Instructies voor de docent
1.Keuze thema
Thema's: Ecologie en micro-biologie
Practicum: aanwezigheid van micro-organismen in vijverwater.
Tijdens het practicum gaan de examenkandidaten micro-organismen (m.o.) aantonen in vijverwater. De examenkandidaten voeren zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve bepaling uit.
Bij de kwantitatieve methode wordt het aantal kolonievormende eenheden (KVE) bepaald per mililiter water (KVE/mL) bepaald. Dit doen de examenkandidaten door Plate Count Agar (PCA) te bestrijken met een watermonster, en vervolgens na incubatie een kolonietelling uit te voeren.
Bij de kwalitatieve methode wordt nagegaan of een bepaalde groep m.o., de enterobacteriacae waar de coliform Escherichia coli toe behoort, aantoonbaar is in een bepaalde hoeveelheid van het vijverwater. Dit doen de examenkandidaten door MacConkey Agar (MCA) te bestrijken met een watermonster, en vervolgens na incubatie het aantal lactose-fermenterende (purperkleurige kolonies) te tellen.
Dit practicum is in de context van zwemwater geplaatst om op deze wijze een koppeling te maken tussen de belevingswereld van de examenkandidaat en de relevantie van microbiologisch onderzoek. Het practicum verschaft inzicht in de wijze waarop microbiologisch onderzoek gebruik maakt van de eigenschappen van bacteriën om de aanwezigheid van bepaalde bacteriën aan te tonen.
2.Type practicum
Het practicum houdt het midden tussen een vaardigheden practicum en een onderzoekspracticum. Ze krijgen de werkwijze aangereikt. Zowel het thema als het practicum zijn gemiddeld wat betreft moeilijkheid en daarom is de vrijheid in deze fase gesloten. Ze zullen wel moeten nadenken over hoe ze dit onderzoek kunnen gebruiken in de context en hoe ze hun onderzoeksvraag en hypothese hierop aanpassen. Dit vergt vooronderzoek en toepassing van eerder opgedane kennis in een nieuwe context. Ook zullen ze moeten nadenken over hoe ze hun resultaten gaan verwerken. Ook dit vergt onderzoek naar wat het gegeven practicum nu eigenlijk van ze verlangt. Dit maakt het een onderzoekspracticum.
3.Vrijheidsgraden
Tijdens het practicum wordt het probleem gegeven in de vorm van een context. Dit geeft het practicum betekenis. Vooraf schrijven ze binnen deze context een inleiding, formuleren ze een onderzoeksvraag, beschrijven ze de theorie die ze nodig hebben voor dit practicum en formuleren ze een goed onderbouwde hypothese. Ook bepalen ze vooraf hoe ze hun resultaten zullen weergeven. Bij het schrijven houden ze zich aan de geleerde manier van bronvermeldingen.
De werkwijze wordt gezien de tijd sterk gestructureerd aangeboden. Deze fase is dus gesloten. Hierbij worden hun praktische vaardigheden getoetst en geëvalueerd. Ze verwerken tijdens het practicum hun gegevens op de manier die ze zelfgekozen hebben. Achteraf analyseren ze de resultaten en schrijven ze de conclusie en de discussie. Verdere onderbouwing voor het aantal vrijheidsgraden in dit practicum wordt beschreven in de didactische verantwoording.
4.Beginsituatie leerlingen
Voorkennis microbiologie:
Leerlingen kunnen de bouw van een bacterie uitleggen.
Leerlingen kunnen de kenmerken van een bacterie uitleggen.
Leerlingen kunnen bacteriën indelen op basis van verschillende karakteristieken (autotroof/heterotroof, grampositief/gramnegatief)
Leerlingen kunnen de verschillende functies van bacteriën in ecosystemen uitleggen.
Leerlingen kunnen diverse toepassingen van bacteriën uitleggen.
Leerlingen kunnen de stofwisseling van bacteriën uitleggen.
Vaardigheden:
Leerlingen kunnen geleerde theoretische kennis toepassen in een andere context.
Leerlingen kunnen een uitgevoerd practicum evalueren op verschillende punten (relevantie, significantie data, methodiek).
Voorbereiding practicum:
Leerlingen kunnen informatie verzamelen en beoordelen op waarde bij een gegeven practicum.
Leerlingen kunnen bronvermeldingen toevoegen volgens de APA norm.
Verslaglegging:
Leerlingen kunnen bij een practicum een verslag schrijven volgens de aangegeven regels.
Leerlingen kunnen bij een gegeven practica geschikte methodes kiezen en toepassen om hun data te noteren.
Leerlingen kunnen data bij een practicum analyseren en formuleren tot een conclusie.
Leerlingen kunnen informatie verzamelen en beoordelen op waarde bij een gegeven practicum.
Leerlingen kunnen bronvermeldingen toevoegen volgens de APA norm.
Praktische vaardigheden:
Leerlingen kunnen veilig werken in een praktijklokaal.
Leerlingen kunnen een brander hanteren.
Leerlingen kunnen pipetteren.