In je verslag schrijf je duidelijk op waar je je informatie vandaan hebt gehaald. Je vermeld je bronnen in de tekst zelf, met een verwijzing in de tekst zelf, in voetnoten (onderaan de pagina) of in eindnoten (bijvoorbeeld na een hoofdstuk). In je opdracht staat vaak vermeld welke verwijzing gebruikelijk is in jouw studie. Daarnaast vermeld je alle bronnen in de literatuurlijst, aan het eind van je verslag.
Vermeld je je bronnen niet, dan lijkt het alsof je het allemaal zelf hebt verzonnen. Dan pleeg je plagiaat. Het maakt hierbij niet uit of je het expres hebt gedaan of het gewoon bent vergeten: dat kan je lezer immers niet weten.
Er zijn twee verschillende manieren om in de tekst een bron te gebruiken: met citeren en met parafraseren:
Een citaat is een letterlijk overgenomen fragment uit een publicatie. Dat gebruik je bijvoorbeeld voor definities of als iemand een mooie uitspraak gedaan heeft.
Een parafrase is een weergave daarvan in eigen woorden, waarmee je dus laat zien dat je echt begrijpt wat er in de bron staat. Meestal is parafraseren dus de beste keuze.
Parafraseren
Parafraseren is niet: de tekst overnemen en één of twee woorden veranderen in synoniemen. Het is wel: goed weergeven wat er in de bron staat. Dat kun je bijvoorbeeld doen door de tekst te lezen en dan de belangrijkste begrippen te noteren. Vervolgens leg je de tekst even opzij en probeer je aan jezelf uit te leggen wat je net hebt gelezen. Schrijf die uitleg op en pak dan je genoteerde begrippen erbij. Staan ze er allemaal in? Pas eventueel je uitleg nog een beetje aan en pak dan weer de bron erbij: is het een goede weergave van de bron, zonder precies dezelfde woorden? Mooi, hoef je alleen nog te verwijzen naar de bron.