3. Die, deze, dit, dat.

Die, deze, dit, dat.

 

Een aanwijzend voornaamwoord staat vaak voor een zelfstandig naamwoord en wijst het letterlijk aan.

 

Kun je me dat glas aangeven?

Ik vind die broek mooier dan deze broek.

 

De aanwijzende voornaamwoorden deze en die verwijzen naar “de” woorden.

De aanwijzende voornaamwoorden dit en dat verwijzen naar “het” woorden (onzijdige woorden).

 

Dat vonnis (het vonnis) van die rechter (de rechter) is heel helder.

Die erfenis (de erfenis) is gunstig voor deze erfgenaam (de erfgenaam).

Die opgave (de opgave) in dat proefwerk (het proefwerk) was veel te moeilijk.

 

Deze en dit gebruik je als iets dichtbij is.

Die en dat gebruik je als iets verderweg is.

 

Ik vind deze broek die hier ligt mooier dan die broek in de etalage.

Ik vind dit shirt hier moderner dan dat shirt in de etalage.

 

Kijk en beluister het onderstaande filmpje dan vergeet je nooit meer wanneer het die, deze, dit of dat moet zijn.

Zoals je hebt kunnen zien en horen, moet je wel weten of een woord een 'de' woord of een 'het' woord is. dat behandelen we nu niet, maar in het onderstaande filmpje kan je wel een link vinden naar een filmpje waarin deze uitleg gegeven wordt.

Filmpje met uitleg https://www.youtube.com/watch?v=pFaQ3A6KVRw