Nederlands literatuurgeschiedenis
algemene informatie
Doelen:
-
Schrijvers en boeken kunnen benoemen bij een stroming/periode
-
Kenmerken periode kunnen benoemen
-
Kenmerken koppelen aan een verhaal, uitleggen. Toepassen.
SE0 toets: tekstbegrip + kennis over literatuurgeschiedenis + een fragment waarbij je de kenmerken van de periode moet herkennen en benoemen.
Bij havo is vooral herkennen en benoemen van belang.
Bij vwo is ook inzicht van belang: kun je naast reproductie ook inzicht in periodes, overeenkomsten en verschillen zien?
Jullie krijgen in een groepje van twee mensen een onderwerp. Samen bereid je een digitale les voor over je onderwerp. Zoek informatie op in de wiki én kijk eventueel op
www.cambiumned.nl en literatuurgeschiedenis.nl
opdracht presentatie
opdracht; Tekst in de tijd
Je wordt verdeeld in tweetallen met een onderwerp. Je gaat een presentatie geven over dit onderwerp.
Je presentatie gaat over:
- de periode/stroming en/of een auteur met en/of een boek. Je vertelt iets over:
- de historische context (jaartallen, bijzondere gebeurtenissen in de maatschappij)
- de ontwikkeling van literatuur in deze periode
- de kenmerken van de periode/stroming
- de schrijver(s) (heel kort, geen biografie)
- je zoekt één boek of gedicht uit, dat kenmerkend is voor deze periode. Over dit boek of gedicht vertel je het volgende:
- korte samenvatting van het boek of een korte beschrijving van de gedichten van de schrijver, de onderwerpen of specifiek deze bundel)
- hoe zie je de kenmerken van de periode terug in jouw boek/gedicht? Zoek enkele citaten/parafrases op internet om te laten zien hoe de kenmerken terugkomen. Bij een leesboek: Je hoeft dus het boek zelf niet te lezen.
Maak een filmpje/digitale les/podcast waarbij je bovenstaande op aantrekkelijke wijze laat zien aan je klasgenoten.
Jouw bronnen zijn deze wiki en/of
via cambiumned:
https://www.cambiumned.nl/theorie/literatuur/literatuurgeschiedenis/
of de website:
https://www.literatuurgeschiedenis.org/
|
Uiteraard mag je gebruik maken van andere websites. |
Volgend jaar heb je deze informatie weer nodig voor je tentamens.
hoe maak je een goede pitch
literatuurgeschiedenis en literatuuranalyse
maak steeds een samenvatting van de theorie. Veel van deze theorie komt van Cambiumned.nl. In deze wiki vind je globaal de algemene lijn
Max Havelaar
Max Havelaar
Onder het pseudoniem Multatuli (betekenis: ik heb veel geleden.) publiceerde Eduard Douwes Dekker in 1860 ‘Max Havelaar of De koffieveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij’. Dekker was is in 1856 assistent-resident van Lebak geworden en raakte verstrikt in allerlei interne conflicten van de bestuurlijk elite. Hij schreef een boek om in Nederland duidelijk te maken hoe de arme Javaan uitgebuit werd.
“Halt, ellendig produkt van vuile geldzucht en godslasterlijke femelarij! Ik heb u geschapen ... ge zijt opgegroeid tot een monster onder mijn pen ... ik walg van mijn eigen maaksel: stik in koffie en verdwijn!”
Zo begint het slot van het boek Max Havelaar, twintig jaar eerder voor de Fin de Siècle. Waarom dan toch bij moderne literatuur? Omdat Max Havelaar een bijzonder boek is, om vier redenen:
-
de verschijning is al heel modern. Multatuli (Eduard Douwes Dekker gebruikt schrijftechnieken die nog nooit eerder gebruikt zijn. Hij schrijft bijvoorbeeld stukjes vanuit het perspectief van inlanders en hij neemt, zoals hierboven als schrijver zelf het woord.
-
zijn boek had grote politieke en sociale gevolgen. Niet direct, maar op den duur verbeterde de omstandigheden van de javanen.
-
het boek valt niet echt onder een stroming te plaatsen
-
het is in Nederland het succesvolste boek ooit.
Slot Max Havelaar, Multatuli 1860 (ingekort)
Halt, ellendig produkt van vuile geldzucht en godslasterlijke femelarij! Ik heb u geschapen ... ge zijt opgegroeid tot een monster onder mijn pen ... ik walg van mijn eigen maaksel: stik in koffie en verdwijn!
Ja, ik, Multatuli, `die veel gedragen heb' neem de pen op. Ik vraag geen verschoning voor de vorm van mijn boek. Die vorm kwam mij geschikt voor ter bereiking van mijn doel.
(..)Ja, ik wil gelezen worden! Ik wil gelezen worden door staatslieden, die verplicht zijn te letten op de tekenen des tijds ... door letterkundigen, die toch ook eens 't boek moeten inzien waarvan men zoveel kwaad spreekt ... door handelaren, die belang hebben bij de koffieveilingen... door kameniers, die me huren voor weinige centen ... door gouverneurs-generaal in ruste ... door ministers in bezigheid ... door de lakeien van die Excellentiën ... door bidpredikers, die more majorum zullen zeggen dat ik de Almachtige God aantast, waar ik slechts opsta tegen 't godje dat zij maakten naar hun beeld ... (...)
Ja, ik zal gelezen worden!
(...)
`Het boek is bont ... er is geen geleidelijkheid in ... jacht op effect ... de stijl is slecht ... de schrijver is onbedreven ... geen talent ... geen methode ...'
Goed, goed, alles goed! Maar... DE JAVAAN WORDT MISHANDELD!
(...)
Om te protesteren tegen de eindeloze expeditiën en heldendaden tegen arme ellendige schepsels, die men vooraf door mishandeling dwong tot opstand.
(...)
Dit boek is een inleiding ...
Ik zal toenemen in kracht en scherpte van wapenen, naarmate het nodig zal wezen ...
God geve dat het niet nodig zij!
Nee, 't zal niet nodig zijn! Want aan U draag ik mijn boek op, Willem de Derde, Koning, Groothertog, Prins ... meer dan Prins, Groothertog en Koning ... KEIZER van 't prachtig rijk van INSULINDE dat zich daar slingert om de evenaar, als een gordel van smaragd ...
Aan U durf ik met vertrouwen vragen of 't Uw keizerlijke wil is:
Dat Havelaar wordt bespat met de modder van Slijmeringen en Droogstoppels?
En dat daarginds Uw meer dan dertig miljoenen onderdanen worden MISHANDELD EN UITGEZOGEN IN UW NAAM?
Multatuli wordt in de Nederlandse literatuur gerekend tot de romantiek, hoewel zijn werk geen exemplarisch voorbeeld is van romantische literatuur. De kenmerken die bij de romantiek horen zijn uitgebreid in de negende klas behandeld.
Historische periode: Fin de Siècle: start van de moderne tijd
De moderne tijd? Hoezo? 1880 is toch al heel erg lang geleden?
Vanaf deze periode spreken we in de geschiedenis van de moderne tijd. In deze periode neemt de industrialisatie en de techniek een vlucht. Hierdoor ontstaat een leefwijze die we modern noemen. Literatuur is een weerslag van culturele ontwikkelingen. Denk bijvoorbeeld maar aan de uitvinding van de fotografie, van treinen en huishoudelijke apparaten. Door de veranderingen in het dagelijks leven en het structureel anders denken door bijvoorbeeld de ontwikkeling van de wetenschap en psychologie, verandert ook de literatuur structureel.

-
De nieuwe tijd: Fin de Siècle.
De veranderingen die we in de literatuur rond 1880 tegenkomen, kan je niet los zien van andere vernieuwingen in deze tijd. Steden worden steeds groter. De toenemende industrialisatie zorgt op vele fronten voor een enorme bedrijvigheid: spoorwegen worden aangelegd en voor het vervoer worden de nodige kanalen gegraven. Het is ook de tijd waarin steeds meer mensen politiek actief worden. Tegenover het liberalistisch kapitalisme komt de arbeidersbeweging te staan. Daarnaast organiseren de protestanten en katholieken zich en rond 1900 komt de eerste emancipatiegolf op gang.
Op wetenschappelijk gebied worden de exacte wetenschappen steeds belangrijker en ontstaan er nieuwe studies zoals de etnologie en psychologie. In de psychologie komt Freud met zijn psycho-analyse. De invloed van het bestuderen van het onderbewuste in deze studie zien we terug in het ontstaan van de psychologische roman.
In de schilderkunst zien we het impressionisme ontstaan.
De Tachtigers
De Tachtigers
Weg met de saaie, gezapige literatuur uit de oude tijd! Rond de jaren tachtig (1880-1890) waren grote veranderingen gaande, in de literatuur zien we een doorbraak met de oprichting van De Nieuwe Gids. Vooral het werk van nogal wat predikanten moest het ontgelden. De belangrijkste tachtigers waren Jacques Perk, Willem Kloos, Lodewijk van Deyssel, Herman Gorter, Albert Verwey, Frederik van Eeden en Jac. van Looy. 
Enkele uitgangspunten van de Tachtigers waren:
-
De schoonheid is het belangrijkst. Het is een esthetische beweging en ethische normen zijn onbelangrijk. Dit is het lárt pour lárt-beginsel.
-
Het individu is het belangrijkst en kunst moet volgens Kloos “de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie” zijn.
-
Vorm en inhoud moeten één zijn. Elke gedachte of waarneming moet een eigen expressie krijgen. Woordkeus, ritme en beeldspraak moeten passen bij de gevoelens van de kunstenaar.
-
De zintuiglijke waarneming is erg belangrijk. Realisme, naturalisme, impressionisme en sensitivisme worden daardoor belangrijk.
Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten,
En zit in 't binnenst van mijn ziel ten troon
Over mij-zelf en 't al, naar rijksgeboôn
Van eigen strijd en zege, uit eigen krachten, -
fragment gedicht Willem Kloos
Tachtigers literatuurgeschiedenis.nl
Een oude welgestelde mevrouw zou aan Willem Kloos een envelop met 1000 gulden overhandigd hebben met de woorden `dat geld beschouw ik als geheel verloren’. Kloos had haar geld gevraagd om een nieuw tijdschrift op te richten, waarin jonge schrijvers de plek konden vinden die hun geweigerd werd door de traditionele tijdschriften. De oprichting van De Nieuwe Gids was daarmee rond. Er was nu een podium voor schrijvers als Willem Kloos, Lodewijk van Deyssel en Frederik van Eeden, die vaak afwijzingen hadden moeten slikken van andere tijdschriften.
De eerste aflevering van De Nieuwe Gids opende met een hoofdstuk uit De kleine Johannes, een roman van Frederik van Eeden waarin een gevoelige, fantasierijke jongen tegenover een rationele geleerde geplaatst wordt. Vanaf het tweede nummer schreef Willem Kloos de Literaire kroniek waarin hij oude literatuur belachelijk maakte en nieuwe uitbundig bejubelde.
De Nieuwe Gids heeft een revolutie betekend in de Nederlandse literatuur. De literatuur die een moreel doel had werd afgedankt. Het ging nu alleen nog maar om de kunst zelf, die aan zichzelf genoeg had. De nieuwe literatuur moest ook nieuwe vormen vinden. De auctoriale (alwetende) verteller in de roman, die commentaar gaf op de verwikkelingen en die duidelijke voorkeuren had, werd afgeschaft. Een roman moest neutraal zijn, geen standpunten vooraf innemen. Ook in de taal zochten de schrijvers naar vernieuwing. Het introduceren van spreektaal en grove taal was niet voldoende. Er moest ook een taal gemaakt worden die de kleine nuances van impressies aankon. Als literatuur de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie is, zoals Kloos schreef, dan hoort daar ook een allerindividueelst woordgebruik bij.
Een liefde (1887) van Lodewijk van Deyssel, Mei (1889) van Herman Gorter en Eline Vere (1889) van Louis Couperus gelden als hoogtepunten van deze stroming. Ze werden nog overtroffen door Verzen (1890) van Herman Gorter, waarin de dichter breekt met alle overgeleverde dichtvormen en kwam hij tot een sensitivistisch impressionistisch taalgebruik, gekenmerkt door ongrammaticaliteiten, ongebruikelijke woorden en stamelende zinnen:
De lente komt van ver, ik hoor hem komen
en de boomen hooren, de hooge trilboomen,
en de hooge luchten, de hemelluchten,
de tintellichtluchten, de blauwenwitluchten,
trilluchten.
Naturalisme
Naturalisme
De criticus en leraar Nederlands van het Haags gymnasium Jan ten Brink las in 1875 een roman, die hem zo aangreep dat hij meteen naar de Sociëteit De Witte snelde en eruit begon voor te lezen. Dit was volgens hem de literatuur die de toekomst had. De jonge leden hingen aan zijn lippen. De roman waaruit hij voorlas was van de Franse schrijver Emile Zola, en het ging om La fortune des Rougon. Het boek speelt in de eigen tijd en gaat over een Franse familie die zich probeert omhoog te werken en daarbij list noch bedrog schuwt. Ten Brink was om. Voor die tijd had hij wel over het naturalisme in Frankrijk geschreven, maar steeds gereserveerd. Nu begon hij een reeks artikelen over de nieuwe stroming in het invloedrijke tijdschrift Nederland en maakte daarmee de Nederlanders bekend met Zola en de gebroeders De Goncourt. Onder de jonge schrijvers ontstond een ware Zola-cultus.
Het naturalisme is een literaire stroming die rond 1870 in Frankrijk is ontstaan. De natuurwetenschappen waren steeds beter in staat gebleken wetten op te stellen en voorspellingen te doen. De methoden werden ook op de menswetenschappen toegepast. Een mens, zo beweerde de filosoof Hippolyte Taine, is in zijn ontwikkeling afhankelijk van `race, milieu, moment’, dat wil zeggen van het ras waartoe hij behoort, van de sociale klasse en van het tijdperk waarin hij geboren is. Op basis daarvan zijn voorspellingen te doen. Er ontstaan problemen en reacties als men iemand verplaatst van zijn eigen milieu of uit zijn eigen leefgebied naar een ander. Schrijvers zijn net als andere mensen afhankelijk van hun omgeving, hun tijd en hun afkomst, maar dat zijn hun producten, de romanpersonages, dus ook. Taines ideeën werden overgenomen door schrijvers als Emile Zola en de gebroeders De Goncourt, die het schrijven van een roman zagen als een wetenschappelijk experiment, en de schrijftafel als een laboratorium. Verplaats de hoofdpersoon van een boerenfamilie naar een decadente adellijke familie en zie wat er gebeurt. Laat een sensuele vrouw uit het zuiden een relatie krijgen met een flegmatische noorderling, en je hebt drama.
Het eerste naturalisme in Nederland kwam van Marcellus Emants. Emants verkoos de gekwelde, ziekelijke, bekrompene mens te beschrijven. Zijn romans, zoals Een nagelaten bekentenis (1894) en Juffrouw Lina (1888), horen tot de beste van de negentiende eeuw. Alle kenmerken van het naturalisme zijn hierin aanwezig: de hoofdpersonen hebben een nerveus gestel, hun eigenschappen zijn erfelijk bepaald, het gaat over een ontnuchtering, de burgerij wordt gehaat, seksualiteit wordt openlijk beschreven, de schrijver oordeelt niet.
Marcellus Emants 1894 Nagelaten bekentenis
Begin:
Mijn vrouw is dood en al begraven.
Ik ben alleen in huis, alleen met de twee meiden.
Dus ben ik weer vrij; maar wat baat me nu die vrijheid?
Ten naastenbij kan ik krijgen, wat ik sinds twintig jaar - ik ben vijf en dertig - verlangd heb; maar thans durf ik 't niet nemen en zoo heel veel zou ik er toch niet meer van genieten.
Ik ben te bang voor elke opwinding, te bang voor een glas wijn, te bang voor muziek, te bang voor een vrouw; want alleen in mijn nuchtere morgenstemming ben ik me zelf meester en zeker te zullen zwijgen over mijn daad.
Toch is juist die morgenstemming ondraaglijk.
Een andere belangrijke schrijver uit deze stroming is Louis Couperus. Couperus groeit op in het milieu van bestuursambtenaren in Den Haag en Nederlands Indië (het huidige Indonesië) van rond 1900. Veel leden van zijn familie zaten in het Indische Binnenlands Bestuur. Indië en Den Haag zijn vaak het decor in zijn werk. Couperus is sterk beïnvloed door het naturalisme. Veel personages in zijn werk zijn niet in staat los te komen van de invloed van erfelijkheid en milieu.
Al in zijn debuutroman ‘Eline Vere’ (1889) gaat de hoofdpersoon Eline ten onder aan erfelijke zwaarmoedigheid. Erfelijkheid en milieu zijn ook erg belangrijk in de romans ‘Noodlot’(1890), ‘Extase’ (1892) en ‘De stille kracht’(1900). In het laatste boek gaat de resident (hoofd van een gewest in Indië) Van Oudijck ten onder aan occulte krachten.
Historische periode: Het Interbellum
De term ‘interbellum’ betekent letterlijk ‘tussen de oorlog’. Als historisch begrip duidt het interbellum de periode aan tussen de Eerste Wereldoorlog en Tweede Wereldoorlog, dus de jaren 1919-1939. De periode kenmerkt zich door somberheid, crisis (jaren 30) en wederopbouw. De impact en de schok van de Eerste Wereldoorlog is heel groot. Vanaf 1935 komt daar de dreiging van het nationalisme bij. Daarnaast waren er natuurlijk wel positieve ontwikkelingen, uitvindingen en wetenschappelijke ontwikkelingen.
De zware, grijze lucht bleef wegen over de wereld’. Met die sombere woorden opent De vlaschaard van de Vlaming Stijn Streuvels uit 1907. Op dezelfde eerste pagina treffen we nog de woorden mist, regen, woestenij, eentonigheid, dofheid, duisternis, nattigheid, verveling en doelloosheid aan. Daarmee is de toon wel gezet. De roman gaat over de Vlaamse vlasteelt, over de strijd tussen vader en zoon en het verzet van de mens tegen zijn lot en tegen de oerdriften waardoor hij geleid wordt. De mens ontsnapt net zomin aan zijn lot als de wereld aan de grijze lucht die erboven hangt.
Stijn Streuvels zette, net als zijn landgenoot Cyriel Buysse, in zijn werk de traditie van het naturalisme voort. Hun niets verbloemend realisme werd door lezers nogal eens als shockerend ervaren, maar, zo vonden de auteurs, er is geen reden om ‘achteruit te schrikken voor de waarheid’ (Buysse).
Meestal plaatsen we modernistische literatuur tussen 1910 en 1940. Het gaat dus om literatuur uit een roerige periode. Een periode waarin ontwikkelingen die in de 19e eeuw waren ingezet, zoals democratisering en industrialisatie, een hoge vlucht namen. De steden groeiden snel. Maar er waren ook politieke onrust, economische crises, een eerste wereldoorlog en de dreiging van een tweede. Het gist en broeit in de Westerse wereld en intellectuelen proberen vat te krijgen op de duizelingwekkende ontwikkelingen.
Expressionisme
Het expressionisme kun je zien als een reactie op de stromingen die we aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw hebben zien ontstaan. De subjectieve weergave van de werkelijkheid in het impressionisme en de romantiek en de objectieve weergave bij het realisme en naturalisme was niet langer toereikend.
Expressionisten wilden heftig reageren op de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog en de problemen van hun tijd. Zij stellen hun ik centraal en willen hun bewogenheid uitdrukken. Dan is het niet genoeg om zoals impressionisten deden, alles wat je oog kan waarnemen, weer te geven. Zij willen tot de kern doordringen. Dus geen foto’s van uiterlijke zaken, maar röntgenfoto’s van het innerlijk (vrij naar Hendrik Marsman).
Bij hen geen regelmatige strofenbouw, rijmschema’s of metrum maar het vrije dynamische vers. Klank en ritme worden belangrijk en daarbij komt het gebruik van misvormende beeldspraak, korte zinnen en het gebruik van het zelfstandig naamwoord in plaats van het bijvoeglijke naamwoord.
Eén van de grootste vernieuwers van onze poëzie in de vorige eeuw is de Vlaming Paul van Ostaijen. Als tijdens de eerste wereldoorlog Antwerpen door de Duitsers bezet is, ontmoet Paul zijn vrienden in de music-hall ‘Wintergarten’. Deze tijd heeft hem dermate geboeid dat hij in zijn eerste bundel ‘Music Hall’ (1916) hier verslag van doet. Van Ostaijen gedraagt zich in die tijd als een dandy en gebruikt cocaïne.
Paul van Ostaijen (1896 – 1928) is één van de bekenste schrijvers van het expressionisme

Floris Jespers schildert Paul van Ostaijen
(Link: KMSK Antwerpen)
In 1918 vlucht hij naar Berlijn om aan vervolging voor activistische activiteiten te ontkomen. In Berlijn raakt hij onder de indruk van allerlei revolutionaire bewegingen. Op artistiek gebied is hij sterk beïnvloed door het dadaïsme. In deze tijd schrijft hij de bundel ‘Bezette stad’. In deze bundel experimenteert hij met de typografie. Ook schrijft hij gedichten waarin klank en ritme erg belangrijk zijn.
neo-romantiek/expressionisme
JJ Slauerhoff 1898 – 1936
Slauerhoff was tijdens zijn leven scheepsarts. Slauerhoff had een hekel aan de geordende maatschappij en zwierf vol rusteloos verlangen naar avontuur over de oceanen. Het Verre Oosten, met name China en Zuid-Amerika waren daarbij favoriet. Je zou hem kunnen omschrijven als een vitalistisch romanticus, iemand die zich ten gronde richt met drank, drugs en vrouwen. Zijn werk kun je onder het expressionisme plaatsen maar hij wordt ook vaak onder de neo-romantiek gezet.
Het is een reactie gebleken op het naturalisme. De naturalist in de kunst gaat uit van externe observatie, de neoromanticist voegt gevoelens en interne observatie aan zijn werk toe. Deze kunstenaars putten hun inspiratie uit werken van kunstenaars uit de tijd van de romantiek. Net zoals in de romantiek putten zij inspiratie uit de plaats waar zij zich bevinden in historische weidse landschappen. Met het uiten van dit gevoel reageren zij in het algemeen op de 'lelijke' moderne wereld van machines, nieuwe steden en welvaart. Karakteristieke thema's zijn een hang naar de perfecte liefde, utopische landschappen, door de natuur veroorzaakte ruïnes, romantische dood.
Neoromantiek moest iets zijn wat voorbij het romantische idee van 'de held' en romantisch nationalisme ging. De neoromantische literatuur kenmerkt zich vooral door sterk escapisme, ofwel de neiging de alledaagse werkelijkheid te ontvluchten, wat vooral tot uiting komt in de beschrijving van het bovennatuurlijke en geheimzinnige en van bijvoorbeeld exotische streken. De verbeeldingskracht kwam opnieuw centraal te staan, in plaats van de realistische waarneming.
(bron wikipedia)
modernisme/nieuwe zakelijkheid
De moderne mens is een twijfelaar geworden. Die twijfelende hoofdpersoon is een eerste kenmerk van het modernisme. De modernistische auteur observeert en analyseert, maar hij is erg terughoudend waar het aankomt op het doorhakken van knopen of het ondernemen van concrete actie. De modernistische auteur is een individualist, geen partijganger. Expliciet politiek engagement is daarom voor hem geen optie. Hij heeft een tweeslachtige houding tegenover zijn tijd, en dat uit zich vooral daarin dat hij van veel positieve ontwikkelingen de schaduwzijde ziet. Zo hebben veel modernistische auteurs erop gewezen dat de technologische vooruitgang tegelijk mechanisering en bureaucratie in de hand werkt.
Door die snelle ontwikkelingen, en door het wegvallen van de oude religieuze en maatschappelijke zekerheden doet de werkelijkheid zich meer dan ooit als onbegrijpelijk voor. De vraag is of we de wereld wel helemaal kunnen kennen, en of de taal wel toereikend is om haar te beschrijven. De romans gaan ook vaak over die vraag, en in plaats van een vertelling neigen ze soms naar de verhandeling. Naast verzonnen verhalen zie je dan ook veel brieven, dagboeken en essays verschijnen. Er wordt gebroken met het traditionele realisme. Er wordt in modernistische romans veel gedacht en weinig gehandeld. De handeling wordt eerder bepaald door inner events(gedachten, emoties, inzichten) dan door spectaculaire avonturen.
Dat is het tweede kenmerk van het modernisme: het gaat niet meer om het zo waarheidsgetrouw mogelijk weergeven van gebeurtenissen en handelingen, maar om het innerlijk leven van de personages. En dat dat innerlijk leven op een heel directe manier getoond wordt, met behulp van de zogenaamde stream-of-consciousness-techniek. Deze nieuwe techniek, in het Nederlands ook wel ‘bewustzijnsstroom’ genoemd, is een van de meest opvallende vernieuwingen van het modernisme. In plaats van de objectieve waarheid ging het om de subjectieve beleving van de werkelijkheid.
Een derde aspect van het modernisme heeft ook te maken met de onkenbare werkelijkheid. Die werd als zo chaotisch ervaren, dat sommige schrijvers probeerden in hun teksten een tegenwicht te bieden. Het streven van de modernistische schrijver is er dan op gericht de brokstukken van de dolgedraaide werkelijkheid in de roman tot een denkbeeldige eenheid om te smeden.
De Nieuwe Zakelijkheid
Een opvallende en herkenbare stroming in deze periode is De Nieuwe Zakelijkheid. De literatuur van de nieuwe zakelijkheid kenmerkt zich vooral door een koele, beschouwende houding van de verteller (als reactie op het pathos van het expressionisme). Deze stroming houdt sterkt verband met de stilistische Nieuwe Zakelijkheid. De belangrijkste schrijver van deze stroming is Borderwijk. Men streefde echter steeds naar een zo leesbaar mogelijke literatuur. In die zin is de literaire nieuwe zakelijkheid eerder een stijl dan een stroming: koel, helder, objectief, feitelijk.
Kenmerken:
- korte, zakelijke zinnen met een nuchtere, harde toon.
- weinig bijvoeglijke naamwoorden
- geen emoties of gevoelens
- vaak bevattende verhalen een maatschappijkritische toon.
- geen mooischrijverij.
Nescio De uitvreter 1918
Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter.
Den uitvreter, dien je in je bed vond liggen met zijn vuile schoenen, als je 's avonds laat thuis kwam. Den uitvreter, die je sigaren oprookte, en van je tabak stopte en je steenkolen verstookte en je kasten nakeek en geld van je leende en je schoenen opdroeg en een jas van je aantrok als-i in den regen naar huis moest. Den uitvreter, die altijd wat liet halen op den naam van een ander; die als een vorst jenever zat te drinken op 't terras van ‘Hollandais’ voor de centen van de lui; die parapluies leende en nooit terugbracht; die een barst stookte in de tweedehandsch kachel van Bavink; die dubbele boorden droeg van zijn broer en de boeken uitleende van Appi, en buitenlandsche reizen maakte als-i z'n ouwe heer weer had afgezet, en pakken droeg, die hij nooit betaalde.
Bint F. Borderwijk 1934 [p. 443]
De directeur tutoyeerde ongevraagd, niet uit familiariteit, uit gezag. De Bree merkte het nauwelijks op.
Bint zei, wijzend omlaag:
- Je eerste les is in die klas. Die klas is uniek. Zoo een heb ik nog nooit kunnen vormen, vóór deze. Maar geen bespiegelingen nu. Ik houd van weinig woorden ... Naar mijn hart gesproken, dacht de Bree.
- Die klas heeft je voorganger weggetreiterd. Ik waarschuw je niet, ik maak je attent. Begrijp je? ...
Hij begreep het toen niet, eerst later.
- Ik eisch van ieder: tucht. Ik ben hoogst modern. De tijd is voorbij van gemoedelijkheid, van verbroedering. Dit geslacht is tè bandeloos.
De bel was gegaan, de school was stil geworden. Zij liepen nog even. De Bree's klas stond open. Hij loensde er heen door den trapkoker. Hij zei niets.
- Men moet den cirkelgang durven gaan. Er is snelle verwildering. Men moet ver teruggrijpen en snel, naar het oude systeem van macht en van vrees. Dit oude is
|
|
|
|
het nieuwste, hetbeste, het eenige. Ik eisch: een - stalen - tucht. Nu ga.
De directeur, recht, snel, met lichten tred verdween waar de gang elboogde.
De Bree ging rustig langzaam de acht gesleten treden af. Hij verwerkte, maar liet niets merken. Hij betrad de klas genaamd 4D. Hij voelde snel, want hij had fantasie. Hij voelde dit aan als een hel, als de hel. Hij betrad de hel.
|
|
historische periode; na de Tweede Wereldoorlog tot aan het heden
Literatuur over de Tweede Wereldoorlog
Invloed Tweede Wereldoorlog
Na de oorlog verschenen er veel boeken over de Tweede Wereldoorlog. Natuurlijk kent iedereen “Het Achterhuis” van Anne Frank. Daarnaast schreven beroemde schrijvers als Harry Mullisch, Marga Minco en W.F. Hermans pakkende boeken over hun ervaringen, soms verpakt in fictie, over deze oorlog.
Marga Minco (1920 – ) was de jongste van drie kinderen in een orthodox joods gezin uit Breda. Van dat gezin is zij de enige die de oorlog overleeft. De rest van haar familie is omgekomen in een concentratiekamp.
Zij schrijft in haar boeken veel over het lot van de joden in de Tweede Wereldoorlog en het onvermogen om je eigen geschiedenis los te laten.
Haar bekendste romans zijn ‘Het bittere kruid’ (1957), ‘Een leeg huis’ (1966), ‘De val’ (1983) en het Boekenweekgeschenk van 1986 ‘De glazen brug’.
Ze rijden voorbij’, zei mijn moeder. We luisterden naar de geluiden die van buiten kwamen. Het motorgeronk verwijderde zich. Enige tijd bleef het stil. Daarna hoorden we opnieuw auto's door de straat gaan. Het duurde nu langer voor het weer rustig werd. Maar toen viel er een stilte, die we nauwelijks durfden verbreken. Ik zag mijn moeder naar haar half gevuld theekopje kijken en wist dat ze het leeg wilde drinken. Maar zij bewoog zich niet.
Na enige tijd zei mijn vader: ‘We wachten nog tien minuten, dan steken we het grote licht aan’.
Maar voor die tien minuten om waren, ging de bel. Het was even voor negenen. We bleven zitten en keken elkaar verbaasd aan. Alsof we ons afvroegen: Wie zou daar zijn? Alsof we het niet wisten! Alsof we dachten: Het kan net zo goed een kennis wezen die op visite komt! Het was immers nog vroeg in de avond en de thee stond klaar.
Ze moeten een loper gehad hebben.
Ze stonden in de kamer voor we ons hadden kunnen verroeren. Het waren grote mannen en ze hadden lichte regenjassen aan.
‘Haal onze jassen even’, zei mijn vader tegen mij. Mijn moeder dronk haar kopje thee uit.
Met mijn mantel aan, bleef ik in de gang staan. Ik hoorde mijn vader iets zeggen. Een van de mannen zei iets terug. Ik kon niet verstaan wat het was. Ik luisterde met mijn oor tegen de kamerdeur. Weer hoorde ik mijn vaders stem en weer verstond ik het niet. Toen draaide ik me om, liep de keuken door, de tuin in. Het was donker. Mijn voet stootte tegen iets ronds. Het moest een bal zijn.
Zacht trok ik het tuinpoortje achter me dicht en rende de straat uit. Ik bleef rennen tot ik op het Frederiksplein kwam. Er was niemand te zien. Alleen een hond liep snuffelend langs de huizenkant. Ik stak het plein over. Het was alsof ik alleen was in een verlaten stad.
Fragment uit Het bittere kruid (1957) door Marga Minco.
(dbnl.nl)
Het Achterhuis is de titel van het dagboek van Anne Frank (1929-1945) voor het eerst uitgegeven op 25 juni 1947. Het is genoemd naar het onderduikpand Het Achterhuis op de Prinsengracht en is het verhaal van een ondergedoken jong Joods meisje ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Het is wereldwijd een van de meest gelezen boeken.[1] Sinds 2009 staat Annes dagboek op de Werelderfgoedlijst voor documenten van UNESCO. (wikipedia.nl)
kort fragment:
- 15 juli 1943 -
"Lieve Kitty,
Ik kan me bij al mijn handelingen bekijken, alsof ik een vreemde was. Helemaal niet vooringenomen of met een zak vol verontschuldigingen sta ik dan tegenover de Anne van elke dag en kijk toe wat die goed en slecht doet."
Mijn kleine oorlog
Mijn kleine oorlog is een roman van de Vlaamse schrijver Louis Paul Boon, geschreven tussen 1944 en 1945 en voor het eerst uitgegeven in 1947. De roman bestaat uit een dertigtal fragmentarische kronieken over het leven in de voorstad van de Vlaamse stad Aalst ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Elk hoofdstuk eindigt met enkele cursief gedrukte aforismen. In de korte verhaaltjes van Mijn kleine oorlog beschrijft Boon de Tweede Wereldoorlog van de kleine man en schrijft hij over onderwerpen als collaboratie en verzet. Dit boek wordt gezien als het beginpunt van Boons literaire vernieuwing, die met zijn latere roman De Kapellekensbaan (1953) definitief gestalte krijgt.[1]

De Vijftigers
Na de Tweede Wereldoorlog:
Tijdens de oorlog hadden veel mensen zich een beeld gevormd over hoe Nederland er na de oorlog uit moest gaan zien. Voorkomen moest worden dat we weer in de ellende van de jaren dertig terechtkwamen. Maar heel snel na de bevrijding kwamen we voor grote problemen te staan.
Vijftigers
Met de Vijftigers wordt een literaire beweging in Nederland en België aangeduid. Aan het eind van de jaren ’40 liet een nieuwe groep jonge dichters van zich horen.
De Vijftigers verzetten zich tegen de kunstopvattingen van hun voorgangers. Er is een lyriek die wij afschaffen, zoals ze dat stelden. Het gaat hier om de dichters Lucebert, Hugo Claus en Gerrit Kouwenaar. Zij waren wat eerder betrokken geraakt bij een groep jonge Deense, Belgische en Nederlandse kunstenaars, die zich Cobra noemde onder hen Karel Appel, Corneille en Constant . Kunst werd gemaakt door werkelijk vrije mensen. Alles wat die vrijheid in de weg stond, moest worden bestreden. De kunst moest weer rechtstreeks kunnen ontstaan vanuit haar oerbronnen: spontaniteit en directheid waren belangrijk.
Tegelijk hadden zij een afkeer van wat zij ‘gekunsteld’ zouden noemen. Zij voelden zich aangetrokken tot het spontane zoals dat ook in het surrealisme bestaat. Die drang tot onbelemmerde uiting, vrij van allerlei beperkingen van vorm, leidde er bij hen toe dat zij heel veel typische vormaspecten loslaten. Zij gebruiken, net als de expressionisten, bijna geen rijm (althans geen eindrijm), geen regelmatige versvormen en ook laten zij vaak interpunctie (punten, komma's en andere leestekens) en hoofdletters achterwege in hun gedichten. Vaak weet je niet waar de ene zin ophoudt en waar de volgende begint. Zo worden zinnen vaak voor meerdere uitleg vatbaar. Hiermee wilden zij de invloed van het logisch denken verkleinen. Deze vorm van dichten werd ook wel ‘experimenteel’, ‘experimentele poëzie’ of ‘vrije poëzie' genoemd en de Vijftigers staan derhalve eveneens bekend als de Experimentelen.
De Vijftigers ondernamen soms ook dadaïstische activiteiten. Zo kleedde Lucebert zich als een keizer, toen hij in 1954 de poëzieprijs van de gemeente Amsterdam in ontvangst ging nemen.

ik tracht op poëtische wijze
dat wil zeggen
eenvouds verlichte waters
de ruimte van het volledig leven
tot uitdrukking te brengen
ware ik geen mens geweest
gelijk aan menigte mensen
maar ware ik die ik was
de stenen of vloeibare engel
geboorte en ontbinding hadden mij niet aangeraakt
de weg van verlatenheid naar gemeenschap
de stenen stenen dieren dieren vogels vogels weg
zou niet zo bevuild zijn
als dat nu te zien is aan mijn gedichten
die momentopnamen zijn van die weg
in deze tijd heeft wat men altijd noemde
schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand
zij troost niet meer de mensen
zij troost de larven de reptielen de ratten
maar de mens verschrikt zij
en treft hem met het besef
een broodkruimel te zijn op de rok van het universum
niet meer alleen het kwade
de doodsteek maakt ons opstandig of deemoedig
maar ook het goede
de omarming laat ons wanhopig aan de ruimte
morrelen
ik heb daarom de taal
in haar schoonheid opgezocht
hoorde daar dat zij niet meer menselijks had
dan de spraakgebreken van de schaduw
dan die van het oorverdovend zonlicht
Lucebert (1924-1994)
uit: apocrief / de analphabetische naam (1952)
jaren '60; de popcultuur in de poëzie
Reactie op de Vijftigers: jaren 60
In de jaren zestig zien we o.a. door de Provobeweging een sterk verlangen naar democratisering. In de literatuur komt er een einde aan de ‘Beweging van vijftig’. De vernieuwing in de literatuur zien we vooral in de poëzie plaatsvinden waarbij het tijdschrift ‘Barbarber’ (1958 -1972) een belangrijke rol speelt. Grote invloed had daarbij de pop-art. Deze beweging kwam overwaaien uit de Verenigde Staten en liet zich inspireren door uitingen van massa-cultuur. De nieuwe stroming wordt ook wel het nieuw realisme genoemd. Een stroming waarin alledaagse gebeurtenissen het uitgangspunt vormen. Deze moeten dan op een andere manier bekeken worden en voor verwondering zorgen. Hiervoor gebruikte men o.a. krantenberichten, reclame-uitingen en boodschappenlijsten.
Dichters die zich hierdoor lieten inspireren waren K. Schippers, J. Bernlef en C. Buddingh.
Kloppen SVP
van september ’35 tot juni ’38
studeerde ik middelbaar engels a.
de lessen werden gegeven
in het gymnasium
aan de laan van meerdervoort te den haag.
het was een zich deftig voordoend gebouw:
de stortbak van de wc
had dan ook twee deftige trekkers,
er hing een stukje ivoorkarton naast
waarop in deftige drukletters stond:
‘voor grote spoeling gebruike men de lange trekker
voor kleine spoeling gebruike men de korte trekker’
een vermoedelijk iets minder deftig
iemand had eronder geschreven:
‘in geval van twijfel
wende men zich tot de rector’
moraal:
ga niet bij het onderwijs,
en als u toch bij het onderwijs gaat
word dan liever geen rector
C. Buddingh
Uit: Gedichten 1938-1970
Als ik je gezicht zo zie
Wil ik soms
Net als een dichter
Wat vergelijkingen maken
Met bijvoorbeeld prachtige bloemen
Of zonneschijn en
Meer van dat moois
(K. Schippers)
Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is
(K. Schippers)
“Stadhouderskade 42 te Amsterdam”
(K. Schippers)
De Grote Drie
De grote drie
Gerard Reve, die samen met Harry Mulisch en Willem Frederik Hermans wel wordt gerekend tot de ‘grote drie’ schrijvers van na de Tweede Wereldoorlog.
Gerard Reve was ook buiten de literaire wereld bijzonder zichtbaar. De auteur raakte nogal eens in opspraak en gaf vaak aanleiding tot publieke debatten. Hoewel zijn literaire kwaliteiten altijd min of meer onomstreden zijn geweest, werd Reve juist om zijn thematiek en provocaties door velen verguisd en door vele anderen bewonderd.
Willem Frederik Hermans (1921 -1995) laat in zijn werk duidelijk zien wat zijn visie op de mens is. Volgens Hermans is de mens een eenzaam en wanhopig wezen in een chaotische wereld. Het leven heeft niet een echt doel en de mens tracht wanhopig enige grip op zijn leven te krijgen, maar wat hij tot stand brengt, zijn louter waansystemen. Deze thematiek vind je in veel van zijn romans terug.
Zijn beroemdste boek is ‘De donkere kamer van Damocles’ (1958), zie ook literatuur over de Tweede Wereldoorlog.
Harry Mulisch is misschien wel de bekendste schrijver van Nederland. Iedereen kent het opvallende portret van zijn zilvergrijze haardos, welgeproportioneerde neus en twinkelende oogjes; Mulisch is altijd op zoek naar een verhaal.
Harry Victor Mulisch werd in 1927 in Haarlem geboren. Tijdens de oorlogsjaren ging hij bij de huishoudster Frieda Falk wonen en legde daar de eerste kiem voor zijn schrijverschap. Doordat Mulisch’ moeder Joods was en zijn vader een collaborateur, bevond hij zich in een bijzondere positie. ‘Ik bèn de Tweede Wereldoorlog,’ is in dit verband een bekende uitspraak van hem. De holocaust en het oorlogsgeweld spelen dan ook een prominente rol in zijn oeuvre.
koloniale literatuur
Hella Haasse (1918 – 2011) is geboren en opgegroeid in Nederlands- Indië, maar komt in 1938 naar Nederland. In een aantal van haar boeken speelt de koloniale tijd een belangrijke rol (‘Oeroeg’ (1948) en ‘Sleuteloog’ (2002)). Verder schreef Hella historische romans (‘Het woud der verwachting‘ (1949) en ‘De scharlakenstad’ (1952)) en documentair-historische romans (‘Mevrouw Bentinck’ (1996) en ‘Heren van de thee’ (1992))
Over haar thematiek zegt ze “Dat alles en iedereen verbonden is. Dat niets op zichzelf staat. Allerlei schijnbaar zinloze gebeurtenissen doemen in je leven op waarvan je aanvankelijk de samenhang niet ziet, maar die later met elkaar in relatie blijken te staan”.
Hella Haasse (1918 – 2011) is geboren en opgegroeid in Nederlands- Indië, maar komt in 1938 naar Nederland. In een aantal van haar boeken speelt de koloniale tijd een belangrijke rol (‘Oeroeg’ (1948) en ‘Sleuteloog’ (2002)). Verder schreef Hella historische romans (‘Het woud der verwachting‘ (1949) en ‘De scharlakenstad’ (1952)) en documentair-historische romans (‘Mevrouw Bentinck’ (1996) en ‘Heren van de thee’ (1992))
Over haar thematiek zegt ze “Dat alles en iedereen verbonden is. Dat niets op zichzelf staat. Allerlei schijnbaar zinloze gebeurtenissen doemen in je leven op waarvan je aanvankelijk de samenhang niet ziet, maar die later met elkaar in relatie blijken te staan”.
fragment uit Oeroeg:
Het liefst deden wij jagers- en ontdekkingsspelen, sluipend tussen de vruchtbomen op het achtererf, of, wat nog opwindender was, op de stenen in de rivier. Als mijn vader op dienstreis was, en mijn moeder aan een van haar steeds vaker weerkerende hoofdpijnaanvallen leed, at ik ’s middags bij Oeroeg thuis. Sidris, snel verouderend en wat vormeloos na al haar bevallingen, hurkte met een paar vrouwelijke familieleden tussen het keukengerei op haar achtererf en bakte in hete olie flensjes met rijst en vlees gevuld. De kinderen zaten eromheen, en verorberden zwijgend wat Sidris hun, op pisangblad, toeschoof. Magere kippen pikten naar de gemorste rijstkorrels en een zwarte hond, die altijd schurft had, sloop op enige afstand rond, wachtend totdat wij opgestaan waren. Ik voelde mij thuis bij Oeroeg, ook binnen in huis, waar het rook naar het kokosvet dat Sidris in haar haarwrong wreef. In de voorgalerij stonden een paar oude, diepe schommelstoelen, een geschenk van mijn moeder. Papieren waaiertjes en gekleurde platen uit tijdschriften waren tegen de binnenwanden van witgeschilderd bamboevlechtwerk geprikt. Het mooiste vond ik een gordijn van Japanse kralenslingers, dat de deuropening naar de twee slaapkamertjes camoufleerde. Het stelde de berg Fuji-Yama voor, onwezenlijk turkooisblauw, met op de voorgrond schelroze en zeegroene bloesembomen. Als wij door het scherm heen liepen, vielen de kralenslierten geheimzinnig ritselend achter ons dicht. Oeroegs grootvader zat dag in dag uit op een van de schommelstoelen, in een gestreepte katoenen pyjama, met een sarong los om zijn schouders geslagen. Hij was kinds en deed niet anders dan knikken en lachen, waarbij hij zijn door sirihkauwen donkerrood gekleurde tandstompjes liet zien. Voor het huis was een stukje erf, van de rest van de kampong gescheiden door een lage, witgekalkte muur. In de roodachtige aarde hadden Oeroeg en ik, naar het voorbeeld van de tuinlui bij mij thuis, perken uitgezet, weliswaar niet van gelijkvormige gewitte stenen en decoratieve bloempotten, maar van flessen, die we met de halzen omlaag ingegraven hadden, totdat alleen de ingestulpte bodems, licht- en donkergroen glanzend, uit de grond omhoogstaken. Er groeide gras noch geboomte in de tuin van Sidris, maar het effect van onze perken bleef er niet minder fraai om. Soms ook kwam Oeroeg bij mij, maar van deze bezoeken hadden we geen van beiden plezier. Wilde spelletjes waren, met het oog op mijn moeder, uitgesloten, en voor bouwdozen en platen kijken waren we te rusteloos. In de regentijd, als de tuin in een moeras en de paden in bergbeken herschapen waren, zaten we op de stoep van de achtergalerij, met onze tenen reikend naar de mist van druppels, die het van het afdak omlaagstortende water opwierp. De stralen uit de afvoergoten langs het dak plensden met een eentonig mineurgeluid in de slokan en de put, kikkers kwaakten heel de dag lang, en behalve dit was er niets anders te horen onder de lage loodgrijze wolken, die de bergtoppen voor ons verborgen. In deze tijd was mijn vader ook vaker thuis.
Jaren '80 tot nu; ontwikkelingen
nieuwe ontwikkelingen (literatuur vanaf 1980 - nu)
Nadat in de jaren 60 en 70 alles beschreven en losgelaten is, wordt het voor de nieuwe schrijvers steeds moeilijker om zich te onderscheiden. Vanaf de jaren 80 wordt het daarom ook steeds moeilijker om over stromingen te spreken. Wel zijn er een aantal nieuwe ontwikkelingen te zien die tot op de dag van vandaag van invloed zijn.
feminisme
Tot aan 1980 domineren de mannen het auteursveld. Er zijn tot die tijd wel vrouwen die succes hebben met schrijven, maar ze vormen een minderheid. De afgelopen jaren komt daar langzaam een verandering in en beginnen vrouwen een grotere rol te spelen in de boekenlijsten. Ook aanverwante thema’s, zoals het feminisme of onderdrukking van vrouwen komen steeds meer terug in boeken. Een voorbeeld is Renate Dorrestein.
schrijvers met immigratieachtergrond
Er komen steeds meer Nederlandstalige schrijvers die niet in Nederland of Vlaanderen geboren zijn. Of wier ouders hier niet geboren zijn. In hun werk kan het gaan over wat ‘thuis’ dan nog betekent. Of over identiteit: wordt die bepaald door je afkomst, of door de cultuur waarin je woont?
In 1996 werd het eerste boek van Hafid Bouazza, De voeten van Abdullah, met enthousiasme ontvangen. De sprookjesachtige inhoud van het boek was verrassend, maar het was vooral het taalgebruik dat de aandacht trok. Want Bouazza was geen ‘gewone’ schrijver maar een van de eerste auteurs van Marokkaanse afkomst die een ‘echt literair’ werk schreef in het Nederlands. Bouazza werd dan ook veel gevraagd voor interviews in kranten en tijdschriften waarin hij steeds dezelfde boodschap herhaalde: ‘Ik ben een Nederlandse schrijver’.
Kader Abdolah, in 1985 gevlucht uit Iran voor het bewind van de ayatollahs, beschrijft hoe moeilijk het is om voet aan de grond te krijgen in een nieuw land en een compleet andere cultuur. Bovendien kan hij als politiek vluchteling niet terug, zelfs niet wanneer zijn vader is gestorven en hij die zou willen begraven: ‘Wie wegvlucht, laat alles achter. Er is dus geen vader, geen bed, geen dode.’
In Abdolahs boeken komen veel aspecten terug die in andere immigrantenliteratuur ook een rol spelen. Bijvoorbeeld de vraag naar de rol van de identiteit en die van locatie. Identiteit, omdat de confrontatie met de nieuwe cultuur de vraag oproept wat die eigenlijk inhoudt. Wie ben je als je geen inbedding meer hebt in je eigen taal en je familie? Als het geloof waarmee je opgevoed bent zo anders is dan wat de mensen om je heen geloven?
generatie Nix
De term Generatie Nix is een verzamelnaam voor diverse jonge, Nederlandse schrijvers die in de jaren negentig debuteerden. Auteurs die vaak onder de noemer Generatie Nix worden geplaatst zijn bijvoorbeeld Ronald Giphart, Arnon Grunberg en Joost Zwagerman. Overeenkomsten tussen deze auteurs zijn de nihilistische thematiek en de vaak rauw-realistische stijl, met als onderwerpen popcultuur en seksualiteit. Literatuur heeft het moeilijk in deze tijd. Zij moet meer dan vroeger concurreren met massacultuur als televisie. Uitgevers leggen daarom steeds meer nadruk op de commerciële kant van hun vak: boeken moeten nu eenmaal verkocht worden. Niet alle schrijvers verzetten zich tegen die commercialisering.
literatuuranalyse
Verhaalanalyse
Het is belangrijk dat je je analyse goed kunt onderbouwen. Gebruik daarom regelmatig voorbeelden uit de tekst om aan te tonen waarom jij iets vindt.
Personages.
In een boek spelen diverse personages mee. De belangrijkste zijn de hoofdpersonen. Dit kan er één zijn, maar soms zijn er meerdere.
Hoofdpersonen zijn vaak het hele (of een groot deel van het) verhaal aanwezig, en hebben grote invloed op de verhaallijn. De bijpersonen spelen een minder grote rol. Soms is dit verschil heel duidelijk, soms minder.
Bij hoofdpersonen kun je in veel verhalen twee soorten onderscheiden:
-
Protagonist: de hoofdrolspeler van het verhaal. Een hoofdrolspeler is een personage dat centraal wordt belicht en waarvan we meestal de gevoelens en gedachten kennen.
-
Antagonist: de tegenstander van de protagonist. Het is meestal een tegenhanger van wat een maatschappelijke en psychologisch aangepaste figuur zou kunnen zijn.
Een schrijver kan een persoon op verschillende manieren neerzetten:
Roundcharacter: de persoon wordt met gevoelens, twijfels, diepgang en ontwikkeling beschreven.
Flatcharacter: de persoon is een typetje. De beschrijving is het hele boek cliché en verandert niet. Je komt weinig te weten over gevoelens of gedachtes. Er is geen ontwikkeling in het verhaal.
In ‘echte’ literatuur zijn de hoofdpersonen vaak roundcharacters. Er vindt een ontwikkeling plaats. De persoon verandert of zijn omgeving verandert. Die veranderingen kunnen plaats vinden in:
-
Gevoelens ( de persoon wordt verdrietig, boos, wanhopig of juist berustend)
-
Ideeën ( de persoon wil eerst heel graag iets, maar later niet meer)
-
Omstandigheden ( de persoon verliest iemand tijdens het verhaal)
-
Uiterlijk/lichamelijk ( de persoon wordt ziek, of oud)
-
Etc.
Welke informatie kun je over de personen in een boek vinden?
- Uiterlijk. Wat wordt er écht verteld over de persoon? Vaak vorm je onbewust een beeld in je hoofd. Vraag je af hoe dat komt. Staat er in het boek dat de persoon blond is, of bedenk jij het? Welke uiterlijkheden zijn eigenlijk belangrijk? Denk aan lengte, weerbaarheid (een sterk of zwak lichaam) of gebreken.
-
Karakter: welk beeld krijg je van de persoon? Is de persoon geduldig, lief, onrustig, neurotisch, wantrouwend?
-
Ontwikkeling: wat verandert er bij de persoon in het verhaal? Op welke onderdelen?
-
Relaties: wie zijn er belangrijk? Heeft de persoon familie? Veel vrienden? Welke invloed hebben zij ?
spanning:
Open plekken zorgen voor spanning, zorgen ervoor dat een lezer wil weten hoe het verhaal verder gaat. Het gaat er dus vaak om wat er niet verteld wordt.
Ruimte
Onder de ruimte verstaan we niet alleen de plaats van handeling, maar ook het weer, seizoen, verleden en
toekomst. De ruimte zorgt voor sfeer en spanning.
De ruimte kun je op verschillende manieren terug zien in je boek.
-
Waar speelt het zich af?
-
Hoe wordt dit beschreven? In sommige verhalen wordt de ruimte tot in details beschreven. In andere verhalen juist helemaal niet. Bedenkt waarom de schrijver keuzes maakt.
-
Is de ruimte ook symbolisch? In hele spannende verhalen wordt vaak de ruimte ook dreigend beschreven. De wolken zijn somber, het huis kraakt, de muren zijn duister….. In luchtige verhalen hebben muren vrolijke kleurtjes, bloeien de bloemen in de tuin en schijnt de zon vaak.
Let op; soms draait de schrijver dit ook om. Door een contrast versterk je vaak ook een effect.
Tijd
Een schrijver speelt met de tijd om het verhaal spannend te maken.
Worden de gebeurtenissen in de volgorde verteld waarin ze zich hebben afgespeeld dan noem je het een chronologisch verhaal.
Een flashback onderbreekt de chronologie van een verhaal, is een terugblik in het verleden.
Een flashforward verwijst naar iets wat nog te gebeuren staat.
Je spreekt van een tijdsprong als de schrijver periodes overslaat (regels wit) en daar geen woorden aan besteedt.
Laat de schrijver de gebeurtenissen langer duren dan ze normaal aan tijd gekost zouden hebben dan maakt hij gebruik van tijdvertraging.
De vertelde tijd geeft aan hoelang de gebeurtenissen hebben geduurd (uren, dagen, jaren…).
De verteltijd is de tijd die schrijver nodig heeft om het verhaal te vertellen ( je drukt de verteltijd uit in regels, pagina’s).
Daarnaast vind je in het boek ook informatie over de tijd waarin het verhaal zich afspeelt. Speelt het verhaal in de moderne tijd af? Hoe weet je dat? Rijden er auto’s rond of hebben de personages mobieltjes?
Verteller
We onderscheiden de volgende perspectieven:
Ik-perspectief
Er is een ik-figuur die beschrijft wat hij meemaakt of heeft meegemaakt. De ik-figuur is tevens
de ik-verteller.
Personaal (hij/zij-) perspectief
Er is een hij- of zij-figuur door wiens ogen je de gebeurtenissen meemaakt. Je hebt hier te maken
met een hij/zijverteller (= personale verteller)
Alwetend of auctoriaal perspectief
De alwetende (auctoriale) verteller neemt niet deel aan de handeling en geeft commentaar op de gebeurtenissen.
Let op; in veel verhalen is het niet zo duidelijk en helder. De schrijver schakelt dan over van alwetende naar personale verteller en weer terug.
Een ‘trucje’ om te ontdekken vanuit wie het verhaal zich afspeelt is te bedenken hoe je iets kunt weten. Bijvoorbeeld:
In de zin: ‘hij voelde zich onzeker’ wordt dus iets verteld van zijn gedachtes en gevoelens. (dus personaal)
In de zin: “hij draaide zich om en schudde zijn hoofd. Dit zou hij in de toekomst nog vaak doen.” wordt alleen verteld wat je kunt zien én iets over wat nog gaat gebeuren. Dit is typisch een alwetende verteller.