De stengel van een plant heeft een aantal functies:
In bladeren worden suikers aangemaakt, die naar de rest van de plant vervoerd worden omdat die plantendelen energie en bouwstoffen nodig hebben. De stengel beschikt hiertoe over een uitgebreid stelsel van vaatbundels, die net als bloedvaten in ons lichaam een transportfunctie hebben. de vaatbundels bestaan uit buisachtige cellen die met elkaar verbinden zijn.
Een vaatbundel bestaat uit twee soorten vaten: de bastvaten en de houtvaten. De bastvaten liggen het dichtst bij de buitenkant van de stengel en vervoeren suikers vanuit de bladeren naar de rest van de plant. De houtvaten liggen meer naar het midden van de stengel en vervoeren water en zouten (mineralen) vanuit de wortels omhoog. De celwanden van de houtvaten zijn extra verstevigd met houtstof.
Tussen de bast- en de houtvaten zit een dun laagje cellen, het cambium, dat voortdurend nieuwe cellen aanmaakt. Naar de buitenkant vormt het cambium bastcellen, naar de binnenkant houtcellen. Doordat de plant vaak ook een laagje cambium heeft in de stengel kan een plant ook in de dikte groeien.