1.1 Verkopen in het groen

Je leert verschillen tussen retailformules benoemen. Retail = het aanbieden van goederen en diensten. Bijvoorbeeld een hovenier die behalve de bomen en struiken (goederen) ook de aanleg (dienst) doet.
Je leert wat voor soorten winkels er allemaal zijn en hoe zij klanten aantrekken met een winkelformule. Daarna ga je een bloemwerk maken, passend bij een bepaalde winkel.

 

Winkelvormen voor agrarische producten

winkelvormen

 

Dagelijks eet je verschillende producten. Veel van deze producten worden ‘op het land’ gekweekt en grootgebracht zoals:

Maar ook producten om onze leefomgeving leuker te maken, zoals:

Welke winkelvormen zijn er voor agrarische producten?

1. de (super)markt,

2. de boerderijwinkel,

3. een speciaalzaak,

4. een tuincentrum,

5. een webshop.

De winkelvormen uitgelegd

Bij de winkelvormen maken we onderscheid in assortiment, prijs, imago, sfeer, klantenbinding en doelgroep.

1. Assortiment zijn alle artikelen die een winkel verkoopt. Een assortiment kan per winkel verschillen.

Breed assortiment → heel veel verschillende productgroepen.

Smal assortiment → maar één of enkele productgroepen.

Diep assortiment → veel varianten van een productgroep.

Ondiep assortiment → weinig varianten van een productgroep.

2. De prijs van artikelen in een winkel kan hoog of laag zijn.

3. Imago is hoe de klanten over een winkel denken, bijvoorbeeld duur of vakkundig.

4. Sfeer is hoe een winkel ‘voelt’, bijvoorbeeld gezellig of afstandelijk.

5. Klantenbinding zijn acties of service om de klant steeds weer terug te laten komen, bijvoorbeeld een spaarkaart voor korting op pretparken.

6. Doelgroep zijn de groep mensen waarop een winkel zich richt, bijvoorbeeld jongeren.

 

fruitmarkt

 

 

 

 

Op de markt wordt vaak fruit verkocht.

kb 1.1 winkelvormen