Hier vindt je de lesinhoud per week aangeboden. Kies in het menu de juiste week
Voor iedereen geldt dat je elke les:
De theorie en de instructies leest en bekijkt (soms is het een filmpje)
Aan de slag gaat met de opdracht
Deze opdracht aan het eind van de les inlevert via Elo-opdrachten. (Daar staat een opdracht open met de naam: 'HGL 2 / weeknr. / inleveren')
Zie het plaatje hieronder als voorbeeld
Lessen week 12 (16 maart t/m 20 maart)
Les en opdracht volgt
Lessen week 13 (23 maart t/m 27 maart)
Wij starten vandaag met periode 3 en gaan aan de slag met het beheren van voorraden. Voorraden worden in ieder bedrijf beheert. Bij een groothandel zijn de voorraden vaak veel groter dan bij een winkel. De groothandel moet een voorraad natuurlijk snel aan kunnen vullen. Winkels willen immers niet zonder voorraad komen te zitten.
Tijdens dit hoofdstuk wisselen we steeds tussen groothandel en winkel. In de tekst en bij de opdrachten kan je dit zien doordat er een icoontje voor de opdracht en teksten staat:
Wat weet ik al?
Wat wordt er bedoelt met voorraad?
Aan wie levert een groothandel in groente en fruit?
Groothandel
Een groothandel koopt producten in bij fabrieken, agrarische boeren en veilingen. Groothandels leveren aan winkeliers, supermarkten e.d. Maar ook in andere ketens kom je een groothandel tegen.
Groothandels moeten een flinke voorraad aanhouden. Doordat ze een grote voorraad hebben kunnen zij snel leveren aan hun klanten (bv supermarkten, tuincentra, etc). We spreken van een voorraadhoudende functie: de groothandel zorgt dat snel kan worden geleverd.
Niet alle producten kan je lang in voorraad houden. Denk hierbij aan vlees, fruit, zuivel en dergelijken. Sommige van deze producten moeten binnen een dag alweer verkocht zijn bij de groothandel. Dit vraagt van de groothandel een strak voorraadbeheer. Andere producten kunnen langer bewaard worden. Maar dan moet de temperatuur, de luchtvochtigheid optimaal gehouden worden. Het magazijn waar de voorraad wordt opgeslagen moet aangepast worden aan de producten die opgeslagen worden. Een grote voorraad aanhouden kost geld. Een winkel zal zijn voorraad zo klein mogelijk willen hebben.
Kosten van een voorraad
De kosten van een voorraad worden samengevat in de drie R’s:
Ruimte: magazijnkosten zoals huur/rente, onderhoud en energie.
Rente: veel bedrijven lenen geld om hun voorraad te kunnen kopen. Over het geleende geld moeten ze rente betalen.
Risico: bedrijven lopen risico voor bederven, uit de mode raken van de producten die zij op voorraad hebben. Ook is er een risico op schade door brand of diefstal.
De kosten en de daarbij behorende risico’s die een bedrijf loopt zal een bedrijf zo klein mogelijk willen hebben. Bedrijven zullen altijd zoeken naar het evenwicht:
Zo veel of weinig mogelijk op voorraad hebben zodat er geen “NEE” verkocht hoeft te worden.
Wat weet ik al?
Waarom zit een groothandel vaak op een industrieterrein?
Hoe worden voorraden opgeslagen?
Het opslaan van voorraden
Voorraden worden opgeslagen op schappen en / of locaties in een magazijn. Een locatie is een schap of vak op een verdieping. Deze krijgt dan een aanduiding. Een aanduiding kan bestaan uit een letter of cijfer. Meestal is dit een combinatie. Aan deze aanduiding wordt een product gekoppeld. Zo kan je de producten makkelijk terug vinden in het magazijn.
Over de inrichting van een magazijn wordt goed nagedacht. Producten moeten op een logische manier opgeslagen liggen in het magazijn. Hierdoor kan er op een snelle en efficiënte manier een order verzamelt worden. Het verzamelen van een order wordt orderpickinggenoemd.
Voor het verzamelen van een order heb je een picklijst nodig met pickopdrachten. Je verzamelt al lopende door het magazijn de bestellingen die op de lijst staan. Als het goed is volgt de lijst een vaste route door het magazijn. Aan het einde van de lijst kom je in een ruimte waar je de producten verpakt en controleert of de order klopt.
Figuur 1 Voorbeeld routing magazijn
Verzendklaar maken
Wanneer de order verzamelt is moet hij verzendklaar gemaakt worden. Alles moet verpakt worden voor vervoer. Hierover heb je in het vorige hoofdstuk geleerd. Weet je nog van de omverpakkingen? De collies, fusten, pallets etc?
Ook in het klaarzetten van orders zit een systeem. Dat wat als eerste opgehaald wordt zet je vooraan klaar. Zodat het direct ingeladen kan worden. Ook dit heeft natuurlijk weer te maken met efficiënt werken. Bij een bestelling komt een vrachtbriefen een pakbon. Voor de vervoerder wordt een laadlijst toegevoegd. Naast het verzendklaar maken van opdrachten zijn er diverse andere werkzaamheden in een magazijn:
Tellen: controleren of de aantallen op de locaties kloppen met het voorraadsysteem ( digitaal systeem )
Locaties samenvoegen: bv van 2 halve pallets 1 maken.
Producten die verkeerd of onhandig zijn weggezet een betere plek geven.
Controleren van de bewaarconditie bv bij een koeling of de temperatuur goed is.
Maak de opdrachten 1 en 2 !!!
Opdracht 1
Beantwoord de 4 'Wat weet ik al' vragen. Doe dat in een Word-document
Opdracht 2
Maak de opdracht 'Inrichten van een magazijn' en gebruik hierbij de bijlage met de foto's
Om te weten hoeveel voorraad er is houd je een voorraadkaart bij. Hierop staan alle inkopen en verkopen van een product. Je ziet dan hoeveel er nog aanwezig is. De voorraad die aanwezig is wordt het saldo genoemd. Een voorraad wordt bijgehouden op papier of digitaal. Tegenwoordig kunnen kassa of voorraadsystemen direct de voorraad bijhouden.
Figuur 2: Handscanner
Om voorraden goed bij te kunnen houden en snel te kunnen werken, wordt er veel gewerkt met barcode scanners. Iedereen kent een scanner wel uit de supermarkt.
Wat staat er op een voorraadkaart:
Artikelcode/nummer: nummer dat bij het product hoort.
Een product- of artikelomschrijving
De minimumvoorraad: de voorraad die minimaal aanwezig moet zijn. Als deze lager wordt moet het product bijbesteld worden.
De maximumvoorraad: de voorraad die maximaal aanwezig mag zijn. Hier mag je niet overheen.
Ruimte voor inkopen (bij ) en verkopen (af)
Saldo: huidige voorraad
De besteleenheid: de hoeveelheid producten die tegelijker tijd besteld moeten worden. Bv. appels per doos.
Figuur 3: De groothandel verkoopt per 1 besteleenheid
20 appels. Minder kan de winkel dus niet afnemen.
Besteleenheid
Groothandels/distributiecentrums verkopen hun producten in besteleenheden. De besteleenheid is een hoeveelheid van een product die tegelijkertijd besteld moet worden. Bv. Een volle doos appels.
Administratieve en werkelijke beschikbare voorraad
Op de voorraadkaarten wordt alles bij gehouden. De voorraad die hierop staat aangegeven wordt de administratieve voorraadgenoemd (voorraad op papier ).
Regelmatig moet je in het magazijn de werkelijk beschikbare voorraad bekijken. Dit is de voorraad die je telt in het magazijn. Door bederf of beschadiging kan de werkelijke voorraad afwijken van de administratieve voorraad. Dit noemen we derving.
Een bestelling noem je ook order. Hiervoor krijg je een bestelformulier of orderformulier met alle gegevens die van belang zijn:
Naam en adres klant
Besteldatum
Afleveradres
De gewenste aflevertijd
Een ordernummer
Orderregels
Orderregels zijn de producten die een klant besteld, met hun productnaam, productnummer, aantal, besteleenheid (pallet, tray, doos of los) en eventueel conditie (bv A klasse of B klasse).
Deze les starten we weer bij de groothandel Terra Groot. Vorige week heb je al laatste een bestelling verzamelt. De voorraad bij de groothandel is nu verandert. Die verandering moet nog wel vastgelegd worden. Jullie gaan daar straks mee starten.
Voorraad beheren
Aan het einde van de vorige les heb je een bestelling binnen gekregen in het magazijn. Je hebt een pakbon gemaakt van de bestelling en de bestelling is verstuurd naar de klant.
In het magazijn van Terra Groot is er natuurlijk ook iets gebeurd. De voorraadkaart die je aan het begin van de vorige les hebt gemaakt klopt natuurlijk niet meer: Je voorraad is minder geworden.
Een groothandel weet precies hoeveel producten zij op voorraad willen hebben. Van sommige producten is de voorraad groot, van andere producten zijn er (zelfs bij de groothandel) maar een paar op voorraad. Misschien heb je dat zelf ook wel eens gehad toen je iets bij Bol.com wilde bestellen. Lang niet alle producten zijn direct leverbaar. Soms moet je iets langer wachten voordat je product geleverd wordt.
De groothandel heeft nagedacht over de hoeveelheid die zij van een product op voorraad willen hebben. Dit noem je de minimale en maximale voorraad.
Minimale voorraad: De voorraad die Terra Groot in ieder geval in huis wil hebben (het mogen niet minder aantallen zijn dan aangegeven). Maximale voorraad: De voorraad die Terra Groot maximaal op voorraad wil hebben ( nooit meer dan dit genoemde aantal.
Maak de opdracht
Lever de het bestand met de voorraadkaarten in via de Elo
Goederen ontvangen en controleren
Een winkel heeft producten in voorraad. Dat moet niet te veel of te weinig zijn. Bij te weinig kan er niet direct aan de klant worden geleverd. Bij te veel, blijven de spullen veel te lang de winkel en het magazijn staan voor ze verkocht worden. Ze nemen ruimte in kunnen bederven of raken uit de mode en kunnen niet meer verkocht worden.
De grootste voorraad staat in de winkel. De voorraad in het magazijn is reserve: voor als er onverwacht meer vraag naar een product is, of om vertraging in de levering op te vangen.
Sommige producten zijn zo duur, of zo groot dat deze niet op voorraad in het magazijn staan. Deze moeten speciaal voor de klant besteld worden. De tijd tussen bestellen en afleveren noem je de levertijd.
Een leverancier brengt de goederen bij het magazijn. De goederen moet uit de vrachtwagen gehaald worden om ze te controleren op aantal en op kwaliteit. Daarna worden ze opgeslagen.
Bij de eerste controle gebruik je de vrachtbrief die de chauffeur bij zich heeft. Deze controle heet de kwantitatieve controle, omdat je voornamelijk de hoeveelheid van de levering controleert.
De vrachtbrief bevat alle gegevens die te maken hebben met het vervoer van de artikelen.
Op een vrachtbrief staan onder andere:
Afb 1: Voorbeeld van een vrachtbrief
Datum waarop de goederen zijn verzonden
Het aantal goederen (leveringseenheid) met een globale omschrijving van het product (bijvoorbeeld groenten, graszaden)
De verzender
De ontvanger
De naam van het vervoersbedrijf
De leveringseenheid kan een pallet, krat, doos of kist zijn. Dit noem je een colli. Wanneer een vracht gebracht wordt op een pallet en een grote doos spreek je van twee collies. Het aantal staat vermeld op de pakbon (dit heb je vorige week gezien op de bon). Een collie kan één of meer artikelen bevatten, maar wordt als één geheel behandeld.
De levering kun je niet zomaar in het magazijn zetten, dan staat alles door elkaar. Daarom ga je de goederen eerst sorteren. Dit betekent dat je ze op soort of artikelgroep bij elkaar zet. Dus de bloembollen bij de bloembollen en de aardappelen bij de aardappelen. Wanneer alles een plaats in de winkel krijgt werkt dit sneller.
Als je alles gesorteerd hebt, is het tijd voor de tweede controle. Hierbij kijk je naar de staat en de inhoud van het artikel. Het gaat hierbij dus om de kwaliteit van de goederen: Goederen moeten in een onbeschadigde verpakking aankomen. Vervolgens controleer je de inhoud van de verpakking: Is het juiste artikel geleverd, klopt de hoeveelheid, is het artikel onbeschadigd?
Bij deze controle gebruik je meestal de pakbon. De pakbon zit, net als de vrachtbrief, bij de levering. Op een pakbon staat onder andere:
Datum waarop de artikelen zijn verpakt
Naam en adresgegevens van de klant.
Aantal artikelen dat wordt geleverd
Eventuele naleveringen
Artikelnummers en omschrijvingen van de artikelen
Als je iets ontdekt dat niet klopt moet dit doorgegeven worden aan de leverancier.
Artikelen die kapot af beschadigd zijn noemen we manco’s.
Wat weet ik al?
1. Welk product zou een tuincentrum het meest in voorraad hebben? Omcirkel het juiste antwoord.
Heggenschaar kattenvoer kattenbak tuinbank
2. Welk product zou het minst op voorraad zijn en wat is daar de reden van?
3. Welke bon gebruik je voor de controle van de hoeveelheid kwaliteit van het artikel?
Lever de het bestand met de voorraadkaarten in via de Elo
Organiseer 'Een educatieve activiteit'. Lees hiervoor de opdracht (helemaal naar beneden scrollen)
Lever deze opdrachten in via Elo-opdrachten
Doel van de les:
Je kunt het doel van een activiteit uitleggen
Je kunt de doelgroep voor een activiteit omschrijven
Je kunt een volledig draaiboek maken van de activiteit
Je kunt een volledige kostprijsberekening maken van de activiteit
Je kunt een flyer maken
Inleiding
In het Voedingscentrum komen mensen om iets te leren. Er zijn verschillende manieren om iets te leren:
Door te lezen
Door te luisteren
Door te zien
Door te doen
Leren gaat makkelijker als het op een leuke manier wordt verteld, als er leuk beeldmateriaal is en amusante spelletjes aan verbonden zijn.
Als iets leerzaam is. Dan noemen we dat educatief. Kortom: Als je iets aan het doen bent waar je ook nog veel van kan leren, noem je dat een educatieve activiteit.
Bekijk onderstaand filmpje over de educatieve activiteiten van Adventure Twente:
Mensen iets laten leren over waterbeheer in de stad
Mensen bekend laten worden met afvalverwerking en de afvalstromen in de stad
Zo zijn er nog veel meer te bedenken. Let op! Het moet iets met Vergroening van de Stedelijke Omgeving te maken hebben. En je moet je onderwerp motiveren. (uitleggen)
Dus waarom vind je het belangrijk dat mensen hier iets over leren.
2. Doelgroep
Daarna bepaal je de doelgroep. (voor welke leeftijd / welke groep mensen is de activiteit?)
Bij het bepalen van de doelgroep, moet je je afvragen voor welke groep dit het meest interessant is. Sommige dingen zijn super leuk om met basisschoolkinderen te doen, terwijl andere dingen juist interessant kunnen zijn voor pubers, of gezinnen.
Als je bijvoorbeeld iets over biologisch eten gaat doen, is het vooral interessant voor mensen die ook daadwerkelijk boodschappen doen en die zich dus met eten bezighouden. Dan is het misschien minder interessant voor pubers of schoolkinderen. Je doelgroep is dan bijvoorbeeld huisvrouwen of huismannen in de leeftijd 25 tot 60.
Als je iets wilt gaan doen met dierenverzorging op een kinderboerderij, kan dat juist heel leuk zijn om met schoolkinderen te doen in de leeftijd 7 tot 12
Doelgroep bereiken
Als je je doelgroep weet, weet je waarschijnlijk ook hoe je ze moet gaan benaderen. Hoe je ze moet proberen te bereiken.
3. Draaiboek
In een draaiboek staat wat, waar, wanneer en door wie iets moet gebeuren (ook in de voorbereiding)
Dit doe je vaak in een schema
Hier kun je ook een plattegrond aan toevoegen. (Zo weet je meteen waar iets moet gebeuren)
Bij een goed draaiboek vergeet je niets, en weet iedereen die meewerkt wat hij of zij moet doen.
Hieronder zie je een voorbeeld van zo’n schema voor een workshop met insectenhotels:
Bovenstaande is een voorbeeld. Dit soort draaiboeken zijn heel gewoon bij het organiseren van een activiteit. Zo weet iedereen wat er moet gebeuren. (ook als jij zelf bijvoorbeeld ziek bent of zo)
4. Kostenberekening
Om te bepalen hoeveel de activiteit moet kosten, maak je een overzicht. Met dit overzicht kun je ook berekenen hoeveel de cursisten moeten betalen. Als de activiteit gesponsord wordt door de overheid of een bedrijf, moet je hen natuurlijk ook laten zien wat het kost. Dan is het voor de cursisten gratis, maar betaalt de sponsor de kosten
Hieronder een voorbeeld van het insectenhotel:
Om te berekenen wat het per cursist kosten gaat, deel je het totaal door het aantal cursisten. Dus bijvoorbeeld een groep van 20 cursisten betaald dan
€ 615 : 20 =€ 30,75 per persoon.
LET OP: als je de groep groter maakt, zijn de kosten per persoon dus lager .
Bij een groep van 30 cursisten betaald iedere cursist:
€ 615 : 30 = € 20,50 per persoon
5. Bekendmaking (Flyer of poster)
Het maken van een goede flyer of poster is belangrijk om iets onder de aandacht te brengen. Dit geldt ook voor een educatieve activiteit. Je wilt natuurlijk dat deelnemers zich inschrijven en meedoen. Voor het maken van een goede flyer zijn een paar regels heel belangrijk. Lees ze hier:
_______________________________-
Hoe maak ik een flyer
Je wilt zelf een mooie flyer maken maar je weet niet waar je moet beginnen. Het feit dat je een ‘mooie flyer’ maakt is niet genoeg.
De ontvanger bepaalt namelijk al in één oogopslag of hij iets met de flyer doet. En die kans wil je niet laten liggen! Hoe speel je hier optimaal op in, en hoe maak je een flyer dan precies?
Je leest in dit artikel 6 tips voor het maken van een flyer.
Tip 1: Bepaal het doel van je flyer
Als je niet weet wat je wilt bereiken wordt het lastig om niet alleen een mooie maar ook effectieve flyer te maken.
Bepaal dus voordat je met begint met ontwerpen,
Wat wil je met de flyer bereiken.
Wil je dat iemand gegevens achterlaat? Zorg dan voor een opmerking in de flyer zodat de ontvanger dit met alle liefde doet.
Wil je mensen liever informeren? Maak dan direct duidelijk dat je unieke informatie weggeeft, waar de ontvanger niet zonder kan.
Tip 2: Zorg voor een goed design
Een goed design zorgt voor een groter effect. Vormgeving is erg belangrijk bij het maken van een flyer. Een goede vormgever zorgt voor een goede overzichtelijke verdeling in de flyer, daardoor wordt het ontwerp mooier, beter, schoner en effectiever.
Tip 3: Foto’s geven je flyer een boost
Maar kies dan wel voor goede foto’s. het liefst echte foto’s. Denk aan een foto van je product of een van je mensen.
Maak de foto’s niet met een slechte camera van een stokoude smartphone. Gebruik een hoge kwaliteit spiegelreflex camera of de camera van een recente smartphone. Zo weet je zeker dat de foto van goede kwaliteit is.
Extra tip: zorg voor voldoende (natuurlijk) licht wanneer je fotografeert, zeker als je met de camera van een smartphone de foto’s maakt.
Tip 4: Maak je teksten kort en krachtig
En dan vooral de kopteksten. Want deze trekken de aandacht en verleiden de ontvanger om de flyer verder te lezen.
Let ook goed op de spelling, een taalfoutje is zo gemaakt , en dat staat zo onprofessioneel.
Maak je tekst actief, zodat je de lezer activeert. De zin ‘Zou je willen dat iemand gegevens achterlaat’ is veel moeilijker te lezen dan ‘Wil je dat iemand gegevens achterlaat’ bijvoorbeeld.
Tip 5: Zorg voor lucht in je design
Dit noemen ze ook wel de ‘negatieve ruimte’ in je ontwerp. Een beetje lucht doet een ontwerp vaak goed. Het zorgt voor symmetrie en vergroot de leesbaarheid van de flyer. Vaak ben je geneigd het hele ontwerp vol te proppen met teksten en afbeeldingen, niet doen!
Bij een flyer moet de lezer nieuwsgierig wordt naar meer!
Tip 6: Kies het formaat en de juiste papiersoort
Voor een flyer is het formaat erg belangrijk. Ga je de flyer uitdelen op straat? Dan is het niet handig om de flyer op A3 formaat te drukken, je kunt dan beter kiezen voor een A6 zodat het voor de ontvanger gemakkelijk op te bergen is.
Ook qua papiersoort is het belangrijk welke uitstraling je kiest. Heb je een milieuvriendelijk bedrijf? Dan is het verstandig voor een papiersoort te kiezen die dat ook uitstraalt.
Tip 7: Activeer de ontvanger
Dit is misschien wel het meest belangrijke, je wilt graag dat de ontvanger iets gaat doen! Zorg daarom voor een duidelijke call-to-action op de flyer, zoals:
de datum van je evenement
het telefoonnummer dat de klant moet bellen
de kortingscode
wat het doel van de flyer ook maar is!
Dus neem dit mee in het ontwerp van de flyer, en ontwerp hier omheen.
Na deze 7 tips kun je direct aan de slag met het maken van een flyer.
Succes er mee!!!
Maak de opdracht 'Het organiseren van een educatieve activiteit'
LET OP: Deze opdracht is de praktische eindopdracht van hfst 3. Volgende week komen we op school. Dan heb je ook nog tijd om er aan te werken. Dan moet de opdracht definitief worden ingeleverd. Deze les lever je al wel in wat je af hebt.
Het betreft een educatieve opdracht die te maken moet hebben met gezond eten. Het kan dan gaan over de bereiding, verwerking of verpakking van eten. Ook mag het te maken hebben met een trend over gezonde voeding.
Zo kan je denken aan een activiteit die iets te maken heeft met groenten herkennen of proeven, of met het bereiden van een gezonde snack, een rondleiding door een levensmiddelenbedrijf, slachterij, bakkerij, enz. enz.. Noem maar op er zijn veel mogelijkheden. Als het maar te maken heeft met voeding.
Je kunt uitleggen wat slakken te maken hebben met de klimaatverandering
Je kunt het verschil tussen slakken benoemen
Je kunt een tuinslak van andere slakken onderscheiden
Wat ga je doen:
Je gaat tuinslakken leren herkennen
je gaat onderzoeken doen naar de kleur van slakken
Je maakt de opdracht (helemaal naar beneden scrollen)
THEORIE
Bekijk onderstaande filmpje over klmaatverandering
Tuinslakken
Onderzoekers verzamelen al jaren gegevens over de tuinslak. Daardoor weten ze dat er in het noorden meer bruine slakken voorkomen dan in het zuiden. Ze denken dat dit komt doordat een bruin huisje eerder opwarmt. Slakken met bruine huisjes kunnen daardoor bij lagere temperaturen al actief zijn. Onderzoekers vragen zich nu af of klimaatverandering ervoor zal zorgen dat slakken met gele en roze huisjes het beter zullen doen in het noorden.
Tuinslakken hebben verschillende kleuren huisjes. Hun huisjes kunnen bruin, roze of geel zijn. Ook hebben sommige strepen (banden) op hun huisjes en anderen niet. Dat is niet zomaar. Zanglijsters eten graag slakken. Sommige slakken leven in het gras. Lichte huisjes met banden helpen daar om minder op te vallen. Ze worden daardoor minder snel opgegeten. Slakken die in het bos leven, hebben juist meer aan een donker huisje zonder banden.
Maak de opdracht.
Lever deze in via Elo-opdrachten in Magister.
Elo-opdrachten ---> HGL 2L LB/ Week 24/ Inleveren
LET OP !!! Maak van ieder soort slak die je vindt één foto en voeg die toe bij de opdracht. vind je dus meerdere examplaren van één soort dan rigistreer je ze wel op het invulblad maar je maak maar van één exempaar een foto.
Het arrangement HGL klas 2 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Anthonie Meuleman
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2021-01-04 22:31:16
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
In dit arrangement kun je wekelijks de nieuwe lessen vinden van Groene Vormgeving en Verkoop. Iedere week behandelen we de theorie en staat er een opdracht klaar. Deze opdracht kun je aan het eind van de les inleveren in de Elo-opdrachten. Daar staat dan een opdracht open.
In dit arrangement kun je wekelijks de nieuwe lessen vinden van Groene Vormgeving en Verkoop. Iedere week behandelen we de theorie en staat er een opdracht klaar. Deze opdracht kun je aan het eind van de les inleveren in de Elo-opdrachten. Daar staat dan een opdracht open.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.