BWI opstartprogramma

BWI opstartprogramma

Timmeren

In deze modulen leer je de eerste beginselen van het vak timmeren. Je leert verschillende gereedschappen herkennen en gebruiken. Het herkennen en het verwerken van materialen ga je ook leren. Lees de theorie goed door maak daarna de oefening over het betreffende onderdeel. Vervolgens ga je verder lezen met het volgende leesgedeelte.

Nadat je alle oefeningen hebt gedaan, gaan we een spel met de klas spelen. Let op! Door je oefeningen goed te maken heb je meer kans om het spel te winnen.

Aan het einde van de module krijg je een toets over de hele theorie van deze module.

Het beroep timmerman/vrouw

Gereedschap

Een rolmaat is een meetlint die je (automatisch) kan oprollen.

Ze zijn er in verschillende lengtes van 3, 5 en 8 meter. Je kunt ook wel een rolmaat krijgen met meer lengte, maar vaak worden die voor speciale werkzaamheden gebruikt.

Voorop de band zit een lipje waarmee je de band uit de behuizing kan trekken. Dit lipje kunt je achter een te meten object haken en door de band op spanning te houden hoef je het lipje niet met een hand op zijn plek te houden. Op die manier hou je altijd een hand vrij om bijvoorbeeld en bepaalde afmeting af te tekenen op je werkstuk.

Duimstok

De timmermansduimstok is 1 meter lang. Hij is gemaakt van buxushout of van een andere taaie houtsoort. De scharniertjes en de uiteinden zijn van messing. Er zijn ook kunststof duimstokken. De platte kant van de duimstok is verdeeld in decimeters, centimeters en millimeters. Soms staat op de smalle zijkant ook nog een verdeling in duimen. Een Engelse duim (inch) is 25,4 mm

wil je langere lengtes meten dan wordt er gebruik gemaakt van een rolmaat. 

 

Timmermanspotlood

Een timmermanspotlood heeft een ovale vorm. De stift is rechthoekig en daardoor sterk. De hardheid is HB. Je maakt de punt scherp met een beitel. De punt moet breed en plat zijn. Hij mag niet snel afbreken. Een vakman/vrouw herken je aan de scherpe punt van het potlood!

 

 

Winkelhaak

Een winkelhaak gebruik je voor het afschrijven van haakse lijnen en te controleren of hoeken haaks zijn. In de bouw noem je een hoek van ​90 graden een haakse hoek. Met de meeste winkelhaken kun je ook hoeken van 45 graden aftekenen. Een hoek van 45 graden heet 'verstek'.

Je kunt controleren of een winkelhaak zuiver haaks is. Neem een zuiver recht stuk plaatmateriaal. Zet er met de winkelhaak een haakse lijn op. Draai de winkelhaak om. Het balkje van de winkelhaak ligt nu aan de andere kant van de haakse lijn. Als het blad weer precies bij de lijn ligt, is de winkelhaak haaks. Als er een verschil is, heb je het dubbele van de afwijking zichtbaar gemaakt.

verstekhaak

Met een verstekhaak kun je hoeken van 45 en van 135 graden afschrijven en controleren. Met een verstekhaak kun je dus verstekken aftekenen.

 

zwaaihaak

In de bouw meet je vaak hoeken op die niet haaks zijn. Je tekent die hoeken vaak ook af. Als de hoeken niet haaks zijn en ook geen 45 graden noem je het een vals verstek. Doormiddel van een zwaaihaak kun je toch bepaalede hoeke meten en aftekenen. Een zwaaihaak is van metaal gemaakt. Het dikke gedeelte heet het balkje. Het dunne gedeelte heet de tong. Je kunt de tong in elke stand draaien. Met een klemschroef kun je de tong vastzetten.

 

Kruishout

Een kruishout gebruik je voor het inkrassen van lijnen die evenwijdig lopen aan de lange kant van het hout. Je hebt enkele en dubbele kruishouten. Kruishouten zijn meestal gemaakt van beukenhout. Er zijn ook kruishouten van metaal te koop. We noemen ze dan kruisstaal.

 

 

Blokschaaf

Blokschaven zijn meestal van staal gemaakt. Soms zie je nog een houten blokschaaf. Een blokschaaf wordt gebruikt om houten werkstukken te schaven, dat wil zeggen glad en strak af te werken. Het belangrijkste onderdeel van een stalen blokschaaf is de schaafbeitel. Hij is gemaakt van gehard staal. Je slijpt hem onder een hoek van 30 graden.

In de zool (de onderkant van de schaaf) zitten soms v-vormige groeven. Die dienen om de wrijving tussen de schaaf en het hout zo klein mogelijk te maken. Er zijn ook schaven met een gladde zool. De opening in de zool heet de 'bek'. De grootte van de bek kun je verstellen met de 'kikker' Het blok van de schaaf is van gietstaal. De knop en de handgreep zijn meestal van kunststof.

Een schaaf dient nooit op zijn zool weggezet te worden, hierdoor beschadigd de beitel die iets onder de zool uitsteekt

 

Steekbeitel

Steekbeitels hebben een blad en een heft. Het blad is van staal. Aan de voorkant zit de vouw. De scherpe snijkant is de snede. De vouw is geslepen onder een hoek van ongeveer 25 graden.

Het heft is meestal van kunststof. Het blad zit met de arend vast in het heft. Het smalle stuk staal tussen het blad en het heft heet de steel. Je gebruikt een steekbeitel voor het maken van inkepingen in het hout. Ook voor het afwerken van gebogen en gezaagde vlakken. Soms gebruik je voor het hakken in hout een hakbeitel. Hakbeitels zijn gemaakt van dikker staal en hebben een sterker heft dan steekbeitels.

Steekbeitels zijn te koop in de breedte-maten 4, 6, 8, 10, 12, 15, 18, 22, 25, 32 en 38 mm.

Handzaag

Een handzaag heeft een dun zaagblad en een handvat. Het handvat is meestal van kunststof. Soms is de hoek tussen de rug van de zaag en het handvat precies haaks gemaakt. Je kunt de zaag dan als winkelhaak gebruiken. Maar dat is niet altijd nauwkeurig. Het handvat is daarvoor te kort.

- grote handzaag

Bij een grote handzaag is het blad minstens 500 mm lang. Er zijn wel zagen van meer dan 650 mm. Het aantal tanden van een zaag wordt vaak aangegeven per duim (inch). Een duim is 25,4 mm. Een grove zaag heeft vijf of zes tanden per duim. Zes tanden per duim is hetzelfde als zeven tandpunten per duim. Dus 6 T = 7 P. Een grote handzaag gebruik je voor dikke balken en voor ruw werk.

- kleine handzaag

Bij een kleine handzaag is het blad korter dan 500 mm. De kleine handzaag is ook fijner. Hij heeft meer tanden per duim. Vaak acht of negen tanden per duim. Heel fijne zagen hebben twaalf of meer tanden per duim. Een kleine handzaag gebruik je voor nauwkeurig werk. Bijvoorbeeld het zagen van verbindingen in hout.

De schroefkoppen vereisen altijd een bijpassend bitje voor de (accu)schroevendraaier. Onderstaande overzicht toont de bekendste bitjes.

Bitje voor kruiskop schroefkop (phillips)
Bitje voor sleuf/platkop schroefkop (sleuf)
Bitje voor Torx schroefkop (Torx)
Bitje voor pozidrive schroefkop (pozidrive)

elektrisch handgereedschap

Accuboormachine
Een accuboormachine is zeer geschikt als schroevendraaier. Accuboormachines hebben een accu. De accu is oplaadbaar. Voor de levensduur van veel accu's is het belangrijk dat je ze steeds helemaal leegmaakt. Je mag de accu dan niet tussentijds bijladen, of je moet een acculader gebruiken die de accu eerst ontlaadt. Accuboormachines hebben vaak een instelbaar draaimoment. Als je de machine te zwaar belast, gaat de slipkoppeling werken. Dat voorkomt beschadiging van bitjes en schroeven. En het voorkomt dat je de schroef te ver in het hout draait.

Een decoupeerzaag is een kort zaagblad (5 à 10 cm lang, circa 1 cm breed) dat door middel van de elektromotor in een decoupeerzaagmachine op en neer bewogen wordt.

De zaag is geschikt om willekeurige vormen uit te kunnen zagen in plaatmateriaal tot enkele centimeters dik. Bij de meeste decoupeerzaagmachines is de voetplaat instelbaar tussen 45 en 90 graden, waardoor in verstek kan worden gezaagd. Bij sommige machines is het toerental regelbaar. Voor harde materialen wordt dan een laag toerental ingesteld om het warmlopen van het zaagblad te beperken. Met een decoupeerzaag kan niet dicht langs een obstakel, zoals een muur, worden gezaagd.

Een invalzaag is een power tool welke erg vergelijkbaar is met een cirkelzaag en ontworpen is om recht te zagen en vaak worden ze in samenwerking gebruikt met een geleiderail.

 

 

Een schuurmachine is een doorgaans elektrisch aangedreven apparaat om door middel van schuren materiaal glad te maken of te vormen of oude verfresten te verwijderen. Schuurmachines kunnen kleine handapparaten zijn waarbij de machine over het werkstuk wordt bewogen, of vaste machines voor grote oppervlakken waar het werkstuk in de machine wordt gevoerd.

 

 

Een bovenfrees is een machine waarmee hout kan worden bewerkt. Je kunt allerlei soorten hout bewerken: een eiken paneel, een MDF-plaat, of een andere houtsoort. Een bovenfrees wordt voornamelijk gebruikt om groeven of sleuven te maken en om randen af te werken. De bovenfrees ontleent zijn naam aan de opstelling waarin deze gebruikt wordt: onder de freesmachine wordt een werkstuk geplaatst en vastgemaakt, bijvoorbeeld met lijmklemmen. Er wordt dus van bovenaf gefreesd.

 

 

Een lamellenfrees is een stuk machinaal handgereedschap voor het maken van houtverbindingen.
Met een lamellenfrees kun je op regelmatige afstanden in het hout groeven frezen. In deze groeven plaats je aan één zijde een lamello’s, waarna je beide houtdelen kunt verbinden.

 

 

Een lamello bestaat uit kunststof of een stuk massief hout zoals beukenhout. De plaatjes hebben een ovalen vorm en een ingedrukt profiel om een betere verlijming te krijgen.

 

 

 

Een Dominofrees lijkt veel op een lamellofrees het is ook een stuk machinaal handgereedschap voor het maken van houtverbindingen. Met een dominofrees kun je op regelmatige afstanden in het hout gaten frezen. In deze gaten plaats je aan één zijde een domino, waarna je beide houtdelen kunt verbinden. Voor de voordelen van een dominofrees tenopzichte van een lamellofrees bekijk het onderstaande filmpje.

 

De bijzondere vorm van de DOMINO-stenen in combinatie met golvende lijmuitsparingen en lengteribben aan de zijkant geven de stenen een stevig houvast en passen perfect in de verbinding

Voordelen domino-verbinding

Materialen

 

Je ziet hier een doorsnede van een boomstam. In het midden zien we het hart van de boom als we richting de buitekant gaan komen we het kernhout tegen. Dit is het beste hout van de boomstam. Dit hout willen we graag verwerken tot tafels, stoelen enz. het spint dat we daarna tegen komen hebben we juist niet nodig. Zorg ervoor dat je het spint van het kernhout afzaagd. Spint zorgt ervoor dat de sappen uit de grond via het spint naar boven in de boom transporteerd. Spint kun je herkennen aan de wat lichtere kleur en is wat zachter hout.

Aan de jaarringen kun je de groei van de boom herkennen, hoe groter het verschil tussen twee jaaringen des te harder de boom heeft gegroeid.

Het cambium is een weefsel laag in de boom. Deze laag zorgt voor een cel verdeling waardoor de boom zal groeien. Zowel in de lengte als in de breedte.

Het Bast is het levende gedeelte van de stam, net onder de schors. De schors is het buitenste, dode hout. Schors zorgt voor bescherming van de boom

 

 

Er zijn wel honderde soorten hout maar in het algemeen kunnen we het verdelen in twee hoofd groepen. We hebben loofhout en naaldhout.

Loofhoutbomen kun je herkennen aan de wat groter bladeren van de boom, deze bladeren zullen loofhoutbomen verliezen in de winter. Over het algemeen zijn de loofbomen ook wat harder. Daarom wordt het hout afkostig van een loofboom in de volksmond ook wel hardhout genoemd. Deze bomen komen veelzijdig voor in Noord-Amerika, Europa en Azië

 

 

Naaldhout bomen kun je herkennen aan de naalden die de bladeren van deze boom zijn. Kenmerkent bij deze boom is dat hij hars bevat en dat heeft een loofhoutboom niet. Over het algemeen zijn naaldbomen wat zachter. Daarom wordt het hout afkomstig van een naaldboom ook wel zacht hout genoemd. Deze bomen komen veelzijdig voor in Scandinavië en noord Europa

 

 

 

Ik wil het met jullie hebben over plaatmatriaal. Maar wat is plaatmateriaal precies? Dit zijn platen die zijn opgebouwd uit een oneven aantal houtfineerlagen. Deze fineerlagen zijn kruiselings op elkaar verlijmd. In Nederland komen vele soorten en typen houtachtige plaatmaterialen voor. Er zijn een aantal voordelen van plaatmateriaal. Het niet werkt, soms is het ook sterker door de verschillende lagen en het is makkelijker te verwerken dat massief hout.

Als we aan plaatmatiaal denken dan komen we snel bij multiplex (meerdere lagen) en/of triplex (drie lagen). Deze worden in veel verschillende sectoren gebruikt, zoals de bouw, meubelindustrie, de timmerindustrie en de scheepsbouw. Multiplex is afgebeeld op de afbeelding naast de tekst, dit kun je zien omdat het meer dan drie lagen heeft.

 

 

Een MDF plaat gebruiken we veel voor de werkstukken  op BWI. De platen bestaan uit houtvezels die gedroogd zijn. Deze houtvezels zijn met harsen aan elkaar verbonden en worden onder hoge druk doormiddel met lijm aan elkaar geperst

 

 

 

HPL is een samengesteld product. ook wel laminaat of kunststofplaat genoemd. HPL is opgebouwd uit meerdere lagen die samengeperst worden onder zeer hoge druk. Hierdoor ontstaat een zeer dichte, harde en vormvaste plaat.(HPL)

Handelingen

Aftekenen
De basis voor een net werkstuk ligt bij het netjes aftkenen. Bij het aftekenen van het hout is het belangrijk om de lijnen dun te houden. Daarnaast moet je goed opletten dat je winkelhaak goed recht tegen het hout ligt zodat je lijn haaks kan aftekenen. Als verschillende maten achter elkaar moet aftekenen is het beter om ze bij elkaar op te tellen en de duimstok op dezelfde plek te laten liggen, dit zorgt voor een betere nauwkeurigheid.

 

 

Zagen
Als je een balk of een plank op maat gaat zagen zorg je ervoor dat je strak naast de lijn de plank afzaagd. De aftekenlijn blijft nog in het zicht tijdens het afzagen, hierdoor kun je blijven zien of je recht zaagt. Bij het zagen is het belangrijk dat je de wijsvinger langs het handvat houd, hiermee kun je de zaag sturen.

 

Afkorten en schulpen
Een houten balk of plank kan op twee manieren gezaagd worden. We kunnen het afkorten of schulpen. De handeling afkorten is aangegeven in de afbeelding met een groenen pijl. Bij het afkorten wordt het hout in de breedte doorgezaagd. Het schulpen wordt aangegeven in de afbeelding met een blauwe pijl. Bij het schulpen wordt het hout in de lengte doorgezaagd.

 

 

Schaven
De ware kunst van het houtbewerken begint bij het schaven. Maar dat is in het begin beslist niet zo eenvoudig als het lijkt, de juiste techniek en wat ‘fingerspitzengefühl’ zijn nodig om goed met een schaaf te kunnen werken. Eén van de meest voorkomende fouten van de beginnende schaver is, dat hij de schaafbeitel te diep zet. Vaak zelfs zo diep dat de schaaf meer begint te lijken op een ploeg.

Jou lichaamsgewicht speelt een belangrijke rol bij uw schaaftechniek. Om je gewicht goed te gebruiken is je houding belangrijk. Ga met je heupen en schouders evenwijdig aan de schaafrichting stevig staan, met je voeten een eindje uit elkaar. Druk bij het begin van elke schaaf gang vooral op de voorste handgreep. Oefen in het midden evenveel druk uit op beide handgrepen en druk aan het eind van de plank vooral op de achterste handgreep. Bij het schaven van lange werkstukken zul je moeten ‘meelopen’. Probeer dit zo te doen dat je de juiste houding behouwd.

 

 

Beitelen
Probeer altijd eerst zo veel mogelijk hout met andere middelen weg te nemen voordat je begint te beitelen. Zaag zo veel mogelijk hout weg voordat je het werk met de beitel afmaakt. Als je een gat maakt voor een pen-gatverbinding, boor dan eerst hout weg en werk het gat dan pas bij met de smalle hakbeitel.

Steek met een beitel altijd van je af, om verwondingen te voorkomen. Ga geduldig te werk en laat je niet verleiden om te veel ineens weg te steken. De beitel moet met één hand worden geduwd of geslagen; de andere hand geleidt de beitel. Afsteken met een beitel is moeilijk, maar geeft veel voldoening.

Praktische tips

  • Zorg er altijd voor dat het uiteinde scherp is. Een stompe blad vergt meer kracht, slipt eerder weg en is daardoor gevaarlijker.
  • Laat beitels niet op de werkbank liggen waar het blad in aanraking kan komen met metalen voorwerpen. Hang ze op, gebruik plastic vouwbeschermers, of bewaar ze in een doek gewikkeld.

 

 

Slijpen
Plaats de beitel plat op het voetplaatje, met de scherpe rand naar boven. Zorg er met je ene hand voor dat de beitel op het voetje blijft steunen. Met je andere hand duw je de beitel zacht tegen de slijpsteen. Haal de beitel van links naar rechts. Gebruik de gehele breedte van de slijpsteen. Ga niet over de rand heen, dan krijg je namelijk inkepingen in het staal.

Beweeg de beitel niet vanuit de pols. Deze wordt dan rond geslepen. Beweeg in plaats daarvan vanuit de ellenbogen, zodat de beweging stabiel is.

Maak vervolgens de slijpsteen goed nat. Leg de beitel met de vlakke kant op de fijne kant van de slijpsteen. Haal de beitel heen en weer, net zolang tot de braampjes volledig zijn verdwenen.

Veiligheid

Als je werkt is veiligheid natuurlijk zeer belangrijk. Daar komen we bij elke module op terug. We maken verschil in algemene en persoonlijke veiligheid.

1. Algemene veiligheid

- Let erop dat je de vloer schoon houdt.

- Gebruik scherpe beitels, zagen, boren enz.

- Leg gereedschap wat je niet gebruikt in je kist of in de middenruimte van je werkbank.

2. Persoonlijke veiligheid

- Draag goed aansluitende kleding. Dus geen loshangende kledingstukken.

- Draag veiligheidsschoenen

- Zorg ervoor dat je haar niet loshangt.

- Werk aandachtig en oplettend. Laat je niet afleiden.

 

 

 

Persoonlijke beschermingsmiddelen of PBM’s zijn alle accessoires die door een werknemer gedragen of vastgehouden kunnen worden om hem te beschermen op de werkvloer. Voorbeelden hiervan zijn veiligheidshandschoenen, helmen of stofmaskers.

 

 

De Arbeidsomstandighedenwet (of kortweg Arbowet) is een Nederlandse wet die regels bevat voor werkgevers (bedrijven) en Werknemers (Personeel) om de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van werknemers en zelfstandig ondernemers te bevorderen. Het doel is om ongevallen en ziekten, veroorzaakt door het werk, te voorkomen.

 

Kam-zorg

Kam-zorg gaat over kwaliteit, arbeidsomstandigheden en milieu. Daar valt ook veiligheid, gezondheid en welzijn onder.

Je kunt bijvoorbeeld zelf iets aan de arbeidsomstandigheden doen door hout dat je wilt bewerken op een zaagbankje of een kar te leggen. Je kunt je hout dan makkelijk pakken en wegleggen.

Werk bij machines zoveel mogelijk met gesloten handen. In de volgende modules komen we op Kam-zorg terug.

Toets Timmeren

Metselen

Metselaar, alweer zo’n prachtig beroep uit de bouw. Als de metselaar klaar is, kijkt hij vaak trots achterom. Vooral buitenuren worden dagelijks door honderden mensen bekeken. Een metselaar moet heel zuinig zijn op zijn lichaam. Daarom is het extra belangrijk dat je nadenkt over de inrichting van je werkplek.

Het beroep metselaar

Stenen, voegen en metselverbanden

De metselsteen

Voor het metselen van muren heb je stenen en specie nodig. Metselstenen zijn in verschillende 'formaten' te koop. Elke soort heeft een naam en min of meer vaste afmetingen. Waalformaat wordt het meest gebruikt. Een steen in waalformaat is ongeveer 210 mm lang, 100 mm breed en 50 mm dik. Bij baksteen in waalformaat komen flinke maatafwijkingen voor. Dit komt omdat de steen gebakken wordt. Daar moet je dan bij het metselen rekening mee houden.

 

 

De benamingen van de kanten van de steen zijn: kop, strek en platte kant.

 

 

Benamingen

Als je een steen in stukken hakt, heet 1/4 steen een klezoor, en 1/2 steen een kop en een 3/4 steen een drieklezoor. Een steen die in de lengte doormidden is gehakt, heet een klisklezoor.

 

 

Kwaliteit van steen

Metselsteen is in allerlei kwaliteiten te koop. De kwaliteit wordt bepaald door de drukvastheid en de waterdichtheid van de steen. Welke kwaliteit je gebruikt, hangt af van de plaats waar je de steen gaat gebruiken.

 

 

De stenen uit een strengpers hebben een herkenbaar, glad en hoekig uiterlijk en worden strengpersstenen genoemd. De strengpers is een machine voor de massaproductie van stenen.

 

 

 

Een handvormsteen is een baksteen die met de hand is gemaakt door klei in een bakvorm te drukken die hoort bij de gewenste baksteen. De handvormsteen is herkenbaar aan zijn grillig generfde en bezande oppervlak. Voor restauraties zijn vaak handvormstenen nodig.

 

 

 

Vormbaksteen is baksteen die bekomen wordt door de weke klei in mallen mechanisch na te persen, waardoor de baksteen een strakke vorm krijgt.

 

 

 

Een voeg is de naad of overgang tussen twee materialen bijvoorbeeld bakstenen, tegels en planken. Bij metselwerk onderscheidt men een stootvoeg en een lintvoeg. Met de stootvoeg wordt de verticale voeg bedoeld en met de lintvoeg de horizontale voeg. De voegen in een muur of wand bestaan uit uitgeharde specie, die de stenen met elkaar verbindt.

Steenverbanden

Een gemetselde muur krijgt stevigheid door hem in verband te metselen. Met verband wordt bedoeld dat de stenen op een bepaalde manier iets over elkaar heen komen te liggen. De stootvoeg verspringt altijd minstens één klezoor. Met zo'n verband kun je een muur ook mooi maken. Je brengt een bepaald patroon in de muur aan. Er bestaan verschillende steenverbanden. Een aantal veel voorkomende verbanden staan hier onder uitgebeeld

Halfsteensverband

Bij het halfsteensverband verspringen de stootvoegen telkens een halve steen ten opzichte van de laag die eronder ligt. Op de hoek begint het verband met een kop of met een strek. Halfsteensverband is een eenvoudig verband en het geeft weinig afval.

                                                                                                                                      Klezoorverband

Bij het halfsteends verband kwamen de voegen midden boven de vorige steen. Met dit verband heb je een ander metselverband, het klezoorverband. In klezoorverband verspringen de voegen 1/4 deel van de steen.

Maten en gereedschappen

Peil

De vloeren in een gebouw moeten horizontaal en vlak zijn. Dat noemen we in de bouw waterpas. De lagen metselwerk moeten ook waterpas zijn. Om de hoogte daarvan te kunnen meten gaan we uit van het 'peil'. Het peil is de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer. Voor het gemak zetten we op alle profielen altijd het meterpeil (MP) uit. Dat is "1 meter boven peil", of anders opgeschreven 1.000 + P.

Lagenmaat

De lagenmaat van metselwerk is de dikte van 1 steen + 1 (horizontale) lintvoeg
Stenen kunnen bij het bakken evenwel ongelijkmatig krimpen. Leg daarom 10 stenen op hun kant naast elkaar; en bereken de gemiddelde dikte van 10 stenen en 10 lintvoegen.

Koppenmaat

De koppenmaat bij metselwerk is de breedte van 1 steen (kop) + de breedte van 1 stootvoeg.
De verticale voegen (stootvoegen) moeten mooi recht boven elkaar komen. Daartoe nemen we voor de koppenmaat het gemiddelde van 10 stenen + 10 stootvoegen. 

 

 

Troffel

Het belangrijkste stuk gereedschap van een metselaar is de metseltroffel. Er zijn linkse en rechtse metseltroffels, voor de linkshandige en de rechtshandige metselaar. Als de ronde kant rechts aan het blad zit, is dat een troffel voor een rechtshandige metselaar. De troffel bestaat uit een stalen blad met een haaks omgezette steel, de arend. Daarop zit een houten handvat.

 

Voegspijker

Na het metselen van schoonwerk worden de voegen uitgekrabd. De lint en stootvoegen moeten daarna weer gevuld worden met voegmortel. Het uitkrabben en het vullen doe je met voegspijkers. Voegspijkers zijn gemaakt van verend staal. Omdat niet alle voegen dezelfde dikte hebben, zijn er voegspijkers van verschillende breedte, zoals 6,8,10,12 mm. Daarnaast zijn er ook verschillende lengte 50 en 140mm.

 

Materiaalschraag

Op de materiaalschraag zet je de stenen en de metselkuipen. Deze plaats je ongeveer op een afstand van een halve meter vanaf de te metselen muur zodat je genoeg ruimte hebt om te kunnen metselen en niet teveel heen en weer hoeft te lopen.

 

Kaphamer

Een kaphamer, ook wel metselhamer genoemt. De kaphamer die op de afbeelding is afgebeeld is een vast aangeperste stalen steel met rubber grip. De kop heeft een pen in gebogen vorm en het uiteinde is beitelvormig geslepen. De metselaar hakt hiermee steen ruwweg op maat.

 

Sabel

Voor nauwkeurig hakwerk gebruikt de metselaar een sabel. Een sabel is een lange beitel van hardstaal die aan één zijde geslepen is. Om een mestelsteen op het juiste punt te splijten (kappen) wordt de sabel met de tapse zijde op de steen gehouden en met de kaphamer met één klap op de sabel geslagen.

 

 

Speciemolen

Veel gebruikt is de molen met een inhoud van 180 liter. Daarin kun je twee kruiwagens specie tegelijk aanmaken. De stand van de trommel is verstelbaar. Dat is nodig bij het vullen en bij het leegdraaien. Bij het leegdraaien van de trommel gebruik je een groot handwiel en een voetrem. Het is belangrijk dat de trommel schoon blijft. Daarom moet je hem na gebruik onmiddellijk goed schoonmaken met water.

 

 

Metseldraad

Om de stenen allemaal precies even hoog en recht te kunnen metselen spannen we een metseldraad langs de profielen. Metseldraad is gemaakt van nylon.

zet de metseldraad vast met draadklosjes, die je op de achterkant van het profiel vastklemt. De spanning van de draad houdt de klosjes op het profiel.

Metsel technieken

Opstellen werkplek

Voor het goed kunnen metselen moet je je werkplek op de juiste manier inrichten. De materiaalschraag komt ongeveer halve meter van de muur te staan. Je gebruikt een materiaalschraag om je rug minder te belasten. Op de materiaalschraag komen een of meer metselkuipen te staan. Bij een rechtshandige metselaar komt de eerste kuip rechts te staan (als je met je rug naar de muur staat). Dat is de kant waar je begint met metselen. Bij een linkshandige metselaar zet je de eerste kuip links. De stenen stapel je op de smalle kant.  

 

Bij het metselen is het de bedoeling een constante beweging aan te houden. Deze bewegingen volgen elkaar als volgt op:

Specie en steen pakken --> Specie spreiden --> Steen neerleggen --> Steen aan de draad leggen --> Overtollige specie verwijderen.

 

 

Stenen op maat maken

Voor het op maat maken van stenen heb je drie mogelijkheden:

-Hakken met de vlakke kant van de troffel. (bij metselwerk dat niet in het zicht komt)

-Met kaphamer en sabel. (voor nauwkeurig hakwerk)

-Met een steenzaagmachine. (voor hele nauwkeurige maatvoering)

 

 

 

Uitkrabben

Na het metselen moeten de voegen uitgekrabd worden. Hiervoor gebruik je een voegspijker. Je maakt een vloeiende beweging waardoor je eerst de onderkant van de voeg uitkrabt en vervolgens de bovenzijde van de voeg. Begin eerst met de lintvoegen uit te krabben en daarna de stootvoegen. De voegen krab je ongeveer 15-20mm diep uit.

 

Voegen

Je metselt de stenen op elkaar met metselspecie. De specielagen tussen de stenen heten voegen. De liggende voegen noem je lintvoegen. De rechtopstaande voegen zijn de stootvoegen. Deze voegen moeten gevoegd worden. De mengverhouding van voegspecie hangt af van de kleur en hardheid van de steen. Op school maken we de voegspecie met dezelfde mengverhouding als de metselspecie. De voegspecie moet aardvochtig zijn. Als je er in je hand een balletje van maakt, mag het net niet uit elkaar vallen.

Let op! werk van boven naar beneden. Dit wordt op de bouw gedaan omdat de steiger dan boven afgebroken kan worden als het voegwerk daar klaar is.

het metselen van een muur

Veiligheid

Handschoenen

Het is belangrijk om bij het metselen gebruik te maken van handschoenen. Handen kunnen in aanraking komen met metselspecie, daardoor kan je droge handen krijgen. Een ander gevaar is dat je door het veel vastpakken van metselstenen de huid van je vingers slijt.

 

Doorwerkpak

Een doorwerkpak of winterpak is tegen de kou. Het pak is waterafstotend en winddicht. Doorwerkpakken hebben een sluiting aan de broekspijpen en de mouwen. Wind en regen kunnen niet naar binnen. Ook blijf je daardoor niet zo snel ergens achter haken. Een goed werkpak hindert de bewegingen niet en zit makkelijk. Als je in de winter buiten aan het werken bent en het is koud en nat, dan heb je deze kleding nodig.

 

Houding

Bij metselen is een juiste houding en constante beweging van groot belang. Omdat een metselaar veelal dezelfde houding of beweging heeft tijdens het werk moet die houding niet belastend worden. Zorg er dus voor dat je je rug recht houdt en veel door je knieën gaat als je lager moet werken. Daar kan een goede opstelling van je werkplek ook aan bijdragen. Ook is het belangrijk om de goed te kleden, tocht op je rug door een te kort T-shirt zorgt onder anderen voor dat je rugklachten krijgt.

 

 

Persoonlijke beschermingsmiddelen of PBM’s zijn alle accessoires die door een werknemer gedragen of vastgehouden kunnen worden om hem te beschermen op de werkvloer. Voorbeelden hiervan zijn veiligheidshandschoenen, helmen of stofmaskers.

Een metselaar is in het algemeen vaak bezig onder steigers of op plaatsen waar een bouwkraan draait. Het is dan verplicht op een bouwhelm te dragen en natuurlijk de veiligheidsschoenen.

Toets Metselen

Schilderen

Werken als schilder is een mooi en dankbaar vak. Je werkt met kleuren en meestal zijn de mensen waar je hebt geschilderd erg dankbaar dat het zo mooi is geworden. Een goede schilder mag daarom trots zijn op zijn vak! Je leert in deze module de nodige theorie over het schildersvak en in de praktijk leer je hoe je een kwast vast moet houden. Wat je gaat maken in de module is een zuiltje waar een bloemenvaas op kan staan.

Het beroep schilder

Algemeen en behangen

Schilderen is een heel breed vak. Het kan wel eens zo wezen dat je denkt alleen met de kwast bezig te zijn. Maar dat is niet het geval onder schilderen vallen veel meer onderdelen. Hieronder worden er een aantal genoemd:

- Behangen                                     -  Kitwerkzaamheden   

- Houtrotreparatie                           -  afhangen van ramen   

- Het spuiten van verf                     -  Glas plaatsen

 

Schilderwerk

Er is onderscheid tussen dekkend en transparant schilderwerk. Bij dekkend schilderwerk zie je de ondergrond niet meer. Bij transparant schilderwerk blijft de structuur van de ondergrond zichtbaar. Dit is het geval bij blanke lak en transparant beitswerk

Binnen-buitenschilderwerk

Daarnaast is er nog verschil tussen binnen- en buitenschilderwerk. Binnenschilderwerk heeft minder onderhoud nodig. Als je buiten niet regelmatig nieuw schilderwerk aanbrengt krijg je gebreken zoals:

- Gebladderde verflaag                         - Openstaande verbindingen

- Gebarsten verflaag                             - Openstaande glasnaden door slechte kitvoegen

Verflagen

Nieuw schilderwerk krijgt eerst een grondlaag (als deze niet genoeg dekt krijgt het een 2de grondlaag), vervolgens ga je de gaatjes glad maken met plamuur. Het aanbrengen van de voorlaatste verflaag noem je voorlakken. Ruw de voorlaatste laag op met fijn schuurpapier. Het aanbrengen van de laatste verflaag heet aflakken.

Behang

Afhankelijk aan het soort behang moet je of de wand insmeren of het behang zelf. Dit insmeren van de wanden doe je met een instrijkborstel.

Behang aanbrengen

De behangbanen worden op de wand geplakt, vervolgens schuif je de behangbanen tegen elkaar aan en zorgt ervoor dat de naden aansluiten. Het is belangrijk dat je boven aan de wand begind want dan kan je de behangrol naar beneden afrollen. Bij een patroon moet je ook rekening houden met aansluiting van het patroon. Als je het behang om een hoek of rand moet plakken snijd je het behang in tot aan het hoekpunt en vouw het gedeelte behang om.

Met een spatel strijk je de behang strak. Dat zorgt voor een mooi resultaat. In de hoeken en randen zet je je spatel in de hoek en snijd vervolgens langs de spatel.

Gereedschappen

Kwasten
Het katoenen touwtje (het rode touwtje op de afbeelding) houdt de haren van een ronde of ovale kwast samen. De kwastharen slijten af en door na verloop van tijd het touw in te korten, heb je opnieuw voldoende haar op de kwast. De bus of ring (het goude gedeelte op de afbeelding) houdt de haren samen.

Meestal wordt er voor een houten steel gekozen (berken-,beuken- of lindehout). Het hout wordt meestal gelakt. De afmeting en type staat op de steel afgedrukt.
Kenmerken van een goede kwast zijn, dat het de verf goed opneemt en zo gelijkmatig mogelijk op het oppervlak aanbrengt.

Verfrollers
Rollers zijn verkrijgbaar in verschillende breedtes en dikten. Goede rollers pluizen minder, nemen de verf beter op en geven beter en gelijkmatiger af. Let er voornamelijk bij muurverfrollers- op dat er geen (te) dikke naad door de vacht voelbaar is. Een te dikke naad werkt nadelig op het eindresultaat.
Wees bij de keuze van de verfroller voor structuurverf voorzichtig. Zet indien mogelijk eerst een proefstukje op om de grofte van de uiteindelijke structuur te kunnen beoordelen

 

Verfbakje

Voor het aanbrengen van verf met de verfroller gebruik je een verfbakje. Het verfbakje is voorzien van een aantal V ribbels. Daarop kun je de verfroller voorzien van de juiste hoeveelheid verf. In plaats van het verfbakje, kun je ook een rooster in een verfblik gebruiken.

 

Schuurpapier

Een verflaag hecht beter op een ondergrond die geschuurd is. De grofheid van schuurpapier geeft men aan in getallen. Deze getallen geven het aantal korrels per cm² aan. Grof schuurpapier heeft een lager getal dan fijn schuurpapier. Grof schuurpapier geeft ondiepe brede krassen. Fijn schuurpapier geeft diepe smalle krassen.

 

 

Scotch-brite

Scotch-brite is een open kunststof weefsel. Door de open structuur blijft de schuurpad scherp en loopt het niet vol. Het is alleen geschikt voor het opruwen van oppervlakken. Scotch-brite is niet geschikt voor het vlakschuren en uitschuren van overgangen of plaatselijke beschadigingen.

 

Schilders stoffer

De professionele schilders stoffer met echt varkenshaar is natuurlijk onmisbaar bij iedere schilders klus.  Stofvrij maken is een van de belangrijkste taken als voorbereiding op het schilderwerk. Het voordeel van de stoffer is dat het een unieke vorm heeft en gemakkelijk in de hand ligt. Daarnaast is het varkenshaar ideaal voor het verwijderen van stoffige oppervlakten.

Plamuurmessen

Plamuurmessen zijn er in diverse soorten, zo is er het "Duitse" plamuurmes, dat een nogal stug blad en een beukenhouten handvat heeft. Het zogenaamde "Engelse" plamuurmes heeft een veel soepeler stalen blad dat door loopt in het palmhouten heft.

 

 

Kitspuit

Een kitspuit is een hulpmiddel dat wordt gebruikt voor het kitten van naden en het aanbrengen van lijm. In de kitspuit wordt een koker bevestigd, dat vervolgens door knijpende bewegingen van de handvatten leeg wordt gedrukt.

 

 

Kwastenpot

Rollers en kwasten kun je na gebruik inpakken in plastic. Dan kun je de roller of kwast de volgende dag gelijk weer gebruiken. Spoel kwasten nooit onder de kraan uit. Verfstoffen horen niet in het milieu.

Kwasten maak je schoon in een bak water met flocculeringsmiddel. Flocculeringsmiddel zuivert het water. Verfdeeltjes bezinken op de bodem. Behandel de verfdeeltjes weer als gevaarlijk afval. Dit schoonmaaksysteem gebruik je als je de kwasten en rollers een tijd niet meer gaat gebruiken.

Voorbehandelen en gronden

Algemeen voorbehandelen

Nadat het te schilderen oppervalk ontvet is, ga je het voorbehandelen. Je maakt dan kieren en naden dicht en verwijdert bijvoorbeeld houtrot. Op scherpe randen blijft geen verf zitten, maak die randen daarom iets rond. Er zijn verschillende soorten vulmiddelen. Je keuze hangt af van de ondergrond en of je het buiten of binnen gebruikt.

 

Houtrot

Wanneer schilderwerk slecht onderhouden wordt, kan houtrot ontstaan. Houtrot is niet altijd zichtbaar. Controleer of er houtrot aanwezig is met een priem. Met de priem steek je in het hout of houtverbindingen. Als je de priem (zoals op de afbeelding) in het hout kunt drukken is er sprake van houtrot. Het houtrot verwijder je samen met 10mm gezond hout.

 

 

Twee componenten plamuur

Op staal en hout vul je gaten meestal met een twee componenten vulmiddel. Dit middel bestaat uit twee kleuren wit en roze. Meng deze twee componenten tot een egale kleur. Ook bestaat er plamuur wat al gemengd is en hard wordt zodra het in contact komt met de buitenlucht.

Aanbrengen plamuur

Voordat je ga gronden breng je de 1e laag plamuur aan. Daarna breng je eerst een laag grondverf aan en plamuur de 2e laag. De plamuur breng je aan met twee plamuurmessen. Het oplegmes (vaak een groot plamuurmes)  gebruik je als voorraad, met het andere plamuurmes pak je een klein beetje plamuur van de voorraad en breng je het aan in de gaten of oneffenheden. Daarbij vul je eerst de gaten of oneffenheden en vervolgens strijk je het vlak af.

Schuren 1e keer

Nadat het plamuur is opgedroogd begin je met schuren. Afhankelijk van het houtsoort en het oppervlak kies je de grofheid schuurpapier. Als het oppervlak heel hobbelig is pak je grof schuurpapier om het oppervlak glad te schuren. Als het oppervlak al vrij glad is pak je schuurpapier met een fijne korrel.  Dan schuur je de kleine oneffenheden weg en ruw je het hout een beetje op zodat de grondverf een goede hechting heeft.

Schuren 2e keer

Als je voor de 1e keer de grondverf heb aangebracht worden de oneffenheden voor de 2e keer geplamuurd. En vervolgens ga je het totale oppervlak voor de 2e keer schuren. Dit doe je met een fijne korrel. Zorg ervoor dat je niet door de grondverf heen schuurt.

 

Grondverf aanbrengen

Het schilderen met grondverf noem je gronden. Een grondverflaag is de eerste verflaag die je aanbrengt. Op de grondverflaag breng je de afwerklagen aan. Er zijn verschillende soorten grondverven. De grondverf noem je ook wel primer. Het is de basis van je verfsysteem. Het verfsysteem is een woord voor al de verflagen die aangebracht worden.  

 

Acrylaat grondverf

Acrylaat grondverven verdun je met water. Acrylaat grondverven kun je voor binnen- en buitenschilderwerk gebruiken. Acrylaat grondverven zijn gemaakt op basis van acrylaatdispersie. De voordelen van deze verf zijn de snelle droging, de goede hechting en bovendien is hij ook minder milieubelastend.

 

 

Synthetische grondverf

Synthetische grondverven verdun je met terpetine. Terpetine is slecht voor het milieu. Vanwege het milieu zijn high solid verven ontwikkeld. High solid verven bevatten minder oplosmiddelen en zijn gebruiksklaar. High solid verven gebruik je voor buitenschilderwerk.

Afwerklagen en veiligheid

 

Aflakken

Na het gronden wordt er nog een keer licht geschuurd. Dit doe je met schuurpapier met een fijne korrel. Vervolgens kan de voorlaklaag aangebracht worden. Die laag wordt na droging geschuurd en vervolgens kan de aflaklaag aangebracht worden. Het aflakken kan gedaan worden met zowel een roller als een kwast.

 

 

Verfsysteem

Afwerklagen zorgen voor een afsluitende laag op het materiaal. Ze beschermen het materiaal tegen weersinvloeden. Bovendien zijn ze kras- en stootvast. De  grondlagen en afwerklagen vormen samen een verfsysteem. Dit verfsysteem moet voldoende laagdikte hebben. De laagdikte meet je met een laagdiktemeter.

 

 

 

 

Eisen aan de afwerklaag

Zakkers in de verflaag ontstaan als je de verf niet goed verdeelt. Een heilige dag is een plaats in de ondergrond waar geen verf is aangebracht. Als je de eerste afwerklaag iets lichter van kleur maakt dan de laatste afwerklaag, is de kans op heilige dagen kleiner. Je ziet dan beter waar je geweest bent. Een afwerklaag moet goed deken en vloeien. Je mag geen kwaststrepen meer zien in de aflaklaag.

 

PBM’s (persoonlijke beschermings middelen)

Als schilder ben je handen bezig. Daarom is het van groot belang om handschoenen te dragen tijdens het schilderen. Hiermee voorkom je huidirritaties. Tijdens het schuren is het noodzakelijk een stofkapje te dragen, hiermee voorkom je vervuilde luchtwegen of longen.

 

Giftige stoffen

Als schilder heb je te maken met giftige stoffen. Een primer, lak of ander materiaal kan giftige stoffen bevatten. Daarom is het als schilder noodzakelijk om eerst de driehoeken achterop de verfblikken goed te lezen.

 

 

Afvoeren Verf

Giet overtollige verf steeds terug in de bus. Strijk het verzetpotje goed uit en maakt het afrolrooster schoon. Verzorg de kwast en het rolletje. Laat je omgeving schoon achter. Bij het uitspoelen van kwasten of rollers maak je gebruik van een bezinkbak. Daarbij wordt de verf van het spoelwater gescheiden. Dit water moet je afvoeren naar een gespecialiseerd bedrijf.

Toets Schilderen

Fijnhout

In deze module gaan we kijken naar de fijne hout bewerkingen. Daarbij praten we vaak over een meubelmaker of een medewerker van een machinale werkplaats. Mensen die in deze vakrichting aan het werk gaan beschikken over vakmanschap en kennis. Daarnaast moeten ze ook heel netjes werken omdat alles de juiste passing en maatvoering moet hebben. Tijdens deze module gaan we een voetenbankje maken, hoofdzakelijk gebruiken we hiervoor machines.

Machines

Verzamelen van hout (duurzaam)
Voordat je in de machinale begint moet je altijd eerst hout gaan opzoeken uit de houtopslag of bouwmarkt. Als fijn timmerman is het heel belangrijk dat je nauwkeurig je hout uitzoekt en zo min mogelijk restafval krijgt. Want een boom heeft veel tijd nodig om te groeien dus daar moeten wij zuinig op zijn. Daarom worden voor elke boom die gekapt wordt drie bomen teruggezet. Zo blijft er altijd genoeg groei. Aan de hand van een materialenstaat kan je de juiste maten opzoeken. En in het magazijn opmeten.

Afkortzaag
Met de afkortzaag kan je het hout afkorten. Je zaagt dan haaks op de houtrichting. Je maakt met de afkortzaag het hout op lengte. Bij de afkortzaag is het belangrijk om met gesloten vingers te werken zodat je niet in je vingers zaagt. Zorg er altijd goed voor dat het hout tegen de aanslag aan ligt zodat het hout niet wegschiet.

 

Cirkelzaag
De cirkelzaag is een machine waarmee je het hout kunt schulpen. Je zaagt dan het hout in de lengte door. Bij een cirkelzaag moet je goed opletten op je vingers. Je mag niet met je vingers voorbij de beschermkap van de machine. Het hout kan je verder duwen met een hulpstuk. Deze kan je op de beschermkap pakken. Bij het schulpen van hout zet je het zaagblad zo hoog mogelijk, dan staan de zaagtanden van het zaagblad bijna haaks op de houtrichting, daardoor zaagt de cirkelzaag beter.

Vlakbank
Met de vlakbank kan je ruw hout vlak en glad maken. Je legt je hout op de breedste kant en met de bolle kant naar boven op het aanvoerblad. Je legt je gesloten handen op de bovenzijde van de plank. Duw het hout onder de beveiliging door. Zorg ervoor dat je handen vlak op het hout liggen. Je hebt dan geen kans dat ze in de beitels van de machine komen. Als je met je hand bijna bij de beveiligingskap ben schuif je je linkerhand over de kap heen. Duw het hout verder en verzet dan je rechterhand. En schuif het hout door totdat hij onder de beveiligingskap uit is.  Als je het hout haaks wil maken gebruik je de geleider. Zet het hout met de gevlakte kant tegen de geleider. Duw het hout nu langs de beveiligingskap. Nu wordt er een haakse hoek gemaakt met twee vlakke kanten.

Vandiktebank
Je gebruikt een vandiktebank voor het op breedte en het op dikte schaven van hout. De beitels van de vandiktebank zitten aan de bovenzijde. Daarom is het belangrijk dat je de gevlakte kant (de gladde kant) aan de onderzijde invoert. Dan zorgt de vandiktebank ervoor dat de bovenkant ook glad wordt. Kom nooit met je handen in de machine als het hout vast slaat, gebruik in dat geval een hulpstuk om hem verder de machine in te duwen.

 

Lintzaagmachine
Je gebruikt een lintzaagmachine voor het zagen van rondingen, recht zaagwerk, pennen en het afkorten van stukken hout. Voor rond zaagwerk moet je een smal zaaglint hebben, anders gaat het lint klemmen en breekt. Zorg er altijd voor dat de zaaggeleiders ongeveer drie centimeter boven je hout staat, doe je dit niet dan komt er te veel spanning op het zaaglint. Trek tijdens het zagen het hout niet snel terug want dan trek je het lint van het wiel. Als je gaat zagen zorg je er ook voor dat je eerst de minst diepe zaagsnede doet en daarna de diepste, dan hoef je hem minder ver terug te trekken.

 

 

 

Langgatboormachine
Je gebruikt een langgatboormachine voor het boren van ronde en langwerpige gaten in hout. De langgatboormachine heeft geen aparte beveiliging. Het gevaarlijke gedeelte is de draaiende boorkop. Zorg er dan ook voor tijdens het instellen van de machine dat de boor uit staat. Je werkt als volgt met de langgatboormachine: Boor eerst de buitenste gaten op diepte. Boor in het hout wat er tussen ligt gaten zo dicht mogelijk naast elkaar. Duw bij het boren de boor steeds ongeveer 20 mm verder in het hout en haal hem dan terug. Het boorsel kan dan lossen en de boor kan afkoelen. Ga als laatste met de boor heen en weer om de laatste ‘golfjes weg te frezen.

 

Machinale volgorde
In een machinale werkplaats is een volgorde aangebracht. De machines zijn niet zomaar neergezet. Als een timmerman in de machinale bezig is kan hij het best werken als hij maar een klein stukje naar de volgende machine hoeft te lopen. Een van de volgorde daarbij zijn: afkortzaagmachine-cirkelzaagmachine-vlakbank-vandiktebank. Dus eigenlijk loopt er altijd een rode draad door de machinale. Het is dus heel belangrijk om de machines zo goed mogelijk neer te zetten.

Verbindingen

Koud op elkaar verbinding
Bij een koud-op-elkaar-verbinding haal je geen delen uit het hout. Je nagelt of schroeft het hout direct op elkaar. Soms doe je er lijm tussen. Een nadeel van een koud-op-elkaar-verbinding is dat de verbinding niet erg sterk en niet vlak is.

 

 

Half houtse verbinding
Bij een halfhoutse verbinding maak je een keep in de stijl en de dorpel. Je maakt in deze opdracht de diepte van de kepen gelijk aan de helft van de houtdikte. Je zaagt de verbinding van twee kanten in. De verbinding is niet erg sterk, dat komt doordat je veel hout weg moet halen.

 

 

 

Pen en gat verbinding
Bij een pen en gat verbinding maak je een gat in de stijl en een pen aan de dorpel. Op die manier kan je verbindingen maken die ‘onzichtbaar’ zijn. De pen en het gat zijn in veel gevallen 1/3 deel van de breedte van de stijl/dorpel. Het gat wordt geboord met een langgatboormachine. De pen maak je eraan met een lintzaag of handzaag.

 

 

Spatpen
Als je een pen smaller maakt, kan hij makkelijker in het gat draaien. We noemen dat spatten. De naad tussen stijl en dorpel blijft dan niet vlak en gaat open staan. Hierdoor wordt het schilderwerk beschadigd. Dat kan houtrot veroorzaken. Je dit voorkomen door de spatpen te maken. Een spatpen is een kort pennetje op de plaats van de menagering van de pen. Je menageert de pen niet helemaal. Je laat een stukje van ongeveer 5mm staan. Dat heet de spatpen. In de stijl maak je een spatpensleuf.

 

 

Deuvelverbinding
Een deuvelverbinding is een geribbeld rond pennetje, meestal beukenhout. Een deuvel heeft een diameter van 6, 8, 10, 12, 14, 16 mm. De sleuven in de deuvel zorgen ervoor dat bij het lijmen de lucht kan ontsnappen.  Je maakt een verbinding altijd met twee deuvels anders gaat de verbinding draaien.

 

 

Dominoverbinding
Een dominoverbinding lijkt veel op de deuvelverbinding. Omdat een domino plat van vorm is kan de verbinding niet gaan draaien. Wat bij de deuvelverbinding wel het geval is. Met een dominofrees kan heel nauwkeurig in een keer de verbinding gefreesd worden zonder dat je hoeft af te tekenen. Op de domino zijn ook groeven aangebracht waardoor de lijm en de lucht deels kunnen ontsnappen uit het gat.

Werkzaamheden

Tekening lezen/bekijken

Een van de belangrijkste onderdelen bij het maken van een werkstuk is het bekijken van de tekening. Voordat je begint te tekenen lees je de materialenstaat door, bekijk je de maten, bekijk je de verbindingen en bedenk je welk gereedschap je nodig hebt.

 

Hout sorteren

Voordat je begint met aftekenen bekijk je je hout. Je let daarbij op de hartkanten van het hout. Deze leg je naar boven omdat die het hardste is. Daarnaast moet je ook goed kijken naar scheuren of noesten in het hout. Zorg ervoor dat daar geen pen of gat komt.

 

 

Paring

Voor je werkstuk is het belangrijk dat je altijd weet wat de bovenkant, onderkant, of links of rechts is. Daarvoor teken je een paring op het hout. Dat vormt een driehoek als je de houtstukken tegen elkaar aanlegt.

 

Dagkant

Als je gaat afschrijven doe je dat als eerste aan de binnenkant van het werkstuk. Die kant noemen we de dagkant. Je zou ook kunnen zeggen dat het daglicht aan deze kant naar binnenkomt.

 

Buitenwerkse maat

De buitenwerkse maat is de grootste maat van jou werkstuk. De ‘buiten’ kant.

Binnenwerkse maat

De binnenwerkse maat geeft de kleinste maat weer. Je gaat daarbij de houtbreedte naar binnen. Je kan daarbij je hout gebruiken. Vanuit deze maten ga je de pennen of gaten meten.

 

 

Aftekenen pennen en gaten

Pennen en gaten teken je af met kruishout of met behulp van je duimstuk en potlood (kruishout heb je niet altijd bij een duimstok en potlood wel). Daarbij is het heel belangrijk dat je de lijnen aftekent vanaf de paringkant. Op die manier zorg je ervoor dat overal de pennen en gaten op dezelfde hoogte zitten.

 

 

 

 

Pennen maken

Bij het maken van pennen zorg je ervoor dat je eerst het hout haaks op de houtrichting afzaagt. Dit worden ook wel de borsten genoemd. Daarmee voorkom je dat het hout in de lengterichting van de pen splijt. Vervolgens kan je de pennen volledig inzagen. Dit kan je zowel met de handzaag als de lintzaag uitvoeren.

 

Gaten maken  

Gaten kan je maken met de langgatboormachine. In de vorige module heb je deze uitgelegd gekregen. Het gat moet na het boren glad gemaakt worden zodat de pen erin past.

 

Sponningen hakken

Om een stevig geheel te krijgen worden vaak sponningen gemaakt. Op die manier krijg je geen verschuivend hout en wordt het een geheel. De sponningen zaag je eerst haaks op de houtrichting in als zagen niet mogelijk is hak je het in met de beitel. Vervolgens hak je de diepte van de sponning uit, dit doe je door kleine laagjes uit te hakken. Als je gelijk een groot stuk eruit wil hakken kan je hout gaan splijten.

 

In elkaar zetten van het werkstuk

Nadat je alle onderdelen op maat gemaakt heb, kan je het werkstuk in elkaar gaan zetten. Daarbij pas je eerst het werkstuk in elkaar. Vervolgens ga je alle gereedschappen die je nodig hebt klaarleggen. Vervolgens lijm je de vlakken waar nodig in. Als laatste klem je het werkstuk met lijmklemmen of bevestigingsmiddelen vast.

 

 

Schaven

Zorg ervoor dat je met de schaaf de potloodlijnen en oneffenheden verwijdert. Dit doe je met de blokschaaf. Zet de blokschaaf heel fijn zodat je geen oneffenheden krijgt.

 

 

Schuren

Nadat je het werkstuk geschaafd heb zorg je ervoor dat je de vlakke delen glad schuurt. Dit kan je met een schuurmachine doen. Als het werkstuk mooi vlak is kan je dit ook doen met schuurpapier.

ook is het belangrijk dat de scherpe kantjes van het hout afhaalt. Dit doe je met een schaaf of schuurpapier.

Veiligheid

Machinale

In de machinale is veiligheid heel belangrijk.

Denk daarbij aan een aantal punten:

  • Schreeuw niet in de machinale, het kan dan zijn dat je klasgenoten denken dat je met je vinger in de machine zit.
  • Ren niet in de machinale, je kunt dan vallen en in machines terecht komen.
  • Zorg dat er geen hout op de grond ligt, ook hierover kan je vallen en in de machines terecht komen.
  • Onder de 18 jaar mag je niet zelfstandig met machines werken, zorg er dus voor dat er altijd een docent in de machinal aanwezig is.

Gesloten vingers

Zorg ervoor dat je tijdens gebruik van de machines je vingers sluit. Op die manier is de kans altijd zo klein mogelijk dat je vingers in de machines komen.

Gehoorbescherming

Draag standaard als je in de machinale komt gehoorbescherming. Er zijn veel voorbeelden waarbij mensen jong al last krijgen van hun gehoor.

Kleding

In de machinale is het belangrijk dat je goede kleren aanhebt waarbij geen delen loshangen. Anders is het mogelijk dat het in een machine komt en je meegetrokken wordt. Dat geldt ook voor de haren van meisjes, het is verstandig om dit vast te doen zodat het niet dichtbij een machine kan komen.

Toets fijnhout

Infra

Infra

Nederland heeft een geweldig goed wegennet. Of het nu een rijksweg is of een straat in een woonwijk alles is met zorg en kennis van zaken aangelegd. Al deze bestratingen en de onderliggende rioleringen, bermen en zaken als lantaarnpalen en borden worden aangebracht door deskundige specialisten. Maar ook waterwegen, bruggen, sluizen en viaducten worden door infra-mensen gebouwd. Werken in de infra is dan ook veelzijdig en uitdagend.

Gereedschappen

Stratenmakershamer
De stratenmaker kan machinaal de straatstenen op een zandbad aanbrengen of ze met de hand plaatsen. Voor het handmatig aanbrengen van straatstenen gebruikt de stratenmaker de stratenmakershamer. Deze hamer heeft een vrij korte steel, aan één kant zit een van de hamer zit de kop waar de steen mee op zijn plaats wordt geslagen. Aan de andere kant van de hamer is een sabel aangebracht, waar stenen mee gehakt kunnen worden.

Rubber hamer
Voor het op de juiste hoogte aanbrengen van tegels en trottoirbanden wordt gebruik gemaakt van een rubberen hamer. Een rubberen hamer slaat de tegels veel minder snel kapot en je kan toch een flinke kracht uitoefenen.

Schep (Bats)
Een schep, een andere naam is bats, wordt gebruikt om mee te graven en te scheppen. De schep bestaat uit een ligt gebogen steel met handgreep bovenop de steel. Aan het andere eind van steel zit het blad. Het blad is ligt gebogen en heeft een gebogen punt. Door de gebogen punt kan je eenvoudiger de grond indringen.

Waterpas
Stilstaand water is horizontaal. Maar horizontaal is geen vaktaal, wij noemen dat waterpas. De opsluitband stellen we ‘waterpas’ met een waterpas. In het waterpas zit een heel licht gebogen glazen buisje met een luchtbel en twee lijntjes. Als de bel in het midden zit tussen de lijntjes dan staat het werkstuk waterpas. De vakman noemt dat: ‘de bel speelt in’.

Roterende laser
Met een roterende laser kun je op een eenvoudige en nauwkeurige manier materialen op hoogte stellen, zoals bijvoorbeeld de straatkolk. Op een statief staat de laserkop opgesteld die een laserstraal in een horizontaal vlak rond laat draaien. Met behulp van een baak (een lange lat) en een verklikker worden hoogtematen uitgezet op de bouwplaats. De gebruiker kan met de baak op alle plaatsen binnen het bereik van de laser hoogtemetingen uitvoeren.

Machines

Minigraver

Vroeger werd een sleuf meestal met de hand gegraven, maar tegenwoordig gebeurd dat vaak met een minigraver. Het is een hele handige graafmachine voor het aanleggen van riolering, straatkolken, kabels, leidingen, tuinverlichting, waterleiding, gasleidingen enz.

De minigraver wordt alleen maar bedient door een hiervoor opgeleide machinist.

Boormachine

Op plaatsen waar je niet kan graven (zoals rivieren, snelwegen, spoorwegen en bomen) worden er vaak boringen gemaakt. Met verschillende sleufloze technieken kun je heel ver en heel diep ergens onderdoor boren, zonder dat iemand er last van heeft.

 

Trilplaat

Een trilplaat wordt gebruikt voor het verdichten van zandbodems, bestratingen en asfalt. De machine wordt met de hand over de bestrating bewogen. De trilplaat die op de straat rust wordt door de machine krachtig heen en weer bewogen. Deze beweging duwt de straatstenen vaster in de ondergrond.

 

Asfalteren met een asfaltmachine, walsen en vrachtwagens

De straat naast de straatkolk kan geasfalteerd worden. Hierbij zijn veel verschillende machine en verschillende vaklieden bij betrokken. Asfalteermachines, vrachtwagens ingericht voor asfaltvervoer en walsen.

Materialen

Straatkolk

Een straatkolk voert het regenwater af en voorkomt op die manier dat er grote plassen op de straat blijven staan na een regenbui. Dat afvoeren vindt plaats met behulp van rioleringsbuizen die aan de straatkolk bevestigd zijn. Straatkolken zijn gemaakt van beton, gietijzer of kunststof. Er komt met het regenwater ook veel zand mee de straatkolk in. In de straatkolk is een zandvang gemaakt die er voor zorgt dat het zand niet de riolering inloopt.

Rioleringsbuizen

Water uit het huis en in de straat wordt afgevoerd onder de grond. De kleinere buizen zijn van kunststof (PVC) en de echt grote buizen zijn van beton. Rioleringsbuizen moeten zo worden aangebracht dat het water en stoffen die er in drijven, langzaam worden afgevoerd. Het schuinleggen van de buizen noemen we in de vaktaal ‘afschot’. Rioleringsbuizen liggen 5 mm schuin op een lengte van 1 meter. De bochten in een riolering zijn gebogen om verstopping te voorkomen.

Opsluitbanden

Een opsluitband is gemaakt van beton en 1 meter lang. Aan de ene zijde zit een half ronde groef en aan de andere zijde een half rond uitstulping dit noemt men een hol-en-dol verbinding. Daardoor kunnen opsluitbanden aan elkaar gekoppeld worden. Opsluitbanden zorgen er voor dat bestrating van tegels of stenen niet weg kan schuiven. Een opsluitband is gemaakt van beton zonder wapening. Dat is dan ook de reden dat een opsluitband breekbaar is.

Straatstenen

Een bestrating kan van veel verschillende materialen gemaakt worden. Er zijn straten die gemaakt zijn van gestort beton, asfalt en straatstenen. Straatstenen kunnen gemaakt zijn van klei dat gebakken is of van beton. Een veel voorkomende afmeting bij betonstenen is 210 x 105 x 70 mm. Straatstenen worden in een bepaalde structuur gelegd om de straat zo minder snel ongelijk wordt. Door de stenen in een verband te leggen wordt het steviger en het wordt ook mooier.

 

 

Verbanden

We noemen de structuur van de bestrating een verband. Veel voorkomende verbanden bij bestratingen zijn keperverband, halfsteensverband en ellenboogverband.

werkzaamheden

Graven

Bij het uitvoeren van graafwerk moeten we er voor zorgen dat de put of gleuf die we graven niet instort. Daarom wordt er nooit recht naar beneden afgegraven maar schuin. We noemen een schuin gegraven kant een talud. Bij zachte zandgrond graven we onder hoek van 45°. Op de foto is te zien hoe schuin dat ongeveer is.

kabels en leidingen

Je ziet het steeds meer: windmolens en zonnepanelen. Alle opwekte stroom moet worden getransporteerd via dikke stroomkabels. De aanleg en montage van deze kabels en montage is ook een specialisme binnen de Infra. Maar ook de aanleg van glasvezelnetwerken, transportleidingen voor water, gas, brandstof. En wat dacht je van waterstof in de toekomst?

 

ondergrondversteviging

Om te voorkomen dat een straatkolk wegzakt als er een auto overheen rijdt moet de grond onder de kolk draagkrachtig zijn. Op de meeste plaatsen in Nederland is de grond van zichzelf niet voldoende draagkrachtig. Er zijn een paar manieren om de ondergrond te verstevigen. Een van de meest toegepaste ondergrond versteviging is hieronder getekend (in een doorsnede): een zand-cement vloertje. Bij onze praktijkopdracht maken we een ondergrondversteviging door een tegel onder de kolk aan te brengen.

Afstellen van de straatkolkfundering

Het is belangrijk dat het water uit de kolk zijn weg via de rioleringsbuizen vindt naar de plaats waar het wordt gestort, bijvoorbeeld in een rivier. Daarom moet de kolk nauwkeurig op de juiste hoogte staan. We stellen de ondergrond nauwkeurig op hoogte met behulp van een roterende laser.

 

Straatkolk aansluiten op de riolering

Aan een straatkolk is een kort afvoerbuisje aangebracht. Aan die afvoer wordt de riolering vastgezet met een mof. De verbinding moet waterdicht zijn, maar toch een klein beetje kunnen bewegen om spanningen in de grond op te kunnen vangen. Daarom wordt de verbinding nooit gelijmd maar is gemaakt van een verbindingsstuk met een rubberen rand. Deze rand knelt om de afvoer van de straatkolk heen.

 

 

 

 

 

Aanbrengen van de afvoergoot

Een afvoergoot dient om het water naar de kolk te laten lopen. Daarom moet hij schuin aflopen in de richting van de straatkolk. Dat schuin lopen noemen we afschot. In dit geval is het afschot 10 mm op 1 meter lengte. De goot moet niet alleen afschot hebben maar hij moet ook een gootvormig zijn. Dat houdt in dat de straatstenen in de midden het laagste zijn en dat de stenen ernaast telkens 10 mm hoger moeten worden aangebracht. De laagste straatsteen, die midden in het afvoergoot ligt, steekt 10 mm boven de rand van de put uit. We voeren de afvoergoot uit in halfsteens verband.

Aanwerken van de kolk met zand

De kolk moet, aan alle kanten, worden aangestort met zand. Dat moet laag voor laag gebeuren om te voorkomen dat kolk scheef komt te staan of verschuift. Werk in lagen van ongeveer 100 mm. Het zand moet regelmatig worden aangestampt om later verzakken te voorkomen.

Veiligheid

Knie beschermers

De stratenmaker voert een deel van zijn werkzaamheden uit door geknield op de grond te werken. Het is van groot belang dat hij/zij zijn knieën beschermt door het dragen van kniebeschermers.

 

Juiste manier van tillen

Het tillen van zwaardere lasten dient als volgt te worden uitgevoerd:

Voeten recht naar voren - Armen dicht bij je lichaam - Knieën gebogen - Til de last door de benen te strekken en houdt daarbij de rug recht - Rug recht - Zwaardere lasten, zoals een straatkolk, moet je samen tillen

 

Veiligheidsschoenen

Door het dragen van veiligheidsschoenen zijn je tenen beschermt tegen het afknellen door een niet al te zware last. Ook beschermen deze schoenen tegen het steken in je voeten met de schep/bats. Omdat ze waterdicht zijn bevorderen ze tenslotte ook nog je gezondheid als de grond vochtig is.

Toets (infra)

Stellen

 

 

 

Profiel: Een profiel is een perfect rechte balk waarlangs je een draad spant. Vervolgens kan de metselaar dan langs de draad metselen. Een profiel is een balk die vaak bestaat uit een aantal verlijmde balken of anders gezegd een gelamineerde balk. Dit zorgt ervoor dat de balk niet gaat werken en krom trekt, het kromtrekken moet voorkomen worden zodat het metselwerk niet scheef wordt.

 

 

 

 

Klamp: Een klamp is een stukje hout waaraan je iets kunt bevestigen. Je kunt er bijvoorbeeld een profiel of een schoor aan vastmaken. Klampen kun je op verschillende manieren aan de ondergrond bevestigen. Op schoor wordt dit gedaan doormiddel van spijkers (duplexnagels).

 

 

Schoor : Een schoor is de schuine lat die bovenaan het profiel wordt bevestigd en op de grond wordt vastgemaakt aan een klamp. Op deze manier maak je een driehoek profiel-grond-schoor, dit zorgt ervoor dat het profiel stevig vast staat en niet om kan vallen. Een schoor wordt bevestigd onder een schuinte van ongeveer 60 graden.