Het aardoppervlak boven de zeespiegel kent een grote verscheidenheid aan landschappen, zoals bossen met loofbomen of met naaldbomen, woestijnen, steppen en toendra’s. Deze landschappen zijn naar soort gerangschikt in zones die min of meer van west naar oost lopen.
Hoe ontstaan die landschapszones en hoe blijven ze in stand? Daarover gaat deze opdracht.
Wat ga je leren?
Hoofdvraag
Hoe komt de aarde aan verschillende soorten landschappen, die in zones over het aardoppervlak zijn verdeeld?
Deelvragen
Wat is een landschap en wat is een landschapszone?
Welke zaken geven een landschap zijn aanzien?
Waarom zijn landschappen dynamische systemen?
Waarom zijn er op het aardoppervlak zones met gelijksoortige landschappen die min of meer van west naar oost lopen?
Begrippen
Geografische factoren:
gesteente en reliëf
klimaat en lucht
bodem
water
flora en fauna
de mens
Landschapszones:
polaire zone
boreale zone
gematigde zone
subtropische zone
(semi-)aride zone
tropische zone.
Wat ga je doen?
Activiteiten
Vooraf
Wat kun je al?
Bestudeer de Kennisbank en maak de instaptoets.
Aan de slag
Stap 1
Je kijkt naar de verdeling van landschappen over de aarde. Je zoekt per landschapszone de flora en fauna, die zich aan het klimaat van de landschapszone hebben aangepast. Je beantwoordt er vragen over.
Stap 2
Je leest hoe de bodem als geografische factor wordt beïnvloed door water, flora en fauna. Je leest een tekst en beantwoordt vragen.
Stap 3
Er vinden processen in de bodem plaats, die de samenstelling van de bodem beïnvloeden. Je onderzoekt de samenstelling van de bodem in de verschillende landschapszones.
Stap 4
In deze stap nog een keer het schema met de klimaattypen volgens Köppen.
Afronding
Samenvattend
Maak een begrippenlijst. Vergelijk deze met een klasgenoot.
Eindopdracht A
Maak de eindtoets.
Eindopdracht B
Jullie maken een presentatie per landschapszone, zodat het uiteindelijk een tentoonstelling wordt.
Examenvragen
Oefen de eindexamenvragen.
Terugkijken
Kijk terug op de opdracht.
Tijd
Voor deze opdracht staat een belasting van ongeveer 3 SLU.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Zoek op in de Bosatlas de kaarten over Klimaat, Klimaatgebieden en Landschapszones:
GB54 Kaarten 219A-C-D, 222, 223, 224
GB55 Kaarten 241A-C-D, 244, 245, 246
Overgangszone
Op een wereldkaart en vanuit de ruimte gezien lijken alle landschapszones scherpe grenzen te hebben, maar in werkelijkheid ligt er tussen twee zones altijd een overgangszone waar de flora kenmerken heeft van die in de zones aan weerszijden van de overgangszone. Tussen een toendra en een gebied met naaldbossen bijvoorbeeld ligt een strook met flora die thuishoort op een soort toendra met kleine groepjes naaldbomen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In het schema in Stap 1 wordt ‘bodem’ aangemerkt als aparte geografische factor. Bodem is de bovenste laag van de aardkorst waar gesteente wordt afgebroken (verwering), waar plantenwortels in zitten, waar wormen en andere kleine dieren in wonen en gangen graven. Er dringt water in door dat wordt opgenomen door plantenwortels of wordt afgevoerd naar beken en rivieren en naar dieper gelegen gesteentelagen. De bodem wordt dus voortdurend beïnvloed door water, flora en fauna.
Kijk bij het beantwoorden van onderstaande vragen naar het schema hierboven.
Twee andere voorbeelden van hoe geografische factoren elkaar beïnvloeden:
De flora in een landschap zorgt voor vochtige lucht en ook meer neerslag omdat neerslag deels ontstaat uit waterdamp dat door planten aan de lucht is afgegeven. Die extra bron van water doet flora beter gedijen.
De flora remt de opwarming van de bodem en de lucht erboven af, omdat een deel van de energie uit het invallende zonlicht zorgt voor de verdamping van water via de bladeren van de planten.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In deze stap gaan we dieper in op een onderdeel van de geografische factor gesteente en reliëf: de bodem. Flora en fauna beïnvloeden de bodem. Planten doen dat door gesteente in de bodem losser te maken en af te breken met hun wortels door chemische en ook mechanische verwering. Wormen en andere kleine dieren die in de bodem leven, maken de bodem eveneens losser waardoor plantenwortels makkelijker in de bodem kunnen doordringen. Sommige planten nemen stikstof op en die stikstof komt op of in de bodem terecht als ze afsterven waardoor de bodem vruchtbaarder wordt. Uitwerpselen van dieren en resten van dode dieren en van levende (bladeren) en dode planten blijven op of in de bodem achter en veranderen in humus of veen als ze maar half worden afgebroken.
Daarnaast vinden twee andere processen plaats in de bodem:
mineralisatie. In de bodem is hiervan sprake als restanten van planten en dieren worden afgebroken door bacteriën, schimmels en wormen waardoor voedingsstoffen vrijkomen die door planten worden opgenomen om te leven en te groeien.
uitspoeling. Hiervan is sprake als water dat als neerslag op de bodem valt, in de bodem wegzakt en stoffen uit de bodem met zich meevoert waaronder voedingsstoffen.
Hoeveel humus de bodem bevat en of er ook veen in zit, hangt dus af van flora en fauna en van andere geografische factoren. Van belang is ook of er sprake is van een groeiseizoen en zo ja, hoe lang dat duurt.
Stap 4: Klimaattypen volgens Köppen
De Russische geleerde Wladimir Köppen (1845-1940) heeft de volgende indeling in klimaten gemaakt:
1e: Grove indeling
Benaming
2e: Neerslagverdeling
A
Tropische (regenwoud)klimaten
f: regenwoud (zonder droog seizoen)
m: moesson
w: savanne (met droge winter)
B
Woestijn- of droge klimaten
W: Woestijn
S: Steppe
C
Zee- of maritieme klimaten
s: droge zomer
w: droge winter
f: zonder droog seizoen
D
Land- of continentale klimaten
s: droge zomer
w: droge winter
f: zonder droog seizoen
E
Poolklimaten
T: Toendra
F: IJskap
H: Hooggebergte
Bij A- en B-klimaten is de gemiddelde temperatuur van de koudste maand van het jaar tenminste 18 graden Celsius.
Bij E-klimaten is de gemiddelde temperatuur van de warmste maand van het jaar lager dan 10 graden Celsius.
Van een D-klimaat is sprake als de gemiddelde temperatuur van de koudste maand van het jaar lager is dan -3 graden Celsius.
Van een C-klimaat is sprake als de gemiddelde temperatuur van de koudste maand van het jaar hoger is dan -3 graden Celsius.
Bij het woestijnklimaat is de gemiddelde jaarlijkse neerslag minder dan 200 millimeter en bij een steppeklimaat meer dan 200 millimeter, maar wel aanzienlijk minder dan bij een savanne- of regenwoudklimaat.
Afronding
Samenvattend
Bij 'Wat ga je leren?' worden de volgende begrippen genoemd.
Geef zelf een omschrijving van deze begrippen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je gebruikt de informatie uit deze opdracht voor het inrichten van een tentoonstelling. De indeling hiervan komt overeen met de indeling in landschapszones van de onderzoeksopdracht die je in Stap 3 hebt gemaakt.
Je docent deelt de klas in zeven groepen in en wijst aan iedere groep een van de landschapszones toe.
Dan gaan jullie aan de slag. Heb je de beschikking over een computer, dan kun je een PowerPointpresentatie maken over de landschapszone die je gaat bestuderen. Zo niet, gebruik dan een of meer panelen of vellen papier om er teksten en afbeeldingen op aan te brengen. Hoe je een presentatie maakt en/of een tentoonstelling inricht, kun je bekijken in de Gereedschapskist hieronder.
Voor deze activiteit ruimt je docent een halve les in.
Beoordeling
Daarna beoordeelt je docent het materiaal van de tentoonstelling op de volgende punten:
Geeft het tentoongestelde materiaal per landschapszone een duidelijke indruk van wat je aan bodem, flora en fauna aan kunt treffen?
Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.
Je kunt je werk presenteren door dit ten toon te stellen. Door je werk te verzamelen en te laten zien leer je je eigen werk evalueren.
Examenvragen
Op deze pagina vind je examenvragen van ExamenKracht van vorige jaren. De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij de opdracht die je net hebt afgerond.
Maak bij het beantwoorden ook gebruik van dat wat je al eerder geleerd hebt. Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw. Nadat je een vraag beantwoord hebt, kun je deze zelf nakijken en je score aangeven.
Meer oefenen?
Ga naar ExamenKracht en oefen ook met de nieuwste examens.
Terugkijken
Intro
Lees de Introductie van de opdracht nog eens door.
Is het duidelijk wat wordt bedoeld met een landschapszone?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de hoofdvraag en deelvragen nog eens door.
Wat zijn landschapszones en welke invloed hebben water, flora en fauna op de landschappen?
Hoe ging het?
Tijd
Voor deze opdracht staat ongeveer 3 SLU.
Heb je de opdracht binnen dit aantal uren kunnen doen?
Samenvattend
Heb je van elk begrip een duidelijke omschrijving gegeven?
Vond je nuttig om de begrippen met een klasgenoot te vergelijken?
Eindopdrachten
Heb je de eindtoets gemaakt en had je een goede score?
Hebben jullie van elke landschapszone een duidelijk beeld gegeven, zodat het samen een tentoonstelling vormt?
Examenvragen
Heb je de examenvragen gemaakt? Ging het goed?
Het arrangement Landschappen in soorten - v456 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde voor VWO leerjaar 4, 5 & 6. In het domein "Aarde" wordt het thema ''Landschappen in soorten" besproken. Dit onderdeel bespreekt de geofactoren en hoe deze met elkaar in verbinding staan. Deze geofactoren bepalen hoe landschappen eruitzien en welke landschapsvormen er zijn. De energie die de vorming en instandhouding van landschappen mogelijk maakt, komt voornamelijk van de zon. De interactie tussen flora en fauna in een landschap heeft invloed op vochtigheid, neerslag en temperatuurregulatie. Flora en fauna spelen een rol bij het beïnvloeden van de bodem door het losmaken van gesteente, afbraak van organisch materiaal en verrijking met stikstof. In de bodem vinden ook processen zoals mineralisatie en uitspoeling plaats, waarbij voedingsstoffen vrijkomen en worden meegenomen door water. Ten slotte worden ook de klimaten besproken volgens het Köppen klimaatsysteem.
Leerniveau
VWO 6;
VWO 4;
VWO 5;
Leerinhoud en doelen
Landschappen (en menselijke activiteit);
Aardrijkskunde;
Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde voor VWO leerjaar 4, 5 & 6. In het domein "Aarde" wordt het thema ''Landschappen in soorten" besproken. Dit onderdeel bespreekt de geofactoren en hoe deze met elkaar in verbinding staan. Deze geofactoren bepalen hoe landschappen eruitzien en welke landschapsvormen er zijn. De energie die de vorming en instandhouding van landschappen mogelijk maakt, komt voornamelijk van de zon. De interactie tussen flora en fauna in een landschap heeft invloed op vochtigheid, neerslag en temperatuurregulatie. Flora en fauna spelen een rol bij het beïnvloeden van de bodem door het losmaken van gesteente, afbraak van organisch materiaal en verrijking met stikstof. In de bodem vinden ook processen zoals mineralisatie en uitspoeling plaats, waarbij voedingsstoffen vrijkomen en worden meegenomen door water. Ten slotte worden ook de klimaten besproken volgens het Köppen klimaatsysteem.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Landschappen in soorten
Overgang van landschappen
Landschap als dynamisch systeem
Een dynamisch systeem
Landschappen in soorten
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.