Hoofdletters gebruik je:
Aan het begin van de zin
Let op! : ‘s Avonds, 38 …
Bij (eigen)namen
Jente van der Vlies, J. van der Vlies, mevrouw Van der Vlies, mevrouw De Jong-van der Vlies
Bij bijvoeglijke naamwoorden die van eigen namen vandaan komen
Franse kaas, Italiaanse wijn,
Kleine letters gebruik je bij:
Samenstellingen van religieuze feesten
Pasen, maar paasbroden (dus niet bij samenstellingen)
Bij windstreken
Namen van seizoenen, dagen en/of maanden
Namen die niet meer met personen te maken hebben
Bij twijfel heb je altijd nog het woordenboek.
Leestekens
Punt, uitroepteken en vraagteken
. ! ?
Je gebruikt deze aan het einde van de zin.
Komma
,
Je gebruikt deze op de volgende momenten:
Voor of na een aanspreking
Tussen twee persoonsvormen
Tussen delen van een opsomming
Voor en achter een bijstelling
Tussen een hoofdzin en een bijzin (als beide delen lang zijn)
Dubbele punt
:
Je gebruikt deze op de volgende momenten:
Bij een aankondiging
Bij een opsomming
Bij een toelichting/uitleg
Kan je vervangen door: , want
Aanhalingstekens
‘ … ’
Gebruik je bij citaten
Wanneer staat een ander leesteken binnen een citaat?
Als het leesteken bij het citaat hoort.
Als je het woord zelf bedoeld en niet de betekenis
Puntkomma
;
Je gebruikt deze op de volgende momenten:
Tussen twee hoofdzinnen die sterk met elkaar samenhangen
Als afsluiting van lange onderdelen van opsommingen
Voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord
Voltooid deelwoord
Je kunt achter de laatste letter van een voltooid deelwoord komen door:
‘T (e)X F(o)K SCH(aa)P te gebruiken of
Langer maken van het woord.
Onvoltooid deelwoord:
Hele ww + d(e)
Je gebruikt deze vorm om aan te geven dat je iets doet terwijl je ook iets anders doet
Vb: De kapper knipte al pratend het haar van de klant.
Bijvoeglijk naamwoord
Zo kort mogelijk schrijven
Om een bijvoeglijk naamwoord van een werkwoord te schrijven kan je dezelfde vorm als van een voltooid deelwoord gebruiken, maar dan met een e aan het einde. Je kan ook de vorm van het onvoltooide deelwoord gebruiken met een e aan het einde. Het licht aan de context van de zin.
Vb: De geplakte fietsband of de plakkende lijm