Waar gaat de profielmodule "Vergroening stedelijke omgeving" over? Het gaat om de relatie tussen 'groen' en de mens of burger in de stedelijke omgeving.
In de stad kom je op verschillende plekken 'groen' tegen. Dat begint al bij jou thuis, als je huisdieren hebt, of in de achtertuin. Wie heeft bij jullie thuis de tuin ontworpen en aangelegd? Als je verder de buurt in gaat of in de omgeving van het dorp kijkt zijn er vaak parken en bijvoorbeeld een kinderboerderij. Wat hebben deze dieren nodig om zich zo natuurlijk mogelijk te kunnen gedragen? Moeten er misschien aanpassingen gedaan worden aan hun huisvesting? Daarnaast verbouwen steeds meer mensen hun eigen groenten aan huis (zelfs op het balkon!) of gezamenlijk op een braakliggend terrein. Dit noemen we stadslandbouw. Tot slot vind je overal in de buurt water, het is van levensbelang voor planten, dieren en mensen. Daarom leer je de kwaliteit ervan te onderzoeken.
Mensen willen van al dit groen in de buurt en het dorp genieten, ze recreëren en ontspannen zich in de natuur, maar weten ze ook waarom het belangrijk is planten en dieren te houden in het dorp of de stad?
Relatie met andere profielmodules:
Onderstaande powerpoint geeft de relatie weer tussen profielmodules en keuzevakken.
Waar moet je aan denken bij vergroening van de stedelijke omgeving? Wat voor bedrijven en beroepen horen daar bij en welke competenties heb je nodig om deze beroepen uit te kunnen voeren?
Voordat er een een tuin aangelegd wordt, is er een ontwerptekening van de tuin gemaakt. Daarin zijn de wensen van de klant zo goed mogelijk verwerkt. Hierbij ga je als volgt te werk:
Wat heb ik?
Wat wil ik?
Wat moet ik ervoor doen?
Een tuintekening is een plattegrond op schaal. Je gaat verderop leren werken met tekenen op schaal.
Op de ontwerptekening staat precies waar een pad of boom moet komen. De tekening is altijd van bovenaf getekend. Je leest de tekening dus alsof je vanuit een vliegtuig naar beneden kijkt. Voor het maken van een ontwerptekening worden symbolen gebruikt. Met een ontwerptekening krijgt de klant een beeld van het eindresultaat. Het ontwerp kun je bespreken met de klant en je kunt makkelijk wijzigingen aanbrengen. Ook kun je op basis van een ontwerptekening een kostenberekening maken.
Je gaat een tuintekening leren ‘lezen’. Het is natuurlijk niet te doen om alle plantjes, stenen en andere details weer te geven in een schets. Een schets is een ‘vluchtige’ tekening die een idee geeft van het ontwerp. Voor de toepassing van tuinelementen als bijvoorbeeld bomen, bestrating en het gazon, gebruiken we symbolen en standaardpatronen. Zo begrijpt iedere vakman wat je bedoelt. We gaan de meest algemene symbolen en patronen bekijken.
We moeten bij een tuinen ontwerpen en aanleggen rekening houden met het klimaat. De tuinen die we ontwerpen en aanleggen zijn gericht op de toekomst, wat inhoud dat er meer groen in gebruikt wordt dan stenen (harde materialen), voordelen zijn dat er bij de grote hoosbuien die er door de klimaatsveranderingen zijn beter in staat zijn om het water weg te laten lopen, heb je alleen bestrating dan kan het water geen kant op en komt in het riool terecht met alle problemen van dien. Door het gebruik van meer planten komen er weer meer bijen, vogels en andere insecten in de tuin. Op deze manier kan iedereen zijn steentje bijdragen aan het milieu en een duurzame tuin. Er zijn in Castricum ook een aantal voorbeelden van.
Verticaal tuinieren, Bakkersplein Castricum
Duurzaam materiaal.
De duurzame tuin is een milieuvriendelijke tuin, je kiest voor verantwoorde producten en materialen. De verhouding tussen groen ( heesters, bomen en planten) en grijs (bestrating en overkappingen etc. ) is groen 60% en grijs 40%.
Duurzaam materiaal is materiaal dat de natuur zo min mogelijk belast als het gemaakt of bewerkt wordt en als het transport zo min mogelijk belastend is. Een voorbeeld hiervan is dat hardsteen niet uit b.v. China geïmporteerd wordt maar uit Europa. Er zijn dan veel minder vervoerskosten aan verbonden.
De levende tuin.
Het ontwerpen van een tuin heeft de nodige voeten in de aarde, je gaat onderzoeken wat er allemaal nodig is om een tuin te ontwerpen en aan te leggen, waarbij het heel erg belangrijk is dat je bekijkt welke vernieuwingen er zijn op het gebied van tuinen, hierin moet duurzaamheid en milieu een grote rol spelen.
De tuintrend was er de laatste jaren op gericht om:
van de tuin een tweede woonruimte te maken
veel bestrating
weinig groen
weinig plek voor insecten en dieren in de tuin.
Het klimaat verandert, de temperatuur van de aarde stijgt nog sneller dan verwacht, meer en zwaardere hoosbuien komen veel vaker voor. Bij een hoosbui valt in heel korte tijd heel erg veel regen en het riool kan dat vaak niet aan, het water loopt de huizen binnen.
Hierdoor is het belangrijk geworden om naar andere oplossingen te zoeken. zo is er de slogan “beter 2 egels dan 1000 tegels”.
Doordat er overal zoveel bestrating is kan het water niet meer de grond intrekken en wordt het overtollige regenwater afgevoerd naar de rioleringen, die deze hoeveelheden water niet meer kunnen verwerken en daardoor overstromen.
Je kan dit door simpele aanpassingen verminderen:
meer groen in de tuin en minder tegels,
Regenwatervijver
Aanleg geveltuin
Regenton
Infiltratiekratten
Grindpalen in de tuin
Dakgoot schoonhouden
Daktuin
Wateropvang en waterhergebruik voor toilet, wasmachine, tuin
je gaat dit allemaal onderzoeken en meenemen in je tuinontwerp.
Hergebruik van materialen en het gebruik van slijtvaste en duurzame materialen zijn van groot belang.
We zien hieronder een paar voorbeelden van tuinen voor het maken van een tuinontwerp en een beplantingsplan.
Welke tuintrends en duurzame vernieuwingen er zijn en te ontdekken op het gebied van tuinaanleg en beplantingen.
In de tuin die jullie gaan ontwerpen is een tuin waar het voor mens en dier een prettige omgeving is, iedereen heeft zijn eigen smaak, maar de volgende vijf punten zijn in iedere tuin van belang, zo creëer je een toekomstgerichte tuin:
Een tuin waar mensen en dieren zich thuis voelen
Een tuin voor vlinders en vogels
Een tuin die opgebouwd is uit gerecyclede materialen
Een tuingemaakt van duurzame materialen
Een tuin die gelijk milieubesparend is ( zonne-energie, wind- energie, water)
1.3 Een tuintekening lezen
Bij het maken van een tuintekening kun je gebruik maken van symbolen. Met deze symbolen maak je duidelijk wat iets voorstelt in de tekening. Hieronder zie je een aantal vorbeelden van symbolen.
Als je nog moeite hebt met sommige opdrachten dan kun je in deze video nog uitleg krijgen.
1.4 Huiswerk opdrachten
Huiswerkopdracht A: Plattegrond maken
tijdsduur ongeveer 20 minuten
Een deel van de grond rondom de winkel is nog niet ingericht. Jij gaat met behulp van een plattegrond een ontwerp voor de inrichting maken. In het ontwerp neem je op: een kas, een terras met windscherm, een kippenverblijf, een border, een dierenweide en een composthoop.
Voor deze opdracht heb je het bestand plattegrond_kb.xlsm nodig.
1 Maak het ontwerp voor de grond rondom de winkel.
Voordat je aan de opdracht begint
Het bestand staat met een link onder deze opdracht in Wikiwijs.
Open het bestand plattegrond_kb.xlsm.
Sla het bestand op
.Lever het bestand in via ELO
Uitvoering van de opdracht
Lees de instructie in het digitale bestand.
Plaats de elementen op de goede plek in de plattegrond.
Houd rekening met de eisen aan de plek die in het digitale bestand staan en met de schaduw gedurende de dag.
In het kippenverblijf komen 20 kippen. Hoe groot moet de oppervlakte van het kippenverblijf zijn in m2? Rond af op een heel getal.
Als je klaar bent met de opdracht lever je het bestand plattegrond_kb.xlsmin via de ELO
In de tuin die jullie gaan ontwerpen is een tuin waar het voor mens en dier een prettige omgeving is, iedereen heeft zijn eigen smaak, maar de volgende vijf punten zijn in iedere tuin van belang, zo creëer je een toekomstgerichte tuin:
Een tuin waar mensen en dieren zich thuis voelen
Een tuin voor vlinders en vogels
Een tuin die opgebouwd is uit gerecyclede materialen
Een tuingemaakt van duurzame materialen
Een tuin die gelijk milieubesparend is ( zonne-energie, wind- energie, water)
Beantwoord de vragen in de opdracht en zoek een sitautie in jouw omgeving waaraan je kan zien dat duurzaamheid wordt toegepast in een tuin.
Je gaat een tuinontwerp maken. Hierbij werk je op A3 papier. Deze deel je in zoals is aangegeven in het volgende bestand. Je ziet een kaderlijn (is een lijn rondom, 1 cm uit de kant) en een kaderhoek / stempel (is het vak rechtsonderin waarin je naam, klas, schaal en dergelijke komt).
Zorg ervoor dat het tuinontwerp vrij ligt van de kaderlijn en kaderhoek!!
Maak de opdracht beplantingsplan maken. Volg de aanwijzingen uit de opdracht en gebruik het bestand catalogus_kb.pdf
2. Aanleg van de tuin
Bij het aanleggen van een tuin is dit een logische volgorde:
uitzetten van de tuin
grondwerk
kabels en leidingen (ook licht)
erfafscheiding plaatsen (haag of schutting)
verhardingen
beplantingen (van groot naar klein)
gazon
Het kan zo zijn dat je afwijkt van deze volgorde omdat de situatie daarom vraagt. Bij beplanting hou je niet alleen rekening met groot en klein, maar ook de bereikbaarheid. Zo kan het zijn dat je van achter naar voor werkt.
2.1 Uitzetten van de tuin
Uitzetten
Bij het uitzetten van een tuin zet je als eerste de omtrek van de tuin uit.
Daarna maak je de verschillende onderdelen duidelijk met behulp van piketten en pootlijnen.
Een rechte lijn is heel gemakkelijk te maken door een draad tussen paaltjes te spannen. U kunt de richtingslijn van een muur dus in de hele tuin overbrengen, door deze met draad en paaltjes te verlengen.
Landmeters werken met speciale hulpmiddelen. De twee meter lange, stokken met afwisselend rood en witte strepen heten jalons. De echte piketten zijn gepunte, ronde of vierkante paaltjes van 40 tot 60 cm.
Wanneer je vanaf een uitgezette lijn een rechte hoek (90°) wilt maken, kan dat heel eenvoudig met een haakse hoek. Als dit op de lijn gebeurt, dan noemen we dit ook wel een loodlijn
Gereedschappen voor het uitzetten, NAP, PP, Laser:
Gereedschappen voor het uitzetten.
Lengtes kun je meten met verschillende hulpmiddelen. Dit kan met :
Duimstok;
Zakrolmaat;
Meetlint.
Bij een meetlint met eindmaat is het einde van het meetlint 0,0. Bij een ringmaat is het eind van de ring 0,0.
Bij het meten van lange afstanden wordt vaak een meetlijn uitgezet.
Hierdoor weet je zeker dat je een rechte lijn meet. Hulpmiddelen bij het meten van een meetlijn zijn:
Piketten
Jalons
Pennen
Lijn.
Bij het meten van hoogten in een tuin wordt gebruik gemaakt van:
Piketten;
Rijlatten
Timmermanswaterpas
Laser.
Hoogten worden uitgedrukt in meters boven of beneden N.A.P.
N.A.P. staat voor Normaal Amsterdams Peil. Overal in Nederland liggen peilmerken waarvan de hoogte ten opzicht van N.A.P. bekend is.
In een tuin werk je vaak met een P.P, is Plaatselijk Peil. Bijvoorbeeld de hoogte van de tuin ten opzichte van de straat.
Het echte uitzetwerk is een nauwkeurige klus. De meetlijn kun je uitzetten door middel van tussenzichten en vooruitzichten. Wanneer een loodlijn moet worden uitgezet wil dat zeggen dat de ene lijn loodrecht op de andere lijn moet worden gezet. Dit kan met behulp van het menselijke lichaam. Maar dit kan veel nauwkeuriger met een lijn worden bepaald. Om bijvoorbeeld een pad op de juiste hoogte te maken, wordt gebruik gemaakt van zichtlatten. Wanneer de tuin compleet is uitgezet, kun je beginnen met de aanleg van de tuin.
Bij het uitzetten wordt tegenwoordig vaak gebruik gemaakt van een laser.
Een laser is een lichtbron die een smalle lichtbundel uitzendt. Dit kan een zichtbare of onzichtbare straal zijn. Deze straal kan in één lijn uitgezonden worden:
een lineaire laser.
De laser is dus een zender. Als je de laser rond laat draaien en hij staat waterpas, dan ontstaat er een horizontaal laservlak. Bij de laser hoort ook een ontvanger. Deze ontvanger geeft een signaal als hij de straal van het laservlak opvangt. Als je het geluid- of lichtsignaal hoort of ziet, weet je dat de ontvanger zich in het laservlak bevindt.
In deze opdracht leer je om de gegevens vanuit een tekening om te zetten.
Maak de opdracht.
2.2 Bestraten
Dood en levend materiaal
Wat is levend, wat is dood?
In de groenvoorziening werk je met levend materiaal werken. Levend zijn bijvoorbeeld de grasvelden, de struiken, de bomen en de planten. in het park komen ook elementen voor die dood of levenloos zijn.
Voorbeelden hiervan zijn houten banken of hekken, verharde wandel- en fietspaden, afvalbakken en bloembakken.
Dode materialen zijn materialen die eerst geleefd hebben en nu dood zijn, zoals hout. Levenloze materialen zijn materialen die nooit geleefd hebben, zoals baksteen, staal of PVC. Vooral van levenloze materialen heb je vele soorten.
Vroeger werd voor de bestrating natuursteen gebruikt. Deze natuurstenen werden zonder ze te bewerken in een zandbed neergelegd. Later ging men over tot het hakken van blokken natuursteen. Deze komen we hier en daar nog steeds tegen en noemen we kinderkopjes.
In oude gedeeltes van steden en dorpen kom je nog vaak straatstenen tegen die gebakken van rivierklei. Als je ze tegen elkaar aan tikt, klinken ze helder. Vandaar dat we ze klinkers noemen.
Tegenwoordig worden de meeste straatstenen van beton gemaakt, de zgn betonstraatstenen. Behalve straatstenen worden er ook van beton de bekende tegels voor stoepen en opsluitbanden en trottoirbanden gemaakt. Dit zijn de meest gangbare materialen. Daarnaast zijn er tal van materialen in diverse formaten bestemd voor sierbestrating.
Door de duinen kan een wandelpad van kleine fijngemalen schelpen. Dit zijn schelpen uit de zee of uit een rivier komen. Langs de straten liggen tegels van beton.
Wandelpaden van houtsnippers en schelpen zijn voorbeelden van half-verharde wandelpaden.
Wandelpaden van beton of bakstenen zijn verharde wandelpaden.
halfverharding en verharding
Straten met afschot
Tegelpaden of paden van bakstenen moeten goed vlak aangelegd worden. Je gebruikt hiervoor een waterpas.
Afschot wil zeggen dat de tegels niet waterpas liggen. Over een stuk van 2 meter liggen de tegels bijvoorbeeld 2 cm lager. Dit doet men om bij regen het water één kant op te laten lopen. Zou je het getegelde pad naar de garage niet met afschot tegelen dan loopt je garage onder water bij een fikse regenbui. Wanneer het tegelpad naast je huis geen afschot heeft loopt er steeds veel water tegen de buitenmuur, waardoor deze langer vochtig zal blijven. Je krijgt zonder afschot ook sneller plassen op je tegels. Met afschot zorg je er dus voor dat regen wegloopt naar een goot, put, tuin, etc. Een straat loopt bijvoorbeeld altijd wat bol naar het midden toe zodat het regenwater makkelijk naar de goot loopt. Ook dit is afschot.
Verbanden.
Tegels en betonstraatstenen straat je in verband. Dat betekent dat je ze in een vast patroon straat. Je straat ze rij voor rij.
Om tegels en betonstraatstenen in verband te leggen wordt er soms gebruikt gemaakt van zgn. bisschopsmutsen. Door gebruik te maken van deze speciale stenen is het in verband leggen van een stukje straat een stuk gemakkelijker. Je hoeft nu namelijk geen of nauwelijks stenen op maat te hakken of te snijden. Juist het pas knippen of snijden is een tijdrovend werkje.
Tegels
Voor het leggen van trottoirs worden over het algemeen tegels gebruikt. Deze hebben als regel een afmeting van 30 x 30 cm met een dikte variërend tussen de 4 en 8 cm.
Je kunt tegels in verschillende soorten verbanden leggen:
halfsteensverband
blokverband
diagonaalverband.
Betonstraatstenen
Bij betonstraatstenen zijn er meer verbanden mogelijk. Omdat ze verschillende formaten hebben, kun je ze goed gebruiken om sierbestrating mee te maken. Je kunt rondjes, driehoeken of andere motieven leggen. Je kunt natuurlijk ook meerdere kleuren of klinkers van verschillend formaat gebruiken.
Straten
Als we willen verharden met behulp van stenen, spreken we van (be)straten. Dit straatwerk kom je vooral tegen in stoepen, voetgangerspaden, oprijpaden, terrassen en fietspaden. Straatwerk wordt aan de kanten altijd opgesloten. Dit kan doorvopsluitbanden. Dit voorkomt dat de bestrating aan de zijkanten gaat weglopen of verzakken.
Bij het straten begin je dus eerst met het stellen van de opsluitbanden. Wanneer er niet genoeg zand op het te bestraten stuk ligt, moet je eerst een laagje zand erbij gooien. Afhankelijk van het gebruik in ieder geval ± 10 cm zand, maar bij een oprit is dit al 20cm.
Jemoet nu eerst zorgen dat je het zandbed weer wat losmaakt en er eventueel nog meer zand aan toevoegt. Bij dehoogte van het zandbed moet je ervan uitgaan dat de bestrating altijd 2 cm hoger moeten komen dan de opsluitbanden. Dit omdat de bestrating nog altijd iets gaan verzakken door inwateren of aantrillen. De bestrating mag uiteindelijk niet onder de opsluitbanden komen te liggen vanwege de afwatering.
Egaliseer hierna het zandbed met een rei. Zie hieronder een schets van zo'n rei.
Nadat je alle bestrating hebt gelegd kun je ze eventueel aantrillen met een trilplaat. Dit zorgt ervoor dat je bestrating nog vaster komen te liggen.
Je gaat tijdens deze opdracht nog een keer uitzetten om deze vaardigheid beter onder de knie te krijgen. Verder ga je een maairand aanleggen. Dit is een verharding van klinkers die een afscheiding kan vormen tussen een gazon en een plantvak.
Maak deze opdracht samen.
Tijdens deze opdracht werk je aan de competentie met mensen samenwerken en overleggen en beroepshandelingen uitvoeren en vakdeskundigheid toepassen.
2.3 Plantgroepen
Plantgroepen
Bij de aanleg en bij het onderhoud in tuinen pas je vak planten toe. Planten kun je onder verdelen in verschillende groepen. Je moet deze verschillende groepen kennen.
Je kan planten in een aantal groepen/rubrieken verdelen.
Je kan 2 grote groepen onderscheiden.
Bomen, heesters en coniferen hebben houten takken. Daarom behoren ze tot de houtachtige gewassen.
Er zijn ook planten die geen houten stam of takken hebben. We noemen dit de kruidachtige gewassen. Hun stengel is vaak groen en makkelijk met een mesje door te snijden.
De meeste soorten kruidachtige planten sterven in de winter boven de grond af
Als je naar een landschap kijkt, zie je veel verschillen tussen de planten van verschillende soorten, bijvoorbeeld verschil in:
grootte;
vorm;
kleur.
Houtachtigen.
Bomen
Een boom bestaat uit een stam, takken, bladeren en wortels.
Hierboven zie je een afbeelding van een boom. Bijna iedereen herkent een boom onmiddellijk aan de vorm. Een boom bestaat uit een stam, takken en bladeren boven de grond en wortels onder de grond. Door de wortels blijft de boom vaststaan in de grond. De takken en bladeren vormen samen de kroon.
We kunnen de bomen in groepen indelen. Je kunt daarbij letten op de grootte van de boom en de groeivorm.
Op hoogte krijg je de volgende verdeling:
1e grootte: hoger dan 15 meter
2e grootte: 10 - 15 meter
3e grootte: kleiner dan 10 meter
Daarnaast kun je bomen indelen in loofbomen en naaldbomen (coniferen). Een aantal naaldbomen houdt in de winter zijn naalden vast.
Een haag is een dichte rij struiken die minimaal een keer per jaar geschoren wordt.
Natuur
Heggen en hagen zijn soms al honderden jaren oud en van onvervangbare waarde voor planten en dieren. Hoe ouder de heg, hoe gevarieerder gewoonlijk de plantensamenstelling. In hagen komt een grote rijkdom aan zaden en vruchten voor. De natuurwaarde is vaak nog groter doordat op bepaalde plaatsen opgaande bomen of knotbomen in de haag of heg zijn opgenomen.
Ecologische betekenis
Niet alleen zorgt een heg voor een goede afscheiding, in de heg vinden allerlei vogels, insecten, zoogdieren en reptielen een plek. Vanuit de heg vinden allerlei roofinsecten hun weg naar de gewassen en zorgen voor een stukje biologische bestrijding. Ook functioneren heggen als ecologische verbindingszone. Hagen die meermaals per jaar gesnoeid worden, komen niet tot bloei en dragen bijgevolg geen vruchten.
Tuinhaag.
Tuinheggen worden vooral gebruikt als erfafscheiding. De liguster, de berberis, laurierkers en de thuja zijn daarvoor veel aangeplante heesters. Klassiek is het gebruik van meidoorn, buxus, haagbeuk en taxus. Een moderne variant is een haag van klimplanten die groeien langs op palen gespannen gaas.
Snoei
Een heg wordt zo gesnoeid dat de onderkant breder is dan de bovenkant, ook de onderkant van de heg blijft dan groen. Niet elke heester wordt op dezelfde manier geknipt; liguster bijvoorbeeld moet fors teruggesnoeid worden om lage vertakkingen te stimuleren.
Regels
Voor het plaatsen van heggen en andere erfafscheidingen zijn allerlei regels die er vooral op neerkomen dat het plaatsen en het onderhoud van een heg optimaal gaat wanneer dit in goed overleg met de buren gebeurt.
De regels zijn opgenomen in een gemeentelijke verordening. Stelregel, voortuin maximaal 1m hoog, achtertuin maximaal 2m hoog.
In de video zie je hoe een heg met 1 rij wordt geplant.
nadat een sleuf wordt gegraven, zet je de planten aan 1 kant.
De sleuf is mooi recht afgestoken en de planten druk je tegen de afgestoken kant.
De grond heb je naar de andere kant gegooid en kun je nu aanvullen.
Daarna druk je de grond aan en zet de planten rechtop.
Wil je een dubbele rij planten, maak dan de sleuf iets breder.
Zet de planten aan beide zijden in de sleuf.
Het is wel lastiger om de grond weer aan te vullen.....
Machinaal heggen planten.
Hieronder een plantmachine die speciaal is ontworpen voor het planten van hagen.
Zie video.
Hieronder een film over het ontstaan van een kant en klaar haag.
kant en klaar heg
Deze kant en klaar heg kan geplant worden met behulp van een kraan.
Je kan ook kiezen voor handwerk, maar vergis je niet in het gewicht!!
Tijdens deze opdracht werk je aan de competentie met mensen samenwerken en overleggen en beroepshandelingen uitvoeren en vakdeskundigheid toepassen.
2.5 Bomen planten
Hieronder de werkvolgorde bij het planten van een boom met 1 paal:
Graaf een ruim plantgat.
Plaats de paal op het zuidwesten
Zet de boom op de juiste diepte.
Houdt tussen paal en stam boven een vuist afstand, onder een voet (als je 1 paal gebruikt).
Gooi het plantgat dicht
Druk de grond aan
Plaats de boomband.
Meestal zie je dat hoveniers en groenvoorzieners een lange paal gebruiken. Zie afbeelding links boven. Men vindt het mooi staan. Een paal staat bij een boom, zodat de boom in de eerste jaren goed kan wortelen. Zonder paal vangt de boom veel wind als de boom in het blad zit. Zonder paal zal de boom in de grond gaan wiebelen en zich niet goed kunnen vastzetten. Omwaaien is dan goed mogelijk.
Een kniepaal is te gebruiken of extra te plaatsen zodat de stam minder snel wordt beschadigd bij maaiwerkzaamheden. De persoon die gras maait, wordt gedwongen om ruimer om de boom heen te maaien.
Kijk voor nog meer informatie over het planten van een boom in de powerpoint.
Lever via de ELO in bij je docent: antwoorden op de vragen.
3. Onderhoud in de groen
3.1 Onderhoudsplan
Wat staat er in een onderhoudsplan?
Een onderhoudsplan is een gedetailleerde omschrijving van de werkzaamheden die wij uitvoeren. Om een paar zaken te noemen:
Voorjaar:
verticuteren en bemesting gazon
Periode mei - september:
wekelijks maaien van het gazon, driewekelijks graskant snijden, om de zesweken berm maaien
Periode maart - augustus:
vegen van de tuinpaden en het tuinterras, in voor- en najaar schoonspuiten terras
Op deze wijze kunnen je een onderhoudsplan vaststellen. Wat wil je dat er gaat gebeuren?
Hoe vaak wil je dat wij de haag knippen?
Hoe vaak wil je jouw gazon gemaaid hebben?
Wanneer en hoe vaak moet er gesnoeid worden in uw tuin?
Vind je het belangrijk dat wij de tuinafval voor u meenemen?
Wil je snoeiresten recyclen in jouw tuin?
Een onderhoudsplan is basis voor een offerte. Als de inventarisatie klaar is,dan kun je een prijsopgaaf doen maken. Het maakt nogal verschil of je wekelijks een gazon van 12 vierkante meter moeten maaien of dat je tweemaal per week een gazon van 400 vierkante meter moeten maaien.
In linkjes en opdrachten die volgen zie je onderhoudskalenders voor een tuin. Dit moet jewel kunnen 'vertalen' naar parken enander groen. De werkzaamhedenblijven hetzelfde, maar de oppervlakte kan vragen om meer arbeid of inzetten van hulpmiddelen (machines).
Het onderhouden van borders is noodzakelijk. Op plaatsen waar geen tuinplanten groeien zal onkruid ontstaan. Deze onkruiden storen de groei van de tuinplanten en moeten verwijderd of beheerd worden.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen houtige plantenborders en kruidachtige plantenborders.
Bij de houtige plantenborders wordt aandacht besteed aan onkruidbestrijding en -beheer, bladruimen, afdekken tegen de winterkoude, verzorging van bomen, water geven en bemesten.
Bij de kruidachtige plantenborder wordt aandacht besteed aan opbinden, afdekken, rooien en scheuren, onkruidbestrijding, gewasbescherming, water geven en bemesten.
Onkruidbestrijding
Onkruiden zijn planten die niet gewenst zijn op een bepaalde plaats.Onkruiden zijn onder te verdelen in twee groepen: de zaadonkruiden en de wortelonkruiden. De eerste groep, de zaadonkruiden, ontstaan vanuit zaad, groeien, bloeien, vormen zaad en sterven af. De wortelonkruiden ontstaan vanuit penwortels of worteluitlopers. De zaadonkruiden zijn veel makkelijker te bestrijden dan de wortelonkruiden. De achtergebleven wortels hebben niet het vermogen om opnieuw uit te schieten.
De wortelonkruiden moeten met wortel en al uit de grond gehaald worden, om te voorkomen dat ze opnieuw uitlopen. Met een riek kan de grond opgebroken worden, waardoor de wortels los komen liggen en opgeruimd worden. Alle wortels in een keer verwijderen is niet mogelijk, zodat dit werk enkele malen achtereen gedaan moet worden.
Wieden
In een tuin zal het vaak voorkomen dat het onkruid er met de hand uitgetrokken moet worden. Dit kan tijdens het schoffelen als er onkruid dicht bij de plant staat. Maar ook als er geen ruimte is om met de schoffel tussen de planten te komen.
Met de schrepel
De schrepel is een kleine handhak, een hak in miniatuurvorm. Het blad is smal zodat makkelijk tussen de planten gehakt kan worden. Net als bij het wieden betreft het hier planten die dicht op elkaar staan.
Onderspitten
Bij vochtig weer, veel klein onkruid en veel bladafval, of mest, is het verstandig om te kijken of onderspitten een snelle methode kan zijn.
Alternatieven
Thermische onkruidbestrijding.
Onkruid kan met warmte bestreden worden, het zal verbranden. Een onkruidbestrijdingsmethode die hoofdzakelijk op bestratingen en halfverhardingen toegepast wordt.
Chemische onkruidbestrijding
Een andere methode is het chemisch bestrijden van het onkruid. Nadeel daarbij is
dat de tuinplanten niet met het spuitmiddel geraakt mogen worden. Ze sterven
anders ook af.
Borstelen.
Borstelen van de grond met een borstelmachine, waarbij de borstels van staal zijn. Of het afmaaien met een bosmaaier met draad.
Afdekken van de grond
Naast de onkruidbestrijding kan de vorming van onkruid beperkt worden door de bodem af te dekken. Dit kan door gewenste onkruiden te zaaien, bodembedekkers of vaste planten te planten of de bodem af te dekken met schors, houtsnippers of grind.
Het onderhouden van een tuin bestaat niet alleen uit onkruid bestrijden. Vaak moet er ook gesnoeid worden. Je kan om meerdere redenen snoeien:
De begroeiing is te groot geworden of zit in de weg.
De begroeiing heeft een strakke vorm, deze moet bijgehouden worden.
Je wilt de groei/ bloeiwijze van een plant houden.
Na het snoeien heb je vaak nogal wat afval, dit wordt gescheiden afgevoerd.
HET SNOEIEN VAN BOMEN
Algemeen
Bomen in de natuur hoeven niet gesnoeid te worden. Bomen langs wegen, parken en tuinen worden daarcntegen vaak wel gesnoeid. Het snoeien van deze bomen gebeurt om zo:
ecn bepaalde vorm tc geven (bij bijv. laanbomen);
gezond te houden (beschadigde bomen in parken en tuinen);
meer hloemen en vruchten te laten krijgen (bij vruchtbomen).
SNOEIEN VAN HEESTERS
Snoeien van heesters is een veel voorkomende klus in de groenvoorziening. Dit komt omdat heesters behoorlijk snel kunnen groeien in één jaar. Snoeien is noodzakelijk om de heester niet te groot te laten worden. Het zorgt er ook voor dat er weer jonge scheuten ontstaan.
Vooral in de plantsoenen maar ook in siertuinen worden heesters gebruikt voor verschillende doeleinden. Dit vereist ook verschillende manieren van snoeien.
Onderhoudssnoei van heesters
Dode takken geheel verwijderen. Dode stukken tot op het gezonde hout wegnemen zonder zgn. kapstokken te maken.
Bij geënte heesters de scheuten uit de onderstam verwijderen tot op de stam.
Gebroken takken verwijderen.
Elkaar kruisende en/of schurende takken wegsnoeien.
Teveel naar binnengrociende takken wegsnoeien, zodat er voldoende licht in de heester kan komen.
Hinderlijke overhangende takken verwijderen, vooral als ze de verkeersveiligheid in gevaar brengen.
Je moet bij heesters goed in de gaten houden dat wanneer je een tak terugsnoeit, deze des te meer groeit. Heesters waarvan je dus veel wegsnoeit hebben de eigenschap om snel weer jonge uitlopers of scheuten te vormen.
Het snoeien van bloemheesters moet op verschillende manieren gebeuren, afhankelijk van de bloeiwijze van de heester. Er zijn heesters die:
die bloeien op hout dat zich in de loop van den jaar gevormd heeft (bloei op de scheuten);
die bloeien op eenjarig hout (bloei op de twijgen);
die bloeien op twee- of meerjarig hout (bloei op de takken);
die bloeien op de eindknop.
De beste regel om te bepalen wanneer heesters of struiken gesnoeid moeten worden is hun bloeiseizoen. Heesters die in het voorjaar bloeien zoals de Forsythia of die bloeien voor 21 juni, moeten allemaal direct gesnoeid worden nadat hun bloemen zijn uitgebloeid.
Heesters die vanaf het midden van de zomer bloeien zoals de bekende zomerbloeiende Vlinderstruik, moeten in het vroege voorjaar gesnoeid worden.
Weet je toch niet wanneer een heester gesnoeid moet worden. Kijk dan op een snoeilijst van de meest bekende heesters. Dit kan bijvoorbeeld via de volgende link:
Klik op een heester. Je krijgt vervolgens te zien wanneer hij gesnoeid moeten worden en hoe je hem moet snoeien.
snoeien van een heester
Maak gladde wonden. Regelmatig het mes slijpen dus!
Zaag de wond iets schuin af. Water kan op een wond blijven staan en kan leiden tot inrotting.
Knip de tak niet te schuin af. Een te scheef afgeknipte tak geeft een hele grote wondoppervlakte. Des te groter de wond, des te meer kans op infecties en ziekten.
Geen kapstokken.
Snoei zo natuurlijk mogelijk.
Snoei niet bij vorst/ijzel/sneeuw.
zware takken kun je beter in 2 keer zagen. Op stomp. Dit zie je vaak bij (laan)bomen.
Als je een zieke plant hebt gesnoeid dan is ontsmetten van het blad van het snoeimes soms noodzakelijk. Als sporen van de ziekte op het mes achterblijven, kun je de ziekte bij een volgende klant verspreiden.
Groeivorm of habitus
Struiken met een mooie groeivorm (Habitus) worden zo weinig mogelijk gesnoeid.
Alleen takken die de vorm aantasten worden afgezaagd.
Afbeelding28.jpg
Doorgaande heesters.
Sommige struiken kun je afzetten, soms mag je ze alleen uitlichten en soms wordt er zo weinig mogelijk gesnoeid. Struiken die heel moeizaam takken vanuit het hart maken noemen we doorgaande heesters. Deze struiken worden verder ook zo weinig mogelijk gesnoeid.
Een goed voorbeeld is de Syringa (sering) op de foto.
We onderscheiden in het snoeien 2 groepen: doorgaande heesters en verjongingsheesters. Zie volgende hoofdstuk.
De verjongingsheesters kunnen we weer onderverdelen in scheut, twijg en takbloeiers. Zie tekst verderop.
Verjongingsheesters.
Struiken die veel jonge takken van uit het hart maken noemen we verjongingsheesters. Bij deze struiken worden oude takken bij de grond weggehaald om de struik te verjongen.
Scheutbloeiers.
De Buddleja of vlinderstruik maakt bloemen op eerstejaars hout oftewel op scheuten.
De bloemen zitten aan het eind van de scheut. De plant bloeit na de langste dag, dus na 21 juni.
Als je de hele struik in de lente net boven de grond afknipt, zal deze toch bloeien in de zomer. De vlinderstruik is een scheutbloeier. Je kunt scheutbloeiers dus vlak boven
de grond afknippen in het voorjaar of in de herfst.
De plant wordt dus in 1 groeiseizoen wel 2 meter hoog en bloeit.....
Wist je dat de meeste vaste planten ook scheutbloeiers zijn? De meeste vaste planten sterven bovengronds af en overwinteren onder de grond. Vanuit de wortel worden nieuwe scheuten gemaakt en hierop bloeit de plant. Voorbeelden zijn Lysimachia punctata (puntwederik), Sedum spectabile (vetkruid) en Echinacea (zonnehoed)
struik snoeien najaarsbloeier
afbeelding 29.jpg
Twijgbloeiers.
Bloeiend hout/chinees klokje/Forsythia bloeit op tweedejaars hout. Wanneer je deze struik helemaal afknipt, dan zal de struik wel weer uitlopen, maar het eerste jaar niet bloeien. Bloeiend hout is een twijgbloeier. De bloemen zitten op de zijkant van de jonge takken, op tweedejaars hout. Twijgbloeiers worden net na de bloei gesnoeid. Meestal worden een paar oude takken weggehaald, om de struik te laten verjongen.
struik snoeien voorjaarsheester
Takbloeiers.
Sommige struiken bloeien alleen op oude takken. De toverhazelaar (Hamamelis) en de
dwergkwee (Chaenomelis) zijn voorbeelden van takbloeiers. Deze struiken worden zo weinig mogelijk gesnoeid.
Afbeelding32.jpg
3.5 Duurzaamheid
Duurzaam tuinieren kent vele voorbeelden en uitvoering. Je gaat hier kennis maken met een aantal.
De duurzame hovenier.
In België is een duurzame hovenier, die duurzaamheid ver doorgevoerd heeft binnen zijn bedrijf.
Zie het filmpje hieronder. Het gaat over De Tuinjan. De Tuinjan heeft zijn habitat gevonden in de stad. Op een zo duurzaam mogelijke manier tuiniert hij. Transport kan met de fiets dus heeft hij zich uitgerust met het juiste materiaal om zo mobiel mogelijk rond te gaan en zijn visie op tuinieren naar voor te brengen. Hij gaat niet uit de weg voor radicale beslissingen om aan te tonen dat het anders kan. Ontspannen doet hij op de fiets onderweg naar huis na een dagje in de tuin.
Stadslandbouw is het telen, oogsten en afzetten van voedsel in of in de nabijheid van een stad. De stadslandbouw is sterk in ontwikkeling daardoor doen er veel verschillende definities nog de ronde.
Stadslandbouw maakt als geheel onderdeel uit van het streven naar verduurzaming. Daarom wordt het gebruik van duurzame productiemethoden vaak als een basisvoorwaarde gezien om een vorm van landbouw aan te merken als stadslandbouw. Stadslandbouw wil een bijdrage leveren aan de voedselopgave die onder druk staat door een veranderend klimaat en een voortdurend groeiende wereldbevolking. Vooral in grote steden manifesteert deze opgave zich onmiskenbaar. Daarnaast levert stadslandbouw ook verse seizoensgebonden producten op en voegt daarmee een belangrijke kwaliteit toe aan ons dagelijks voedsel.
Stadslandbouw heeft ook een sociaal culturele dimensie; in het hele proces doen zich kansen voor om consumenten te betrekken bij de productie van voedsel. Dat kan recreatief maar ook educatief, als werkgelegenheid of als zelfstandig ondernemer enz. Door een brede definitie te hanteren vallen ook stadstuintjes, balkontuintjes en de kweek in potjes op de vensterbank onder stadslandbouw.
10 tips voor stadslandouw
Wat zijn de 10 tips om stadslandbouw tot een succes te maken?
Dat stadslandbouw niet altijd in een grote stad hoeft te gebeuren bewijst Hardegarijp. Dit dorp in Friesland heeft een dorpstuin. Je zou hier eigenlijk moeten spreken van dorpslandbouw, maar het is een mooi voorbeeld van stadslandbouw. De term is voor stad en dorp gelijk.
Als je nu de video over Hardegarijp bekijkt, dan zie je de 10 tips voor stadslandbouw terug.
Net als een mens heeft een plant voedsel, water, lucht, licht en warmte nodig. Anders kan het niet groeien. Bij een plant noemen we dit groeivoorwaarden of groeifactoren. Als je weet wat een plant nodig heeft, kun je hem op de juiste manier verzorgen. Pas dan kun je van een plant opbrengst in de vorm van bijv. vruchten verwachten.
Je gaat op zoek naar antwoorden op de volgende vragen: Hoe maak een grond gebruiksklaar? Wat kan ik doen om de grond te verbeteren? Hoeveel mest moet ik toevoegen?
Waarom wordt een grondbewerking uitgevoerd? Dat kan voor verschillende doelen. In het algemeen kun je zeggen dat grondbewerking wordt toegepast voor structuurverbetering van de bodem.
Als er in de bodem een storende laag zit, dan zal bij de juiste grondbewerking van de grond de beworteling en waterafvoer sterk verbeteren.
Bij het ploegen kan organische bemesting worden ondergewerkt. Ook andere materialen die het organische stof gehalte verhogen kunnen worden ondergewerkt.
Voor het zaai of plantbed wordt ook de grondbewerkt.
Ook bij onkruidbestrijding wordt een grondbewerking uitgevoerd.
Welke grondbewerking wordt toegepast is afhankelijk van een aantal factoren.
Veengrond is vooral opgebouwd uit plantenresten. Het is bruin of zwart van kleur en zeer vochtvasthoudend. Vroeger was veen een belangrijke brandstof en werd het veel afgegraven. Tegenwoordig zijn er andere brandstoffen en is het echte veen nog maar op enkele plekken in Nederland te vinden. De plaatsen waar het veen voor het grootste deel is afgegraven hebben nu een mengsel van veen en dalgrond zand. Dit noem je dalgrond.
Veengrond staat bekend om het feit dat deze bodem weinig draagkracht heeft. Je zult dus rekening moeten houden met dit feit.
Zeeklei vind je langs de kusten. Meestal is het grijs van kleur en bevat het weinig organische stof. Zeeklei is vochtvasthoudend en plakt als het nat is.
Rivierklei is bruiner van kleur. Binnen rivierklei is er nog een onderscheid tussen de gronden dicht bij de rivierarmen en de gronden die daar verder vanaf liggen.
Kleigrond is zeer plakkerig. Op dergelijke bodems wil je een zo sterk mogelijke verkruimeling bewerkstelligen. Met name bij het maken van een zaaibed of plantbed.
Zandgrond is meestal oudere grond. De duinen langs de kust zijn hierop een uitzondering. Zandgrond en zavelgrond zijn van nature kruimelig. Te sterke verkruimeling kan leiden tot verslemping en versmering van de bodem bij natte omstandigheden en bij droogte leidt dit tot verstuiving van de bodem.
Lössgrond is geelbruin tot bruin van kleur en komt in Nederland alleen in Zuid-Limburg voor. Löss voelt zacht aan, het plakt niet en is vochtvasthoudend. Löss is erg vruchtbare grond.
Kleigronden worden in het najaar geploegd. Reden is dat de akkerbouwer hoopt dat vocht in de bodem zorgt dat de kluiten door de vorst bevriest. Dit zal leiden tot verkruimeling van de bodem. Op zandgrond wordt pas in het voorjaar geploegd om verslemping tegen te gaan. Grondbewerking in een periode met veel regen leidt zeer vaak tot verslechtering van de bodemstructuur. Hetzelfde geldt bij een periode van droogte. Ook dan zal grondbewerking leiden tot een verslechtering van de structuur.
Zelfs het tijdstip van grondbewerking kan effect hebben. Schoffelen heeft meer effect midden op de dag bij mooi weer. 's Morgens vroeg schoffelen heeft minder effect omdat het vochtiger is (dauw). Onkruid zal dan eerder weer kunnen aanslaan.
Een storende laag doorbreken kan met verschillende machines worden uitgevoerd. Een minikraan of HGM zal leiden tot een beter resultaat, maar op een groot terrein zal uit kostenoverweging eerder een diepwoeler worden ingezet.
Wel is het een feit dat te ondiepe grondbewerking kan leiden tot eerder verdrogen of verzuipen van een gewas.
Grotere oppervlakten kunnen met groter materieel worden bewerkt. Mits je met deze machines ook op de plek kunt komen. Een bouwland bewerken is anders dan een moeilijk bereikbare achtertuin.
Als je aan het spitten bent, wat doe je dan eigenlijk? En waarom moet je de grond eigenlijk spitten?
Door de grond over de kop te gooien, komt de grond weer los te liggen. Er komen dan weer grote poriën tussen de gronddeeltjes. In deze poriën kan weer lucht en water komen. Lucht en water zijn nodig voor zaden en plantenwortels. Het over de kop gooien van de grond noemen we kerende grondbewerking.
ploegen kleigrond
Klei ploeg je in het najaar. De grond is zwaar en plakkerig, maar als de grond nat is, zal de grond verkruimelen als het water in de grond in de winter door de vorst bevriest. Dus zorgt het ploegen er voor dat er meer lucht in de grond komt.
Boeren en tuinders willen voordat er gezaaid kan worden de grond zo goed mogelijk geschikt maken voor de ontkieming van de zaden. Voor het kiemen van zaden is nodig: water en warmte.
Water
Als het niet regent, moeten de zaden capillair (opstijgend) waer kunnen krijgen. Capillair water stijgt wel op in kleine poriën, maar niet in grote poriën. Het water stijgt alleen in vaste grond omdat daar kleine poriën zijn.
Wat betekenen de pijltes in bovenstaande tekening?
Warmte
De zon warmt losse grond veel gemakkelijker op dan vaste grond. Om zaden vocht en warmte te geven, maak je een zaaibed. Je maakt dan van het bovenste laagje losse grond. Dit noemen weoppervlakkige grondbewerking. Daarna kun je gaan zaaien. Als het goed lukt ziet het er zo uit:
1. verkruimelrol 2. cultivatortand
De zaden krijgen nu zowel vocht áls warmte.
Als het niet lukt ziet het er zo uit:
De werkdiepte tijdens het zaaiklaar maken is niet overal gelijk. Sommige zaden krijgen geen vocht en deze kiemplantjes zullen doodgaan.
4.3 Bemesting
Bemesten van de tuin en bodemverbetering
Planten hebben voedingsstoffen nodig om te kunnen groeien en om sterk en gezond te blijven. Planten met een gebrek aan voedingsstoffen zijn gevoeliger voor ziekten en bloeien minder en dragen minder vrucht. Belangrijk bij het geven van mest is het tijdstip waarop je het doet, en de soort en hoeveelheid mest die je geeft. Zandgrond en kleigrond hebben heel andere wensen wat betreft de bemesting. Het is dus eerst zaak om te weten wat voor een grond je gaat bemesten. Bemesten kan met kunstmest gebeuren of met organische mest. Kunstmest geeft direct resultaat maar is snel verdwenen, organische mest zorgt voor verbetering van de grond, heeft tijd nodig om opgenomen te worden en werkt langer door.
Aan welke factoren voldoet een grond voor plantengroei?
Juiste bodemstructuur
Goede zuurgraad
Voldoende voedingsstoffen
Gezond bodemleven
Water en lucht zijn net zo belangrijk als de samenstelling van de grond.
Wat kun je zoal doen om de bodem te verbeteren?
Organische stof toevoegen
Door de toevoeging van organische stoffen wordt het bodemleven gestimuleerd. Er komen insecten en wormen in de grond, die de bodem verbeteren. Je kunt hiervoor compost gebruiken, of gecomposteerde kokosnootvezels, maar je kunt ook plantenresten onderwerken. Tot 30 cm is diep genoeg.
Kalk toevoegen
Als je kalk toevoegt wordt de grond luchtiger. Het heeft ook invloed op de zuurgraag van de grond. Kalk bindt de deeltjes in zandgrond, terwijl het de binding in klei juist vermindert.
Mulchen
Je verbetert de grondlaag door mulch toe te voegen. Het zorgt voor een daling van de zuurgraad van de grond, het houdt de groei van onkruid wat tegen en beschermt in de zomer tegen verdamping uit de grond en in de winter houdt het de wortels van planten warmer. Voor organisch mulchen kun je gebruiken tuinafval wat gecomposteerd is, verteerde stalmest, houtsnippers, gecomposteerde kokosnootvezels, gesteriliseerde champignonmest, en compost.
Bemesten van de grond
Als je de grond gaat bemesten zijn er een aantal zaken waar je op moet letten;
Geeft de juiste hoeveelheid mest
Bemest op het goede moment. In het voorjaar gaan planten weer groeien en zullen dan grote behoefte hebben aan voedingsstoffen. Zandgrond en een moestuin hebben vaker mest nodig dan een voedselrijke grond.
Organische stoffen zijn naast voedingsleveranciers ook bodemverbeteraars en zijn dus beter dan kunstmest. Het is ook minder belastend voor het milieu.
De zuurgraad van de grond moet goed zijn
Bemesting (N-P-K-Mg-etc.)
Kijk maar eens op elke willekeurige zak/pak mest, kunstmest of organische mest. Het zijn allemaal voedende elementen die je planten, of het nu bloemen, groenten, bomen of onkruid zijn, nodig hebben om te groeien, bloeien, etc. Een beetje zoals wij eten nodig hebben. Wij hebben de schijf van vijf. En planten, van welke aard dan ook, hebben ook een soort eigen schijf van voedingsstoffen die ze in bepaalde hoeveelheden nodig hebben. En net als bij mensen zijn er stoffen waar je ziek van wordt als je er te weinig of juist te veel van binnen krijgt.
Wat zijn dan de bouwstenen die een plant nodig heeft om te leven? Eerst maar de opsomming, en dan daarna de uitleg ervan.
Koolstof = C Stikstof = N Magnesium = Mg
Waterstof = H Fosfor = P Calcium = Ca
Zuurstof = O Kalium = K Zwavel = S
Nou, dat zijn al aardig wat letters . En dan nog de onmisbare sporenelementen:
IJzer = Fe Mangaan = Mn Zink = Zn Boor = B Molybdeen = Mo Koper = Cu
En dan nog wat sporenelementen waarvan het nog niet helemaal duidelijk is (of in ieder geval niet wetenschappelijk bewezen) dat ze nuttig zijn voor planten:
Silicium = Si Kobalt = Co Natrium = Na Chloor = Cl Iodium = I Aluminium = Al
Al deze bouwstoffen worden opgenomen door de plant en hebben een bepaalde functie. Hieronder dan de beschrijving wat deze stoffen zijn en wat deze stoffen doen of laten bij een plant.
Koolstof, waterstof en zuurstof (C, H en O)
Dat zijn de 3 gemakkelijkste elementen. Het zijn de drie essentiële bouwstoffen voor de plant waar je weinig of niets aan hoeft te doen. Een plant is voornamelijk uit deze 3 elementen opgebouwd. Het gaat dus om koolstof en zuurstof, dat wat in de lucht aanwezig is. En water, dat wat vanzelf naar beneden komt vallen.
Het enige wat je hoeft te doen om te zorgen dat planten via de wortels deze stoffen kunnen opnemen, is zorgen dat de plant in de grond is geplant, ze niet wordt verstikt door plastic of ander niet-lucht-doorlatend materiaal, en geef ze water wanneer dat niet in voldoende mate vanzelf uit de lucht komt vallen (en zorg voor een goed afwatering zodat er bij teveel regen dat water wel weer voldoende weg kan lopen, want er zijn maar weinig plantenwortels die graag in kletsnatte grond blijven staan .
Sommige mensen pakken hun vorstgevoelige planten -bij gebrek aan overwinteringsplaats- in plastic noppenfolie, maar die gaan dan vervolgens wel vaak dood. En dat komt ongetwijfeld omdat de planten geen adem meer konden halen. Mocht je voor hetzelfde dilemma komen te staan, gebruik dan iets wat luchtdoorlatend is, bijvoorbeeld jute zakken en wat stro. Maar pak ze niet in in verstikkend plastic materiaal. En laat ze vervolgens dan weer niet een winter lang in jute zitten, want een plant heeft ook licht nodig, vrij veel zelfs, maar dat is dan weer een ander verhaal, licht is geen scheikundig element. Oftewel, houd jute en stro bij de hand en pak de planten voor een paar dagen in als de vorst streng dreigt te worden.
Stikstof (N)
Wat doet het
- Stikstof is een component van chlorofyl, de stof die bladeren en stengels de groene kleur geeft. Stikstof bevordert de groei van de plant: de stengels en de bladeren, de zogenaamde vegetatieve groei. Het maakt ook planteiwitten aan in de plant.
Fosfor (P)
Wat doet het
- Speelt een belangrijke rol bij de ademhaling en energievoorziening van de plant
- Bevordert de wortelontwikkeling van de jonge plant
- Bevordert de bloei, zaadvorming en afrijping
- Bevordert de houdbaarheid van de oogst
- Bevordert de knolvorming bij knolgewassen
Kalium (K) (wordt ook wel Kali genoemd)
Wat doet het
- Nodig voor het transport van water en koolhydraten
- Bevordert de stevigheid van de plant
- Bevordert de vorming van wortels en knollen
- Bevordert de vorming van vruchten
- Vermindert de gevoeligheid voor droogte en vorst
- Verhoogt de weerstand tegen schimmelziekten
- Bevordert de smaak en houdbaarheid van de oogst
Magnesium (Mg)
Wat doet het
- Speelt een rol bij de fotosynthese (opname zonlicht en omzetting van licht in energie).
- Speelt een rol bij verschillende chemische reakties in de plant
Calcium (Ca)
Wat doet het
- Speelt een rol bij voedselopname en verschillende chemische reacties in de plant (o.a. zuurverbinding)
- Verbetert de bodemstructuur
- Bevordert de opname van voedingsstoffen, zeker op zure gronden
Het is onverstandig om tegelijk te kalken en te bemesten. De kalk zorgt ervoor dat de meststoffen te overvloedig aangeboden worden aan de plant, wat schadelijk is. Zorg dat er altijd een aantal weken tussen bemesten en kalken zitten.
Sporenelementen
Sporenelementen zijn, als ze nodig zijn, in slechts heel kleine hoeveelheden nodig voor een plant. Maar die kleine hoeveelheden zijn dan wel onmisbaar voor de plant. In een goed onderhouden biologische tuin zul je tekorten aan sporenelementen zelden zien omdat alle sporenelementen voorkomen in compost, stalmest en andere organische materialen die gebruikt worden bij biologisch tuinieren.
Tot slot
Als je bovenstaande hebt gelezen en alles bij elkaar optelt zie je ongetwijfeld dat er meestal niet 1 gebrek is, en ook niet 1 oplossing. Soms kun je denken dat een plant te weinig stikstof krijgt, maar is er dan te weinig stikstof in de grond, of is het er wel maar kan de plant het niet opnemen, door een gebrek aan een ander element, bijvoorbeeld? Het duurt even maar je moet vooral je eigen grond leren kennen, leren wat een bepaalde groente nodig heeft (bijvoorbeeld, prei groeit niet zonder voldoende stikstof), leren wat een bepaalde groente niet wil (bijvoorbeeld, bonen worden groot en slap en ziekelijk bij veel stikstof).
Je moet dus zorgen dat je grond in orde is, door een goed humusgehalte toe tevoegen. Door alle compost en oude stalmest is er veel humus, veel bodemleven, meer luchtigheid, veel noodzakelijke sporenelementen. En dat is de allerbeste basis voor de moestuin. Het zorgt ervoor dat wanneer we meststoffen gebruiken, die ook daadwerkelijk kunnen worden opgenomen door planten. En bedenk daar dan wel bij: te weinig voeding is niet goed, maar teveel voeding is ook niet goed, je zult zelf het juiste evenwicht in je tuin moeten vinden.
Verschillende soorten mest
Compost en dierlijke mest
Verbeteren beiden ook de bodem. Compost maakt zanderige grond beter bewerkbaar en zorgt voor het beter vasthouden van vocht. Kleigrond wordt door toevoeging van compost luchthoudender en beter bewerkbaar. Aan kleigrond kan het best in de herfst compost worden toegevoegd, aan zandgrond in het voorjaar. Een laagje van 1 à 1,5 cm is voldoende, teveel compost is niet goed voor de planten. Dierlijke mest bevat meer voedingsstoffen dan compost. Het is te koop in korrels of poeder. Het geeft niet direct zijn voedingsstoffen af. Stalmest moet minstens één jaar oud zijn, koemest bevat ammoniak, wat slecht is voor de planten. Dierlijke mest wordt bij zandgrond in het voorjaar gegeven en bij kleigrond in de herfst.
Kunstmest
Je hebt samengestelde en enkelvoudige meststoffen.
Een bekende samengestelde messtof (bevat meerdere stoffen) is NPK. Dit bevat Stikstof, fosfor en Kalium, meestal in de verhouding 12-10-18. Het is direct op te nemen door de planten, maar verbetert de grond niet. Gebruik niet teveel kunstmest of buiten het groeiseizoen, want dan spoelt het weg in de grond, zonder zin te hebben. Teveel kunstmest zorgt voor zwakke planten, die kwetsbaarder zijn voor plagen en ziekten en de wortels kunnen verbranden.
Heeft een plant alleen behoefte aan N, dan kun je volstaan met een enkelvoudige meststof.
Natuurlijke meststoffen
Worden wel gebruikt als aanvulling op bemesting met compost of dierlijke mest. Ze stimuleren het bodemleven. Enkele natuurlijke meststoffen zijn beendermeel, bloedmeel, basaltmeel, lavameel, bentoniet.
Kalkmeststof
Een belangrijk voedingselement en verbetert de grond. Het verhoogt de zuurgraad van de grond. Het maakt voedingsstoffen vrij in de grond. De meeste planten gedijen goed op een PH waarde tussen 5,5 en 7,5. Op zandgrond kan teveel kalk de humusvoorraad in de grond te sterk laten dalen. Het is het best om eerst de zuurgraad van de grond te bepalen met een test, voor kalk te strooien.
Opdracht A: Doseringen berekenen en vergelijken
Volg de aanwijzingen in de opdracht.
Lever via de ELO in bij je docent: invulblad met advies.
Jij wilt 's zomers natuurlijk niet zwemmen in water vol met blauwalgen! Op zwemwater.nl wordt advies gegeven of water veilig is om in te zwemmen. Ook voor plant en dier is het erg belangrijk dat het water in de omgeving van goede kwaliteit is, anders kunnen ze ziek worden. In dit project ga je de kwaliteit van water onderzoeken in de buurt van de school. Dit doe je door te kijken aar abiotische factoren (= niet levende dingen: temperatuur, zuurgraad, helderheid etc.). Het abiotische of fysisch/chemisch onderzoek voer je in een les uit. Tenslotte werk je alle gegevens uit en trek je daar conclusies uit.
Binnen de filmpjes staan voorbeelden en instructies over het gebruike van daktuinen en gevelgroen.
Vertikaal tuinieren kan ook op een bushalte!
Promotie Groene daken Amsterdam
Groenkeur Daktuin met Jurgen Smit
Do-it-yourself Dachbegrünung für alle!
Gezelschapsdieren
Inleiding
Cirkel van tevredenheid
Inleiding
Hierboven zie je de cirkel van tevredenheid. Er worden in Nederland bijna 34 mijloen huisdieren gehouden. Lang niet alle dieren zijn tevreden. Hoe zorg je er voor dat jouw huisdier tevreden is? Daarvoor hebben we de cirkel nodig. De komende periode gaan we alle onderdelen van de cirkel behandelen.
Welzijn hond
6. Normaal gedrag
Inleiding
Het gedrag van een dier geeft je veel informatie. We hebben het dan over het gedrag in het eigen verblijf. Maar ook het gedrag in de omgang met mensen. Hoe gedraagt een dier zich als ze worden opgepakt? Of als je het dier benadert? Let hier eens op tijdens de komende opdrachten.
Hanteren en fixeren
Na dit hoofdstuk kun je op een veilige en verantwoorde manier met dieren omgaan.
Om met dieren te kunnen werken moet je weten hoe je de dieren op de juiste manier oppakt. Dit noemen we hanteren. Het dier mag geen pijn hebben bij het hanteren. Ook moet je zorgen dat het dier zo min mogelijk stress heeft. Je kan dit voorkomen door doortastend te werken. Met doortastend bedoelen we dat je niet twijfelt. Benader en hanteer je het dier zelfverzekerd.
Je kunt een dier ook fixeren. Je houdt het dier dan zo vast dat het bepaalde lichaamsdelen niet kan bewegen. Zo voorkom je dat het dier zichzelf of jou verwond. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een behandeling door de dierenarts.
Sommige dieren dragen bacteriën met zich mee waar wij ziek van kunnen worden. Denk daarom aan het handen wassen en desinfecteren aan het eind van de les.
Het fixeren van een kat
Geslacht bepalen
Na dit hoofdstuk kun je het geslacht van dieren bepalen.
Er zijn verschillende punten waaraan je het geslacht van het dier kunt bepalen. De eerste zijn primaire geslachtskenmerken. Dit zijn de geslachtsdelen van een dier. Deze zijn niet altijd te zien. Bij sommige dieren kunnen de teelballen in de buikholte zitten.
Er zijn ook nog de secundaire geslachtskenmerken. Dit zijn verschillen in uiterlijk. Een voorbeeld is het verschil in kleur tussen mannelijke en vrouwelijke vogels. Het mannetje is meestal feller gekleurd dan het vrouwtje. Denk ook eens aan de bouw en de grootte van een dier. Mannelijke dieren kunnen groter en breder gebouwd zijn.
Een dier is tevreden als het natuurlijk gedrag kan laten zien. Voorbeelden van natuurlijk gedrag zijn klimmen, graven en vliegen. Denk hier aan als je een dier in een hok wilt houden. De grootte van het hok, het klimaat en verrijking zijn ook belangrijk.
Volgens de norm huisvesten
Na dit hoofdstuk kun je (kinderboerderij)dieren volgens gangbare normen huisvesten.
Als je een dier in een verblijf wil houden moet dat volgens een norm. Een norm is een aantal regels waaraan het verblijf moet voldoen. Voordat je kan gaan controleren of een dier goed gehuisvest is moet je weten wat de norm voor een bepaald dier is.
Alleen of in een groep
Allereerst moet je weten of een dier alleen leeft of in een groep. Als een dier alleen leeft noemen we dat solitair. Leeft een dier in een groep noemen we dat solidair. Zet je een solitair levend dier bij andere dieren in het hok heb je een grote kans dat ze elkaar verwonden of zelfs vechten tot er ee dood gaat. Een dier dat in een groep wil leven zal ongelukkig zijn als het alleen een hok zit.
Grootte van het verblijf
Een verblijf moet groot genoeg zijn. Om de grootte aan te geven worden vaak minimale afmetingen gegeven. Kleiner mag niet. Groter mag altijd. Let goed op voor hoeveel dieren deze minimale afmetingen zijn!
Inrichting
Het verblijf moet zo ingericht zijn dat het dier zijn natuurlijke gedrag kan laten zien. Dus dieren die klimmen zullen bijvoorbeeld dikke takken in het verblijf moeten hebben. Dieren die in de natuur graag graven een dikke laag strooisel of zand. Ook zijn er nog eisen die de verschillende dieren aan het verblijf stellen. Denk bijvoorbeeld aan de temperatuur, luchtvochtigheid en licht. Daarnaast hebben alle dieren een schuilplaats, verrijking, water en voer nodig.
Een ontwerp voor een groene ruimte met planten en dieren realiseren
Theorie
Dieren in de natuur zijn de hele dag bezig met eten zoeken, schuilen voor gevaar of een nest maken. Een dier hoeft dit niet meer te doen als het in een hok gehouden wordt.
In een kaal hok vervelen dieren zich snel. Dieren kunnen dan stereotiep gedrag laten zien. Dit is zinloos gedrag wat komt door verveling en/of stress. Een voorbeeld is een geit die steeds hetzelfde pad langs het hek loopt..
stereotiep gedrag bij paarden
Stereotiep gedrag laat een dier wel heel vaak zien. Als jouw kat één keer achter staan staart aan rent is dat geen stereotiep gedrag. Gebeurt het vaker dan valt het onder stereotiep gedrag. Kijk maar eens goed naar het filmpje.
Door steeds dezelfde beweging te maken komt er een hormoon vrij. Hierdoor voelt het dier zich beter. Om het gevoel te houden blijft het dier de bewegingen maken. Dezelfde beweging zorgt er wel voor dat botten sneller slijten. Ander stereotiep kancwonden veroorzaken. Dit wil je voorkomen.
Je voorkomt stereotiep gedrag door het leven een van dier te verrijken. Verrijken is het leven van een dier verbeteren. Dit doe je door het dier uit te dagen.
Je daagt het dier uit om het natuurlijk gedrag te laten zien. Klimt het dier graag zet dan wat takken in het hok. Of een bak met zand voor een dier dat graag graaft.
Een ontwerp voor een groene ruimte met planten en dieren realiseren
Een groene ruimte onderhouden en beheren
Anderen informeren over het belang van planten en dieren en over de herkomst van natuurlijke en groene producten
Zijn insecten nuttig?
Insecten zijn de grootste klasse van dieren. We kennen al een miljoen soorten. Waarschijnlijk hebben we nog niet eens de helft ontdekt.
Daarnaast zijn insecten ook onmisbaar voor ons. Wij gebruiken ze bijvoorbeeld voor:
Voedselbron
Om kleurstof te maken (bijv. roze koeken)
Forensisch onderzoek
Explosieven opruimen
Medicatie maken
Zijde maken
Bestrijdingsmiddel
Drugs opsporen
Kanker opsporen
Verder zorgen insecten ook voor de bestuiving van 85% gewassen. Dat is voor ons onmisbaar.
Een dier is gezond als het dier zich geestelijk en lichamelijk goed voelt. Het dier heeft dus geen pijn,ziekte of verwondingen. Maar ook geen stress. Het dier heeft voldoende weerstand tegen ziekteverwekkers.
Gezondheid bepalen
Na dit hoofdstuk kun je de leefomgeving van de dieren verzorgen en veilig en verantwoord met dieren omgaan
Het bepalen van de gezondheid is een belangrijk onderdeel van de dierverzorging. Gezondheidskenmerken zijn punten die je bekijkt om te bepalen of een dier gezond is. Voorbeelden van gezondheidskenmerken zijn de vacht, neus en ogen. Beschrijf wat je ziet. De vacht is bijvoorbeeld schoon, glanzend of dof. Gebruik geen woorden als mooi, gezond of oke. Zij vertellen niet hoe de vacht eruit ziet.
PAT-waarden bekijk je niet maar meet je op. De letters PAT staan voor pols, ademhaling en temperatuur.
Na dit hoofdstuk kun je dagelijkse en periodieke verzorging van dieren onderscheiden en uitvoeren.
Het gaat hierbij om:
- scheren
- nagelverzorging
- haarverzorging
Dagelijkse verzorging is verzorging wat iedere dag terug komt. Voorbeelden zijn water geven en de gezondheid controleren.
Periodieke verzorging is verzorging die wekelijks of maandelijks terug komt. Dus eens per periode. Voorbeelden hiervan zijn: dierverblijf schoonmaken, scheren/ trimmen van dieren, nagel/ klauwverzorging en vachtverzorging.
Je kunt verschillende dieren scheren. Zo worden koeien in de winter geschoren zodat ze hun warmte beter kwijt kunnen. Ze blijven ook schoner en er is minder kans op parasieten. Dit zijn kleine beestjes die in de vacht leven zoals luizen en mijten.
Schapen worden vlak voor de zomer geschoren. Hierdoor voorkom je parasieten in de wol. Lammeren drinken ook beter bij een geschoren moeder.
scheren
Vacht verzorging
Dieren met lange haren hebben meer vachtverzorging nodig. Deze dieren moet je vaker borstelen of knippen.
Toiletteren is het netjes maken van een dier. Meestal doe je dit voor een tentoonstelling, keuring, stamboekopname of show. Dit bestaat meestal uit borstelen, wassen, kammen, knippen en scheren.
Nagel/ klauwverzorging
Bij alle dieren moet je de nagel, klauw of hoef op tijd bekappen/ knippen of snijden.
Paarden bekap je om de 6 a 8 weken. Dit wordt gedaan door een hoefsmid.
Bij konijnen en cavia’s kun je de nagels zelf knippen. De nagels van het konijn of cavia mogen niet te lang worden. In het wild houden de konijnen hun nagels mooi kort door veel te graven. En bij cavia’s slijten ze af door over de ruwe ondergrond te lopen. Tamme konijnen hebben vaak niet de mogelijkheid om veel te graven. Hierdoor moeten wij de nagels knippen.
Houd het dier op de juiste manier gefixeerd en knip alleen het puntje af. In de nagels zit een ader. Knip ze daarom nooit te kort af. Dit doet pijn en de nagel kan gaan bloeden.
Na dit hoofdstuk kun je de conditie van een dier bepalen
Als we het over de conditie van een dier hebben bedoelen we niet hoe lang of hard het dier kan rennen. Maar hebben we het over of het dier vet, normaal of mager is. Dit noemen we ook wel de voedingstoestand van een dier.
Je bekijkt dus het gewicht van het dier. Bij bijvoorbeeld een schaap bepaal je de conditie door de ruggenwervels te voelen. Het gewicht heeft dus rechtstreeks met de conditie te maken. Als het dier een goede conditie heeft zijn ze minder vaak ziek. Wel moet je altijd rekening houden met het diersoort en het ras.
De lichaamsconditie geef je aan met een getal tussen de 1 en de 5. 1 staat dan voor extreem mager. 5 staat voor extreem overgewicht. Om de lichaamsconditie te bepalen kijk je niet alleen naar het dier. Je voelt ook het hele lichaam.
Ieder dier moet voldoende voer en water binnen krijgen om te kunnen leven. Het dier moet kunnen bewegen, groeien enz. Als een dier te weinig te eten krijgt is dat niet goed. Maar teveel voer is ook niet goed! Ook is het belangrijk na te denken over hoe de dieren het voer krijgen.
Soorten eters
Na dit hoofdstuk kun je aangeven welke (kinderboerderij)dieren planten-, vlees- en alleseters zijn.
Dierenverdeel je in drie soorten eters. Dit zijn de planteneters, de vleeseters en de alleseters. Meestal worden de Latijnse namen gebruikt. Voor planteneters is dat Herbivoor, voor vleeseter Carnivoor en voor alleseter Omnivoor. Je kunt iedere groep herkennen aan de tanden en aan het spijsverteringskanaal.
Herbivoren
Herbivoren kun je in twee groepen onderverdelen. De herkauwers en de niet-herkauwers. Herkauwers hebben geen snijtanden in de bovenkaak. Kijk maar eens naar de schedel van een koe. Een voorbeeld van een niet herkauwer is een paard. Dit dier heeft onder én boven snijtanden. De kiezen van herkauwers heten plooikiezen.
Je herkent planteneters ook aan de buikomvang. De cellen van plantaardig materiaal zijn moeilijk stuk te maken. Herkauwers hebben daarom een lang verteringsstelsel. Dat betekent een grotere buikomvang.
Carnivoren
Vleeseters hebben scherpe tanden en kiezen. Dit om het vlees in kleinere stukjes te krijgen. De kiezen noemen we knipkiezen. Ook hebben vleeseters grote hoektanden. Deze gebruiken ze om het vlees van de botten af te scheuren.
Vlees is makkelijk te verteren. Het verteringsstelsel is kort en daarom zijn vleeseters slank.
Omnivoren
Alleseters zitten met de tanden en het verteringsstelsel tussen de andere twee in. Alleseters hebben hoektanden. Daarnaast enkele scherpere kiezen en dan plattere kiezen voor plantaardig materiaal. De kiezen van een alleseter noemen we knobbelkiezen.
De buikomvang en dus ook de lengte van het verteringskanaal is ook van een gemiddelde lengte.
Het is belangrijk dat een dier het juiste voer krijgt. Het juiste voer en de juiste hoeveelheid noemen een rantsoen.Om een goed rantsoen samen te stellen wordt gekeken naar het eten wat het dier in het wild eet. Want dat zijn de eisen waar het aan moet voldoen. Het is dus ook belangrijk om naar de samenstelling van voer te kijken.
Bedenk ook goed hoe het dier in de natuur eet. Jaagt het dier of zoekt het zijn voer bij elkaar? Daar moet ook rekening mee gehouden worden.
Je hebt tijdens de lessen heel veel geleerd over dierenwelzijn. Dankzij de Welfare Quality (de Vijf Vrijheden) kun jij het dierenwelzijn beoordelen. Deze kennis heb je nodig voor deze opdracht.
Voor PM3 is het belangrijk dat je aan de slag gaat met ethiek bij dieren. Ethiek is een moeilijk woord voor het weten wat goed en fout is en je mening daarover geven. Het gaat niet zomaar om, wat wil ik vanavond eten? Het gaat om de vragen waar iedereen over na moet denken. Bijvoorbeeld, mag je een gevonden portemonnee houden?
Tijdens deze opdracht ga je nadenken over de ethiek bij dieren. Niet zomaar dieren, proefdieren. We hebben er allemaal mee te maken. Ze helpen ons namelijk enorm om gezond te blijven of weer gezond te worden.
Je gaat een filmpje over gedrag bij ratten kijken. Deze ratten worden ingezet om meer te weten te komen over antidepressiva. Dat is een medicijn wat helpt wanneer iemand (licht) depressief is.
De wetenschappers fokken met ratten, gericht op hun gedrag. Deze ratten zetten ze in bij hun proef met antidepressiva.
Helaas werkt iedereen door het Corona virus thuis. In dit hoofdstuk vind je een instructie hoe je werkt en werk inlevert in Teams. Ook vind je hier de extra opdrachten. Succes.
Wat heb je gedaan in deze module over vergroening stedelijke omgeving? Heb je nieuwe dingen geleerd en hoe vond je dat? Hoe vond je het om na te denken over het ontwerp van een tuin of hoe je informatie overbrengt op mensen? Vond je het moeilijk of juist leuk om zo creatief bezig te zijn?
Het arrangement GL Profielmodule 3: Vergroening stedelijke omgeving is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Hanneke Waal
Laatst gewijzigd
2020-03-30 15:15:16
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0
Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of
bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Terugblik normaal gedrag
Terugblik goede huisvesting
Oefentoets hoofdstuk 2
Terugblik goede voeding
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.