Deze pagina is speciaal gemaakt voor twee 2havo klassen, die binnenkort een toets hebben over hoofdstuk 4 en 5 van spelling en hoofdstuk 3 van grammatica woordsoorten en zinsdelen. Deze pagina is gemaakt aan de hand van de methode Nieuw Nederlands.
Inleiding
Dit is een wikiwijs pagina waar je de stof kan vinden van spelling, hoofdstuk vier en vijf, en ook van grammatica zinsdelen en woordsoorten, alleen hoofdstuk drie.
Dit is alle stof die jullie moeten kennen voor de toets. In deze wikiwijs vind je uiteg, oefenopdrachten en een diagnostische toets (oefentoets).
De leerdoelen van deze wikiwijs pagina zijn als volgt:
◦Naamwoordelijk gezegde kunnen herkennen.
◦Het verschil is tussen een werkwoordelijk en een naamwoordelijk gezegde in een zin herkennen.
◦Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen.
◦Herkennen we een kww, hww en zww in een zin.
◦Je kan een onvoltooid deelwoord en een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord schrijven.
◦Regels voor tussenletters in samenstellingen kan je toepassen
◦Persoonsvormen in samengestelde zinnen vinden.
◦Kan je regels voor hoofdletters en leestekens goed toepassen.
Hoe te gebruiken?
De bedoeling van deze pagina is dat jullie deze les op je eigen tempo kan oefen met alles wat je moet weten en kunnen voor de toets. Je kan er voor jezelf op deze manier achterkomen wat je nog even goed moet nakijken en oefenen voor de toets en wat je niet of minder hoeft te oefenen, omdat je het al kan.
De bedoeling is dat je dit alleen doet en in stilte. Dan kan je je echt concentreren op de stof en dan hoef je thuis een stuk minder te doen voor de toets.
Om erachter te komen waar je nog mee moet oefenen is het een goed idee als je eerst de instaptoets maakt. Vanaf daar kun je gaan oefenen met de onderdelen die je minder goed beheerst. Als je genoeg hebt geofend dan kan je de diagnostische toets maken. Deze kijk ik na. Jullie krijgen van mij je resultaten terug.
Als je alles van de site hebt gedaan, dan heb ik nog een een vragenlijstje. Ik zou het zeer waarderen als je die invult. Dit is nodig voor mijn studie. Ik hoor graag van jullie wat jullie ervan vonden om met zo'n website te werken en wat je wel en niet vond werken. Dit mag je anoniem doen.
Instaptoets
Deze toets maak je om erachter te komen wat je nog moet oefenen voordat je de toets maakt.
Test: Instaptoets
0%
Deze toets maak je om erachter te komen waar je nog mee moet oefenen. Bij fout gegeven antwoorden staat er waar je de thoerie kunt vinden.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Onder de hoofdstuk kopjes vind je de stof van dat hoofdstuk (in het boek) terug. Daaronder vind je uitleg en oefeningen terug. Het kan zijn dat de uitleg bestaat uit een filmpje, dus het is fijn als je dat beluisterd met oortjes.
Grammatica woordsoorten hs 3
In deze puzzel kun je de afkortingen van woordsoorten oefenen en leren.
Woordsoorten:
Onbepaald lidwoord (olw)
Alleen het woord ‘een’
Bepaald lidwoord (blw)
‘de’ en ‘het’ zijn de enige bepaalde lidwoorden
Zelfstandig naamwoord (zn)
Alle namen die er zijn voor een mens, dier, plant, ding en gevoel.
Vergeet de namen van landen, gebieden en feestdagen niet.
Namen zoals Jip, Kerst, Europa en Maas zijn zelfstandige naamwoorden.
Vaak kun je controleren of iets een zelfstandig naamwoord is, als je er een lidwoord voor kunt zetten.
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Het zegt iets over het zelfstandige naamwoord. Dit woord vind je vaak tussen een lidwoord en een zelfstandig naamwoord in.
Let op, dat is niet de enige plek van een bijvoeglijk naamwoord. In de zin hieronder is steen ook een bijvoeglijk naamwoord. Het zegt namelijk iets over de muur, namelijk dat die van steen is.
De muur is gemaakt van steen.
Werkwoord
Werkwoorden geven aan wat het onderwerp doet of wat een kenmerk is van het onderwerp.
Je hebt drie verschillende soorten werkwoorden:
Hulpwerkwoord
Hww
Dit werkwoord helpt het zww of kww
Je hebt geen hww zonder een kww of een zww
De pv is vaak een hww
Zelfstandig werkwoord
Zww
Hoofdwerkwoord van een zin
Je hebt een duidelijk beeld bij dit werkwoord, het heeft een duidelijke betekenis zonder de rest van de zin.
In een zin met 1 pv heb je altijd maar 1 zww (of 1 kww)
Staat vaak achterin de zin.
Koppelwerkwoord
Kww
Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen.
Is het hoofdwerkwoord in de zin
Is altijd een van die werkwoorden
In een zin met 1 pv heb je altijd maar 1 kww (of 1 zww)
Staat vaak achterin de zin.
Aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw)
Woorden die iets aanwijzen: deze, die, dit, dat, zulk(e), zo’n en dergelijk(e).
Deze en dit wijzen iets dat dichtbij staat aan en die en dat wijzen iets dat ver(der) weg staat aan.
Vragend voornaamwoord (vr. vnw)
Woorden die een vraag inluiden. Deze woorden staan vaak aan het begin van de zin.
Vb: waar, wanneer, wat, hoe etc.
Maar ook waarom, hoe lang etc.
Voorzetsel (vz)
Woorden die een plaats, tijd, oorzaak/reden of richting aangeven. Je kan hierbij ook een voorwerp zoals kast gebruiken -> op de kast, in de kast, naast de kast etc.
Denk ook aan woorden zoals van, wegens, zonder, sinds en tijdens
Persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw)
Geeft een persoon of ding aan, zoals: zij, hij, het, wij, jij, jullie etc.
Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw)
Geeft aan van wie iets is, zoals: haar boek, zijn jas, mijn kast.
Let op!
Die schoenen zijn van mij
Door het woordje van is mij geen bezittelijk voornaamwoord maar een persoonlijk voornaamwoord.
Bijwoord (bw)
Een bijwoord is als zinsdeel in zijn eentje een bijwoordelijke bepaling.
Woorden die iets zeggen over een ander woord in de zin maar niet over het zn. Het kan iets zeggen over een werkwoord of over een bn.
Vb:
Een hele mooie foto -> hele zegt iets over mooie, namelijk hoe mooi die foto is, dus is het een bw
Wij hebben erg hard gerend -> erg zegt iets over hard, namelijk hoe hard je rent, dus is het een bw
-> hard zegt iets over rennen, namelijk hoe je rent, dus is dat een bw
Oefening: Woordsoorten oefenen
0%
Deze oefening is om de verschillende woordsoorten te oefenen.
Dit schema kun je volgen om erachter te komen of een samenstelling van woorden een tussenletter nodig heeft ja of nee. De vragen die ik stel in combinatie met de antwoorden zijn eigenlijk de regels van samenstellingen, zo komt er bij een bijvoeglijk naamwoord als linkerdeel van de samenstelling enkel een -e- als tussenletter.
Voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord
Voltooid deelwoord
Je kunt achter de laatste letter van een voltooid deelwoord komen door:
‘T (e)X F(o)K SCH(aa)P te gebruiken of
Langer maken van het woord.
Onvoltooid deelwoord:
Hele ww + d(e)
Je gebruikt deze vorm om aan te geven dat je iets doet terwijl je ook iets anders doet
Vb: De kapper knipte al pratend het haar van de klant.
Bijvoeglijk naamwoord
Zo kort mogelijk schrijven
Om een bijvoeglijk naamwoord van een werkwoord te schrijven kan je dezelfde vorm als van een voltooid deelwoord gebruiken, maar dan met een e aan het einde. Je kan ook de vorm van het onvoltooide deelwoord gebruiken met een e aan het einde. Het licht aan de context van de zin.
Vb: De geplakte fietsband of de plakkende lijm
Oefening: Oefening (on)voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoorden
0%
Algemene Informatie
Titel
Oefening (on)voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoorden
Het arrangement Spelling Hs 4 & Hs 5 & grammatica Hs 3 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Pascalle Popelier
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2022-11-21 15:49:11
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
De stof van hoofdstuk 4 en 5 van spelling uit het boek van Nieuw Nederlands 2 havo/vwo wordt uitgelegd en getoetst. Ook stof van hoofdstuk 3 van grammatica komt terug.
Leerniveau
VWO 2;
HAVO 2;
Leerinhoud en doelen
Schrijven;
Spelling, interpunctie en grammatica;
Nederlands;
Schrijfvaardigheid;
De stof van hoofdstuk 4 en 5 van spelling uit het boek van Nieuw Nederlands 2 havo/vwo wordt uitgelegd en getoetst. Ook stof van hoofdstuk 3 van grammatica komt terug.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Instaptoets
Woordsoorten oefenen
Gezegdes oefenen
Samenstellingen oefenen
Persoonsvormen zoeken
Hoofdletters en leestekens oefenen
Oefening (on)voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoorden
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.