Het plantenrijk

Het plantenrijk

Inleiding op deze WikiWijs

Of je nu naar algen in het water, een varen in het bos, een paardenbloem in het gras, een bos rozen een dennenboom of een appelboom kijkt: al deze verschillende planten hebben een groene kleur door het bladgroen dat in de cellen van planten zit. Dierlijke cellen bevatten geen bladgroen. Als een plant bladeren heeft, zit het bladgroen voornamelijk in de bladeren. Bladgroen speelt een belangrijke rol bij de fotosynthese. Dit is het proces dat planten in staat stelt om met behulp van zonlicht hun eigen voedsel te maken. Door deze eigenschap vormen planten een onmisbare schakel in bijna alle voedselketens.

In het plantenrijk is een grote diversiteit aan soorten, al deze soorten kun je indelen in een aantal hoofd- en subgroepen. De indeling is gebaseerd op de mate van verwantschap tussen soorten. In deze WikiWijs wordt het systeem achter de indeling van het planten- en dierenrijk verder toegelicht en uitgewerkt voor het dierenrijk. Ook bespreken we de bouw van planten en de manier waarop ze zich voortplanten, dit vormen karakteristieke kenmerken die gebruikt worden bij de indeling van het plantenrijk.

Bladgroenkorrels
Bladgroenkorrels
Bladgroenkorrels
Bladgroenkorrels
Voedselketen
Voedselketen

Leerdoelen

In deze WikiWijs wordt gewerkt aan de volgende leerdoelen:

  • Je kunt de gemeenschappelijke kenmerken noemen tussen de verschillende planten uit één hoofdgroep.
  • Je kunt uitleggen op welke wijze de planten zich voortplanten uit één hoofdgroep en welk karakteristiek kenmerk hierbij naar voren komt.
  • Je kunt de belangrijke keimings- en groeifactoren noemen die een plant nodig heeft.
  • Je kunt uitleggen hoe de bouw van een plant aangepast is aan het optimaal benutten van de groeifactoren.
  • Je kunt uitleggen hoe het transportsysteem van zaadplanten eruit ziet en de functie benoemen van bastvaten en houtvaten.
  • Je kunt de drie verschillende beschermingsvormen van planten benoemen en voorbeelden hierbij geven.
  • Je kunt de goede functie koppelen aan het juiste plantaardige celonderdeel.
  • Je kunt de verschillende vormen van ongeslachtelijke voortplanting in eigen woorden uitleggen. Je kent hierbij: bollen, knollen, uitlopers en stekken.
  • Je kunt uitleggen wat geslachtelijkevoortplanting is en hoe dit verloopt. Daarbij weet je wat de voordelen of nadelen zijn van geslachtelijke voortplanting.
  • Je kunt uitleggen om welke reden planten verspreiden.
  • Je kunt de drie soorten van zaadverspreiding noemen.
  • Je kunt bij elke vorm van zaadverspreiding een voorbeeld geven.
  • Je kunt aan de vrucht zien op welke manier deze verspreid wordt.

Planning

Voor deze WikiWijs is een planning gemaakt, het wordt door mij aangeraden om deze plannig te volgen. Als je deze planning volgt kun je de WikiWijs namelijk optijd voltooien. Het is daarbij zo dat deze WikiWijs is gemaakt voor de aankomende twee lessen. Zie hieronder in het schema wat er van jou vandaag en volgende week verwacht wordt. Succes!

7 januari

Tijd in de les:

1 uur

Wat moet er af zijn?

  • Indeling van het plantenrijk
  • De bouw van (zaad)planten
  • Bomen en bescherming
  • De voortplanting van bloemplanten (Huiswerk)

 

14 januari

Tijd in de les:

30 minuten

Wat moet er af zijn?

  • De bouw en functie van bloemen
  • De verspreiding van zaden

 

 

Indeling van het plantenrijk

Hieronder zie je een schema waarin de indeling van het plantenrijk al duidelijk wordt. Hierna volgt een schriftelijke toelichting voor hoofd- en subgroepen.

Indeling van het plantenrijk
Indeling van het plantenrijk

Wieren:

De wieren (algen) vormen de hoofdgroep met de eenvoudigste bouw. Je kunt ze onderscheiden van andere plantengroepen doordat zij geen echte wortels, stengels en bladeren hebben.  Wieren vormen een belangrijke hoofdgroep. Net als andere groene planten kunnen wieren hun eigen voedsel maken door middel van fotosynthese. Zuurstof is een belangrijk ‘bijproduct’ van de fotosynthese. Omdat wieren in zulke groten getale in water voorkomen, leveren wieren meer dan de helft van de zuurstof.

Aantal kenmerken van wieren zijn:

  • Ze zijn vaak zo klein dat je ze alleen met een microscoop kunt zien.
  • Er bestaan eencellige en meercellige algen.
  • Wieren (algen) leven voornamelijk in het water, sommige algen komen ook op het land voor.
Eencellige en meercellige wieren (algen)
Eencellige en meercellige wieren (algen)

Korstmossen:

Naast de groene laag van algen, zie je vaak dat een boomstam begroeid is met grijsgroene plakkaten of ‘korsten’. Dit zijn korstmossen, deze korstmossen komen ook voor op oude stenen, gebouwen en stoeptegels. Er zijn drie soorten korstmossen: korstvormige – bladvormige – struikvormige.

De naam korstmossen zou ervoor kunnen zorgen dat je denkt dat het tot de mossen behoort, maar dat klopt niet. Een korstmos is een samenlevingsvorm tussen een alg en een schimmel. Beide organismen hebben voordeel van deze samenlevingsvorm, ook wel symbiose genoemd. De alg levert voedingstoffen aan de schimmel --> die de schimmels zelf niet kan maken. De schimmel houdt vocht en mineralen vast --> waardoor het de alg beschermt tegen uitdroging.

Mossen:

Mossen zijn landplanten, maar hebben wel een vochtige omgeving nodig. Mossen hebben geen transportsysteem van vaatbundels waarmee ze water vanuit de bodem naar boven kunnen transporteren. Daarnaast hebben mossen geen echte wortels, ze hebben een soort haartjes waarmee ze zich aan de bodem vasthechten en water opnemen.

Voor de voortplanting maken mosplanten zogenoemde sporendragers of sporenkapsels. Een sporendrager ziet eruit als soort doosje op een steeltje, in het doosje zitten sporen. Sporen bestaan uit erfelijk materiaal omgeven door een hulsel. Bij droog weer springt de sporendrager open en worden de sporen door de lucht verspreid. Als de spore op een geschikte plaats terecht komt groeit het daaruit tot mos.

Mos met sporendragers
Mos met sporendragers

Paardenstaarten:

In vergelijking met mossen zijn paardenstaarten en varens beter aangepast aan een droger landleven. Ze hebben echte wortels en hun bladeren en stengels hebben een wasachtige laag die uitdroging tegengaat. Hun stengels en bladeren bevatten vaatbundels waarmee water en voedingsstoffen door de plant kunnen getransporteerd en het houtachtige materiaal zorgt voor stevigheid.

Paardenstaarten
Paardenstaarten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Varens:

Varens groeien uit een wortelstok en hebben meestal grote bladeren. Aan de onderkant van de bladeren ontstaan op een gegeven moment de sporendragers, deze sporendragens zien eruit als kleine bruine of groene puntjes of streepjes. Als je aan de bladeren schudt als de sporen rijp zijn, vallen de sporen uit als bruin ‘poeder’. Varens planten zich dus geslachtelijk voort door middel van sporen. Daarom horen ze bij de groep van de sporenplanten.

Verschillende varens
Verschillende varens
Varenblad met sporen
Varenblad met sporen

De zaadplanten

Net als paardenstaarten en varens hebben zaadplanten een uitgebreid wortelstelsel en vaatbundels die water en voedingsstoffen door de plant kunnen vervoeren. Vanwege deze vaatbundels kun je paardenstaarten, varens en zaadplanten ook indelen in de groep van de vaatplanten. De zaadplanten zijn het best aangepast aan een droog landleven. Kenmerken van de zaadplanten zijn:

  • De stevige bladeren en stengels hebben een wasachtige laag om uitdroging tegen te gaan.
  • Zaadplanten worden het grootst.
  • Ze hebben een stevig wortelstelsel zodat ze voldoende water op kunnen nemen en zichzelf verankeren in de bodem.

Karakteristiek voor zaadplanten is dat ze zich kunnen voortplanten door middel van zaden, terwijl varens, paardenstaarten en mossen sporen vormen. Een zaad is groter dan een spore en bevat een embryonaal plantje met voedsel voor de kiemperiode. Tijdens de kiemperiode barst de zaadhuid open en ontwikkelt het embryonaal plantje zich tot een kiemplantje met wortel, stengel en bladeren.

De zaadplanten kun je indelen in twee subgroepen: de coniferen en de bloemplanten. De indeling is gebaseerd op de manier waarop de zaden gevormd worden.

Coniferen:

Bij coniferen denk je waarschijnlijk aan de struik in de tuin die ook in de wintergroen blijft. Maar er behoren nog veel meer plantensoorten tot de plantengroep van de coniferen. ‘Conifeer’ betekend letterlijk kegeldrager. Coniferen hebben geen bloemen en vruchten, maar hun zaden ontwikkelen zich op de houtige schubben van kegels. Coniferen noem je ook wel naaktzadigen omdat de zaden zich niet in een vrucht ontwikkelen, zoals bij de bedektzadige het geval is.

Verschillende coniferen
Verschillende coniferen

Bloemplanten:

Bloemplanten maken 80% van alle plantensoorten op aarde uit. Tot de groep van bloemplanten behoren:

  • De loofbomen
  • De struiken
  • De kruidachtige planten

Bloemplanten hebben bloemen die een centrale rol speken bij de voortplanting. Je ziet bij deze groep een grote variëteit aan strategieën om ervoor te zorgen dat stuifmeel bij een bloem van een andere soortgenoot terechtkomt. Dit zorgt voor een grote veelvormigheid binnen de groep van de bloemplanten. Na de bestuiving vindt de bevruchting plaats in het vruchtbeginsel van de bloem. Nu kan het zaad zich ontwikkelen in het vruchtbeginsel. Het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht met daarin het rijpe zaad. Daarom noemt men bloemplanten ook wel bedektzadigen.

Verschillende bloemplanten
Verschillende bloemplanten

De opdrachten:

Hieronder vind je een bestand, als je dit bestand opent krijg je een Word document te zien. In dit Word document vind je een tabel, met behulp van deze tabel ga je de voorgaande theorie verwerken en samenvatten. Dit doe je door voor elk van de vijf hoofdgroepen aan te kruisen welke kenmekren zij wel (vakje groen maken) en niet (vakje rood maken) hebben. Lever je ingevulde tabel in door het te mailen naar: a.wassenaar2@fcroc.nl

Klik op de onderstaande link, hierna opent zich een webpagina van Biologie voor jou.

Maar deze opdracht, waardoor je je kennis test!

Biologie voor jou: Indeling plantenrijk

Maak de onderstaande 10 vragen, ben je hiermee klaar ga dan naar het volgende onderdeel!

Oefening:Indeling van het plantenrijk

De bouw van (zaad)planten

De meeste planten groeien hun leven lang. Deze groei vindt plaats in bepaalde delen van een plant. De toppen van stengels en wortels zorgen voor groei in de lengte. Knoppen kunnen uitgroeien tot nieuwe zijtakken, bladeren en/of bloemen. De stengel van een plant heeft gespecialiseerde cellen die ervoor zorgen dat een plantenstengel in de dikte kan groeien.

Planten kunnen sneller groeien als de omstandigheden gunstig zijn. Er moet aan een aantal belangrijke groeivoorwaarden zijn voldaan. Als aan één van deze groeivoorwaarden niet voldaan is, kan de plant niet goed groeien. De meeste zaadplanten hebben bladeren, stengels en wortels, met deze onderdelen kunnen planten de aanwezige groeivoorwaarden optimaal benutten.

De bouw en functie van bladeren

De belangrijkste functie van bladeren is het aanmaken van voedsel voor de eigen plant doormiddel van het proces van fotosynthese. De fotosynthese vindt plaats in de zogenoemde bladgroenkorrels, die zich bevinden in de cellen van bladeren (en vaak de stengel). De bladgroenkorrels absorberen zonlicht en gebruiken de energie uit zonlicht om uit eenvoudige grondstoffen (koolstofdioxide en water) energierijke suikers te vormen. Dit proces wordt ook wel assimilatie genoemd. Als belangrijk bijproduct van fotosynthese ontstaat zuurstof.

Een plant gebruikt de energierijke suikers die hij maakt als bouwstof voor de opbouw van weefsels. De suikers dienen ook als brandstof. De verbranding van suikers is het omgekeerde van het fotosyntheseproces. De suiker worden met behulp van zuurstof afgebroken (verbrand) tot koolstofdioxide en water, waarbij energie vrijkomt. Dit proces wordt ook wel dissimilatie genoemd.

De onderdelen van een blad
De onderdelen van een blad
Verschillende vormen bladeren
Verschillende vormen bladeren

 

 

 

 

 

 

 

Hieronder in deze twee video's word uitgelegt hoe het proces fotosynthese werkt. Bekijk de video's goed! Het is niet verplicht om beide video's te bekijken, begrijp je het al nadat je één video bekeken hebt dan lees je verder.

Clipphanger Fotosynthese

Biologie Fotosynthese

De cellen waaruit organismen zijn opgebouwd kunnen er verschillend uitzien. De bouw van een cel verschilt per type domein, hiermee bedoelen we de planten, dieren, schimmels en bacterië. De meeste plantaardigecellen hebben een vergelijkbaar bouwplan. Hieronder zie je een afbeelding van een cel met de genoemde onderdelen, het is belangrijk dat je de verschillende onderdelen kent.

Daarom deze opdracht, in de opdracht koppel je de verschillende onderdelen aan de juiste functie.

Een plantaardige cel
Een plantaardige cel

Opdracht 2

De bouw en functie van wortels

Het wortelstelsel van een plant heeft drie belangrijke functies en bestaat uit drie belangrijke onderdelen.

Drie belangrijke functies:

  1. Wortels verankeren de plant stevig in de grond, waardoor de wind gen vat op de plant kan krijgen.
  2. De wortels nemen water en voedingszouten op uit de bodem.
    • De plant heeft water nodig voor de fotosynthese en voor het verkrijgen van stevigheid. Als plantencellen optimaal met water gevuld zijn, zijn de cellen stevig en veerkrachtig. Vergelijk het met een goed gevuld waterbed. Als een plant te weinig water binnenkrijgt, gaat het slap hangen.
    • Planten kunnen hun eigen voedsel maken, maar hebben ook een geringe behoefte aan voedingszouten uit de bodem. Deze voedingszouten bestaan uit poep en urine van dieren, doordat door plantaardig en dierlijk materiaal wordt afgebroken door de afbrekers in de natuur. Deze afbrekers noemen we ook wel .
  3. De wortels hebben soms nog een derde functie, ze kunnen dienstdoen als opslagplaats van reservevoedsel. De suikers die door de bladeren zijn aangemaakt, worden bij sommige planten in de vorm van zetmeel opgeslagen in de wortels

De bouw en functie van stengels

De stengel van een plant heeft een aantal functies:

  • De stengel draagt de bladeren, die daardoor een gunstige plaats kunnen innemen ten opzichte van het licht.
  • De stengel geeft stevigheid aan een plant.
  • Als de stengel groen is, vind er ook fotosynthese in de stengel plaats.
  • De belangrijkste functie van de stengel is het transport van water en voedingsstoffen. Doordat elk plantenonderdeel met de stengel verbonden is, kan de stengel alle stoffen in de plant aan- en afvoeren.
De bouw van een stengel
De bouw van een stengel

In bladeren worden suikers aangemaakt, die naar de rest van de plant vervoerd worden omdat die plantendelen energie en bouwstoffen nodig hebben. De stengel beschikt hiertoe over een uitgebreid stelsel van vaatbundels, die net als bloedvaten in ons lichaam een transportfunctie hebben. de vaatbundels bestaan uit buisachtige cellen die met elkaar verbinden zijn.

Een vaatbundel bestaat uit twee soorten vaten: de bastvaten en de houtvaten. De bastvaten liggen het dichtst bij de buitenkant van de stengel en vervoeren suikers vanuit de bladeren naar de rest van de plant. De houtvaten liggen meer naar het midden van de stengel en vervoeren water en zouten (mineralen) vanuit de wortels omhoog. De celwanden van de houtvaten zijn extra verstevigd met houtstof.

Tussen de bast- en de houtvaten zit een dun laagje cellen, het cambium, dat voortdurend nieuwe cellen aanmaakt. Naar de buitenkant vormt het cambium bastcellen, naar de binnenkant houtcellen. Doordat de plant vaak ook een laagje cambium heeft in de stengel kan een plant ook in de dikte groeien.

Bomen en bescherming

Bomen zijn bijzonder planten. Zij hebben hetzelfde bouwplan van wortels, stengels en bladeren als zaadplanten, maar kunnen veel hoger groeien omdat ze beschikken over een houtachtige stengel (de stam). Deze stam wordt gevormd door het cambium, naar buiten toe vormt het cambium de bastvaten ook wel de bast van de stam. Naar buiten toe vormt het de houtvaten, het hout van de stam.

Een verdere uitleg over bomen vind je hieronder in de video. Lees je het liever? Kijk dan op bladzijde 45 en 46 van je boek.

Uitleg over de jaarringen

Beschermingsmechanismen van bomen en planten:

Planten beschermen zich tegen invloeden van buitenaf door middel van verschillende aanpassingen. Daarnaast kunnen planten zich beschermen tegen indringers die vraat veroorzaken, zoals insecten, vogels en zoogdieren. Planten kennen mechanische, chemische of indirecte vormen van afweer.

 

De voortplanting van bloemplanten

Een individuele plant moet op een gegeven moment sterven, maar doordat planten zich kunnen ‘voortplanten’, zorgen ze ervoor dat de soort waartoe ze behoren wel kan blijven bestaan. Je kunt onderscheid maken tussen geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting. Veel planten kunnen zich op beide manieren voortplanten.

Bij ongeslachtelijke voortplanting kan een deel van de plant uitgroeien tot een nieuwe plant. De nakomelingen die op deze manier ontstaan, beschikken over hetzelfde erfelijke materiaal en daarmee over dezelfde eigenschappen als de ouderplant.

Bij de geslachtelijke voortplanting vindt er een versmelting plaats van een mannelijke geslachtscel met een vrouwelijke geslachtscel. Dit is vergelijkbaar met de geslachtelijke voortplanting van dieren en mensen. Om te kunnen versmelten, moeten de geslachtscellen eerst bij elkaar komen. Bij planten is dit gecompliceerder dan bij de meeste dieren, omdat planten zich niet kunnen verplaatsen om bij een partner te komen. Op deze manier kunnen erfelijk bepaalde eigenschappen van de ouderplanten op een nieuwe manier gecombineerd worden. Er ontstaat variatie binnen één soort, waardoor er een grotere kans is op nakomelingen die beter zijn aangepast aan veranderde omgevingsfactoren.

Opdracht 1:

Maak een samenvatting over ongeslachtelijke voorplanting. Gebruik hiervoor de bladzijdes 52 t/m 55 uit je boek.

Zorg dat de volgende woorden terugkomen in je samenvatting: Uitlopers – wortelstokken – stekken – scheuren – klonen.

Opdracht 2:

Begin pas aan deze opdracht nadat je het volgende onderdeel: "De bouw en functie van bloemen hebt gelezen".

Maak een samenvatting over geslachtelijke voortplanting. Gebruik hiervoor de bladzijdes 60 t/m 66. Vind je dit een lastig onderwerp? Bekijk dan eerst de onderstaande video’s deze geven je eerst een uitleg over dit onderwerp. Gebruik deze video’s ook bij het maken van je samenvatting als je dat handig vindt.

Zorg dat de volgende woorden terugkomen in je samenvatting:

Onderdeel bestuiving

Stuifmeel – helmknoppen – stempel – bestuiving – insectenbestuiving – windbestuiving – kleur – geur – stamper – nectar – voedselbron – wind – soortgenoot – hooikoorts – grassen – kruisbestuiving – bevruchting – specifieke aanpassingen voor zelfbestuiving.

Onderdeel bevruchting

Stuifmeelbuis – zaadbeginsels – mannelijke geslachtscel – vrouwelijke geslachtscel – versmelting – zaad – zaadhuid – vruchtbeginsel – vrucht – zaadlobben – kiembladen – reservevoedsel – ontkieming – kiemplantje.

Lever de twee samenvattingen in voor 21 januari bij aanvang van de les!

 

Bestuiving & bevruchting van planten

Test je kennis: voorplanting van bloemplanten

In dit deel van de WikiWijs word je kennis getest over de bestuiving en bevruchting bij planten. Je hebt je in de voorgaande les verdiept in dit onderwerp en een samenvatting geschreven. Als het goed is heb je deze ingeleverd door hem te mailen naar: a.wassenaar2@fcroc.nl

Nu je de samenvatting hebt geschreven in ingeleverd heb je de kennis over deze onderwerpen. Is het alweer weggezakt? Lees je samenvatting dan nog eens door of bekijk de video's, ga daarna aan de slag met de onderstaande oefeningen!

Opdracht 2

De bouw en functie van bloemen

Voordat we gaan kijken naar hoe de geslachtelijke voortplanting in zijn werk gaat, moeten we eerst meer weten over de bouw van de bloem. Want bij de geslachtelijke voortplanting speelt de bloem een centrale rol. Dit zie je terug in de bouw van een bloem, hieronder zie een afbeelding van een bloem en de onderdelen. Bekijk de video en afbeelding goed, hierna volgen er vragen.

De onderdelen van een bloem
De onderdelen van een bloem
De onderdelen van de stamper
De onderdelen van de stamper

De bouw van bloemen

In het basisbouwplan zie je veel variatie in kleur, grootte en aantal van de verschillende onderdelen. Bij de tulp is weinig verschil tussen de kelk- en kroonbladeren. De kelkbladeren krijgen uit uiteindelijk dezelfde kleur als de kroonbladeren. Een witte dovennetel vormt een soort opstapje voor een insect, deze bloem behoort tot de lipbloemigen. Het lipje helpt de insect bij het verkrijgen van nectar en zorgt ervoor dat hij onder het stuifmeel komt. Een paardenbloem lijkt op één grote felgekleurde bloem, maar als je goed kijkt zie je dat op de bloemboden vele kleine bloemen groeien.

Een tulp
Een tulp
Witte dovennetel
Witte dovennetel
Een paardenbloem
Een paardenbloem

Eenslachtig & tweeslachtig eenhuizig en tweehuizig

Het vrouwelijke geslachtsorgaan van een plant is de stamper. De meeldraden zijn de mannelijke geslachtsorganen. Sommige bloemen hebben zowel stampers (met stuifmeelkorrels) als meeldraden (met eicellen). Deze bloemen zijn zowel mannelijk als vrouwelijk. Ze zijn tweeslachtig.

Er zijn ook bloemen die alleen stampers hebben of alleen meeldraden. Deze bloemen zijn éénslachtig. Er bestaan ook bloemen die geen meeldraden en ook geen stampers hebben. Bij deze bloemen spreek je van ongeslachtelijke voortplanting

Eenhuizig & Tweehuizig

Daarnaast kan er bij een plant onderscheid gemaakt worden tussen eenhuizig of tweehuizig. Bij tweeslachtige bleoemen bevinden de eicellen en stuifmeelkorrels zich in één bloem en dus ook op één plant. Een plant met tweeslachtige bloemen is dus altijd eenhuizig.

Een andere vorm is dat dezelfde boom zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen heeft. De zwarte els is hier een voorbeeld van, deze boom is eenhuizig met eenslachtige bloemen.

Een wilgenkatje is een eenslachtige bloem van de wilgenboom. Dit wilgenkatje bevat alleen meerdraden (mannelijke geslachtscellen) en is eenslachtig. Op een andere wilgenboom zitten wilgenkatjes met stampers (de vrouwelijke geslachtscellen). De wil is dus eenslachtig maar tweehuizig.

De verspreiding van zaden

Bloemplanten laten een grote diversiteit aan mechanismen zien om hun zaden te verspreiden. Zaadverspreiding voorkomt onnodige concurrentie om ruimte, water en licht. Bovendien breidt de soort zich uit op nieuwe plaatsen, waardoor de overlevingskansen van de soort groter worden. Bij de verspreiding van de zaden kun je grofweg drie manieren onderscheiden: verspreiding van dieren, door de wind of het water, of door de plant zelf. Vruchten spelen een belangrijke rol bij de zaadverspreiding. De wijze van de zaadverspreiding van een bloemplant zie je terug in het uiterlijk van de vruchten.

Zaadverspreiding door dieren:

  • Sappige en opvallend gekleurde vruchten trekken vogels aan. De harde zaden worden niet verteerd en op een andere plek weer uitgepoept.
  • Dieren zoals een Eekhoorn of een Veldmuis eten graag de zaden van bijvoorbeeld een beuk. Ook leggen ze in de herfst op verschillende plaatsen in het bos voorraden aan van deze zaden om de winter door te komen. De dieren vergeten weleens een voorraadje of er blijven een aantal zaden achter. Hierdoor kunnen hieruit nieuwe plantjes groeien.
  • Sommige vruchten hebben weerhaakjes waardoor ze aan de vacht van een dier blijven kleven. Hierdoor kunnen de zaden zich ook verspreiden.

Zaadverspreiding door wind of water:

  • De paardenbloem maakt kleine vruchten met een soort ‘parachute’ eraan hierdoor blijven ze langer in de lucht zweven als de wind ze meevoert. Hierdoor verspreid het zaad zich naar een andere locatie om te kunnen ontkiemen.
  • Een klaproos vormt een zaaddoos met daarin losse en licht zaden. De zaaddoos heeft gaatjes aan de bovenkant, waardoor als de wind de zaaddoos doet bewegen de zaden door de opening naar buiten worden geslingerd.
  • Een gele lis groeit langs het water en heeft zaden die als bootjes op het water blijven drijven.

Zaadverspreiding door de plant zelf:

  • Sommige bloemplanten kunnen hun eigen zaden weg ‘schieten’. Als de vrucht droog en hard is geworden komt er spanning op naden, hierdoor springen de vruchten open en worden de zaden weggeslingerd.
  • Een eikel of walnoot is rond en kan een eindje weg van de boom rollen of stuiteren, wanneer ze van grote hoogte van een tak naar beneden vallen.
Mogelijke manieren om zaden te verspreiden
Mogelijke manieren om zaden te verspreiden

Opdracht 2