Waar moet je aan denken bij groene vormgeving en verkoop? Wat voor werkzaamheden horen daarbij en welke competenties heb je nodig om deze beroepen uit te kunnen voeren?
Open het bestand en zet kruisjes in de juiste kolom.
Kies telkens 2 kruisjes, eentje in kolom 1 of 2 en eentje in kolom 3 of 4.
1. Beantwoord de vragen.
1. Retailformules en promotie
1.1 Verkopen in het groen
Je leert verschillen tussen retailformules benoemen. Retail = het aanbieden van goederen en diensten. Bijvoorbeeld een hovenier die behalve de bomen en struiken (goederen) ook de aanleg (dienst) doet.
Je leert wat voor soorten winkels er allemaal zijn en hoe zij klanten aantrekken met een winkelformule. Daarna ga je een bloemwerk maken, passend bij een bepaalde winkel.
Winkelvormen voor agrarische producten
Dagelijks eet je verschillende producten. Veel van deze producten worden ‘op het land’ gekweekt en grootgebracht zoals:
koeien voor melk, kaas en vlees
aardappelen voor chips en patat
graan voor brood
enz.
Maar ook producten om onze leefomgeving leuker te maken, zoals:
bloemen uit de kas
pompoenen voor Halloween
Welke winkelvormen zijn er voor agrarische producten?
1. de (super)markt,
2. de boerderijwinkel,
3. een speciaalzaak,
4. een tuincentrum,
5. een webshop.
De winkelvormen uitgelegd
Bij de winkelvormen maken we onderscheid in assortiment, prijs, imago, sfeer, klantenbinding en doelgroep.
1. Assortiment zijn alle artikelen die een winkel verkoopt. Een assortiment kan per winkel verschillen.
Breed assortiment → heel veel verschillende productgroepen.
Smal assortiment → maar één of enkele productgroepen.
Diep assortiment → veel varianten van een productgroep.
Ondiep assortiment → weinig varianten van een productgroep.
2. De prijs van artikelen in een winkel kan hoog of laag zijn.
3. Imago is hoe de klanten over een winkel denken, bijvoorbeeld duur of vakkundig.
4. Sfeer is hoe een winkel ‘voelt’, bijvoorbeeld gezellig of afstandelijk.
5. Klantenbinding zijn acties of service om de klant steeds weer terug te laten komen, bijvoorbeeld een spaarkaart voor korting op pretparken.
6. Doelgroep zijn de groep mensen waarop een winkel zich richt, bijvoorbeeld jongeren.
Om producten te verkopen kun je reclame maken.
Maar je kunt ook een speciaal product verkopen. Als de producten een lage prijs hebben, worden ze vaak snel verkocht. En de plaats waar de winkel is gevestigd, bepaalt of je er gemakkelijk naar toe kunt gaan. Het personeel in de winkel bepaalt ook of je het leuk vindt om de winkel te bezoeken. Als de producten mooi zijn gepresenteerd, worden ze sneller verkocht. Je doet onderzoek naar de marketingmix met de 6 P's.
Als je in een tuincentrum komt, zie je op elke afdeling medewerkers. Maar.... moet je echt alles van alle afdelingen weten? Dan moet je een supermens zijn!
afb. greentrustconsultancy
kb 1.3 Opdracht: Een beroep onder de loep
Onderzoek een beroep bij een tuincentrum.
Welke kennis en vaardigheden heb je nodig?
Je kiest één beroep uit en maakt daarover een presentatie.
Uitvoering
Maak een PowerPoint
- gebruik 6 – 8 dia’s
- de eerste dia is een titel
- zet in de voettekst je naam en klas.
Zoek informatie op Internet. Ga naar Intratuin of Groenrijk of Ranzijn.
Zoek uit welke afdeleingen er zijn.
Kies één afdeling uit waar jij zou willen werken.
Schrijf op welke opleiding je nodig hebt voor deze baan.
Welke drie werkzaamheden doe je bij deze baan?
Waarom zou je deze baan willen hebben? Noem drie redenen.
Sluit de PowerPoint af met: Deze presentatie is gemaakt door [jouw naam]
2. Inkoop en voorraadbeheer
2.1 Waar koop je de producten in?
Een bedrijf in de groene sector verkoopt verschillende producten. Maar waar halen ze dat allemaal vandaan? En halen ze het op of laten ze het brengen? Komt het uit Nederland of uit het buitenland? Elk bedrijf heeft zijn eigen inkoopkanalen. Je gaat lezen welke soorten inkoopkanalen er zijn en vragen beantwoorden over het inkopen op de veiling.
Een winkel staat vol met producten. Als de producten worden verkocht, moeten ze worden aangevuld. Elke dag worden de producten weer rechtgezet, aangevuld en verzorgd. Als de producten in de winkel en het magazijn bijna op zijn, gaat de winkelier weer bijbestellen.
vulploegmedewerker
Doel
Je kunt producten in de verkoopruimte plaatsen, beheren en verzorgen.
Eerst een aantal belangrijke begrippen:
Winkel = een plaats waar producten worden verkocht.
Magazijn = ruimte waar producten worden ontvangen en bewaard.
Leverancier = bedrijf dat producten aan een winkelier levert.
Voorraad = producten in de winkel of het magazijn die je kunt verkopen.
Minimum voorraad = aantal van een product dat een winkel minstens in voorraad wil hebben.
Maximum voorraad = aantal van een product dat een winkel ten hoogste in voorraad wil hebben.
Bestelbon = bon waarop je schrijft wat en hoeveel je van een product wilt bestellen bij een leverancier.
Orderbevestiging = bericht waarop staat dat de leverancier je bestelbon heeft ontvangen.
Pakbon = bon die bij de bestelling wordt meegestuurd. Er staat op wat de levering is.
Factuur of rekening = een brief waarin staat hoeveel je moet betalen aan de leverancier. De btw wordt apart opgeschreven.
Schappenplan = een papier waarop staat hoe, waar en hoeveel producten in de schappen worden neergezet.
Schap= plank van een rek in de winkel.
Display = tijdelijke tafel of rek voor reclameartikelen of promoties.
Fifo = first in first out. De producten met de kortste houdbaarheid worden vooraan in het schap gezet. De oudste datum komt het verst weg.
Spiegelen = De producten netjes, recht naar voren in het schap zetten.
In het magazijn van een winkel staat de voorraad. Als je producten verkoopt, kun je die aanvullen met de voorraad uit het magazijn. De voorraad wordt bijgehouden op voorraadkaarten. Als de voorraad lager is dan de minimumvoorraad, gaat de winkelier bestellen.
De winkelier bestelt tot de maximumvoorraad. Hij bestelt niet meer, want dat past niet in het magazijn!
Opdracht
Tel de voorraad van de afdelingen en bereken hoeveel producten je moet bestellen.
Uitvoering
Bekijk de voorraad van de afdeling.
Schrijf de aanwezige voorraad op de voorraadkaart.
Bestel de producten waarvan er minder zijn dan de minimumvoorraad.
Je bestelt bij tot de maximumvoorraad. Dit kun je berekenen door de aanwezige voorraad van de maximumvoorraad af te halen.
Bereken wat de bestelde producten kosten.
Bereken het totaalbedrag van de bestelde producten.
De winkel krijgt bestelde producten binnen. Je wilt weten of het de juiste producten zijn. Je leert waar je op moet letten als je goederen ontvangt en verwerkt.
Volg de aanwijzingen in de opdracht.
Gebruik een pakbon en pen om de levering te controleren.
Elke dag worden de bloemen en planten in een winkel weer netjes neergezet en verzorgd voor de verkoop. Dit kan op tafels maar ook op speciale displays, waardoor de producten extra aandacht trekken. Je leert planten verzorgen, en hoe je een display maakt. Je gaat planten presenteren, zodat de winkel er netjes uitziet.
Oriëntatie
De meeste planten die we binnen gebruiken, zijn buitenplanten uit warmere streken. Ze komen uit oerwouden en woestijnen, tropische regenwouden en open vlaktes. Ze hebben behoefte aan water, licht en warmte.
Kamerplanten zorgen voor sfeer, decoratie en luchtverfrissing.
De verzorging van kamerplanten
Om goed te groeien en bloeien hebben kamerplanten bepaalde bouwstoffen nodig. Dit noem je de groeivoorwaarden.
De groeivoorwaarden zijn:
Licht
Temperatuur
Water (en luchtvochtigheid)
Lucht
Voeding
Grondsoort
Kamerplanten kiezen voor een bepaalde plek
Als je een plant kiest, zorg dat je rekening houdt met wat de plant nodig heeft. Licht, temperatuur, luchtvochtigheid,…
Planten voor zonnige kamers
De meeste kamerplanten houden niet van direct brandend zonlicht. Ze kunnen op die manier verbranden.
Planten in de schaduw
Planten met middelgroene, tot donkergroene bladeren kunnen in de schaduw staan (midden in de kamer).
Temperatuur
Planten die uit tropische regenwouden komen, houden niet van een lage temperatuur. Planten die van open vlaktes komen, kunnen wel tegen een lage temperatuur.
Water geven
Zonder water kan geen enkele plant leven. Iedere soort plant heeft een andere hoeveelheid water nodig.
Lucht
Planten zijn de perfecte partners van mensen en dieren. Elke keer als je adem haalt, adem je zuurstof in en koolstofdioxide (CO2) uit. Planten ademen overdag koolstofdioxide in en zuurstof uit. Zo vullen mensen en planten elkaar mooi aan. Planten in huis zijn gezond, want ze leveren zuurstof.
Planten voeden
In de natuur halen planten voedingsstoffen en mineralen uit de aarde. Maar kamerplanten zitten in een pot en hebben daardoor mest nodig.
Er zijn 2 soorten mest:
Kunstmest: kunstmatig gemaakt
Organische mest: gemaakt op plantaardige of dierlijke basis
Lees op de verpakking hoeveel mest je moet toevoegen.
Planten en verpotten
Elke plant krijgt graag jaarlijks verse aarde. In de nieuwe aarde zitten weer verse voedingsstoffen. Er zijn veel verschillende soorten potgrond omdat de planten uit allerlei verschillende streken komen.
Bijvoorbeeld zandgrond voor cactussen uit de woestijn.
Vorm en uiterlijk van de plant
Regelmatige controle van de plant is nodig:
controleer of ziekten en plagen de planten dreigen aan te tasten,
verwijder uitgebloeide bloemen,
verwijder het stof van de bladeren met een licht vochtig doekje en
knip dode bladeren af.
Hydrocultuur
Hydrocultuurplanten staan met de wortels in het water. Hiervoor zijn ze speciaal opgekweekt. Het substraat (ondergrond) dat gebruikt wordt bij hydrocultuurplanten zijn hydrokorrels.
Snijbloemenverzorging gebeurt na aankomst in de winkel. Je haalt ze uit de verpakking, snijdt of knipt ze schuin af en zet ze in een schone emmer met water.
Maar hoe gaat het als je bloemen in de vaas zet?
Je gaat een aantal filmpjes bekijken en hierover vragen beantwoorden. Zo leer je hoe je bloemen in een vaas zet.
Filmpjes over bloemen in de vaas zetten
Bekijk de filmpjes en beantwoord de vragen. Je kunt de filmpjes openen door op onderstaande link te klikken.
Je loopt stage bij 011bloemen. Deze winkel heeft een website voor bloemenabonnementen. Aan de hand van de bestelbon ga je een boeket maken en afleveren. Je doet een kaartje aan het boeket. Je vult een pakbon in, die je meeneemt naar het afleveradres.
Uitvoering van de opdracht
Vraag aan de docent welke bestelbon jij gaat verwerken.
Bekijk het filmpje voor het vullen van een vaas Small, Medium of Large.
Maak de bestelling voor het bloemenabonnement.
Vul de pakbon in.
Doe een kaartje aan de vaas. Zet op het kaartje de datum, jouw naam en je klas.
Bezorg de vaas op het juiste adres.
Small 45cm Medium 65cm Large 90cm
Instructiefilmpjes om bloemen in de vaas zetten
Bekijk één van de filmpjes, afhankelijk van de bestelling Small, Medium of Large. Je kunt de filmpjes openen door op de link te klikken.
Over winkelinrichting is vooraf goed nagedacht. Als de winkel goed is ingericht, verkoop je meer producten.
Bij winkelinrichting houd je rekening met:
Uitstraling
Sfeer
Overzicht
Rust
Sfeer en uitstraling kun je bereiken met productpresentaties, aanbiedingen en blikvangers (eyecatchers).
Een blikvanger of eyecatcher in de winkel geeft extra aandacht voor producten, bijvoorbeeld:
Presentaties op beeldschermen
Demonstraties en proeverijen van producten
Afbeeldingen om de aandacht te trekken
Displays (tijdelijke presentaties) met (nieuwe) producten
De winkel heeft een bepaalde routing, dit is de richting waarin je vanaf de ingang naar de kassa wordt geleid.
Bij de inrichting let je op overzicht:
Producten waar je het meest aan verdient, zet je rechts, op ooghoogte, in het schap.
Zorg voor brede looppaden.
De kassa duidelijk zichtbaar of aan het eind van de route.
Zorg dat de klant overal bij kan.
Met de winkelinrichting ben je er nog niet, je moet natuurlijk ook aandacht besteden aan de buitenkant, het exterieur van de winkel. Het exterieur bestaat uit de winkelpui, de etalage en de entree.
De klant moet je herkennen aan de huisstijl. Met een logo en kleuren kun je opvallen tussen de andere winkels.
De huisstijl wordt gebruikt op alles wat van jouw winkel komt:
- Alle papieren (afleverbon, rekening, pakbon, enz.)
- Verpakking
- Winkelpui
- Auto
- Bedrijfskleding
Overal waar je huisstijl herkenbaar is, noem je huisstijldragers. Duidelijk herkenbaar voor iedereen is bijvoorbeeld McDonald’s.
Pinterest winkelpui Mc Donald's, overal herkenbaar
Om een duidelijk beeld te krijgen van de inrichting van de winkel, ga je een filmpje bekijken.
Waarom zijn sneakers bij de ene winkel duurder dan bij de andere winkel? De winkelier wil geld verdienen om alle kosten te betalen en nog iets over te houden om te sparen. De overheid heeft ook geld nodig om alle kosten van Nederland te betalen. Daarom betaal je over alles wat je koopt btw. Je leert de verkoopprijs berekenen met btw.
Eerst een aantal belangrijke begrippen:
Inkoopprijs = de kosten die een bedrijf maakt om een product in te kopen.
Constante kosten (vaste kosten) = kosten die altijd gelijk zijn. Voorbeeld: de huur van een winkel
Variabele kosten = kosten die afhankelijk zijn van het aantal producten dat je verkoopt of maakt.
Voorbeeld: de inkoop van bloemen
Directe kosten = kosten waarvan je precies weet waar ze bij horen.
Voorbeeld: de materialen die je in een bloemstuk stopt
Indirecte kosten = kosten die bij meerdere producten horen.
Voorbeeld: de verwarming of verlichting van de winkel
Arbeidskosten = de kosten die een bedrijf rekent voor de arbeid om een product te maken.
Kostprijs = de kosten die een bedrijf maakt om een product te maken of in te kopen.
Opslagpercentage = winstpercentage = een verhoging van de kostprijs met een aantal procenten.
Btw = belasting toegevoegde waarde.
Btw = een belasting die de overheid heft over de verkoop van producten of diensten. Er is een laag en een hoog btw-tarief.
Korting = een lagere prijs dan de oorspronkelijke prijs die je ergens voor betaalt.
Verkoopprijs = consumentenprijs = de prijs waarvoor het bedrijf de producten verkoopt.
Hoe bereken je de verkoopprijs?
1. Kostprijs berekenen
Kostprijs = je telt de kosten voor materiaal bij elkaar op.
2. Opslagpercentage berekenen
Opslagpercentage = je neemt een aantal procenten van de kostprijs.
1 procent = kostprijs delen door 100
20 procent = uitkomst vermenigvuldigen met 20
3. Arbeidskosten berekenen
Arbeidskosten = je rekent uit hoelang je hebt gewerkt en hoeveel dat kost.
Arbeidskosten per minuut = de kosten per uur delen door 60.
Arbeidskosten per gewerkte tijd = kosten per minuut vermenigvuldigen met het aantal gewerkte minuten.
4. verkoopprijs zonder btw berekenen
Verkoopprijs = totale kostprijs + opslagpercentage + arbeid
5. btw berekenen
Btw tarief = 9% (laag) of 21 % (hoog)
Verkoopprijs = 100%
Btw = 9% van de verkoopprijs of 21% van de verkoopprijs
6. verkoopprijs met btw berekenen
Verkoopprijs met btw = verkoopprijs zonder btw + btw
Hoe reken je van inclusief btw naar exclusief btw?
Een bedrijf moet de btw verrekenen. Als het bedrijf meer btw ontvangt dan betaalt, wordt het verschil betaalt aan de Belastingdienst (overheid).
Als het bedrijf meer btw betaalt dan ontvangt, mag het verschil worden teruggevraagd aan de Belastingdienst.
Daarom wil een bedrijf altijd een ‘btw-bon’ bij een aankoop.
Om de btw van inclusief naar exclusief te berekenen, gebruik je onderstaande formules:
Laag tarief:
Consumentenprijs gedeeld door 109 x 9 = btwbedrag
Consumentenprijs gedeeld door 109 x 100 = verkoopprijs exclusief btw
Hoog tarief:
Consumentenprijs gedeeld door 121 x 21 = btwbedrag
Consumentenprijs gedeeld door 121 x 100 = verkoopprijs exclusief btw
Hoe bereken je korting?
Korting is een tijdelijke prijsverlaging. Je krijgt korting bij:
- uitverkoop, om oude voorraad te verkopen
- als iemand een grote hoeveelheid koopt
- om een nieuw product in de markt te zetten (als promotie)
Korting wordt uitgedrukt in een percentage van de verkoopprijs of in acties zoals 2 + 1 gratis.
Als de verkoopprijs lager wordt dan de kostprijs, lijdt de ondernemer verlies.
Voorbeeld:
De verkoopprijs is € 55,-. De korting is 10%
Reken eerst 1 % uit van € 55,-. Dat is € 0,55.
Reken dan 10 % uit. Dat is 10 x € 0,55 = € 5,50
De verkoopprijs inclusief korting is dan € 55,- min € 5,50 = € 49,50
In de bloemenwinkel worden veel bloemstukken gemaakt. Om erachter te komen, hoeveel een bloemstuk kost, wordt een verkoopprijsberekening gemaakt.
Je gaat een bloemstuk maken en daarna de verkoopprijs berekenen. Een veelgemaakt bloemstuk is een bloementaart.
Oriëntatie
Een bloementaart is een bloemstuk met de vorm van een slagroomtaart. In de bloemenwinkel wordt hij regelmatig gemaakt en verkocht als een bloemstuk voor allerlei gelegenheden.
Vorm en techniek
In de bloementaart gebruiken we meestal bloemen met een ronde vorm. Met deze vorm bloemen kun je gemakkelijk de bovenkant van de taart vullen. De rand van de taart wordt bekleed met blad. De bladeren zet je vast met bloemendraad. Voor versiering en afwerking doe je er nog een lint omheen.
Bloemen die je kunt gebruiken voor een bloementaart zijn: Chrysant, Roos, Gipskruid.
Bladeren die je kunt gebruiken zijn: Klimop, Eucalyptus en Salal.
Een bloementaart lijkt op een slagroomtaart. Om de taart te maken, knip je alle materialen (groen en bloemen) die je op de bovenkant gebruikt op gelijke lengte. Je steekt de materialen netjes naast elkaar (parallel). Je verdeelt de materialen over het oppervlak. De zijkant van de taart bekleed je met blad, dit leg je dakpansgewijs over elkaar, zodat je geen steekschuim meer ziet.
Bloemen afsnijden
Bloemen die je gebruikt, snijd je op de juiste lengte.
Door de steel een stukje af te snijden, krijg je een schone, verse wond die gemakkelijk en beter water opneemt. Door de steel schuin af te snijden kun je de steel ook makkelijker in het steekschuim steken.
Hulpmaterialen
Hulpmaterialen zijn materialen die je gebruikt en verwerkt in het bloemstuk zoals:
Steekschuim, bloemendraad, prikker, cling, watervast tape.
Steekschuim
Steekschuim heeft meestal een groene kleur. Het wordt gebruikt om bloemen in te steken. Groenkleurige steekschuim neemt snel water op. Het houdt het water vast en geeft het langzaam af aan de bloemen. Het steekschuim is zo stevig dat ingestoken bloemen en bladeren er goed in blijven staan. Je mag steekschuim niet onder water duwen. Dan wordt de binnenkant van het steekschuim niet nat.
Steekschuimprikker
Een steekschuimprikker gebruik je om steekschuim vast te zetten op een schaal of een bord. Het steekschuim kan dan niet meer verschuiven.
Cling
Om een steekschuimprikker vast te zetten gebruik je kleefstof. Kleefstof noem je ook wel “cling”. Cling kun je met wasbenzine of terpentine verwijderen van de ondergrond.
Watervast tape
Met watervast tape kun je ook een prikker vastplakken. De schaal beschadigt niet en de prikker zit stevig vast. Het tape blijft plakken, ook als het nat wordt. Je moet het wel op een droge en schone ondergrond vastplakken.
Artikelen worden neergezet in schappen of op tafels. Op tafels worden combinaties van artikelen gemaakt om te laten zien hoe dit bij elkaar past.
Met deze speciale uitstallingen probeer je de aandacht van de klant te trekken.
Artikel is een ander woord voor product.
Hoe maak je een goede artikelpresentatie?
De presentatie laat zien wat bij elkaar past,
heeft een blikvanger of eyecatcher, dit is iets wat meteen in het oog springt,
trekt de aandacht van de klant,
vergroot de koopwens van de klant.
Waar moet je op letten?
1. Thema → Een artikelpresenatie heeft een onderwerp,
dit noem je een thema. Het thema moet passen bij de artikelen.
Bijvoorbeeld: seizoenen, feestdagen, evenementen, nieuwe
artikelen of trends.
Een trend of mode is de richting waarin zich iets ontwikkelt.
2. Licht → Je zet de presentatie in the spotlight en niet in
een donker hoekje van de winkel.
3.Kleur → gebruik niet meer dan drie kleuren, anders wordt de
presentatie rommelig. Kleur brengt sfeer in de presentatie en trekt
aandacht.
4. Vorm → groepjes van dezelfde artikelen afwisselen met andere materialen, versterken de
vorm in de presentatie.
5. Textuur → artikelen die ‘glad’ aanvoelen ga je combineren met materialen die een ruwe
oppervlakte hebben, om elkaar te versterken.
6. Compositie → hoe zet je de artikelen in de presentatie. Zorg dat alle artikelen in groepen
staan. Als je artikelen uit elkaar gaat zetten, wordt het rommelig.
Er zijn vier composities:
Symmetrisch → de linkerhelft is gelijk aan de rechterhelft.
Asymmetrisch → de linkerhelft is anders dan de rechterhelft.
Ritme → een herhaling van vormen.
Piramide → Als je er een lijn omheen trekt, krijg je een driehoek.
Je kunt een etalage inrichten op basis van een ontwerp.
Oriëntatie
Een etalage is het voorste gedeelte van een winkel dat je heel goed vanaf de buitenkant kunt zien.
Het is bedoeld om de voorbijganger te verleiden om die winkel naar binnen te gaan en misschien iets te kopen.
Etaleren betekent uitstallen of tentoonstellen.
Hoe maak je een goede etalage?
De etalage laat zien wat je in de winkel kunt kopen,
lokt voorbijgangers naar binnen,
heeft een WOW- factor, dit noem je stopkracht.
Waar moet je op letten?
Thema → Een etalage heeft een onderwerp, dit noem je een thema.Bijvoorbeeld: seizoenen, feestdagen, evenementen, trends.
Licht → Je zet het product in the spotlight. Daardoor valt het product op.
Kleur → gebruik niet meer dan drie kleuren, anders wordt de etalage rommelig. Kleur brengt sfeer in de etalage.
Compositie → hoe zet je de producten in de etalage. Zorg dat alle producten in groepen staan. Als je producten uit elkaar gaat zetten, wordt het rommelig.
Er zijn vier composities:
Symmetrisch → de linkerhelft is gelijk aan de rechterhelft.
Asymmetrisch → de linkerhelft is anders dan de rechterhelft.
Ritme → een herhaling van vormen.
Piramide → Als je er een lijn omheen trekt, krijg je een driehoek.
5.3 Opdrachten Hoe verleid je met een etalage?
Je hebt de theorie van etaleren bestudeerd.
Nu is het tijd voor de praktijk!
Niet alles in een winkel is kant en klaar te koop. Het product wordt dan besteld.
Bijvoorbeeld:
- Een taart die je bij de bakker bestelt voor je verjaardag.
- Bloemwerk voor een speciale gelegenheid zoals een bruiloft.
De klant bespreekt wat hij wil hebben en komt het bestelde product later halen of laten bezorgen. De klant hoeft de bestelling niet altijd direct in de winkel te betalen. Daarvoor krijgt hij een factuur (= rekening).
Je leert hoe je een bestelling opneemt en een factuur schrijft.
Je kunt een verkoopgesprek voeren en producten afrekenen.
Oriëntatie
Als je een product koopt in de winkel, kun je het niet altijd zelf pakken. Dit is afhankelijk van de soort winkel. Soms wil je informatie voordat je het product koopt. Dit vraag je aan de verkoopmedewerker. Het praatje dat je maakt met de verkoopmedewerker noem je een verkoopgesprek.
Het verkoopgesprek
Een verkoopgesprek bestaat uit 4 fasen:
Waar moet je op letten?
1. Contact maken → begroeten.
Non-verbale begroeting → je geeft een knikje of een glimlach, als je oogcontact maakt met de klant. (geen geluid)
Verbale begroeting → je zegt bijvoorbeeld ‘goedemorgen meneer’. (met stem)
2. Koopwens achterhalen → vragen stellen.
Wat wil de klant precies?
Eerst stel je open vragen → de vraag begint met een vragend voornaamwoord en kun je niet alleen met ja of nee beantwoorden.
Voorbeeld: Hoe laat is het? Welke……? Waar…….? Wanneer……? Wie…..?
Daarna stel je gesloten vragen → de vraag kan met ja of nee worden beantwoord. Of geeft keuze uit twee mogelijkheden. De vraag begint met een werkwoord.
Voorbeeld: Moet het worden bezorgd? Vindt u rood of geel mooier?
3. Advies geven → producten tonen.
Je geeft informatie over het product, laat combinaties zien, laat je zien hoe het werkt, enz.
Je laat zien dat je verstand hebt van het product.
Als je een product verkoopt, probeer je daar nog meer producten bij te verkopen. Dit noem je bijverkoop.
Voorbeeld: een vaas bij een boeket bloemen.
4. Afronding → afrekenen en inpakken.
Je rekent het product af en als het nodig is, ga je het inpakken.
Impulsaankoop: de klant koopt nog een product, die hij niet van plan was te doen.
Voorbeeld: de klant pakt een felicitatiekaartje van de toonbank voor bij het boeket.
Afrekenen:
Inpakken:
Vanaf 1 januari 2016 zijn gratis plastic tasjes niet meer toegestaan. De klant neemt zelf een verpakking mee. Cadeautjes, bloemstukken en vers voedsel (los fruit) worden wel verpakt.
Service verlenen:
Voorbeeld: deur open houden voor de klant, producten naar de auto brengen, producten thuisbezorgen.
Verkoopgesprek en winkelvormen:
Verkoopgesprekken gaan niet in alle winkels op dezelfde manier, in de supermarkt heb je helemaal geen verkoopgesprek, je geeft hoogstens advies.
Er zijn verschillende bedieningsvormen:
De winkel van de toekomst
Met de technologie van deze tijd is een kassamedewerker in de toekomst misschien overbodig. kijk maar naar onderstaand filmpje:
7.1 Opdrachten Producten verkopen
Opdracht A: Een verkoopgesprek voeren
Je gaat een verkoopgesprek voeren in de winkel bij 011. Er komt een klant om een product te kopen. Je geeft advies, pakt het product in en rekent af met de kassa.
Als je in een bloemenwinkel werkt, verkoop je heel veel snijbloemen en kamerplanten. Bloemen en planten hebben verzorging nodig. De basisregels moet je als verkoper wel kennen, want je geeft de klant advies. Dat kan mondeling, maar ook met een verzorgingskaart. Je gaat een boeket maken en een verzorgingskaart voor het boeket.
Opdracht A: Een korenschoof gebonden boeket maken
Volg de instructie van de docent. Weet je het niet precies? Bekijk dan het filmpje korenschoof boeket maken.
Maak het boeket.
Laat je boeket beoordelen door je docent.
Opdracht B: Een verzorgingskaart voor een boeket maken
1.Open een Word bestand. Je mag ook het Excelblad downloaden en invullen.
2. Bekijk het filmpje Verzorgingstips voor een boeket.
3. Geef 5 tips voor het verzorgen van een boeket.
4. Zet op de kaart een passende titel.
5. Gebruik minimaal één afbeelding van een boeket.
6. Bespreek de verzorgingskaart met je docent.
Het doel van elk verkoopgesprek is het verkopen van goederen of diensten. Soms kan dat niet meteen en vraagt de klant een offerte. In een offerte legt een leverancier een aanbod vast voor jou als klant.
Een offerte is een prijsopgave van goederen of diensten die een klant wil kopen.
In een offerte staan minimaal de volgende gegevens:
wat het product of dienst is
wat de prijs is
een eventuele korting
wanneer het product wordt geleverd of wanneer de werkzaamheden plaatsvinden
een verwijzing naar de leveringsvoorwaarden
de geldigheidstermijn van de offerte
In de algemene voorwaarden staan vaak de leveringsvoorwaarden en de manier van betalen (de betalingscondities).
Voorbeelden van leveringsvoorwaarden:
hoe lang de levertijd is
hoe de goederen getransporteerd worden
Voorbeelden van betalingscondities:
hoe moet de klant betalen (vooraf, bij levering, achteraf, in termijnen)
binnen welke termijn betalen
Waarom vraagt de klant een offerte aan?
om prijzen van meerdere leveranciers te vergelijken
om te zien wat de koop precies inhoudt
Je kunt een offerte op verschillende manieren aanvragen:
In de module vormgeving en verkoop heb je allerlei opdrachten uitgevoerd en theoretische kennis opgedaan. Bij Laten zien komt alles samen: Je kunt een opdracht uitvoeren waarbij je al het geleerde combineert en je kunt samenwerken.
Bijvoorbeeld:
Verkoopadviesgesprek voeren tijdens een verkoopdag.
Presentatie maken voor een activiteit in of buiten school.
Een activiteit organiseren, waarbij inkoop, planning en uitvoering belangrijk is.
Reflectie
Wat heb je gedaan in deze module over groene vormgeving en verkoop? Heb je nieuwe dingen geleerd en hoe vond je dat? Hoe vond je het om een verkoopgesprek te voeren? Moeilijk of juist leuk omdat je het wekelijks in je bijbaantje doet?
Opdracht: Reflectie
Voor de docent
Beste collega,
Dit arrangement is ontwikkeld voor leerlingen van de kaderberoepsgerichte leerweg die profiel Groen volgen.
Het arrangement beoogt alle leerstof voor profielmodule 4 Groene vormgeving en verkoop af te dekken zoals omschreven in de (deel)taken van profielmodule 4 Groene vormgeving en verkoop van conceptsyllabus profiel Groen, 2020
Het arrangement is op basis van bestaande leermiddelen van Groenkennisnet en eigen materialen samengesteld.
Eventuele verbeterpunten en -suggesties kunt u e-mailen naar t.vanbuitenen@clusius.nl.
Het arrangement KB Profielmodule 4: Groene vormgeving en verkoop is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteurs
Hanneke Waal
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2022-01-18 15:45:35
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Er is met zorg geprobeerd alle afbeeldingen te plaatsen waarop geen auteursrecht berust. Bij twijfel is de bron vermeld. Mocht u van mening zijn dat afbeeldingen verwijderd moeten worden, dan kunt u mailen naar t.vanbuitenen@clusius.nl
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
oefentoets
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.