Als je met grammatica bezig bent, leer je de regels van een taal. Je leert ook welke taak delen van de zin of woorden in een zin hebben.
Er zijn twee manieren om naar taal te kijken:
redekundig- je deelt zinnen in stukken door te kijken welke woorden bij elkaar horen. die stukken noemen we zinsdelen. Elk zinsdeel heeff een eigen taak in de zin,
taalkundig- je kijkt naar elk woord in de zin. Je geeft aan bij welke woordsoort het woord hoort Daarmee leer je welke taak dat woord in de zin heeft.
Als je gaat ontleden, analyseer je een taal. Je kijkt naar de taken van zinsdelen of woordsoorten.
Wat heb je daaraan?
1) Je leert zinnen en woorden beter begrijpen.
2) Je leert de regels van een taal.
3) Je leert hoe een taal in elkaar zit en kunt daardoor ook andere talen beter begrijpen.
De zinsdelen
Grammatica zorgt ervoor dat je ontdekt hoe een taal in elkaar zit.
De persoonsvorm
Het belangrijkste woord in de zin is het werkwoord. Dat geeft aan wat er in een zin gebeurt of gedaan wordt.
Als we zinsdelen gaan zoeken, beginnen we daarom met het zoeken van de persoonsvorm. De persoonsvorm is altijd een werkwoord. Het neemt de vorm van de persoon (onderwerp) aan waar het bijhoort. Bijvoorbeeld:
Ik loop
wij lopen
De schuingedrukte woorden zijn de persoonsvormen.
Hoe kom je erachter welk woord in de zin de persoonsvorm is? Kijk naar het volgende filmpje.
Oefening werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. Daar hoort ook de persoonsvorm bij want dat is ook een werkwoord. Het werkwoordelijk gezegde kan dus uit meer dan 1 werkwoord bestaan. Het geeft aan wat het onderwerp doet.
Er bestaan twee soorten gezegdes:
-het werkwoordelijk gezegde
-het naamwoordelijk gezegde.
Dit laatste gezegde wordt niet in deze wikiwijs behandeld.
Het onderwerp
Zoek pv, zoek alle werkwoorden. Vraag daarna WIE of WAT + werkwoordelijk gezegde=ONDERWERP
Het onderwerp:
1) Zoek persoonsvorm
2) Zoek alle andere werkwoorden. Samen met personsvorm=werkwoordelijk gezegde
3) Vraag Wie + werkwoordelijk gezegde OF vraag Wat + werkwoordelijk gezegde= onderwerp
Een onderwerp doet wat het werkwoordelijk gezegde in een zin aangeeft.
Het onderwerp kan uit 1 woord of uit meerdere woorden bestaan. Je vindt altijd maar 1 onderwerp per zin.
Let Op: elk nieuw zinsdeel vind je door een vraag te stellen met de zinsdelen die je al gevonden hebt.
Het meewerkend voorwerp is een zinsdeel dat iets ontvangt of krijgt. Het is meestal een persoon maar kan soms ook een ding zijn. Het lijdend voorwerp is meestal een ding dat overhandigd wordt. Het meewerkend voorwerp werkt mee aan de ontvangst.
Bijvoorbeeld:
Julia en Kim gaven een cadeautje aan hun moeder.
Gaven=persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde
Wie gaven? Julia en Kim=onderwerp
Wat gaven Julie een Kim? Een cadeautje=lijdend voorwerp.
Aan wie gaven Julie en Kim een cadeautje? Aan hun moeder=meewerkend voorwerp.
Een meewerkend voorwerp begint vaak met het voorzetsel AAN of VOOR. Je kunt zo'n voorzetsel er ook bijdenken of weglaten in de zin.
De vraag die je stelt om een meewerkend voorwerp te vinden is:
Aan wie/aan wat OF voor wie/ voor wat+ werkwoordelijk gezegde+onderwerp+lijdend voorwerp=meewerkend voorwerp.
Kijk naar de volgende video. Gebruik bij elke voorbeeldzin de pauzeknop zodat je zelf kunt bedenken wat het meewerkend voorwerp uit die zin is. Druk daarna op Play om het antwoord te zien.
De bijwoordelijke bepaling
Uitleg bijwoordelijke bepaling
De bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling geeft het volgende aan:
-de plaats waar iets gebeurt
-de reden waarom iets gebeurt
-de tijd wanneer iets gebeurt
-of het is een woordje wat je toevoegt of weg kunt laten bijvoorbeeld: MISSCHIEN, TOCH, SOMS, WAARSCHIJNLIJK
Er kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen in een zin staan.
Het arrangement Redekundig ontleden. Wat en hoe! Klas 1HV is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Bianca Handgraaf
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2020-03-25 13:44:11
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Kijk naar de volgende video. Gebruik bij elke voorbeeldzin de pauzeknop zodat je zelf kunt bedenken wat het meewerkend voorwerp uit die zin is. Druk daarna op Play om het antwoord te zien.
https://www.youtube.com/watch?v=lQS0HvEZVXk
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.