Hier behandelen we de volgende leerdoelen:
Mensen hebben een dubbele bloedsomloop. Dat wil zeggen het bloed twee keer langs het hart moet komen om overal geweest te zijn. We hebben het altjd over de kleine en de grote bloedsomloop.
Bij de kleine bloedsomloop lopt het bloed vanaf het hart naar de longen en weer terug naar het hart. Hierdoor komt het bloed vol te zitten met zuurstof (O2) en raakt het al zijn koolstofdioxide (CO2) kwijt. Denk hierbij aan het vorige thema over in- en uitademen bij de mens.
Het bloed zit na de kleine bloedsomloop weer in het hart en het zit vol met zuurstof. Die zuurstof moet naar alle cellen toe zodat daar verbranding plaats kan vinden. Dat is precies wat de grote bloedsomloop doet. Van het hart gaat het bloed naar alle delen van je lichaam toe. Het gaat naar boven naar de hersenen (als je die hebt en gebruikt natuurlijk) en het gaat naar alle organen in je buik, de spieren in je armen en benen en noem het maar op. Op al deze plekken in je lichaam brengt het bloed zuurstof en neemt het koolstofdioxide op. Dit neemt het vervolgens weer mee naar het hart toe en het circus begint weer van voren af aan met de kleine bloedsomloop.