Bodemkunde

Bodemkunde

Nederlandse landschappen

In deze les gaan we het hebben over de Nederlandse landschappen. In de vorige les hebben we al kort alle landschappen doorgenomen, en in deze les kun je je kennis verbreden over ieder landschap. Ook gaan we aan de slag met de bodemsoorten die je kunt tegenkomen als je een grondboring gaat doen in een willekeurig gebied.
Veel plezier met het maken van deze les!

Theorie over landschappen

Veenlandschap

Na de laatste ijstijd zijn in Nederland grote veengebieden ontstaan. Overal ontstonden kleine meertjes van het smeltwater, en ook de zeespiegel steeg waardoor  en plantenresten die daarin terecht kwamen, konden bewaard blijven omdat er onder water geen zuurstof bij kon komen. Laagje voor laagje werden deze plantenresten op elkaar gelegd en het veen werd geboren!

 

Onder veen heb je verschillende soorten, elk met eigen eigenschappen. Grofweg onderscheiden we twee soorten veen: hoogveen en laagveen.

Hoogveen ontstaat door een mos dat veenmos heet. Dit mos kan een heleboel water vasthouden en daardoor groeit de veenlaag dankzij regenwater. Er is hiervoor geen hoge grondwaterstand nodig, want het veenmos kan zichzelf bedruipen met het regenwater dat het opvangt. Hoogveen bestaat uitsluitend uit plantenresten, en is dus heel zuiver veen.

Laagveen ontstaat door een hoge grondwaterspiegel waar plantenresten invallen, maar ook slib en soms zelfs hele bomen. De planten komen onder water te liggen en kunnen daar zonder de invloed van zuurstof niet wegrotten. Doordat de planten ook veel zuur loslaten is het veenwater erg zuur. 

Vroeger werd veen gebruikt als brandstof, want als je veen laat opdrogen kun je er turfblokken uit snijden die je kunt opbranden. Rond het jaar 1000 nChr gebeurde dit op steeds grotere schaal, omdat de steeds groter wordende steden veel behoefte hadden aan brandstof. Hoogveen is het best om te gebruiken als turf, want dit bestaat uitsluitend uit planten en mos.

 

Dit landschap toont aan dat er vroeger laagveen in de grond zat, dat afgegraven en ingepolderd is
Dit landschap toont aan dat er vroeger laagveen in de grond zat, dat afgegraven en ingepolderd is

Door het afgraven van het laagveen in alle jaren is er een zeer specifiek landschap ontstaan. Mensen staken grote vlakken met veen uit, legde deze op verhogingen te drogen en sneden er daarna blokken turf af. Het uitgraven van dit veen ging heel systematisch, strookje voor strookje. In grote delen van Nederland zie je daarom de zogenaamde veenpolders: lange, rechthoekige, smalle stukken met slootjes er tussen. Als je in een gebied komt waarin je die specifieke vormen in het landschap kan terugzien, kun je er vanuit gaan dat dit een gebied is waar vroeger veen in de grond heeft gezeten. Deze grond is vaak nat en drassig en het enige dat mogelijk is in dit gebied is daarom ook veeteelt.

Zeekleilandschap

De gekleurde vlakken op dit kaartje geven aan waar zeeklei zich in Nederland bevindt
De gekleurde vlakken op dit kaartje geven aan waar zeeklei zich in Nederland bevindt

Nederland is een land dat voor een groot deel aan zee ligt. Doordat Nederland aan zee ligt krijg je zeer kenmerkende landschapsvormen aan de kust. Zo heeft Nederland bijvoorbeeld meer dan 100km duinenrij, maar daar later meer over.
Die ligging aan zee heeft ook gezorgd voor een uitgestrekt zeeklei gebied tot tientallen kilometers landinwaarts. Wat is zeeklei, hoe ontstaat dit gebied en waar kunnen we het voor gebruiken?

Zeeklei gebied ontstaat dankzij de invloed van eb en vloed. In het zeewater zweven allemaal kleine klei- en slibdeeltjes. Als het water tijdens vloed het land op stroomt, dwarrelen deze deeltjes naar beneden en blijven daar liggen. Laagje voor laagje wordt zo een bodem opgebouwd, en zo gaat dit al eeuwen lang. Er onstaat als het ware nieuw land!

Zeeklei is in essentie erg vruchtbaar, omdat klei veel mineralen bevat en de eigenschap heeft dat het water heel goed kan vasthouden. De laag zeeklei is echter ook erg nat en de klei erg compact en kleverig. Plantenwortels kunnen niet goed door de kleilaag heen en het water loopt niet weg, waardoor de grond erg drassig is. Een puur zeekleigebied is daarom ook niet heel geschikt voor akkerbouw, omdat planten er niet goed gedijen. Als je een zeekleigebied afwatert daarentegen, wordt de klei iets droger en is het dus heel geschikt om akkerbouw te bedrijven. Daarom zie je bijvoorbeeld in Zeeland uitgestrekte akkers.

Rivierkleilandschap

Hier zie je een dwarsdoorsnede van een riviergebied
Hier zie je een dwarsdoorsnede van een riviergebied

Nederland ligt aan de voet van allerlei rivieren die vanuit Europa naar de zee stromen. Nederland wordt daarom ook wel eens gekscherend het afvoerputje van Europa genoemd. De aanwezigheid van rivieren is goed zichtbaar in het midden van het land. Door al deze rivieren die door Nederland stromen heet Nederland ook wel een rivierdelta. En een landschap met rivieren heeft zeer kenmerkende eigenschappen.

Rivierkleigebied

Rivierkleigebied kun je in principe opdelen in twee specifieke delen: de hoger gelegen delen en de lager gelegen delen. Over beiden delen gaan we in deze les lezen, en ook welke eigenschappen bij dit landschap horen.

Hoge delen in het rivierkleigebied

Langs de rivier vind je de hoger gelegen oeverwallen. Deze oeverwallen ontstaan door het overstromen van de rivier. Als er veel water door de rivier heen stroomt, treedt de rivier buiten zijn oevers. Hierbij wordt zand en klei afgezet langs de randen, waardoor er een soort verhoging om de rivier heen ontstaat.
Deze combinatie van zand en klei is zeer vruchtbaar. De rivierklei bevat allerlei goede mineralen en kan goed water vasthouden, en het zand zorgt ervoor dat plantenwortels zich goed een weg door de bodem kunnen banen. Ook is zand erg waterdoorlatend, waardoor het overtollige water goed weg kan lopen. Deze combinatie van klei en zand noem je zavel.
Op de oeverwallen zie je dus ontzettend veel landbouw en vooral ook veel fruitteelt. Fruitbomen houden namelijk niet van natte voeten, en daarom vind je veel boomgaarden op de oeverwallen naast de rivier.
Verschillende oeverwallen aan elkaar noem je stroomruggen. Stroomruggen worden al sinds jaar en dag bewoond, omdat dit de hoogste plekken zijn en je daar dus het veiligst woont in geval van overstroming. De oudste nederzettingen van Nederland zijn daarom ook te vinden op stroomruggen in het rivierengebied. In de lager gelegen delen hield men dan het vee.

Lage delen in het rivierkleigebied

Hoe verder het water stroomt, hoe langzamer het stroomt en uiteindelijk gaat het stil staan. In dit stilstaande water kunnen de allerfijnste kleideeltjes naar de bodem zakken. Deze lagergelegen delen noem je de kommen en deze kommen zijn heel kleiig en compact. Het is ontzettend drassig in deze gebieden en de klei is zo dik dat planten hier bijna niet kunnen groeien. Deze gebieden worden dus alleen gebruikt voor veeteelt. Soms zijn de gebieden zo nat dat zelfs veeteelt niet mogelijk is. In deze gevallen worden de kommen gebruikt als hooivelden.
Deze klei is heel slecht waterdoorlatend, het water loopt dus niet goed weg in de bodem.

Duinlandschap

Dat Nederland een waterrijk land is, is inmiddels wel bekend. Als rivierdelta hebben we te maken met veel water binnen ons land. Daarnaast is er ook nog de zee waar we rekening mee moeten houden. Een groot deel van Nederland ligt aan zee en is daardoor kwetsbaar. Maar gelukkig heeft de natuur een oplossing voor dit waterprobleem: de duinen. Duinen zijn een grote beschermer tegen al het water van de zee. Hoe ontstaan duinen? Wat kunnen we ermee doen?

De duinenrij die Nederland rijk is meer dan 100 kilometer lang. Dit is een flinke hoeveelheid duinen die ons land op natuurlijke wijze beschermt tegen overstromingen van de zee. Duinen ontstaan door zand dat opwaait van het strand. Als er dan bijvoorbeeld een stuk hout op het strand ligt, blijft het zand dat opwaait daar achter steken. Hoe meer zand er opwaait, hoe meer dat stuk hout bedekt wordt onder een laag zand. Op een gegeven moment zie je het stuk hout niet eens meer. Als er dan geen planten gaan groeien, dan waait het zand uiteindelijk weer weg en is het heuveltje dat over het stuk hout ontstaan heeft weer verdwenen. Als er wél planten gaan groeien, zorgen die planten er met hun wortels voor dat het zand wordt vastgehouden. Helmgras gedijt heel goed onder de zoute omstandigheden rondom het strand en de zee, en dit vind je dus vaak terug op duinenrijen.
Hoe meer planten er gaan groeien en hoe meer zand er opwaait, hoe hoger de duinen worden. Ze kunnen tientallen meters hoog worden, en beschermen daarmee ons land tegen het vele water van de zee.

Duinen kunnen ook door mensen opgehoogd worden. Hier wordt tegenwoordig veel mee gedaan, omdat de stijgende zeespiegel en het steeds verder inklinkende Nederland ervoor zorgen dat Nederland steeds verder onder het NAP komt te liggen. De mens gaat hierbij met een baggerboot ver de zee op, haalt daar zand van de bodem en spuit dit zand op langs de kust. Als dit zand wat opdroogt, waait het verder met de wind mee en zo worden de duinen nog verder opgehoogd. De duinen zijn zo belangrijk voor het Nederlandse waterbeheer dat er ook extra planten aangeplant worden op de duinenrijen om er zo voor te zorgen dat we onze duinen beschermen.

 

Hier zie je de dwarsdoorsnede van een zoetwaterbel in de duinen
Hier zie je de dwarsdoorsnede van een zoetwaterbel in de duinen

Duinen als waterzuivering

Duinen hebben nog een belangrijke functie in ons land. De duinen fungeren namelijk als natuurlijk waterzuiveringssysteem. In de duinen bevindt zich namelijk een flinke zoetwaterbel. Deze zoetwaterbel drijft als het ware op het zoute grondwater. Zoet water is namelijk lichter dan zout water.
Hemelwater en ander water filtreren in de duinen naar die zoetwaterbel. Het zand in de duinen fungeert als een natuurlijk zandfilter, waardoor het water in de zoetwaterbel zeer geschikt is als drinkwater. Deze functie werd vroeger veel gebruikt om de steeds groter wordende steden te voorzien van drinkwater. Tegenwoordig hebben we nieuwe inzichten en weten we dat we voorzichtig om moeten springen met het zoete water dat zich in de duinen bevindt. Als we namelijk teveel water wegpompen uit die bel, gaat het zich mengen met het zoute water en wordt al het zoete water dat zich in de duinen bevindt brak water. Dan is het niet meer drinkbaar en dus niet meer bruikbaar voor de mens. Toch kan deze manier van waterzuivering in de toekomst meer gebruikt gaan worden.

Zandlandschap

Een voorbeeld van een stal zoals ze die gebruikten tijdens de potstalcultuur.
Een voorbeeld van een stal zoals ze die gebruikten tijdens de potstalcultuur.

Bij zand denkt men eigenlijk meteen aan het strand, de kust en de duinen. Maar Nederland bestaat voor het grootste gedeelte uit zandlandschap. Tijdens de ijstijd lag de Noordzee opgesloten in de ijskappen, waardoor de bodem van de Noordzee geheel droog lag. Je kan het ook wel een ijswoestijn noemen. Grote pakken met zand zijn door de wind meegenomen het land op, waar ze werden neergelegd. Dit noem je dekzand.

Drie soorten zandlandschappen

Het zandlandschap in Nederland kun je opdelen in grofweg drie delen. Het noorden van Nederland is vrij vlak en glooiend. Dit deel van Nederland was in de ijstijden bedekt door een ijskap, waardoor je hier ook vaak keileem in de bodem kunt vinden. Keileem is erg hard en niet waterdoorlatend, waardoor je hier dus ook vaak hoogveenmoerassen tegen kunt komen. 

In het midden van Nederland is het zandschap voor Nederlandse begrippen vrij heuvelachtig. Dit komt doordat de gigantische ijskappen hier de bodem hebben opgestuwd tot heuvels. Dit noem je ook wel stuwwallen. Tussen deze stuwwallen vind je behoorlijke vlaktes met dekzand.

In het zuiden van Nederland is het zandlandschap erg vlak, op wat heuvelgebied in Limburg na. Hier vind je onder andere stuifzandwoestijnen, heel fijn zand dat opgestoven is nadat gebieden overbegraasd werden tijdens de potstalcultuur (waarover later meer). Deze gebieden werden op een gegeven moment zo kaalgevreten dat er geen planten meer over waren om het zand bij elkaar te houden. 

 

Gebruik van zand in de landbouw

Zand is op zichzelf eigenlijk totaal niet vruchtbaar. Het is los, er zitten weinig voedingsstoffen in en het laat water direct doorlopen, het houdt weinig tot geen water vast. Maar Nederlanders zouden geen Nederlanders zijn als ze niet heel vroeg oplossingen hadden bedacht om toch gebruik te kunnen maken van deze zanderige bodem. 
In een groot deel van Nederland maakte men daarom gebruik van het potstalsysteem. Dit systeem werkt als volgt: 
Je laat schapen de gehele dag grazen op stukken land, in het bos en op de weide. In de nacht zet je al deze schapen op stal, waar ze hun behoefte kunnen doen op de grond. Die mest schep je de volgende dag uit en daarmee bemest je de zandgrond. Dag in dag uit bemest je dan de grond met de vruchtbare schapenmest.
Grote delen van Nederland zijn hierdoor erg vruchtbaar geworden, en je vind dan ook op een hoop verschillende plekken bodems terug waarin er een dikke laag vruchtbare grond op een zandgrond ligt. Op deze manier kon de mens toch de zandgrond gebruiken om hun gewassen op te verbouwen.

Het potstalsysteem ging verloren op het moment van de introductie van kunstmest. Boeren gingen toen totaal over op kunstmest, en het potstalsysteem stierf uit. Er werd toen nog niet zo zorgvuldig omgesprongen met kunstmest. Door de introductie en het overmatig gebruik van kunstmest zijn veel grondwatervervuilingen ontstaan. Grondwatervervuilingen kunnen als gevolg hebben dat de bodem onvruchtbaar wordt. Hedendaags zijn er nog steeds gebieden die kampen met de vervuilingen van het overmatig kunstmest gebruik.

Loss/Krijtlandschap

Het laatste landschap waar we ons mee bezig houden in Nederland is het Krijt/Löss landschap. Dit is een klein, zuidelijk stukje Limburg waar we dit landschap kunnen vinden, maar desalniettemin belangrijk voor Nederland. In Zuid-Limburg zijn de ijskappen nooit gekomen, en door het heuvelachtige landschap vond je ook hier een paar van de eerste nederzettingen in Nederland.

In de ijstijd lag Limburg dan wel niet onder een ijskap, het was er wel gigantisch koud. Nederland lag toen als het ware midden in een poolwoestijn. Ook zaten er in de ijskappen veel stenen opgesloten, die langs elkaar wreven in het ijs door de beweging en hiermee een heel fijn stof creëerden dat aan de voet van de ijskap lag. Dit stof en fijne zand werd meegenomen door de wind en bleef haken achter de heuvels in Limburg. Dat fijne stof noem je löss. Doordat dit stof vol zit met mineralen en voedingsstoffen, en het de eigenschap heeft dat het water goed kan vasthouden, is löss ontzettend vruchtbaar. Het heuvelachtige landschap van Limburg heeft als voordeel dat de bodem daar niet erg nat is. Het is daarom een perfecte plek voor fruitboomgaarden want zoals we eerder al geleerd hebben, houden fruitbomen niet van natte voeten.

Algemene Nederlandse Bodemclassificatie

Nu je geleerd hebt over de verschillende landschappen die je in Nederland kunt vinden, wordt het tijd om de bodem wat dieper uit te gaan pluizen. In de bodemkunde onderscheiden we in Nederland vijf verschillende soorten bodems, elk met hun eigen eigenschappen. In dit gedeelte van de les gaan we dieper in op de verschillende bodemsoorten die je kunt vinden, hoe je ze kunt identificeren en hoe ze opgebouwd zijn.

Met deze informatie gaan we volgend college ook aan de slag. Veel succes met de algemene bodemclassificatie van Nederland!

Theorie over bodems

Veengronden

Een voorbeeld van een veengrond
Een voorbeeld van een veengrond

Veengronden zijn de slapste bodems van Nederland, opgebouwd door honderden laagjes plantengeneraties die afgestorven zijn en op elkaar zijn komen te liggen. Over veengrond hebben we bij het veenlandschap al erg veel geleerd, daarom gaan we er in dit onderdeel niet te diep op in. Op het plaatje zie je een veengrond: de bodem is donkerbruin tot zwart, een compacte laag veen met weinig veranderingen. Deze veengronden vind je terug in de veenlandschappen die Nederland nog heeft. Veengrond is, zoals eerder besproken, niet erg vruchtbaar.

Podzolgronden

Podzolgronden zijn de oudste bodems die Nederland rijk is. Op het plaatje is te zien dat deze bodem veel laagjes heeft. Elk laagje gaan we uitpluizen. Om te beginnen is het belangrijk om te weten dat zo'n laagje de naam 'horizont' heeft. Iedere keer dat we het in de bodemclassificatie over horizonten hebben, wordt daarmee een laagje in de grond bedoeld.

Je vind podzolgronden in zandige gebieden, rondom het zandlandschap. De bovenste, dunne laag is een laag met humus. Die humus bestaat uit natuurlijk materiaal dat als het ware aan het composteren is, en is dus erg vruchtbaar. Doordat het laagje echter erg dun is is de bodem niet vruchtbaar.
Onder het eerste dunne laagje humus vind je een uitspoelingshorizont. Deze, veelal grijze, laag ontstaat door regenwater dat de grond in sijpelt en daarmee alle mineralen en voedingsstoffen uit de bodem meeneemt. De grijze kleur duidt dus op het feit dat de bodem niet erg vruchtbaar is.
Als we verder de bodem in komen zien we een hele donkere laag. Deze laag is de inspoelingshorizont. In de inspoelingshorizont strijken alle mineralen en voedingsstoffen neer die het water op weg mee naar beneden heeft genomen. Al deze voedingsstoffen veroorzaken de donkere kleur. 
Onder de donkere laag vinden we vervolgens een wat gelige laag. Deze gelige laag is het moedermateriaal. Podzolgronden komen vooral voor in het zandlandschap, vandaar dat moedermateriaal in een podzolgrond vaak dekzand is.

 

Brikgronden

Brikgronden komen voor in rivierkleigebieden. Het zijn gronden die dus bestaan uit klei, en ook hier hebben we te maken met een inspoelings- en een uitspoelingslaag. Die zijn echter niet goed te zien in een brikgrond, omdat de klei er er dik en compact. Zoals we eerder al geleerd hebben is klei slecht waterdoorlatend en laat het weinig water los. Dat betekent dat het in- en uitspoelingsproces niet zo snel gaat als in bijvoorbeeld een podzolgrond. Toch is er enige vorm van uitspoeling in de bovenste laag. 
Brikgronden zijn vaak grijzig, al kunnen ze ook oranje zijn als er veel ijzermineralen in de grond zitten. Brikgronden bestaan uit taaie klei, en zijn daarom ook slecht geschikt voor akkerbouw. Als je te maken hebt met een brikgrond, dan weet je dat deze bodem slecht water doorlaat en er dus ook een slechte waterafvoer is in dit gebied.

Eerdgronden

Eerdgronden zijn bodems die je ook vind op het zandlandschap. Het betreft een bodem met een dikke laag humusrijk materiaal. Dat betekent dat de grond zeer vruchtbaar is. Onder die dikke laag met humusrijk materiaal vind je grijze zandgrond. Eerdgronden vind je daarom ook op de plekken waar de potstalcultuur te vinden was. Door de jarenlange bemesting met schapenmest is er een dikke, vruchtbare laag ontstaan op de anders onvruchtbare zandbodem.

Eerdgronden zijn goed te gebruiken voor akkerbouw, want door de mest zitten er veel voedingsstoffen in de bodem waar planten goed op gedijen. 

Vaaggronden

Vaaggronden zijn de jongste bodems die we hebben in Nederland. Het gaat om gronden waar nog weinig bodemlagen in te zien zijn, omdat de tijd nog geen invloed heeft gehad. Bij alle bodems die we tot nu toe behandeld hebben, zie je gelaagdheid van allerlei natuurlijke processen die door de jaren zijn gebeurd. Bij vaaggronden is dit niet het geval. Het gaat om bodems zonder echte horizonten. 
Je vind vaaggronden onder andere in het duingebied. Hier krijgen natuurlijke processen weinig kans om hun werk te doen, omdat duingebied iedere keer verandert door weer en wind. Je ziet op het voorbeeld daarom ook een duin. Op dit plaatje kun je goed zien hoe een vaaggrond eruit ziet: het is eigenlijk alleen maar zand.

Alle bodems beginnen als een vaaggrond: een bodem waar nog niet veel mee gebeurd is. Maar meestal vormen bodems zich door de tijd heen naar een van de bodems waar we het tot nu toe over gehad hebben. Alleen op plekken waar de tijd geen kans krijgt om zijn werk te doen, zal de bodem altijd een vaaggrond blijven.

Vaaggronden zijn niet vruchtbaar en zijn ook niet bruikbaar voor landbouw, akkerbouw of veeteelt. Het enige waar een vaagbodem voor geschikt is, is de bollenteelt. Dit is in duingebied alleen niet echt mogelijk, want door de grote hoogteverschillen in duinen kunnen tractoren niet goed bij de bollen komen. Verderop in het land zijn wel grote delen land afgegraven om bij de pure zandgrond uit de duinen te komen. Hier vind je dan ook bollenteelt.

Afsluiting

Als het goed is heb je vandaag je kennis over de verschillende landschappen opgefrist, en heb je een introductie gehad in de verschillende bodemsoorten die we in Nederland tegen kunnen komen. In de volgende les gaan we de bodemsoorten verder uitdiepen. Ook gaan we in de volgende les aan de slag met verbanden leggen tussen de landschappen en de bodemsoorten die daarbij horen. Deze les kun je uiteraard altijd thuis nog een keer doornemen om je kennis op te frissen. Alvast bedankt en tot de volgende keer!

  • Het arrangement Bodemkunde is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Annelotte Kas
    Laatst gewijzigd
    2020-03-09 00:55:39
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    In deze les gaan we dieper in op de kenmerken van elk bodemlandschap in Nederland, alsook een voorproefje op de volgende les over bodemopbouw
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur 0 minuten
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.