Spelling hs 5

Hoofdletters gebruik je:

Aan het begin van de zin

    Let op! : ‘s Avonds, 38 …

Bij (eigen)namen

    Jente van der Vlies, J. van der Vlies, mevrouw Van der Vlies, mevrouw De Jong-van der Vlies

Bij bijvoeglijke naamwoorden die van eigen namen vandaan komen

    Franse kaas, Italiaanse wijn,

 

Kleine letters gebruik je bij:

Samenstellingen van religieuze feesten

    Pasen, maar paasbroden (dus niet bij samenstellingen)

Bij windstreken

Namen van seizoenen, dagen en/of maanden

Namen die niet meer met personen te maken hebben

Bij twijfel heb je altijd nog het woordenboek.

 

Leestekens

 

Punt, uitroepteken en vraagteken

. ! ?

Je gebruikt deze aan het einde van de zin.

 

Komma

       ,

Je gebruikt deze op de volgende momenten:

Voor of na een aanspreking

Tussen twee persoonsvormen

Tussen delen van een opsomming

Voor en achter een bijstelling

Tussen een hoofdzin en een bijzin (als beide delen lang zijn)

 

Dubbele punt

      :

Je gebruikt deze op de volgende momenten:

Bij een aankondiging

Bij een opsomming

Bij een toelichting/uitleg

Kan je vervangen door: , want

 

Aanhalingstekens

      ‘ … ’

Gebruik je bij citaten

    Wanneer staat een ander leesteken binnen een citaat?

        Als het leesteken bij het citaat hoort.

        Als je het woord zelf bedoeld en niet de betekenis

 

Puntkomma

      ;

Je gebruikt deze op de volgende momenten:

Tussen twee hoofdzinnen die sterk met elkaar samenhangen

Als afsluiting van lange onderdelen van opsommingen

 

Voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord

Voltooid deelwoord

Je kunt achter de laatste letter van een voltooid deelwoord komen door:

‘T (e)X F(o)K SCH(aa)P te gebruiken of

Langer maken van het woord.

Onvoltooid deelwoord:

Hele ww + d(e)

Je gebruikt deze vorm om aan te geven dat je iets doet terwijl je ook iets anders doet

Vb: De kapper knipte al pratend het haar van de klant.

Bijvoeglijk naamwoord

Zo kort mogelijk schrijven
Om een bijvoeglijk naamwoord van een werkwoord te schrijven kan je dezelfde vorm als van een voltooid deelwoord gebruiken, maar dan met een e aan het einde. Je kan ook de vorm van het onvoltooide deelwoord gebruiken met een e aan het einde. Het licht aan de context van de zin.

Vb: De geplakte fietsband of de plakkende lijm