvragen baseer je op de geraadpleegde theorie; deze deelvragen behandel je in het theoretisch kader. Daarnaast baseer je een aantal deelvragen op je verdere onderzoek. Deelvragen moeten voldoen aan de volgende criteria:
- Ze overlappen elkaar niet.
- Gezamenlijk dekken ze het probleem volledig.
- Ze zijn relevant (met begrippen uit de probleemanalyse en de centrale vraag).

Op Taalwinkel.nl lees je meer over het maken van deelvragen, inclusief voorbeelden van goede deelvragen.

De inleiding van je verslag

Eigenlijk heb je met alle voorgaande informatie alvast alles in huis voor je inleiding.

 

De inleiding bij je onderzoeksverslag

Omdat een goed begin het halve werk is, is het verstandig om veel aandacht aan je inleiding te besteden. Schrijf daarom nu alvast een eerste versie. Zo heb je nog duidelijker wie, wat, waar je precies wanneer en hoe wil onderzoeken. Het hoeft nog geen meesterwerk te worden: alles kort op een rijtje is al genoeg! Later maak je er wel wat moois van.

Op de Taalwinkel vind je meer informatie over de opbouw van een inleiding, inclusief voorbeelden.

Het theoretisch kader

Je weet intussen wat je hoofdvraag is en je hebt er deelvragen bij opgesteld. Dan is het nu tijd om te onderzoeken wat anderen hier al over geschreven hebben. Daarbij is het goed om te weten wat voor soort onderzoek je doet.

Voordat je nu het onderzoek induikt, moet je een paar dingen goed helder hebben:

  1. Wat is de precieze omschrijving van de zaken die je gaat onderzoeken? In dit geval gaat het om klanttevredenheid, social media en streetwearwinkels. Je moet als onderzoeker weten wat die begrippen betekenen. Wat is klanttevredenheid? Welke elementen bepalen die tevredenheid? Als je dat weet, weet je ook wat je in je onderzoek moet meten.
  2. Is er eerder onderzoek over jouw onderwerp? Zo verlies je geen tijd aan het bedenken van iets wat iemand anders al lang heeft bedacht en kun je voortbouwen op het onderzoek van anderen.
  3. Op welke manier kun je dit onderzoek het beste aanpakken? Hoe meet je bijvoorbeeld klanttevredenheid? Welke methodes werken daar goed bij?

De antwoorden op deze vragen beschrijf je in een tekst die de basis voor je onderzoek vormt. Daarmee geef je aan wat je moet onderzoeken en hoe je dat het beste kunt doen. Deze tekst noem je het theoretisch kader.

 

Het theoretisch kader schrijven

In het theoretisch kader geef je context aan je onderzoek, vaak aan de hand van je (theoretische) deelvragen:
- Je beschrijft de theorie die nodig is om het probleem op te lossen.
- Je bekijkt jouw onderwerp vanuit verschillende theorieën en invalshoeken.
- Je onderbouwt je onderzoeksvragen aan de hand van theorie.
- Je definieert kernbegrippen aan de hand van (wetenschappelijke) literatuur.
- Je maakt het onderzoek meetbaar en dus onderzoekbaar door de literatuur van anderen te gebruiken.
- Je bakent je onderzoek af en stelt grenzen aan je onderzoek: wat onderzoek je wel en wat niet?

Op Taalwinkel.nl vind je meer informatie, aandachtspunten en voorbeeldzinnen met betrekking tot het theoretisch kader. Tip: Gebruik standaarduitdrukkingen en voorbeeldzinnen als je je theoretisch kader moet schrijven.

Een plan van aanpak

Nu heb je een goede hoofdvraag met goede deelvragen. Daarbij heb je ook al bedacht hoe je het onderzoek gaat uitvoeren. Je hebt nog één ingrediënt nodig: een plan om aan de slag te gaan. Zo'n plan van aanpak bestaat uit:

  1. je hoofdvraag en je deelvragen;
  2. een onderzoeksopzet (welke onderzoeksmethoden je kiest en hoe je gegevens verwerkt);
  3. een tijdsplanning.

Een plan van aanpak kun je bespreken met je docent (of je opdrachtgever). Dan is voor jullie allebei duidelijk welke onderzoeksvragen je gaat beantwoorden en hoe je dat gaat doen. Misschien krijg je tijdens zo’n overleg ook meteen een goede tip om je werk makkelijker te maken. Gebruik bijvoorbeeld dit model voor een plan van aanpak.

Voor je tijdsplanning maak je een schema met wat je wanneer gaat doen. Deze planning helpt je het onderzoek op tijd af te krijgen. Ook zie je direct of je gaat achterlopen, zodat je op tijd kunt ingrijpen. Maar de echte winst is misschien wel: je krijgt inzicht in de verschillende stappen die je moet zetten om je onderzoek af te ronden, omdat je alles in stukjes hebt opgedeeld. In je planning neem je dus op:

  • wat je wanneer klaar moet hebben (mijlpalen);
  • een taakverdeling (als je met anderen werkt);
  • wanneer en in welke stappen je je onderzoek uitvoert;
  • voortgangsbesprekingen met je docent of stagebegeleider;
  • afronding en presentatie.

Hoe begin je met tijd plannen?

Tijd Bespreek met je docent hoeveel tijd je hebt voor je opdracht.
Data Wanneer ga je echt van start en wat is de inleverdatum?
Weken Schrijf de weken en maanden op.
Mijlpalen Denk hierbij aan voortgangsbesprekingen, inleverdatum, eerste versie, afronding en presentatie.
Taken Hoeveel tijd kost het onderzoek uitwerken en je presentatie voorbereiden?

 

Een plan van aanpak schrijven

Als je een project moet uitvoeren, heb je vaak met veel verschillende factoren en mensen te maken. Om te zorgen dat het project overzichtelijk wordt en blijft en om te zorgen dat het project tot een goed einde wordt gebracht, schrijf je een plan van aanpak. In een plan van aanpak vertel je waarom je dit project gaat uitvoeren, hoe je dat wilt doen en wat je ermee wilt bereiken.

Op Taalwinkel.nl vind je informatie over de opbouw van een plan van aanpak en het samenwerkingscontract dat erbij hoort. Een goed plan van aanpak helpt je om je uiteindelijke onderzoek te schrijven; je kunt delen overnemen. Enige verschil: met een plan van aanpak ga je het nog doen, met je verslag heb je het al gedaan. Je werkwoordstijden veranderen dus!

Een logboek

Het is handig om een logboek van je onderzoek bij te houden, zeker als je met een groepje werkt. Daarin staat wat je wanneer hebt gedaan. Je kunt dan ook aan je docent of opdrachtgever laten zien hoe ver je met je onderzoek bent.

Check jezelf

In dit hoofdstuk heb je geleerd wat er komt kijken bij het voorbereiden van een onderzoek:

  • vooronderzoek doen;
  • bronnenonderzoek doen;
  • een onderwerp voor je onderzoek kiezen;
  • hoofd- en deelvragen verwoorden;
  • een theoretisch kader schrijven;
  • een plan van aanpak maken;
  • een logboek gebruiken.

Vooronderzoek is dus belangrijk, maar: waarom eigenlijk? Geef aan welke stelling correct is.

Onderzoeken

In dit hoofdstuk

Je hebt je onderwerp gekozen en goede vragen opgesteld. Je hebt een theoretisch kader geschreven en een plan van aanpak gemaakt. Nu kan het onderzoekswerk beginnen. In dit hoofdstuk leer je wat dat inhoudt.

Aan het eind van dit hoofdstuk:

  • kun je verschillende onderzoeksmethodes onderscheiden;
  • begrijp je hoe je verschillende onderzoeksmethodes kunt toepassen;
  • weet je wat kwalitatieve en kwantitatieve gegevens zijn;
  • begrijp je hoe kwantitatieve en kwalitatieve verwerkt in je resultaten;
  • heb je geleerd je hoe je conclusies trekt.

 

Stap 2 van het schrijfproces: structureren

Zorg ervoor dat je in je onderzoeksverslag beschrijft welke onderzoeksmethode je hebt gekozen op basis van je centrale vraag en theoretisch kader, wat je resultaten zijn en welke conclusies er getrokken kunnen worden. Daarmee heb je meteen je verslag gestructureerd, en dat is voorlopig voldoende. Je hoeft dus nog niet meteen ook je hele verslag te schrijven – dat komt later wel.

Meer informatie over het structureren (schrijfproces) vind je op de Taalwinkel.

Operationaliseren

 

Visualisatie van een van de modellen voor klanttevredenheid (J.P.R. Thomassen)
J.P.R. Thomassen

Weet je nog? Je ging onderzoeken welke invloed het gebruik van social media door streetwearwinkels heeft op de klanttevredenheid. Uit je bronnenonderzoek voor het theoretisch kader is gebleken dat er een aantal (wetenschappelijke) modellen bestaan om klanttevredenheid te beschrijven. De elementen die deze klanttevredenheid bepalen, zijn volgens een van die modellen: service, product of dienst en prijs. Dit model kun je uitwerken in een visualisatie (zie de afbeelding).Op basis van dit model is het nu makkelijker om gericht vragen voor je onderzoek op te stellen, zoals: Wat is precies de dienst? Welke service wordt gegeven? Hoe werkt mond-op-mond reclame?

Je deelt het oorspronkelijke begrip eigenlijk op in een aantal stukjes die je kunt onderzoeken en meten. Dit heet het operationaliseren van je onderzoeksvraag.

 

Van operationalisatie naar onderzoeksmethode

Aan de hand van je operationalisatie kun je de beste onderzoeksmethode bepalen. Het is goed om te beseffen dat een onderzoeksmethode iets anders is dan het soort onderzoek (verklarend, beschrijvend, beoordelend en adviserend). In dit hoofdstuk maak je kennis met de vijf belangrijkste onderzoeksmethoden.

Op de Taalwinkel vind je tips en informatie over onderzoeksmethoden.

Methode 1: bronnenonderzoek

Een belangrijke onderzoeksmethode is bronnenonderzoek. Dit doe je niet alleen voor je theoretisch kader, maar ook voor een deelvraag moet je vaak meer informatie zoeken in boeken, tijdschriften of op websites.

Je hebt inmiddels geleerd hoe je dat doet. Je kunt nalezen hoe je bronnenonderzoek doet in het vorige hoofdstuk.

 

Bronnenonderzoek in je verslag

Bij vrijwel elk onderzoek doe je bronnenonderzoek. Dit soort onderzoek wordt soms ook wel literatuuronderzoek, deskresearch of bureauonderzoek genoemd. De inzichten verwerk je grotendeels in je theoretisch kader, maar je geeft in je onderzoeksopzet aan waarom je voor deze onderzoeksmethode hebt gekozen en waarom je voor welke bronnen gekozen hebt.

Op de Taalwinkel vind je meer tips over bronnenonderzoek (literatuuronderzoek) en andere onderzoeksmethoden.

Methode 2: enquête

Een enquête afnemen is een andere bekende onderzoeksmethode. Met een enquête kun je een beeld krijgen van de mening van mensen over een onderwerp. Een enquête is een vragenlijst die je gebruikt om (een deel van je) hoofd- en deelvragen gericht beantwoord te krijgen door je doelgroep.

Je stelt je vragen aan een groep mensen (je respondenten) over hun gedrag (hoe vaak bezoek je een streetwearwinkel?), hun voorkeuren (in welke streetwearwinkels koop je het liefst?), eigenschappen (bijvoorbeeld leeftijd) en gevoelens (hoe voel je je als je in de winkel rondloopt?).

Goede enquêtevragen

Maar hoe maak je goede enquêtevragen?

  • Formuleer vragen aan de hand van je onderzoeksvraag en je deelvragen: welke informatie heb jij nodig om jouw vragen te kunnen beantwoorden?
  • Houd je vragen kort en neutraal, dus zonder je eigen mening.
  • Check of je vragen duidelijk zijn; laat ze vooraf lezen door iemand die niets met je onderzoek te maken heeft.
  • Maak zoveel mogelijk gesloten vragen, die je respondenten met twee of meer keuzemogelijkheden kunnen beantwoorden. Dat maakt een enquête makkelijker in te vullen én te verwerken.
  • Zorg ervoor dat je enquête niet te lang duurt, anders loop je het risico dat mensen geen tijd voor je hebben.

Een enquête afnemen

De enquête kun je schriftelijk of telefonisch afnemen, maar er zijn ook online tools waarmee je enquêtes kunt uitvoeren. Op Scribbr.nl vind je een vergelijking van veelgebruikte online tools. Enquêtes zijn vaak anoniem; dan durven mensen eerlijker antwoord te geven.

Je neemt de enquête onder zoveel mogelijk mensen af (minimaal 20, maar liever 50). Dit is niet altijd mogelijk, maar zorg dan in elk geval voor zoveel mogelijk mensen en wees eerlijk: geef aan dat de resultaten misschien niet helemaal representatief zijn. Het is niet erg als het niet perfect is uitgevoerd, als je maar duidelijk is dat je je hiervan bewust bent.

 

De enqûete als methode in je verslag

In je verslag geef je in de onderzoeksopzet aan dat je enquêtes hebt afgenomen. Daarbij beschrijf je waarom je voor deze onderzoeksmethode hebt gekozen en welke keuzes je hebt gemaakt (bijvoorbeeld het soort vragen en het aantal respondenten). Je vragenlijst kun je als bijlage toevoegen; in je onderzoeksopzet hoef je daar alleen naar te verwijzen.

Op de Taalwinkel vind je meer tips over enquêtes en andere onderzoeksmethoden.

Methode 3: interview

Interviewen is het gericht stellen van vragen om informatie te krijgen die jij nodig hebt om je onderzoeksvraag te beantwoorden. Een interview lijkt een beetje op een enquête. Het voordeel is dat je bij een interview ook vragen kunt stellen die je ter plekke verzint en bij onduidelijkheden verder kunt doorvragen.

Opbouw van een interview

Een interview bestaat uit drie delen:

  • Opening: je legt uit wat het onderwerp is van het interview en wat je hoopt te weten te komen. Vertel bijvoorbeeld ook wat je met de antwoorden gaat doen en of deze anoniem zijn. Je kunt ook je geïnterviewde een document laten ondertekenen waarin deze aangeeft dat je de antwoorden mag gebruiken. Dat is vooral belangrijk bij privacygevoelige informatie (bijvoorbeeld over iemands gezondheid).
  • Vragen: je stelt de vragen die je hebt voorbereid en die opkomen tijdens het interview.
  • Afronding: je geeft nog eens een samenvatting van wat de geïnterviewde jou heeft verteld en checkt of je het goed hebt begrepen. Vergeet niet je gesprekspartner te bedanken voor de medewerking!

Interviewtips

1. Bereid je goed voor

Bereid je goed voor op je interview, want het is best lastig om te vragen, te luisteren en te noteren tegelijk. Schrijf je vragen vooraf op en nummer ze, of zorg voor voldoende ruimte voor aantekeningen. Neem twee pennen en genoeg papier mee. Je mobieltje kan dienen als opnameapparaat, maar zet wel alle meldingen uit – je wil niet opeens gebeld worden tijdens een goed gesprek.

Het is handig om de antwoorden kort op te schrijven bij de vragen en om niet alleen een opname te maken. De opnameapparatuur gebruik je voor als je je handschrift niet meer kunt lezen. Door tegelijk te noteren blijf je beter opletten en kun je bijvoorbeeld alvast verbanden leggen tussen vragen en antwoorden.

2. Stel de juiste vragen

Als je open vragen stelt, krijg je waarschijnlijk de meeste informatie. Een voorbeeld van een open vraag is "Wat vindt u van de nieuwe James Bond film?" Bij gesloten vragen heeft iemand de keuze uit een klein aantal mogelijke antwoorden, bijvoorbeeld 'ja' of 'nee'. Gesloten vragen zijn dus wel handig voor enquêtes, maar niet voor interviews.

3. Zorg voor de juiste lichaamshouding

Zorg dat je een open houding hebt. Zet geen laptop tussen jullie in en probeer je armen niet gekruist te houden. Zo laat je zien dat je echt geïnteresseerd bent. Je moedigt de geïnterviewde daarmee aan om meer te vertellen.

4. Vat samen

Vat na iedere vraag samen wat je gehoord hebt. Dit zorgt ervoor dat je zelf nog een keer kunt controleren of je alle informatie hebt en of je het goed begrepen hebt. Ook nodigt het de geïnterviewde uit om meer te vertellen.

5. Vraag door

Het kan zijn dat je geïnterviewde de vraag niet begrijpt of geen duidelijk antwoord geeft. Op zo'n moment moet je doorvragen. Dit betekent dat je een extra vraag stelt over hetzelfde onderwerp om meer informatie te verkrijgen.

6. Luister aandachtig

Als je niet goed luistert naar wat de geïnterviewde zegt, neem je de informatie niet goed in je op. Daarnaast kun je niet goed samenvatten wat de persoon gezegd heeft of doorvragen voor meer informatie. Het is dus prima om het interview op te nemen, maar schrijf ook altijd mee.

7. Sluit af

Zorg dat je laatste vraag is of de ander nog een vraag of opmerking heeft. Vaak levert dat niets op, maar komt er dan na de afsluiting nog een briljante (of gewoon leuke) opmerking omdat diegene er nog even over nagedacht heeft. Houd je pen en papier dus bij de hand, en zet je recorder nog niet uit.

 

Interviews in je verslag

De inzichten van je interviews verwerk je bijvoorbeeld in je resultaten, bijvoorbeeld met citaten die mooi passen bij je onderzoeksvragen. Soms moet je de uitgeschreven interviews ook in je verslag opnemen; dat kan dan bijvoorbeeld in je bijlagen. In je onderzoeksopzet geef je weer aan welke keuzes je hebt gemaakt om het meeste uit de interviews te halen (bijvoorbeeld het aantal geïnterviewden en het soort vragen).

Op de Taalwinkel vind je meer tips over interviews en andere onderzoeksmethoden.

Methode 4: observatie

Observeren is: kijken wat er gebeurt. Observeren moet je zo objectief mogelijk doen, dus je moet vooral feiten registreren. Je registreert bijvoorbeeld gedrag met cijfers (frequenties, duur) en niet met meningen en interpretaties als 'verdrietig' – want dan doe je aannames en die moet je, zoals je weet, bewijzen.

Bij een observatie is het belangrijk om te bedenken dat niet alles is wat het lijkt. Als je twijfelt over iets dat je hebt gezien of gehoord kun je vragen wat iemand bedoelt of denkt. Op die manier kun je nagaan of je observatie klopt. Een tip is om iemand van tevoren altijd om medewerking te vragen.

Bij observaties zijn enkele van je zintuigen je belangrijkste hulpmiddelen:

  • Kijken: observeren doe je vooral door te kijken. Je kunt bijvoorbeeld bekijken hoe een rups zich voortbeweegt, maar je kunt ook kijken hoe mensen zich in een streetwearwinkel gedragen.
  • Luisteren: je kunt luisteren naar geluiden in de omgeving, of naar mensen die praten. Luister hierbij niet alleen naar wat er gezegd wordt, maar ook naar hoe het gezegd wordt. Praat iemand zacht of hard? Hoog of laag? Kom dit overeen met de lichaamstaal die je observeert?
  • Voelen: je kunt iets voelen, iets aanraken, zoals een fysiotherapeut met de handen de soepelheid van je spieren voelt. Dit komt echter niet in veel beroepen voor. Lastig is bovendien dat gevoel niet altijd objectief is.

 

Observaties in je verslag

Je observaties gebruik je bijvoorbeeld voor je resultaten: wat heb je gezien, gehoord en gevoeld? In je onderzoeksopzet geef je aan waarom je voor deze onderzoeksmethode hebt gekozen en wat je precies hebt gedaan.

Op de Taalwinkel vind je meer tips over diverse onderzoeksmethoden.

 

Methode 5: experiment

Bij een experiment doe je een proef om je onderzoeksvraag te beantwoorden. Je wil met de proef ontdekken of de verwachting die je had, oftewel de hypothese die je hebt opgesteld, ook echt klopt.

Om een experiment uit te voeren bedenk je eerst welke deelvraag je wil beantwoorden en wat je daarvoor nodig hebt: wat voor locatie heb je nodig en ga je werken met gevaarlijke stoffen? Je kunt met je docent bespreken of je je experiment goed voorbereid hebt en hoe je het beste te werk kunt gaan.

Experimenten in je verslag

Je experimenten gebruik je om je resultaten antwoorden te kunnen geven op een of meer deelvragen. In je onderzoeksopzet geef je aan waarom je voor deze onderzoeksmethode hebt gekozen en wat je precies hebt gedaan.

Op de Taalwinkel vind je meer tips over experimenteel onderzoek en andere onderzoeksmethoden.

Kwantitatief of kwalitatief

Er zijn dus veel manieren waarop je onderzoek kunt doen. Als je voor een methode kiest, is het goed om te weten wat voor soort gegevens je zoekt. Wil je verkoopcijfers weten, ofwel kwantitatieve informatie? Of ben je vooral geïnteresseerd in meningen of gedrag van klanten, ofwel kwalitatieve informatie?

  • Bij een kwantitatief onderzoek verzamel je cijfers en getallen; het gaat je om de kwantiteit, de hoeveelheid. Je houdt bijvoorbeeld een enquête onder volgers van het Instagram-account van een streetwearwinkel, waarin je vraagt om een score te geven tussen de 1 en 5 voor bijvoorbeeld de dienstverlening en openingstijden. Met dit onderzoek weet je vervolgens hoeveel mensen welke score hebben gegeven.
  • Bij kwalitatief onderzoek kijk je naar gedrag, meningen of uitspraken. Je neemt interviews af of doet observaties. Zo kom je erachter hoe en/of waarom mensen iets doen. Je krijgt geen getallen maar inzichten; het gaat je dus niet om de hoeveelheid maar om de kwaliteit.
  • Een onderzoek kan ook een combinatie zijn: je gebruikt dan mixed methods. Je kunt bijvoorbeeld met kwantitatieve gegevens laten zien hoe groot een probleem is. Vervolgens probeer je met kwalitatieve gegevens de oorzaak te vinden.

 

Kwantitieve of kwalitatieve vragen in je verslag

Welk soort onderzoek je kiest, hangt ook samen met de methoden. De ene methode vraagt om een kwantitatieve benadering (zoals de enquête), de andere juist om een kwalitatieve (zoals het interview). Je moet dit weer verantwoorden in je verslag: waarom heb je hiervoor gekozen en wat levert dat op?

Op de Taalwinkel vind je handige tips om te bepalen of je kwantitatief of kwalitatief onderzoek doet en hoe je dat koppelt aan je deelvragen.

Kwantitatieve gegevens uitwerken

Onderzocht 50 winkels
Twitter 44
WhatsApp 44
Instagram 34
YouTube 22
Facebook 20
Tiktok 7
Facetime 5
Overig 7

Voor je deelvraag Welke sociale media zijn bij vergelijkbare streetwear-winkels in gebruik? heb je flink wat onderzoek gedaan. Eerst heb je bronnenonderzoek gedaan: op de websites van streetwearwinkels heb je gekeken via welke socialmediakanalen ze hun kleding aanbieden. Een belronde met interviews heb je overgeslagen maar je hebt wel een enquête verstuurd voor de dubbelcheck.

Je onderzoek heeft een aantal gegevens opgeleverd. Deze kun je bijvoorbeeld in alfabetische volgorde zetten, of in volgorde van meest naar minst. De categorie 'Overig' plaats je meestal helemaal aan het einde.

Je kunt de gegevens mooi zichtbaar maken met behulp van afbeeldingen, bijvoorbeeld een cirkeldiagram of een staafdiagram. Wil je in één afbeelding een verhaal vertellen aan de hand van de cijfers, maak dan een infographic.

 

Voorbeelden van een cirkel- en een staafdiagram
Een cirkeldiagram (links) en een staafdiagram (rechts).

 

Voorbeeld van een infographic
Een infographic.

 

Resultatenhoofdstuk

In je verslag neem je een resultatenhoofdstuk op. Hierin werk je je resultaten uit en verantwoord je hoe je aan deze gegevens bent gekomen, waarbij je verwijst naar je onderzoeksopzet. Je grafieken en tabellen kun je in de tekst kwijt, of, als ze heel groot zijn, in een bijlage. Als je de informatie nodig hebt om je tekst begrijpelijk te houden, dan plaats je ze natuurlijk in elk geval bij die tekst. Eventueel kies je hier voor een vereenvoudigde weergave, en verwijs je naar de bijlage voor de gedetailleerde versie.

Op de Taalwinkel vind je meer informatie over de opbouw en inhoud van je resultaten.

Kwalitatieve gegevens uitwerken

Wat vinden mensen? Hoe gedragen ze zich? Om die vragen te beantwoorden heb je interviews gehouden of het gedrag van mensen geobserveerd. De interviews over streatwearwinkels heb je misschien gewoon op straat afgenomen bij mensen die uit de winkel kwamen, of juist bij een groep speciaal geselecteerde klanten.

Hun antwoorden kun je dan in categorieën verdelen en soortgelijke antwoorden bij elkaar zetten. Hieronder zie je hoe dat eruit kan zien voor de deelvraag Wat verwachten de klantgroepen van social media ten aanzien van de klantenservice?

Ook deze gegevens kun je weer mooi zichtbaar maken met behulp van figuren en tabellen. Je voegt dan een kwantitatieve laag toe aan de kwalitatieve informatie die je al had.

 

Mogelijke antwoorden Aantal x genoemd % t.o.v. totaal aantal resp.
“Ik verwacht dat ik direct antwoord krijg.” Genoemd: 111 x 15-25 jr.: 60%
26-34 jr: 90%
35-45 jr.: 43%
> 45 jr: 13%
“Ik verwacht dat ik bij de behandeling van een vraag steeds door dezelfde medewerker geholpen word.” Genoemd: 76 x 15-25 jr.: 15%
26-34 jr: 30%
35-45 jr.: 60%
> 45 jr: 50%
“Ik verwacht door deskundig personeel geholpen te worden.” Genoemd: 158 x 15-25 jr.: 73%
26-34 jr: 75%
35-45 jr.: 88%
> 45 jr: 80%
“Ik verwacht een persoonlijke, informele toon.” Genoemd: 40 x 15-25 jr.: 78%
26-34 jr: 82%
35-45 jr.: 30%
> 45 jr: 13%

 

Resultatenhoofdstuk

In je verslag neem je een resultatenhoofdstuk op. Hierin werk je je resultaten uit en verantwoord je hoe je aan deze informatie bent gekomen, waarbij je verwijst naar je onderzoeksopzet. Als je interviews verwerkt, kun je citaten opnemen bij bepaalde resultaten. Daarmee gebruik je dat interview als een bron bij het uitwerken van je resultaten.

Op de Taalwinkel vind je meer informatie over de opbouw en inhoud van je resultaten.

Conclusies trekken

Je onderzoeksgegevens heb je nu mooi verwerkt in staatjes, plaatjes en citaten: je onderzoek gaat er steeds beter uitzien. Maar je mist nog een heel belangrijk onderdeel: je conclusie.

De conclusie waar het allemaal om draait, is natuurlijk het antwoord op je hoofdvraag. Die hoofdvraag had je opgesplitst in deelvragen. Met behulp van je onderzoeksgegevens heb je iedere deelvraag kunnen beantwoorden in je resultatenhoofdstuk. Die antwoorden kun je zien als deelconclusies, die samen je hoofdconclusie horen te vormen. Het is belangrijk dat je in je conclusie geen nieuwe informatie deelt, maar alleen alle losse eindjes aan elkaar knoopt.

Het kan best lastig zijn om conclusies te trekken. Zorg ervoor dat je niet in deze drie valkuilen trapt:

  • Uitgaan van aannames in plaats van gegevens.
  • Conclusies baseren op informatie die je niet uit je deelvragen haalt.
  • Verkeerde verbanden leggen tussen je gegevens.

Over de eerste valkuil, uitgaan van aannames, heb je al uitgebreid gelezen. Als je bijvoorbeeld van het begin af aan hebt gedacht dat streetwearwinkels Instagram het meest gebruiken, en je blijft daarvan uitgaan, dan heb je niet goed naar je gegevens gekeken: WhatsApp en Twitter staan toch echt bovenaan.

Als je uit de tabel bij je deelvraag over de verwachtingen van klantgroepen concludeert dat vooral meisjes en vrouwen tussen de 15 en 25 jaar een informele toon op prijs stellen, ben je in de tweede valkuil getrapt: je hebt conclusies gebaseerd op informatie die je niet uit je deelvragen haalt. Misschien heb je dat idee gekregen omdat je veel meisjes hebt gesproken, maar je hebt dat niet bij je gegevens opgenomen. Soms kan het dus ook betekenen dat je een deelvraag moet toevoegen, in dit geval gericht op het geslacht van de klanten.

De derde valkuil is heel gevaarlijk, want soms zie je hem nauwelijks. Verkeerde verbanden zijn namelijk zo gelegd. Ook professionele onderzoekers trappen hier vaak in. 

Van resultaten naar conclusies

In je verslag schrijf je de conclusie nadat je de inleiding, het theoretisch kader, de onderzoeksopzet en het resultatenhoofdstuk hebt geschreven. De informatie uit die hoofdstukken heb je namelijk nodig om in je conclusie een antwoord op de onderzoeksvraag te kunnen geven.

Je begint je conclusie dan ook door die vraag nogmaals te stellen, gevolgd door een samenvatting van de belangrijkste informatie. Aan de hand daarvan schrijf je je conclusie en een eventuele aanbeveling. Daarbij geef je ook aan wat er eventueel nog anders kan bij een vervolgonderzoek. Dat is niet een diskwalificatie van jezelf, integendeel: je laat zien dat je ook wel weet dat tien respondenten misschien niet echt veel is, maar dat dit alles is wat je binnen de beperkte tijd kon doen.

Op de Taalwinkel vind je extra informatie over het schrijven van je conclusie. Kijk ook eens naar de video van YouTube-docent Arnoud Kuijpers over het schrijven van een goed slot.

Check jezelf

In dit hoofdstuk heb je kennis gemaakt met:

  • vijf verschillende onderzoeksmethodes;
  • de toepassing van onderzoeksmethodes;
  • kwalitatieve en kwantitatieve gegevens;
  • de uitwerking van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens;
  • het trekken van conclusies uit je onderzoeksgegevens.

Weet je het nog? Check jezelf en maak de vragen.

Rapporteren

In dit hoofdstuk

Je hebt nu geleerd wat onderzoek doen is, waarom je een onderzoek doet, hoe je je voorbereidt op een onderzoek, hoe je een onderzoek kan uitvoeren en je gegevens kan verwerken en analyseren.

Nu ben je toe aan de laatste fase: het afronden. Je gaat aan anderen laten lezen of zien wat je hebt gevonden. In dit hoofdstuk leer je hoe je dat doet.

Na dit hoofdstuk:

  • begrijp je waar een onderzoeksverslag uit bestaat;
  • begrijp je dat het belangrijk is om bronnen op de juiste manier te verwerken;
  • heb je geleerd hoe je je onderzoek kunt presenteren.

 

Stap 3 en 4 van het schrijfproces: formuleren en corrigeren

Het is nu tijd voor het daadwerkelijk schrijven van je verslag. Je verwerkt alle informatie met de juiste woorden in lopende zinnen en met een correcte spelling. Dat hoef je niet allemaal in één keer te doen, want dat is erg veel tegelijk. Zorg eerst voor een goed verhaal, en kijk dan nog eens (of twee keer, of zo vaak als nodig) waar je de puntjes op de i kunt zetten.

Meer informatie over het schrijfproces en de rol van formuleren en corrigeren vind je op de Taalwinkel.

Vanuit hier kun je je ook optimaal voorbereiden op de presentatie van je verslag: je weet immers intussen wel waar je het over hebt.

Het onderzoeksverslag

Meestal moet je op het hbo je onderzoek vastleggen in een verslag (of rapport). Je docent en/of je opdrachtgever lezen je verslag vervolgens zorgvuldig, luisteren naar je presentatie over dat verslag en geven je dan een beoordeling.

Hoe ziet je verslag eruit? Dat kan per opleiding verschillen, maar vaak vind je deze onderdelen wel terug:

  • Titelpagina
  • Inhoudsopgave
  • Samenvatting
  • Inleiding
  • Theoretisch kader
  • Onderzoeksopzet
  • Onderzoeksresultaten
  • Conclusie
  • Aanbevelingen
  • Literatuurlijst
  • Bijlagen

 

De juiste taal en stijl in je onderzoeksverslag

Zorg ervoor dat de tekst van je onderzoeksverslag helder en begrijpelijk is. Een onderzoeksverslag is vaak een wetenschappelijke tekst. Dat betekent dat de opmaak en de tekst strak en zakelijk zijn. Je stijl (woordgebruik en woordkeuze) en je zinsbouw spelen hierbij een belangrijke rol. Hoe je erop kunt letten dat jouw tekst in taal en stijl een onderzoeksverslag wordt, lees je op de Taalwinkel.

Op de Taalwinkel vind je ook meer informatie over de opbouw van een onderzoeksverslag en over het schrijfproces van begin tot eind. Kijk verder eens naar de video van YouTube-docent Arnoud Kuijpers, over het schrijven van een goede alinea

Voorbeeld: de inleiding

Hoe ziet dat er nou uit, een onderzoeksverslag in een wetenschappelijke taal en stijl? Die vraag kunnen we het beste beantwoorden aan de hand van een voorbeeld: de inleiding. Je inleiding is meer dan alleen maar een intropraatje vooraf. Je geeft informatie over wat je waarom hebt onderzocht, zoals je intussen weet uit de voorbereiding.

Hieronder kun je oefenen met de uitwerking van de inleiding voor je onderzoek naar streetwearwinkels, social media en klanttevredenheid, maar eerst zetten we de onderdelen van een inleiding voor je op een rijtje:

  • Je begint met de introductie van je onderwerp. Hier geef je informatie over het onderwerp waarover je schrijft. Je beschrijft de ‘wat'. Je leidt de lezer langzaam het onderwerp in.
  • Dan ga je over op de aanleiding voor je onderzoek. Je beschrijft het probleem of de gebeurtenis waaruit het onderzoek voortkomt, oftewel de 'waarom'.
  • In de probleemanalyse (of probleembeschrijving) leg je vervolgens duidelijk uit wat het probleem is:
  • Dan vermeld je de hoofdvraag, in dit geval: Welke invloed heeft het gebruik van social media door streetwearwinkels op klanttevredenheid? Je hoeft deze niet letterlijk als vraag in je inleiding op te nemen; je kunt de vraag ook opnemen in je lopende tekst.
  • De hoofdvraag heb je opgesplitst in deelvragen. De deelvragen kun je na de hoofdvraag vermelden.
  • Je geeft daarna aan wat je wil bereiken met je onderzoek: je doelstelling. Welk probleem wordt ermee opgelost en wie heeft daar voordeel van?
  • Je sluit je inleiding af met een leeswijzer, waarin je beschrijft hoe je onderzoek is opgebouwd. Je geeft hierin dus de rode draad van je 'verhaal': hoe hangen alle onderdelen met elkaar samen?

 

De inleiding bij je onderzoeksverslag

Je hebt al bij je voorbereiding een eerste versie van je inleiding gemaakt. Nu is het tijd om die verder uit te werken. Het is handig om dat nu pas, aan het einde van je onderzoek, te doen, want intussen heb je een totaalbeeld van je onderzoek.

YouTube-docent Arnoud Kuijpers heeft een handige video over het schrijven van een inleiding gemaakt. Doe er je voordeel mee!

Bronvermelding

In je verslag schrijf je duidelijk op waar je je informatie vandaan hebt gehaald. Je vermeld je bronnen in de tekst zelf, met een verwijzing in de tekst zelf, in voetnoten (onderaan de pagina) of in eindnoten (bijvoorbeeld na een hoofdstuk). In je opdracht staat vaak vermeld welke verwijzing gebruikelijk is in jouw studie. Daarnaast vermeld je alle bronnen in de literatuurlijst, aan het eind van je verslag.

Vermeld je je bronnen niet, dan lijkt het alsof je het allemaal zelf hebt verzonnen. Dan pleeg je plagiaat. Het maakt hierbij niet uit of je het expres hebt gedaan of het gewoon bent vergeten: dat kan je lezer immers niet weten.

Er zijn twee verschillende manieren om in de tekst een bron te gebruiken: met citeren en met parafraseren: 

  • Een citaat is een letterlijk overgenomen fragment uit een publicatie. Dat gebruik je bijvoorbeeld voor definities of als iemand een mooie uitspraak gedaan heeft. 
  • Een parafrase is een weergave daarvan in eigen woorden, waarmee je dus laat zien dat je echt begrijpt wat er in de bron staat. Meestal is parafraseren dus de beste keuze.

 

 

Parafraseren

Parafraseren is niet: de tekst overnemen en één of twee woorden veranderen in synoniemen. Het is wel: goed weergeven wat er in de bron staat. Dat kun je bijvoorbeeld doen door de tekst te lezen en dan de belangrijkste begrippen te noteren. Vervolgens leg je de tekst even opzij en probeer je aan jezelf uit te leggen wat je net hebt gelezen. Schrijf die uitleg op en pak dan je genoteerde begrippen erbij. Staan ze er allemaal in? Pas eventueel je uitleg nog een beetje aan en pak dan weer de bron erbij: is het een goede weergave van de bron, zonder precies dezelfde woorden? Mooi, hoef je alleen nog te verwijzen naar de bron.

Meer over parafraseren en citeren vind je op de Taalwinkel.

De literatuurlijst

Achter in je verslag zet je je literatuurlijst: de complete lijst met bronnen die je in je verslag hebt gebruikt. Dat zijn bijvoorbeeld boeken zijn, tijdschriftartikelen, webpagina’s of video’s. De beschrijvingen van die bronnen verschillen onderling, maar ze geven allemaal antwoord op dezelfde vragen:

  1. Wie is de maker?
  2. Wanneer is de bron gepubliceerd?
  3. Wat is de titel?
  4. Waar(in) is de bron gepubliceerd?

Kort samengevat: een goede bronvermelding bestaat altijd uit de onderdelen wie, wanneer, wat, waar.

Citatiestijlen gebruiken

Op het hbo moet je voldoen aan bepaalde regels voor de vermelding van je bronnen. Deze regels noemen we een citatiestijl. Er bestaan verschillende citatiestijlen. Een bekende citatiestijl die in veel hbo-studies gebruikt wordt, heet APA. Deze bronvermelding is volgens de APA-regels geschreven: Jones, P. (2018). Basisboek sociale media en marketing. Business Uitgevers Nederland.

Programma’s als Word hebben ook een citatiestijl-functie, maar het is handig om zelf de basics te leren. Je bent hoe dan ook zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van je bronvermelding. Gelukkig is er hulp; de bibliotheek van de HvA biedt bijvoorbeeld veel informatie over bronvermelding; op de Taalwinkel lees je hoe je de belangrijkste citatiestijlen herkent.

De onderzoekspresentatie

Je hebt je onderzoek af en je verslag gedeeld met de betrokkenen. Sommigen kunnen niet wachten om hun onderzoek te presenteren aan hun medestudenten, de docent of het bedrijf waarvoor ze de opdracht hebt gedaan. Maar anderen worden van de gedachte alleen al een beetje zenuwachtig.

Een goede voorbereiding op je presentatie geeft je meer zelfvertrouwen. Denk van tevoren aan:

  • De opbouw: zorg dat je presentatie een goede opbouw heeft. Maak een inleiding, een kern en een slot. Wat is de boodschap die je wil overbrengen? Die mag je best een paar keer laten terugkomen.
  • Je publiek: stem je verhaal af op wie naar je kijkt en luistert. Welke leeftijd heeft je publiek? Weten ze al wat van je onderwerp af? Houd daar rekening mee.
  • De ondersteuning: hoe ga je je presentatie ondersteunen? Je kunt best andere dingen gebruiken bij je presentatie dan alleen je tekst en je presentatie in PowerPoint of een andere tool. Dat ligt natuurlijk wel aan je onderwerp. Heb jij bijvoorbeeld onderzocht of kinderen beter leren met muziek aan? Overweeg dan om je presentatie met muziek te beginnen.

Tip: oefen je presentatie goed. Let daarbij op de volgende do’s en don’ts:

Do’s Dont’s
Een spiekbriefje met steekwoorden meenemen De hele tijd naar je presentatie omkijken (dat gebeurt heel vaak, let maar op)
Duidelijk en rustig spreken en het publiek aankijken Je hele presentatie voorlezen in een rap tempo
Zorgen dat je enthousiast overkomt Aan je haar of kleren friemelen
Stevig staan, met beide voeten op de grond Je handen in je zakken stoppen

 

Als je samen met een klasgenootje presenteert, moet je goed met elkaar afspreken wie wat zegt en hoeveel tijd je daarvoor nodig hebt. Je hebt tenslotte maar een bepaalde tijd voor de presentatie.

 

Je onderzoek presenteren

Bestudeer eens de tips voor een goede presentatie op de Taalwinkel. Bij een goede voorbereiding hoort ook het maken en oefenen van je presentatie.

Check jezelf

In dit hoofdstuk heb je geleerd:

  • uit welke onderdelen een onderzoeksverslag uit bestaat;
  • dat het belangrijk is dat je je bronnen vermeldt;
  • hoe je je onderzoek kunt presenteren.

Maak tot slot de vragen. Hiermee check je of je nog weet wat je allemaal in de cursus hebt geleerd.

Lees de beschrijvingen. Zijn vooral kwalitatieve of kwantitatieve gegevens nodig voor deze onderzoeken?

  • Het arrangement Onderzoeken in het hbo is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2022-11-24 11:00:23
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Deze cursus is - met toestemming van de makers - gebaseerd op de online cursus Profielwerkstuk:  hulp bij het maken van je profielwerkstuk van de Hogeschool Rotterdam.

    Daarnaast is gebruik gemaakt van de Studiehandleiding Keuzedeel voorbereiding hbo-Economie 2019-2020 (ROCvA Amstelland; ROC TOP West; NOVA College Haarlem, i.s.m. de Hogeschool van Amsterdam en de Hogeschool Inholland).

    De cursus is tot stand gekomen in samenwerking met docenten van het Clusius College, vestiging Alkmaar

    De afbeeldingen zijn rechtenvrij en vrij van naamsvermelding afkomstig van Pixabay, Pexels en de HvA beeldbank. en de HvA beeldbank, nummers HvA0012365 en HvA0010632.

    Het voorbeeld "Rij in de supermarkt" in module 1 is geïnspireerd door het voorbeeld "Rij bij de kassa" in Verhoeven, (2018). Wat is onderzoek? p. 21.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Als je naar het hbo gaat, komt er een hoop nieuws op je af, zoals nieuwe gebouwen, nieuwe medestudenten en een nieuwe manier van studeren. Ook nieuw is dat je in het hbo vaak onderzoek doet. Bij veel opleidingen begin je zelfs al gelijk met onderzoek, vaak met echte opdrachtgevers en gericht op echte oplossingen. Om je hierop voor te bereiden geeft deze cursus je een inkijkje in onderzoek doen ‘hbo-stijl’.
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten