Gebit en verschillende eters.

Gebit en verschillende eters.

Vooraf

Aan het einde van de les kan de leerling

  • In hun eigen woorden uitleggen wat herbivoren, carnivoren en omnivoren zijn.
  • Uitleggen wat het verschil is tussen een melkgebit en een blijvend gebit.
  • Voorbeelden opnoemen van herbivoren, carnivoren en omnivoren.
  • Van de verschillende eters de omvang van het verteringsstelsel beschrijven.

 

 

 

Stappenplan

 

 

 

Stap 1:   Je gaat eerst bij vooraf een paar vragen beantwoorden bij het kopje voorkennis.

Stap 2:   Je leest de informatie bij aan de slag over het gebit van verschillende eters en het lengte van het spijsverteringstelsel.

Stap 3:   Bij het kopje afronding staat de begrippenlijst van deze hoofdstuk. Lees het door.

Stap 4:   Je maakt een oefentoets die bij het kopje afronding staat.

Voorkennis

Aan de slag

Het gebit

Herbivoren

 

Dieren die alleen planten eten noemen we herbivoren. Een voorbeeld van een herbivoor is de koe.

Koeien hebben snijtanden en kiezen. Vaak hebben ze geen hoektanden. Ze pakken het gras met hun tong en snijden het af met hun snijtanden.  Ze hebben alleen op hun onderkaak snijtanden. Daarnaast moeten koeien extra goed kunnen malen, omdat om de planten heen een laagje cellulose te vinden is. Cellulose is een extra laagje die om de planten heen zit, waardoor dit planten moeilijk verteerbaar maakt.

De maalkiezen van een koe hebben plooien. Hiermee kan een koe het gras goed fijnmalen. Maalkiezen worden ook wel plooikiezen genoemd.

 

 

Koeien zijn herkauwers. Dat betekent dat ze hun eten nogmaals in hun mond kauwen nadat het in de maag is geweest. Een koe eet ongeveer 60 kilo voer per dag.

Heb je ooit een koe zien herkauwen? Hieronder vind je een leuke filmpje erover! Kan je tellen hoe vaak deze koe herkauwbewegingen doet?

 

Carnivoren

Andere woord voor dieren die alleen vlees eten is carnivoren. Carnivoren jagen meestal op een prooi.
Een voorbeel hiervan is de leeuw. Katachtigen zoals leeuwen, tijgers en gewone katten zijn echte vleeseters.

Roofdieren hebben vaak klauwen en hoektanden waarmee ze hun prooi vangen.  Carnivoren hebben meestal een slank en soepel lichaam. Door hun lage gewicht en grote beweeglijkheid, kunnen ze goed jagen.

 

Het gebit bij carnivoren:

Snijtanden zijn klein. Ze worden bijvoorbeeld gebruikt om rest vlees van botten af te schrapen.

Hoektanden: Met de hoektanden wordt de prooi vastgepakt.

Knipkiezen: wordt de prooi in stukken geknipt. Vlees hoeft niet gekauwd te worden, daarom hebben tijgers ook geen maalkiezen.

 

 

Als een vleeseter hun prooi heeft gevangen, wordt de prooi dan in stukjes geknipt door de knipkiezen.

Sommige katachtigen eten wel planten af en toe. Wanneer iets dwars zit, gaan ze planten eten. Dit zorgt dat ze gaan overgeven.  

Omnivoren

Mensen en varkens zijn voorbeelden van omnivoren.
Het gebit van omnivoren is niet geschikt om prooien mee te grijpen en vast te houden. De mens moet niet hun prooi jagen. En ook niet om urenlang gras te kauwen. Wel kun je met dit gebit goed fruit en graan eten of kleine stukken vlees fijnmalen. 

 

Omnivoren zoals de mens hebben snijtanden, hoektanden en kiezen. De hoektanden bij de mens zijn wat kleiner in vergelijking met carnivoren. De snijtanden gebruiken we om voedsel ergens vanaf te bijten. Bijvoorbeeld wanneer je een stukje appel afbijt. Daarnaast zijn knobbelkiezen van belang. De functie van knobbelkiezen is om het voedsel goed te kauwen. 

 

 

Bekijk het filmpje hieronder over het gebit van verschillende eters.

 

De lengte van het spijsverteringsstelsel

Er is verschil in omvang van het verteringsstelsel bij herbivoren, carnivoren en omnivoren.

Bij herbivoren:

  • Hebben 4 magen.
  • Spijsvertering is lang, omdat er een laagje cellulose is om de planten heen. Daarom zijn planten moeilijk verteerbaar. 
  • Grazen ca. 6-9 u per dag.

 

Bij carnivoren:

  • Spijsvertering is niet zo lang als bij koeien.
  • Spijsvertering is korter dan bij een herbivoor omdat vlees makkelijker verteerbaar is.
  • Als het vlees te lang in hun darmen blijft zitten, gaat die bedorven. Daarom moeten ze het zo snel mogelijk verteren en uitpoepen. 
  • Hun darmen is ongeveer 3x de lengte van hun lichaam.

 

 

Bij omnivoren:

 

  • Kunnen zowel vlees als plantaardig voedsel verteren.

  • Spijsvertering is langer dan van een carnivoor, maar korter dan van een herbivoor.

Afronding

Begrippenlijst

Oefentoets