Jullie hebben het gemerkt, alles gaat toch echt even anders dan normaal. We gaan onze stinkende best doen (zoals altijd) om er voor te zorgen dat jullie alles op tijd af krijgen en we gewoon onze examens kunnen doen. Dit vraagt een hoop van jullie eigen discipline, maar denk je vast te lopen, stuur een mail! En nu doorrrrr......
En zet hem op hè, maak wijs gebruik van deze "vrije" tijd.
Groet Rik & Leonie
De leerdoelen voor Thema 6 Transport zijn als volgt:
Thema 6.1 Bloed
Ik kan uitleggen uit welke onderdelen het bloed bestaat.
Ik kan uitleggen wat de functie van het bloedplasma is en welke stoffen ze vervoeren.
Ik weet wat rode bloedcellen zijn en wat hun functie is.
Ik weet waar rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes gemaakt worden.
Ik weet wat bloedarmoede is en kan uitleggen hoe je dit kan voorkomen.
Ik kan uitleggen wat witte bloedcellen zijn en wat hun functie is.
Ik kan uitleggen wat bloedplaatjes zijn en wat hun functie is.
Ik weet wat het bloed doet om een wondje te genezen.
Thema 6.2 De bloedsomloop
Je kan uitleggen hoe de kleine bloedsomloop gaat.
Je kan uitleggen hoe de grote bloedsomloop gaat.
Thema 6.3 Het hart
Je kunt de verschillende onderdelen van het hart benoemen.
Je kunt de verschillende fases in een hartslag herkennen.
Je weet welk gedeelte van het hart verantwoordelijk is voor de kleine bloedsomloop.
Je weet welk gedeelte van het hart verantwoordelijk is voor de grote bloedsomloop.
Je kunt de aorta en de holle aders aanwijzen en weet wat hun functie is.
Je weet wat de functie is van de hartkleppen en de halvemaanvormige kleppen.
Thema 6.4 De bloedvaten
Je kunt aan een plaatje herkennen of een bloedvat een ader, haarvat of slagader is.
Je herkent de poortader en weet wat zijn functie is.
Je weet dat bloedvaten die naar een orgaan toelopen slagaders zijn.
Je weet dat bij haarvaten uitwisseling tussen bloed en orgaan.
Je weet dat bloedvaten die van de organen teruglopen naar het hart aderen zijn.
Thema 6.5 Hart- en vaatziekten.
Je kent verschillende vormen van vaatziekten en wat de symptomen zijn.
Je kunt uitleggen wat er bij een hartinfarct is gebeurt.
Je weet wat het verschil is tussen een hartinfarct en een beroerte.
Je weet hoe je hart- en vaatziektes kunt voorkomen.
Thema 6.6 Weefselvloeistof en lymfe
Je kent twee functies van het lymfeklierstelsel.
Je weet wat weefselvloeistof is en wat de functie hiervan is.
Je weet wat de functie is van de lymfeknopen.
Bloed
Hier behandelen we de volgende leerdoelen:
Ik kan uitleggen uit welke onderdelen het bloed bestaat.
Ik kan uitleggen wat de functie van het bloedplasma is en welke stoffen ze vervoeren.
Ik weet wat rode bloedcellen zijn en wat hun functie is.
Ik weet waar rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes gemaakt worden.
Ik weet wat bloedarmoede is en kan uitleggen hoe je dit kan voorkomen.
Ik kan uitleggen wat witte bloedcellen zijn en wat hun functie is.
Ik kan uitleggen wat bloedplaatjes zijn en wat hun functie is.
Ik weet wat het bloed doet om een wondje te genezen.
Bron: BVJ
Het bloed is opgebouwd uit allemaal verschillende onderdelen. Ieder onderdeel heeft ook een eigen functie. Wanneer bloed een tijdje staat dan zie je dat er twee delen ontstaan. Het bovenste gedeelte is wat doorzichtig (Bloedplasma) en het onderste deel is rood (Bloedplaatjes, witte en rode bloedcellen). Dit is op het plaatje hiernaast ook duidelijk te zien.
Bloedplasma zorgt er voor dat verschillende stoffen door het lichaam getransporteerd worden. Denk hierbij aan voedingsstoffen, afvalstoffen, maar ook hormonen en enzymen.
Rode bloedcellen zijn platte schijfjes in het bloed met zoals je never nooit geraden had: Een rode kleur. Nee echt!! Rode bloedcellen zijn rood van kleur. Echt mind blown info hier! Rode bloedcellen bevatten een stof die hemoglobine heet. Door hemoglobine kan een rode bloedcel zuurstof vervoeren naar de cel toe en kan er dus verbranding plaatsvinden. Verder zijn ze heel apart, want ze hebben helemaal geen celkern. Ze delen zich ook niet, maar gaan na ongeveer vier maanden kapot. Dit doet de lever of milt voor je. Gelukkig worden in het rode beenmerg constant nieuwe bloedcellen gemaakt. Niet alleen Rode bloedcellen worden hier gemaakt, maar ook witte bloedcellen. Welke kleur witte bloedcellen zijn zeggen we lekker niet. ;-)
BRON: BVJ
Witte bloedcellen zijn het leger, marine en luchtmacht van het lichaam in één. Zij zorgen er voor dat ziekteverwekkers die je lichaam binnen zijn gekomen (Bijvoorbeeld het Coronavirus) onschadelijk of dood worden gemaakt. Dit doen ze door de ziekteverwekker helemaal op te eten. Vaak gaan ze hierbij zelf ook dood.
Die ziekteverwekkers zitten natuurlijk niet alleen in je bloed, maar ook buiten de bloedvaten. Daarom kunnen witte bloedcellen van vorm veranderen zodat ze, net als op het plaatje te zien is, buiten de bloedbaan kunnen komen en ook alle ziekteverwekkers daar dood kunnen maken.
Er zijn verschillende soorten witte bloedcellen. Sommige vechten tegen ziektes, andere maken antistoffen die tegen ziektes maken. Ook zijn er witte bloedcellen die dode cellen opruimen. Zoals al eerder gezegd worden witte bloedcellen in het rode beenmerg gemaakt, maar de witte bloedcellen die antistoffen maken worden daarna in de lymfeknopen verder ontwikkeld. Over die lymfeknopen leer je later meer.
BRON: BVJ
Wanneer je een wondje hebt op je arm komt daar vaak ook bloed uit. Dat komt omdat het bloedvat beschadigd is. Als hier niks aan gedaan zou worden zou dat heel nie best zijn. Gelukkig heeft het lichaam daar wat op gevonden.
Bloedplaatjes zijn kleine delen van cellen. Ze ontstaan doordat andere cellen uiteen vallen. Ze hebben geen celkern.
Op het plaatje zie je wat er gebeurt wanneer er een bloedvat kapot gaat. Volg het plaatje van 1 naar 3. Wil je het groter zien kijk dan in je boek op blz 91.
Bloed
De bloedsomloop
Hier behandelen we de volgende leerdoelen:
Je kan uitleggen hoe de kleine bloedsomloop gaat.
Je kan uitleggen hoe de grote bloedsomloop gaat.
BRON: BVJ
Mensen hebben een dubbele bloedsomloop. Dat wil zeggen het bloed twee keer langs het hart moet komen om overal geweest te zijn. We hebben het altjd over de kleine en de grote bloedsomloop.
Bij de kleine bloedsomloop lopt het bloed vanaf het hart naar de longen en weer terug naar het hart. Hierdoor komt het bloed vol te zitten met zuurstof (O2) en raakt het al zijn koolstofdioxide (CO2) kwijt. Denk hierbij aan het vorige thema over in- en uitademen bij de mens.
Het bloed zit na de kleine bloedsomloop weer in het hart en het zit vol met zuurstof. Die zuurstof moet naar alle cellen toe zodat daar verbranding plaats kan vinden. Dat is precies wat de grote bloedsomloop doet. Van het hart gaat het bloed naar alle delen van je lichaam toe. Het gaat naar boven naar de hersenen (als je die hebt en gebruikt natuurlijk) en het gaat naar alle organen in je buik, de spieren in je armen en benen en noem het maar op. Op al deze plekken in je lichaam brengt het bloed zuurstof en neemt het koolstofdioxide op. Dit neemt het vervolgens weer mee naar het hart toe en het circus begint weer van voren af aan met de kleine bloedsomloop.
Het hart
Hier behandelen we de volgende leerdoelen:
Je kunt de verschillende onderdelen van het hart benoemen.
Je kunt de verschillende fases in een hartslag herkennen.
Je weet welk gedeelte van het hart verantwoordelijk is voor de kleine bloedsomloop.
Je weet welk gedeelte van het hart verantwoordelijk is voor de grote bloedsomloop.
Je kunt de aorta en de holle aders aanwijzen en weet wat hun functie is.
Je weet wat de functie is van de hartkleppen en de halvemaanvormige kleppen.
BRON: BVJ
Het hart: Het centrale onderdeel in de bloedsomloop. Het bestaat uit twee kamers en twee boezems. De boezems verzamelen het bloed uit de bloedsomloop en de kamers pompen het weer terug de bloedsomloop in. Deze ruimtes zijn gescheiden door hartkleppen. Deze voorkomen dat het bloed de verkeerde kant op stroomt. Wanneer het bloed van de kamer weer terug de boezems in zou stromen dan zou er te weinig druk in de bloedsomloop zitten. Wanneer we het over de onderdelen van het hart hebben is het belangrijk om te weten dat we rechts en links altijd goed in 't snotje hebben. Wanneer jullie lieftallige Leonie voor de klas staat en háár rechterarm omhoog doet, lijkt dit voor jullie links te zijn. Dit is met het hart net zo; haar rechter kamer en boezem zitten aan de andere kant als je er recht voor staat.
BRON: BVJ
Voor de kleine bloedsomloop komt het bloed via de bovenste en onderste holle ader de rechter boezem binnen. Daar wordt het de rechter kamer in gepomt. De kamer knijpt nu fijn en via de longslagader komt het bloed in de longen terecht. Vanuit de longen gaat het bloed naar de longader en komt het de linker boezem in. De boezem knijpt samen en drukt het bloed de linker kamer in. Deze knijpt fijn en al het bloed stroom door de aorta door je lichaam heen. Wanneer het langs de verschillende organen geweest is gaat het via de bovenste of onderste holle ader weer terug de linker boezem van het hart in. Vanaf hier begint alles weer van voren af aan.
Bloedsomloop en het hart
De bloedvaten
Hier behandelen we de volgende leerdoelen:
Je kunt aan een plaatje herkennen of een bloedvat een ader, haarvat of slagader is.
Je herkent de poortader en weet wat zijn functie is.
Je weet dat bloedvaten die naar een orgaan toelopen slagaders zijn.
Je weet dat bij haarvaten uitwisseling tussen bloed en orgaan.
Je weet dat bloedvaten die van de organen teruglopen naar het hart aderen zijn.
BRON: mijnbiologie.nl
Niet ieder bloedvat in het lichaam is hetzelfde. Dat is zo, omdat ieder bloedvat weer een andere functie heeft.
Bloedvaten die van het hart naar de organen lopen noemen we slagaders. Door alle slagaders loopt zuurstofrijk bloed, op één na: De longslagader. Het bloed dat hier doorheen loopt moet nog nieuw zuurstof opnemen uit de longen. De slagaderen zijn erg dik gespierd en bestaan uit meerdere lagen. Wanneer je in je hals je hartslag probeert te voelen, voel je ook aan een slagader. Dit is je halsslagader. Zo zijn er allemaal slagaders te benoemen en iedere slagader zegt eigenlijk: Ik vervoer zuurstof naar dit orgaan. Een voorbeeld is de leverslagader. Deze vervoert zuurstofrijk bloed naar de lever toe.
Slagaders kunnen door de hoge druk die op het bloed staat, lastig zuurstof afgeven aan een orgaan. Daarom stroomt het bloed vanuit een slagader altijd naar een haarvat toe. De haarvaten zijn klein en dun (zo dun als een haar). Het bloed stroom hier rustiger doorheen en er kan makkelijk een stof (koolstofdioxide en water) vanuit de aanliggende cel het bloed in of een stof (zuurstof en glucose) vanuit het bloed de cel in. Zo is er uitwisseling van stoffen.
Aders zijn de vaten die het bloed van de haarvaten weer terug vervoeren naar het hart toe. Een ader is goed te herkennen, want deze heeft net als het hart kleppen. Deze kleppen voorkomen dat het bloed de verkeerde kant op kan stromen. Aderen zijn weer dikker dan haarvaten, maar dunner dan slagaders.
Bron: BVJ
Er is één ader die echt anders is dan alle andere aders in je lichaam. Dit is de Poortader. De Poortader vervoert glucose dat door de darmen opgenomen is naar de lever toe. Het bloed dat hier doorheen stroomt heeft dus veel glucose in zich zitten en is zuurstofarm.
Wanneer je net gegeten hebt zorgt de lever er voor dat je niet teveel suikers in je bloed hebt zitten. De lever zet je glucose om in glycogeen wat weer in de lever opgeslagen kan worden. Zo komt er niet teveel suiker in de rest van je lichaam terecht.
Wanneer je een tijdje niet gegeten hebt zal de lever de glycogeen weer om gaan zetten in glucose. Deze glucose komt dan weer in je bloed terecht zodat je wel een goede constante hoeveel glucose in je bloed hebt zitten. Alles werkt dus enorm samen met elkaar!
De bloedvaten
Hart- en vaatziekten
Hier behandelen we de volgende leerdoelen:
Je kent verschillende vormen van vaatziekten en wat de symptomen zijn.
Je kunt uitleggen wat er bij een hartinfarct is gebeurt.
Je weet wat het verschil is tussen een hartinfarct en een beroerte.
Je weet hoe je hart- en vaatziektes kunt voorkomen.
Wanneer je hart samenknijpt en het bloed de kamers uit gedrukt wordt komt het met hoge druk in alle slagaders terecht. Die druk noemen we bloeddruk.
Een bloedruk kan laag of hoog zijn, afhankelijk waar je die in het lichaam gaat meten. De bloeddruk in de slagaders is veel hoger dan de bloeddruk in je aders. Maar wanneer je algehele druk te laag is heb je een lage bloeddruk. Op zicht niks ergs aan, maar als dit te laag wordt kan je moe worden of flauwvallen.
Een hoge bloeddruk komt helaas vaker voor. Dit kan er voor zorgen dat organen beschadigd raken en minder goed kunnen functioneren.
BRON: BVJ
Slagaders kunnen ook verstopt raken. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor alle organen waar deze slagader bloed naar vervoert. De cellen in die organen krijgen namelijk geen zuurstof en glucose meer en kunnen hun afvalstoffen niet meer kwijt. Zon verstopping noemen we slagaderverkalking. Wanneer dit op het hart gebeurt gaan de spiercellen van je hart dood. Zo'n verstopping op je hart heet een hartinfarct. Wanneer dit in je hersenen gebeurt noemen we dat een beroerte. Beide herstellen nooit helemaal goed meer.
Zo'n verstoppen ontstaat doordat er een kleine beschadiging aan de wand van het bloedvat komt. In de scheurtjes die dan ontstaan kan cholestrol samen met witte bloedcellen terecht komen. Het scheurtje wordt daardoor steeds een beetje dikker waardoor het bloed er steeds lastiger door kan lopen. Op een moment dat hier een bloedpropje in komt te zitten wordt de doorgang geblokkeerd en stroomt er geen bloed meer door de achterliggende bloedvaten heen.
Je kan deze beschadigingen voorkomen door gezond te leven. Nicotine in sigaretten zijn een oorzaak van de scheurtjes in bloedvaten. Rook je niet, dan is de kans dus kleiner dat je bloedvaten kapot gaan. Daarnaast helpt het ook als je minder suiker en vet eet. Ook goed bewegen zorgt ervoor dat niet snel een slagader hebt die verkalkt.
Hart- en vaatziekten
Weefselvloeistof en lymfe
Hier behandelen we de volgende leerdoelen:
Je kent twee functies van het lymfeklierstelsel.
Je weet wat weefselvloeistof is en wat de functie hiervan is.
Je weet wat de functie is van de lymfeknopen.
In je lichaam zitten allemaal verschillende stelstel. Hiervoor hebben we het alleen over het bloedvatenstelsel gehad wanneer het over transport ging. Andere transport systemen in het lichaam zijn het zenuwstelsel (weet je nog, impulsen worden over de zenuwen vervoert naar spieren of de hersenen en weer terug?) en het lymfevatenstelsel. Dit lymfevatenstelsel heeft twee functies:
Afvoer van stoffen
Afweer tegen ziekteverwekkers
BRON: BVJ
Kijken we naar dit plaatje dan is hier een aantal zaken belangrijk in. Vanuit de bloedvaten zie je pijltje lopen. De pijlen die uit de bloedvaten komen geven vloeistof aan die rijk is aan voedingsstoffen en zuurstof. Deze vloeistof komt buiten de bloedbaan en wordt dan weefselvloeistof genoemd. Deze weefselvloeistof zit tussen alle cellen en zorgt er op die manier voor dat de cellen de stoffen krijgen die ze nodig hebben. Andersom geven de cellen afvalstoffen af aan het weefselvloeistof. Deze afvalstoffen gaan, zoals aangegeven bij de pijltjes die de bloedbaan in wijzen, het bloed in en worden afgevoerd naar organen die voor uitscheiding zorgen. Alle stoffen die niet door het bloed worden opgenoemen komen in de lymfevaten terecht. Die voert deze stoffen af.
In het lichaam zitten ook lymfeknopen. Deze lymfeknopen zuiveren de lymfe van ziekteverwekkers. Hier worden de witte bloedcellen die antistoffen maken ook gemaakt zoals je al eerder geleerd hebt.
Het arrangement Transport is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteurs
Rik Netten
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2020-03-23 08:30:04
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.