Inleiding
Jullie zitten nu in 3 havo en de meesten van jullie zullen na de havo een hbo-opleiding gaan doen. In het hbo en het werkveld dat daarna volgt, wordt veel belang gehecht aan correct taalgebruik. Soms is het Nederlands behoorlijk lastig. Kijk maar eens naar de zinnetjes hieronder:
- Zij lopen of hun lopen?
- Het meisje die of het meisje dat ik daar zie lopen?
- Dat is u boek of uw boek?
- Ik vraag het aan me moeder of aan mijn moeder?
Kijk ook eens naar de onderstaande afbeeldingen. Zie jij wat er fout is?





Aan het eind van deze wikiwijs weet je het volgende:
- Wanneer je hun/hen of zij moet gebruiken (persoonlijke voornaamwoorden)
- Wanneer je me/mijn/jou/jouw/u/uw moet gebruiken (persoonlijke en bezittelijke
voornaamwoorden)
- Wanneer je verwijst met die/deze/dit/dat (aanwijzende voornaamwoorden)
- Wanneer je verwijst met die dat wat (betrekkelijke voornaamwoorden)
Voor je echt begint, kun je in dit filmpje https://youtu.be/BDD4EuJOUfQ zien hoe belangrijk het in de praktijk is om deze lesstof goed te beheersen.
Stel je voor dat dit jouw sollicitatiebrief was ...........
Hoe is deze wikiwijs opgebouwd?
Hoe is deze wikiwijs opgebouwd?
Er zijn vier onderdelen. Deze vind je in het menu hiernaast. Per onderdeel is er theorie in de vorm van tekst en filmpjes. Na de theorie volgt er een oefening. Na de vier onderdelen volgt er een drietal combinatieoefeningen waarin de verschillende onderdelen gezamenlijk getoetst worden.
In de inleiding heb je voorbeelden gezien van de te behandelen stof. Als je op basis daarvan denkt dat je geen uitleg en oefeningen nodig hebt, ga je meteen de combinatieoefeningen maken. Als je minder dan twee fouten in alle drie de oefeningen samen hebt, beheers je de stof voldoende en maak je vervolgens de verplichte eindtoets. Heb je meer dan twee fouten in deze combinatieoefeningen gemaakt, bestudeer dan alsnog per onderdeel de theorie en maak de bijbehorende oefeningen. Aan het eind van deze wikiwijs is er een verplichte eindtoets en een afsluitende opdracht. Je maakt eerst de eindtoets. Wanneer je meer dan twee fouten hebt, bestudeer je de theorie opnieuw en vervolgens maak je de eindtoets nogmaals. Tenslotte maak je in tweetallen de verplichte afsluitende opdracht.
Je kunt helemaal zelfstandig aan de slag met deze wikiwijs. Kom je er niet uit dan kun je natuurlijk je docent om hulp vragen. Afhankelijk van je startniveau ben je een tot twee lesuren bezig met deze wikiwijs.
Voordat je begint is het belangrijk dat je nog weet wat een onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en voorzetsel is. Als deze kennis is weggezakt, bekijk dan de theorie in je lesboek en/of de filmpjes hieronder.
Succes!!
Filmpje 1 over onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en voorzetsel
Filmpje 2 over onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en voorzetsel
1. Zij, hen, hun
Theorie zij, hen, hun
Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen meestal naar personen, maar kunnen ook verwijzen naar dingen of dieren. Persoonlijke voornaamwoorden kunnen als onderwerp voorkomen of als lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp. In het schema zie je de persoonlijke voornaamwoorden staan. Bij de derde persoon meervoud zie je zij/ze staan als onderwerp en hen/hun/ze als niet onderwerpsvorm. In het laatste geval gaat het dan om een lijdend of meewerkend voorwerp.

Zij/ze
Je gebruikt dus zij/ze als het gaat om het onderwerp
Zij/ze gaan morgen naar school.
Ik weet niet wat zij/ze morgen gaan doen.
Mijn ouders gaan verhuizen, omdat zij/ze graag een groter huis willen.
Hen
Je gebruikt hen in twee gevallen:
- als het gaat om het lijdend voorwerp
- na een voorzetsel
Zij zien hen in de rechtbank.
Hij ontslaat hen op staande voet.
Ik heb het voor hen gedaan.
Ik heb samen met hen gestudeerd.
De mensen stonden om hen heen.
Hun
Je gebruikt hun als:
- het gaat om een meewerkend voorwerp zonder voorzetsel (het is dan vervangbaar door een voorzetsel+hen)
Hij heeft hun (aan hen) het boek gegeven.
De tranen stonden hun (bij hen) in de ogen.
Let op: Je gebruikt hun natuurlijk ook als bezittelijk voornaamwoord: Dat is hun boek.
Dat gaat bijna altijd wel goed.
Overige gevallen
Bij dieren of zaken gebruik je altijd ze
Heb jij de dossiers? Nee, ik heb ze ni.et
Roep jij de honden, dan neem ik ze mee naar het strand.
Ook bij personen kan je bij twijfel hun of hen vervangen door ze.
Ik heb ruzie met mijn ouders, ik wil hen/ze niet meer zien.
Geef hun/ze maar geen aandacht meer.
Hieronder vind je twee filmpjes met uitleg hierover.
Oefening hun, hen, zij
Oefening: Oefening hun, hen, zij
Start
2. Jou, jouw, u, uw, mij, me, mijn.
We hebben gezien dat het persoonlijk voornaamwoord meestal naar personen of dingen of dieren verwijst. Het bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan. Ze staan meestal voor een zelfstandig voornaamwoord. Schematisch ziet het er nu zo uit.

Je ziet nu in de groene kolom dat mij/me, jou, en u persoonlijke voornaamwoorden zijn. In dse oranje kolom zie je dat mijn, jouw en uw bezittelijke voornaamwoorden zijn. Dit zijn de lastige gevallen omdat ze ongeveer hetzelfde klinken. Kijk maar eens naar de volgende zinnen.
U kunt uw antwoord het beste naar mij op mijn adres in Amerika versturen.
U= persoonlijk voornaamwoord verwijst naar persoon
Uw= bezittelijk voornaamwoord geeft bezit aan en staat voor een zelfstandig naamwoord
Mij = persoonlijk voornaamwoord verwijst naar persoon
Mijn= bezittelijk voornaamwoord geeft bezit aan en staat voor een zelfstandig naamwoord
Weet je al of die toets van jou door jouw docent is nagekeken?
Je= persoonlijk voornaamwoord
Jou=persoonlijk voornaamwoord
Jouw= bezittelijk voornaamwoord, geeft bezit aan en staat voor zelfstandig naamwoord
Hij weet me vast wel te vinden bij mijn moeder.
Me= persoonlijk voornaamwoord
Mijn= bezittelijk voornaamwoord, geeft bezig aan en staat voor zelfstandig naamwoord
Zoals we hiervoor al hebben gezien kan hun zowel een persoonlijk voornaamwoord als een bezittelijk voornaamwoord zijn. Kijk maar eens naar de volgende, ietwat rare zin.
Ik geef hun hun boek.
De eerste hun=persoonlijk voornaamwoord, meewerkend voorwerp. Je kan ook zeggen: ik geef aan hen hun boek.
De tweede hun= bezittelijk voornaamwoord, geeft bezit aan en staat voor een zelfstandig naamwoord.
Als je het toch nog lastig vindt, kan je onderstaand filmpje bekijken waarin een handig ezelsbruggetje wordt gegeven voor het gebruik van jou of jouw. Je kan dit ook gebruiken bij u of uw
Oefening jou, jouw, u, uw, mij, me, mijn.
Oefening: Oefening jou, jouw, u, uw, mij, me, mijn (persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden).
Start
3. Die, deze, dit, dat.
Die, deze, dit, dat.
Een aanwijzend voornaamwoord staat vaak voor een zelfstandig naamwoord en wijst het letterlijk aan.
Kun je me dat glas aangeven?
Ik vind die broek mooier dan deze broek.
De aanwijzende voornaamwoorden deze en die verwijzen naar “de” woorden.
De aanwijzende voornaamwoorden dit en dat verwijzen naar “het” woorden (onzijdige woorden).
Dat vonnis (het vonnis) van die rechter (de rechter) is heel helder.
Die erfenis (de erfenis) is gunstig voor deze erfgenaam (de erfgenaam).
Die opgave (de opgave) in dat proefwerk (het proefwerk) was veel te moeilijk.
Deze en dit gebruik je als iets dichtbij is.
Die en dat gebruik je als iets verderweg is.
Ik vind deze broek die hier ligt mooier dan die broek in de etalage.
Ik vind dit shirt hier moderner dan dat shirt in de etalage.
Kijk en beluister het onderstaande filmpje dan vergeet je nooit meer wanneer het die, deze, dit of dat moet zijn.
Zoals je hebt kunnen zien en horen, moet je wel weten of een woord een 'de' woord of een 'het' woord is. dat behandelen we nu niet, maar in het onderstaande filmpje kan je wel een link vinden naar een filmpje waarin deze uitleg gegeven wordt.
Oefening die, deze, dit, dat.
Oefening: Oefening die, deze, dit, dat (aanwijzende voornaamwoorden)
Start
4. Die, dat, wat.
die, dat, wat.
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar iets wat eerder in een zin is genoemd. Net als bij de aanwijzende voornaamwoorden gebruik je bij “de” woorden die en bij “het” woorden dat. Je gebruikt die en dat als je verwijst naar een concrete zaak/ding.
De rechtbank die wordt verbouwd is nu gesloten.
Het jongetje dat gestolen had, krijgt straf.
Het meisje dat daar loopt, gaat naar huis.
Je gebruikt het betrekkelijk voornaamwoord wat in drie gevallen:
- Als je verwijst naar een hele zin
- Na een overtreffende trap (mooiste, beste, leukste, grootste)
- Als je verwijst naar iets wat niet concreet is (iets onbepaalds) (alles, iets, niets, het enige)
De dief gaf zich zelf aan, wat ik raar vond.
Dat is het mooiste wat ik ooit gezien heb.
Dat is alles wat ik weet.
In het onderstaande filmpje wordt uitgelegd wanneer je dat of wat moet gebruiken.
Oefeningen die, dat, wat.
Oefening: Oefening 1 betrekkelijke voornaamwoorden.
Start
Oefening: Oefening 2 betrekkelijke voornaamwoorden
Start
Gecombineerde oefeningen
Oefening: Gecombineerde oefening hun hen zij jou jouw u uw mij me mijn (persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden)
Start
Oefening: Gecombineerde oefening die, dit, dat, deze (aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden)
Start
Oefening: Gecombineerde oefening ze, hen, hun, mij/mijn,jou/jouw, u/uw, deze, die, dit, dat (persoonlijke, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoord).
Start
Eindtoets
Eindtoets
Klik op het vakje en selecteer het juiste woord.
Afsluitende opdracht
Oefening: Afsluitende opdracht
Start
Wat heb je nu geleerd?
Onderstaand zie je de afbeeldingen uit de inleiding. Bekijk in tweetallen nogmaals de afbeeldingen en leg aan elkaar uit wat er precies onjuist is, maar vooral ook waarom. Gebruik hierbij de theorie die je in deze wikiwijs geleerd hebt.





Benieuwd of jullie het goed hadden? Klik op 'Uitleg'.
Uitleg
Me prinses is me modelletje. Alles zie je op me pace.
Dit moet zijn: Mijn prinses is mijn modelletje. Alles zie je op mijn pace.
Het is hier namelijk drie keer een bezittelijk voornaamwoord met een zelfstandig naamwoord erachter.

Fijn dat ik jou juf mocht zijn.
Dit moet zijn: Fijn dat ik jouw juf mocht zijn.
Je hoort de 'w' niet maar je schrijft hem wel want jouw is hier een bezittelijk voornaamwoord. Het zelfstandig naamwoord juf staat erachter.

Wij zijn op zoek naar jouw!
Dit moet zijn: Wij zijn op zoek naar jou!
Jou is hier een persoonlijk voornaamwoord en geen bezittelijk voornaamwoord. Er staat geen zelfstandig naamwoord achter.

Zonder jouw wordt het oersaai!
Dit moet zijn: Zonder jou wordt het oersaai!
Jou is hier een persoonlijk voornaamwoord en geen bezittelijk voornaamwoord. Er staat geen zelfstandig naamwoord achter.

Tijd is een westers concept. Hun werken niet zo.
Dit moet zijn: Tijd is een westers concept. Zij werken niet zo.
Zij is hier het onderwerp.
