Spelling lastige werkwoordsvormen

Spelling lastige werkwoordsvormen

1. Introductie

Vandaag gaan jullie aan de slag met zowel de herhaling van het spellen van enkele werkwoordsvormen uit klas 1 als twee nieuwe onderwerpen van werkwoordspelling uit klas 2.

De twee nieuwe onderwerpen gaan over :

  • Het spellen van lastige werkwoorden met een -d of -dt.
  • Persoonsvorm tegenwoordige tijd of voltooid deelwoord.

 

De leerdoelen waar jullie mee aan de slag gaan:

1. Herhaling: je kunt de volgende werkwoordsvormen correct spellen: PVTT, PVVT (sterke en zwakke ww) , voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord.

2. Je kunt persoonsvormen (lastige werkwoordsvormen) in de tegenwoordige tijd op een -d en -dt correct spellen.

3. Je kunt persoonsvormen en voltooide deelwoorden die hetzelfde klinken, correct spellen.

 

BELANGRIJK:

Bekijk het filmpje bij 1.1  of het schema werkwoordspelling voordat je met het leermiddel begint! Dit is het einddoel en geeft het totale overzicht.

 

Veel succes en heel veel plezier met dit digitale leermiddel!

1.1 Einddoel werkwoordspelling

Einddoel werkwoordspelling

2. Spelling: Herhaling enkele werkwoordsvormen klas 1

We beginnen de les met een Kahoot. Dit is een nulmeting om te kijken wat je al weet en kunt!

 

In deze quiz herhalen we de werkwoorden die jij al kent:

1. Persoonsvorm tegenwoordige tijd.

2. Persoonsvorm verleden tijd.

3. Voltooid deelwoord.

4. Onvoltooid deelwoord.

 

Naar aanleiding van de resultaten van de Kahoot beslist de docent welke leerlingen nog even aan de slag gaan met de oefeningen die horen bij de herhaling. De andere leerlingen gaan de tussentijdse evaluatie invullen.

 

Veel succes, je kunt het!!

 

 

2.1 Kahoot

https://create.kahoot.it/share/herhaling-werkwoordspelling-klas-1/f9f2157d-af0e-4a36-80e0-633061ece28f

 

Na afloop van de Kahoot doe je het volgende:

1. Je bekijkt de filmpjes bij BRONNEN van de werkwoord(en) waar je moeite mee hebt.

-Voor elk werkwoord staat er bij BRONNEN een filmpje waarin het werkwoord wordt uitgelegd. Het is ook toegestaan om maar een gedeelte van een filmpje te bekijken.

2. Je maakt de oefeningen van de werkwoorden waar je nog moeite mee hebt.

3. Je beantwoordt na afloop de vragen die staan bij TUSSENTIJDSE EVALUATIE.

2.2 Oefening 1

Oefening: PVTT

Start

2.3 Oefening 2

Oefening: PVVT zwakke ww

Start

2.4 Oefening 3

Oefening: PVVT sterke ww

Start

2.5 Oefening 4

Oefening: Voltooid en onvoltooid deelwoord

Start

2.6 Tussentijdse evaluatie

Hoe gaat het nu?

 

Vragen naar aanleiding van de Kahoot:

1. Welke woorden gingen goed/ welke minder goed?

2. Waar lag dat aan volgens jou?

3. Wat vond je van deze opdracht?

4. Heb je hulp nodig? Van wie? Kun je de soort hulp omschrijven?

 

Geef je reactie op de volgende stellingen:

1. Ik snap goed wat ik moet doen.

2. Ik ben hard aan het werk.

3. Ik ben serieus aan het werk.

4. Ik vind de opdrachten moeilijk.

5. Ik heb vragen voor de docent.

6. Ik kan de opdrachten maken binnen de tijd.

 

De docent bespreekt de tussentijdse evaluatie klassikaal. De docent geeft de leerlingen die het moeilijk vinden extra begeleiding.

3. Spelling: Tussentoets

Als je alle stof begrepen hebt, mag je de tussentoets gaan maken. Deze tussentoets laat je zien of je de stof voldoende beheerst om door te gaan met de nieuwe stof. Je krijgt na het afronden van de tussentoets meteen de uitslag: onvoldoende of voldoende.

 

Als het onvoldoende is, ga je eerst naar de extra oefeningen (3.2) voordat je verder gaat naar de nieuwe stof.

 

Waarom is dit belangrijk?

Alle theorie sluit op elkaar aan, dus je moet eerst het één begrijpen voordat je aan het ander kan beginnen. Vooral het goed kunnen herkennen van de verschillende werkwoordsvormen en de regels die daarbij horen om ze te vervoegen zijn erg belangrijk!

Toets: 3.1 Tussentoets werkwoordspelling

Start

3.2 Spelling: Meer oefeningen

Oefening: PVTT

Start

Oefening: PVVT zwakke ww

Start

Oefening: PVVT sterke ww

Start

Oefening: Voltooid en onvoltooid deelwoord

Start

4. Spelling: Voorkennis activeren

De nieuwe leerstof gaat over:

1. Lastige werkwoorden: -d of -dt

2. Kies je in de zin voor een persoonsvorm tegenwoordige tijd of voltooid deelwoord?

 

Wat weet jij hier al van en wat kun je al? Dit gaan we checken met een kruiswoordpuzzel, ook mag je een korte tekst schrijven waarin je uitlegt wat volgens jou lastige werkwoorden zijn en wat het verschil is tussen een pvtt of een vd.

4.1 Kruiswoordpuzzel

Kruiswoordpuzzel

Bij deze opdracht gebruiken wij de werkvorm: denken, delen en uitwisselen.

1. Denken: Je maakt eerst de opdracht individueel (10 minuten)

2. Delen: Voordat je op 'antwoorden controleren' klikt, vergelijk je jouw antwoorden met de buurman.

3. Uitwisselen: Voordat je op 'antwoorden controleren' klikt, deel je de vragen met de klas waar je als tweetal niet uitkomt. 

5. Spelling: Nieuwe stof

Op basis van de resultaten van de tussentoets maakt de docent groepjes van 4 leerlingen. In deze groepjes werk je verder aan de nieuwe stof. Je zorgt dat ieder een eigen rol/ taak krijgt.

 

Wat is de bedoeling: (De taken)

-Je leest mijn instructies over de twee nieuwe onderwerpen.

-Je bekijkt het filmpje bij de bronnen.

-De antwoorden verwerken van de twee opdrachten.

-Het verwerken van de tussentijdse evaluatie.

 

Ben je met het bovenstaande klaar:

Tussentijdse evaluatie:

-Je maakt een kleine samenvatting: wat heb je geleerd over deze twee nieuwe onderwerpen? Dit mag zowel een tekst zijn als een samenvatting in beelden/ tekeningen.

5.1 Spelling: Lastige werkwoordsvormen

Uitleg: Lastige werkwoordsvormen 

Er zijn werkwoorden die op verschillende manieren geschreven worden en toch hetzelfde klinken:

VB: kosten - kostten, vergoeden - vergoedden, verbrandde - verbrande.

Het gaat steeds om werkwoorden waarbij de ik-vorm in de tegenwoordige tijd op een -d of -t eindigt: kosten - kost; vergoeden - vergoed.

 

Om de juiste keuze te maken tussen -de(n) en -dde(n) of tussen -te(n) en -tte(n), moet je vaststellen met welke werkwoordsvorm je te maken hebt. Gaat het om een persoonsvorm, een infinitief of een bijvoeglijk naamwoord.

1. De persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)  meervoud schrijf je met -den en -ten.

-Behoeden: Ouders behoeden hun kinderen graag voor narigheid.

-Posten: Posten jullie deze brieven vandaag nog?

 

2. De persoonsvorm verleden tijd (pvvt) schrijf je met -dde(n) of -tte(n):

-Landen: Hoe laat landden die passagiers gisteren op Schiphol?

-Misten: Het mistte vanmorgen in grote delen van het land. 

 

3. Van een infinitief vind je de spelling in het woordenboek. 

-Losbarsten: Wanneer zal het feest losbarsten?

-Wedden: Daar gaan we zeker niet om wedden!

 

LET OP:

Van een voltooid deelwoord (vd) kun je een bijvoeglijk naamwoord (bn) maken. Als het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t, schrijf je het bn zo kort mogelijk, dus met -de of -te.

-vergoeden -> vergoed -> de vergoede schade.

-testen -> getest -> het uitvoerig geteste vuurwerk.

Soms is -dde of -tte nodig voor de uitspraak:

-redden -> gered -> de geredde vluchteling.

-witten -> gewit -> de gewitte muur. 

 

Voor het maken van de persoonsvorm in de verleden tijd als het bijvoeglijk naamwoord gebruik je een vaste regel. Namelijk 't kofschip:

1. Van het hele werkwoord haal je -en eraf.

2. Staat de laatste letter van de stam in 't kofschip?

Ja: pvvt -> -te / bn -> -te     (kookte / het gekookte ei

Nee: pvvt - > -de / bn -> -de  ( breide / het gebreide vest 

 

5.2 Oefening 1

Oefening: Lastige werkwoordsvormen

Start

5.3 Spelling: PVTT of VD

Uitleg: Spelling PVTT of VD.

Soms klinken de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt) 2e en 3e persoon enkelvoud en het voltooid deelwoord (vd) van een werkwoord hetzelfde, maar schrijf je ze anders: 

Pvtt: verdient / besteedt

Vd:  verdiend / besteed

Dit speelt een rol bij zwakke werkwoorden waarvan de laatste letter van de stam niet in 't kofschip zit: verdienen , besteden. 

 

Zo spel je de persoonsvorm 2e en 3e persoon enkelvoud en het voltooid deelwoord correct:

1. Zet de zin die je wilt maken, eerst in een andere tijd. Persoonsvorm verandert dan en het voltooid deelwoord niet. betaalt -> betaalde. is betaald -> was betaald.

2. Bepaal daarna de juiste spelwijze:

-Spel een pvtt 2e en 3e persoon enkelvoud als ik-vorm + t (behalve als je/jij achter de persoonsvorm staat):

Dean betaalt zijn rekeningen altijd meteen.

-Gebruik de pvvt om de laatste letter van een voltooid deelwoord te bepalen:

Betalen -> betaalde -> Heb jij deze rekening al betaald?

5.4 Oefening 2

Oefening: PVTT of VD

Start

5.5 Spelling: Tussentijdse evaluatie

Hoe gaat het nu?

Beantwoord de volgende vragen zo uitgebreid mogelijk.

 

1. Waar ging de nieuwe leerstof over?

2. Wat vind ik daarin belangrijk?

3. Wat wil ik met deze leerstof gaan doen?

4. Wat ging er goed?

5. Wat heb je gedaan waardoor dit is gelukt?

6. Wat ging er minder goed?

7. Waar lag dit aan volgens jou?

8. Heb je hulp nodig? Van wie? Kun je de soort hulp omschrijven?

9. Waar wil je aan gaan werken?

10. Welk stapje vooruit zou je morgen al kunnen zetten?

 

6. Spelling: Eindtoets

Als je alle stof hebt begrepen, mag je de eindtoets gaan maken. Deze eindtoets laat je zien of je de stof voldoende beheerst om deze Wikiwijs af te sluiten. Je krijgt na het afronden van de eindtoets meteen de uitslag: onvoldoende of voldoende.

 

Als het onvoldoende is, ga je eerst naar de extra oefeningen voordat je de Wikiwijs afsluit.

 

Waarom is dit belangrijk?

De theorie uit dit digitale leermiddel komt dit jaar terug in verschillende soorten toetsen. Deze toetsen gaan meetellen voor jouw overgang naar klas 3, dus het is belangrijk dat je de stof beheerst.

Toets: 6.1 Eindtoets Spelling

Start

6.2 Spelling: Meer oefeningen

Oefening: Lastige werkwoordsvormen

Start

Oefening: PVTT of VD

Start

6.3 Spelling: Eindevaluatie

Hoe is het gegaan?

Beantwoord de volgende vragen zo uitgebreid mogelijk.

 

1. Heb ik alle opdrachten en toetsen goed begrepen?

2. Heb ik bij alle opdrachten en toetsen hard gewerkt?

3. Ben ik serieus aan het werk geweest?

4. Vond ik de opdrachten en toetsen moeilijk?

5. Had ik vragen voor andere leerlingen of de docent?

6. Wat vond je van dit leermiddel? 

7. Welke tips heb ik voor de docent?

7. Bronnen

7.1 Filmpje PVTT

PVTT

7.2 Filmpje PVVT

PVVT

7.3 Filmpje VD

VD

7.4 Filmpje OD

OD

7.5 Filmpje nieuwe stof

Nieuwe stof