Op deze website kunnen jullie alles leren over het hart, ademhalen en alles wat daarbij hoort.
Ook kunnen jullie bijbehorende vragen maken en filmpjes bekijken.
We wensen jullie veel succes en hopen dat jullie een voldoende halen voor de toets! :)
Inhoud
Het hart
Hartslag
Bloedsomloop
Bloeddruk
Lichaamstemteratuur
Ademhaling
Slaap en waakritme
Communicatie
het hart
Het hart
1.2 het hart ( cor )
1.2.1 Bouw van het hart
Het hart ligt in de borstholte achter het borstbeen, tussen beide longen in
De onderzijde van het hart is iets naar links gericht
Het hart is een holle spier, waarin in zich bloed bevindt
Het hart bestaat uit verschillende lagen:
Het hartvlies (endocard), een dun glad vlies dat in direct contact staat met het bloed
Hartspier (myocard)
Hartzakje (pericard), bestaat uit een binnenste vlies en buitenste vlies. Tussen deze vliezen bevindt zich een zeer dun laagje vocht, waardoor tijdens pomp bewegingen de vliezen gemakkelijk over elkaar schuiven
Boezems (atria) en kamers (ventrikels)
Het hart is van binnen in 4 holtes verdeeld, twee boezems en twee kamers
De boezems liggen boven de kamers
De linkerboezem (atrium) is verbonden met de linkerkamer (ventrikel)
Tussen de linkerkamer en linkerboezem zit een tweelippige klep (valvula bicuspidalis)
Tussen de rechterkamer en rechterboezem zit een drieslippige klep (valvula tricuspidalis)
De kleppen samenzijn de atrioventriculaire kleppen, ze bestaan uit plooien en zorgen ervoor dat het bloed maar in een richting kan worden gepompt
Tussenschot (septum)
De linkerboezem en kamer worden door een tussenschot gescheiden van de rechterboezem en kamer. Hierdoor wordt het bloed van allebei de harthelften niet gemengd
Grote lichaamsslagader (aorta) en longslagader ( truncus pulmonalis)
Bij de uitgangen van de kamers zitten slagaders
Uit de linkerkamer komt de grote lichaamsslagaders
Uit rechterkamer komt de longslagader, deze longslagader splitst zich weer in twee longslagaders (arteriae pulmonales)
Tussen de kamers en beide slagaders zitten ook kleppen, zij zorgen ervoor dat het bloed niet terugstroomt de kamers in. Deze kleppen worden de halvemaanvormige kleppen (valvulae semilunares) genoemd
Onderste en bovenste holle ader ( vena cava inferior en vena cava superior) en longaders ( venae pulmonales)
Het bloed dat door het hart wordt gepompt komt weer terug in de boezems
Tussen de aders en de boezems zitten geen kleppen
Kransslagaders (arteriae coronariae) en de kransaders (venae coronnariae)
Elke spier in het menselelijk lichaam heeft zuurstof en voedingsstoffen nodig
De hartspier ontvangt zuurstof en voedingsstoffen via de kransslagaders (arteriae coronariae )
De kransslagaders ontstaan uit de aorta, daarna vertakken ze zich in de hele hartspier
Via de kransaders (venae coronariae) wordt het bloed teruggevoerd naar de boezem
1.3 Bloedvaten
Het bloedvatenstelsel bestaat uit een ingewikkeld systeem van buizen en buisjes
De aders (venen) en slagaders (arteriën), de grootste buizen van dit systeem zijn de aan en afvoerwegen van het hart
De grootste lengte van het vaatsysteem komt voor rekening in de haarvaatjes, haarvaatjes (capillairen) zijn maar 1 millimeter lang en nog dunner dan een mensenhaar! Je kunt ze alleen onder de microscoop zien
Haarvaatjes brengen het bloed vlakbij iedere levende cel
1.3.1 Slagaders (arteriën)
Slagaders zijn de meest sterkste bloedvaten die zuurstofrijk en voedselrijk bloed bevatten
Het bloed in longslagaders is niet zuurstofrijk
Slagaders krijgen via de rechterharthelft het zuurstofarme bloed uit de weefsels
Slagaders liggen diep in de weefsels omdat ze daar beschermd worden tegen beschadigingen van buitenaf
De druk in de slagaders is hoog
De wand van de slagaders is elastisch ze zetten bij iedere hartslag wat uit, hierdoor kan de bloedstroom soepel lopen
Slagaders vertakken zich in kleinere vaatjes, in die vaatjes zitten ringen van glad spierweefsel (arteriolen), hierdoor kan het bloedtoevoer naar de organen worden geregeld
De kleinere vaatjes vertakken zich weer verder in de haarvaatjes, haarvaatjes zitten als fijnmazig netwerk in alle weefsels, de wand van deze haarvaatjes bestaat uit een doorlaatbaar vlies
1.3.2 Aders (venen)
Het systeem van aders kent dezelfde opbouw als het slagadersysteem alleen dan omgedraaid
Wanneer het slagaderlijke bloed de zuurstof en voedingsstoffen heeft afgegeven aan de lichaamscellen, dan moet het terug naar het hart
Het bloed gaat via het aderlijke haarvatennet naar de kleine aders
De kleine aders bestaan uit:
Doorlaatbaar vlies – bindweefsel – spieren
Aders zijn niet even stevig als slagaders, de druk in de aders is erg laag
Het aderlijke bloed hoopt zich gelukkig niet in de benen op, omdat de omliggende spieren de vaten masseren en helpen het bloed voort te stuwen
Ook hebben het hart en de hartkleppen een zuigende werking, het zorgt ervoor dat het bloed zich alleen maar in de richting van het hart kan bewegen
Hartslag
Hartslag
De hartslag geeft, samen met andere lichamelijke observatiegegevens, een indruk van de lichamelijke toestand van een zorgvrager.
In ziekenhuizen wordt de hartslag meestal 2 keer per dag gecheckt. Er kunnen ook speciale redenen zijn voor regelmatige observatie:
Bij een hartafwijking
Aandoeningen aan de hersenen
Gebruik van bepaalde medicijnen
Observatie plaatsen
De bewegingen van de slagaders zijn te voelen aan de pols en hals. Dat zijn de plekken waar de slagaders aan de oppervlakte van het lichaam lopen, over de harde onderlaag.
De hartslag wordt gemeten aan de volgende slagaders:
Slaapslagaders (arteria temporalis)
Halsslagaders (arteria carotis)
Polsslagader (arteria radialis)
Liesslagader (arteria femoralis)
Wat moet je observeren?
Let bij het controleren van de hartslag op de volgende punten:
Frequentie
Ritme
Gelijkmatigheid
Spanning en volume
Frequentie
De frequentie is aantal hartslagen per minuut. De normale hartfrequentie hangt af van verschillende factoren. Maar er zijn gemiddelden aangegeven
Bij pasgeborenen: 120 tot 140 slagen per minuut
Bij kinderen: de frequentie hangt af van de leeftijd
Bij volwassenen: 60 tot 90 slagen per minuut
Een verhoogde hartfrequentie kan voorkomen bij:
Emoties
Koorts
Bloedingen
Hartafwijkingen
Bepaald medicijngebruik
Een verlaagde hartfrequentie kan voorkomen bij:
Conditieverbetering
Tijdens de slaap
Bij braken
Bij hersenaandoeningen
Bij hartafwijkingen
Na bepaald medicijngebruik
In een later stadium van shock
Ritme
Bij gezonde mensen is het ritme regelmatig. Een onregelmatige hartslag kan wijzen op een stoornis in het hart.
Gelijkmatigheid
Je kunt spreken over gelijkmatigheid als alle hartslagen even krachtig en voelbaar zijn. Onder normale omstandigheden zijn de slagen gelijkmatig
Spanning en volume
De spanning hangt af van de elasticiteit van de slagaders als deze normaal functioneren is de spanning gewoon normaal
bij een verminderde elastische wand bevindt het bloed zich in een kleine ruimte en drukt het hart tegen de wanden
Hoe moet je een hartslag observeren?
Observeer een hartslag 15 seconden en vermenigvuldig de uitslag met vier
De meest gebruikte plaats voor een hartslagmeting is de pols
Als de hartslag zeer onregelmatig en zeer raag is, observeer de hartslag dan een halve of hele minuut
Rapportage
In instellingen gebeurt de rapportage over de hartslag meestal via een observatielijst
Noteer afwijkende observatiepunten apart, soms kan het nodig zijn om afwijkende punten meteen door te geven
Het belangrijkste bloedvat van het lichaam is de lichaamsslagader of aorta.
Vanuit de linkerkamer van het hart loopt de aorta in een boog naar boven en op het hoogste punt van die boog is er weer een vertakking voor de slagaderen van de armen en hoofd
In het deel van de aorta dat naar beneden loopt zitten vertakkingen naar alle mogelijke organen.
In het bekken splitst de aorta zich in de linker en de rechter bekkenslagader, die de benen van bloed voorzien
De aders doen hetzelfde systeem maar dan in de omgekeerde richting. De aders komen samen in de holle ader (vena cava superior) en de bovenste holle ader (vena cava inferior)
De bovenste ader doet het bloed vervoeren dat afkomstig is uit de armen, hoofd, hals en borstorganen
De onderste holle ader doet het bloed vervoeren dat afkomstig is uit de benen, het bekken en de buikorganen
Het bloed uit allebei de holle aders komt in de rechterboezem
Vanuit de rechterboezem komt het bloed in de rechterkamer
Bij iedere hartslag wordt het bloed via de longslagaders naar de longen gepompt, het bloed geeft hier koolstofdioxide af en neemt zuurstof op
Via de longaders stroomt zuurstofrijkbloed direct naar het hart
Het deel van de bloedsomloop dat zuurstofrijkbloed van het hart naar de lichaamscellen vervoert, en zuurstofarm bloed van de lichaamscellen terugvoert naar het hart, dat wordt nu de grote bloedsomloop genoemd

Grote bloedsomloop:
De grote bloedsomloop loopt vanuit het hart naar alle delen van het lichaam. De linkerkamer pompt het zuurstofrijke bloed via de aorta het lichaam in. De aorta vertakt zich tot steeds kleinere vaten en haarvaten. De organen gebruiken voedingsstoffen en zuurstof uit de haarvaten en geven hun afvalstoffen af aan de haarvaten. Het zuurstofarme bloed gaat via de aders weer terug naar het hart.
Kleine bloedsomloop:
In de kleine bloedsomloop komt zuurstofarm bloed binnen in de rechterboezem van het hart. De klep tussen de rechterboezem en -kamer opent en het bloed stroomt naar de rechterkamer. Het hart pompt het bloed via de rechterkamer en de longslagader naar de longen. In de longen geeft het bloed koolzuur af en neemt het zuurstof op. Dit zuurstofrijke bloed stroomt door de longaderen terug naar het hart.
Prikkelgeleidingssysteem
Het prikkelgeleidingssysteem is een netwerkje van speciale cellen in de hartspier die elkaar in een domino-effect een elektrische prikkel doorgeven. Die prikkel stimuleert de hartspier om zich samen te trekken. Het prikkelgeleidingssysteem zorgt ervoor dat het samentrekken in het juiste tempo en in de juiste volgorde gebeurt. De juiste volgorde wil zeggen: eerst de boezems, dan pas de kamers.
De pompfunctie van het hart is afhankelijk van het prikkelgeleidingssysteem, want als de hartspier in het juiste tempo en de juiste volgorde samentrekt, pompt het hart optimaal. Werkt het prikkelgeleidingssysteem niet goed, dan spreek je van een hartritmestoornis. Een hartritmestoornis kan de pompfunctie van het hart op allerlei manieren verzwakken en in zeldzame gevallen zelfs leiden tot een plotse hartdood. Maar meestal is een afwijkend hartritme vrij onschuldig.
Het prikkelgeleidingssysteem bestaat uit cellen in de hartspier die het vermogen hebben een elektrische prikkel snel te geleiden. Deze cellen - in de tekening groen gekleurd - vormen een netwerkje. Weliswaar kan ook het omringende (vleeskleurige) spierweefsel een elektrische prikkel doorgeven, maar dat gaat minder snel. Daardoor wordt de prikkel in de meeste gevallen via de groene banen geleid.
A. Sinusknoop (bliksemflitsje)
B. AV-knoop
C. Bundel van His
D. Bundeltakken
E. Purkinje-vezels
De sinusknoop
De elektrische prikkel begint in een langgerekt groepje cellen in het plafond van de rechterboezem. Dit is de sinusknoop, de natuurlijke pacemaker van het hart. Niet alleen de cellen in de sinusknoop, maar alle spiercellen in het hart zijn in staat om een stroomstootje te produceren. Als de sinusknoop zou uitvallen, zou het hart niet ophouden te kloppen. Het hart zou wel trager gaan kloppen, omdat de cellen in de sinusknoop het snelst een prikkel af kunnen leveren. De sinusknoop geeft als het ware het tempo aan. Vanuit de sinusknoop verspreidt de elektrische prikkel zich aanvankelijk over de spiercellen van beide boezems en wordt dan even opgehouden in de AV-knoop.
De elektrische prikkel verspreidt zich in een domino-effect razendsnel over de spiercellen van het hart. De prikkel ontstaat in de sinusknoop boven in de rechterboezem, van waaruit eerst de spiercellen van beide boezems een impuls krijgen en vervolgens, na een kort oponthoud, de spiercellen van de kamers.
De AV-knoop
Het weefsel tussen boezems en kamers vormt een isolerende laag die de elektrische prikkel op de meeste plaatsen niet geleidt. De prikkel kan alleen zijn weg vinden via een groepje cellen midden in het hart, op de grens van boezem (atrium) en kamer (ventrikel). Dit wordt de atrioventriculaire knoop ofwel de AV-knoop genoemd. Een bijzondere eigenschap van de cellen in de AV-knoop is dat zij de elektrische prikkel kunnen afremmen. Dat heeft als gevolg dat de kamers net iets later samentrekken dan de boezems, waardoor het bloed in twee stappen door het hart gaat. Eerst wordt het vanuit de boezems in de kamers geperst en dan vanuit de kamers het hart uit. Tussen het ontstaan van de elektrische prikkel in de sinusknoop en de reactie van de spiercellen in de kamers zit iets minder dan een kwart seconde. Ongeveer de helft van die tijd komt voor rekening van het oponthoud in de AV-knoop.
Bloedsomloop
Bloeddruk
Bloeddruk
Wat is het?
Het bloed wordt door het hart in de verschillende slagaders gepompt. Het stromende bloed oefent druk uit op de bloedvaten. Deze druk is niet in alle bloedvaten even groot. De druk in de bloedvaten vlak bij het hart (aorta en longslagader) zijn het grootst. Verderop in het bloedvatenstelsel wordt deze druk steeds sterker.
De bloeddruk is de druk die in de slagaders heerst, in het bijzonder de slagader van de bovenarm.
Bovendruk en onderdruk:
Bij bloeddrukmeting wordt de druk in de druk in de armslagader gemeten, er zijn twee waarden van bloeddruk:
Bovendruk (systolische druk): deze heerst in de slagaders als het hart bloed in de aorta pompt.
Onderdruk (diastolische druk): deze heerst in de slagaders als het hart zich ontspant.
Je bloeddruk schommelt gedurende de dag en nacht:
‘s nachts is je bloeddruk relatief laag
als je wakker wordt stijgt je bloeddruk
in de loop van de dag neemt de bloeddruk weer iets af
aan het eind van de middag en in het begin van de avond stijgt de bloeddruk weer
wat zijn normaalwaarden?
De bloeddruk kan per persoon verschillen en hangt ook af van de leeftijd. De bovendruk kan het best aangeven of er een verhoogd risico is op hart- en vaatziekten. De sfeer waarde voor de bloeddruk is een waarde lager dan 140/90 mm Hg voor volwassenen tot 80 jaar. Als je de bloeddruk thuis meet moet de bloeddruk gemiddeld lager zijn dan 135/90 mm Hg, omdat de bloeddruk thuis altijd iets lager is dan in een spreekkamer bij de arts.
Wat als de waarden afwijken van normaal?
Als de bloeddruk te hoog is, spreek je van hypertensie. Bij een te lage bloeddruk is er spraken van hypotensie.
De uitslag van de bloeddrukmeting rapporteren. De bloeddruk wordt vaak als RR (Riva-Rocci) aangegeven, bijvoorbeeld: RR 140/90. De bloeddruk wordt algemeen afgerond op vijftallen. Als de bloeddruk afwijkend is moet je dit meteen rapporteren.
Verschillende bloeddrukmeters:
De kwikbloeddrukmeter werd in het verleden het meest gebruikt. Deze mogen alleen niet meer worden verkocht. De klokbloeddrukmeter wordt het meest gebruikt. Daarnaast heb je ook nog de digitale bloeddrukmeter en deze wordt steeds vaker gebruikt.
nieuwe technologie om bloeddruk te meten:
Patiënten met een hoge bloeddruk hoeven de deur niet meer uit voor een bloeddrukmeting om hun medicijndosering te bepalen. In samenwerking met het UMC Utrecht heeft het bedrijf Medicine Men uit Abcoude een app ontwikkeld waarmee patiënten thuis hun bloeddruk meten en via een e-consult de resultaten aan hun huisarts doorgeven. De arts bepaalt vervolgens de medicijndosering.
De app, genaamd EmmaHBPM, is volgens de Europese richtlijnen rondom hoge bloeddruk betrouwbaarder dan de meting in de spreekkamer. De meeste zorgverzekeraars vergoeden de app.
filmpje bloeddruk
Lichaamstemperatuur
Lichaamstemperatuur:
Een van de belangrijkste dingen in de Vitale functies. Want door jouw gemiddelde lichaamstemperatuur te achterhalen leer je je lichaam op nieuw lezen.
Een gezonde lichaamstemperatuur ligt ongeveer tussen de 35.5 graden en 37.5 graden en is afhankelijk van de lichaamsbeweging buitentemperatuur en geslacht gewicht en leeftijd.
Lichaamstemperatuur is belangrijk voor en bepaalde functie in het lichaam bijvoorbeeld de enzymen die betrokken zijn de celdeling en het metabolisme door hoog of laag temperatuur raken de processen in het lichaam verstuurd.
Wei regelt het lichaamstempratuur:
-via de huid gebeurt via de uitstraling en transpiratievocht.
-via de uitademingslucht.
-met de uitscheiden van urine en ontlasting.
Wat gebuurt er als de lichaamstemperatuur stijgt??
Geven dan de zenuwenuiteinden in de tweede laag in de huid een seintje aan de hypothalamus dat is het gedeelte van ons hersenen dat de tempartuur regelt je hersenen sturen vervolgens de hersenen zenuwimpulsen naar de zweetklier. Deze worden gestimuleerd om zweet af te scheiden dan verdampt de zweet op de eerste laag van de huid waardoor het lichaamstempratuur weer daalt.
Soorten thermometers:
-de analoge thermometer: dit is een glazen staafthermometer die gevuld is met een vloeistof.
-de digitale thermometers of de elektronische bevat van een sensor deze sensor neemt de warmt van de omgeving op.
-de infrarode digitale thermometer de infraroodsensor meet de temperatuur van een bepaald punt van het lichaam bijvoorbeeld het trommelvlies en brengt dit op een display in beeld en de temperatuur wordt binnen enkele seconden weergegeven.
Temperatuur opnemen:
Dat kan op verschillende plaatsen. De meeste plaatsen zijn goed afsluitbaar en bloedvaten lopen net onder het lichaamsoppervlak:
-in het rectum.
-onder de oksel.
-in de mond.
-in de lies.
-in het oor.
-via het voorhoofd of slaap
De voorbereiding om de tempratuur te meten:
Bij alle voor het opnamen van de lichaamstemperatuur gelden de volgden regels:
-controleer de thermometer.
-ga na of de batterij nog in orde is. Dit is af te lezen op het schermpje.
-stel de thermometer in:
-volg de gebruiksaanwijzing goed op:
-sla de thermometer af [analoge thermometer] door hem met het vloeistofreservoir naar beneden, schoksgewijs te bewegen.
-controleer of de thermometer niet defect is.
-neem de juiste hygiënische maatregelen.
-geef zo nodig duidelijke instructie aan de zorgvrager.
Waar moet je opletten bij een rectale meting:
Vertel duidelijk war er gaat gebeuren. Zorg voor de privacy!
-laat de zorgvrager een geschikte houding aannemen. De beste houding is op de zij met de benen opgetrokken. Het is ook mogelijk dat de zorgvrager op de buik ligt.
-breng de thermometer in. De meeste elektronische thermometers geven een pieptoontje of knipperen bij de inbrengen. Als het piepen of knipperen ophoudt, kan de thermometer verwijderd worden.
Dat is meestal na ongeveer een minuut. Een analoge thermometer moet drie minuten ingebracht blijven.
-verwijder de thermometer en lees de waarde af. Daarna kan de zorgvrager weer de gewenste houding aannemen.
-rapporteer de gemeten lichaamstemperatuur en ruim de thermometer op.
Koortsverschijnselen:
Als de lichaamstemperatuur oploopt: kou rillerigheid en bleke gelaatskleur.
Tijdens de koorts : warm de zorgvrager kan droog en heet aanvoelen blozen onrust en transpiratie.
Een toestand van algehele malaise met hoofdpijn en spierpijn.
Rusteloosheid en soms slaploosheid.
Geen eetlust en soms misselijkheid en braakneigingen.
Soms erg dorst of juist geen dorstgevoel.
Toename polsfrequentie gemiddeld tien tot vijftien slagen per minuut bij 1c temperatuurstijging.
Toename ademfrequentie.
Minder urineproductie.
Branderige ogen koortsblaasjes op de lippen.
Verzorging bij koorts:
-bedrust: omdat de verhoogde stofwisseling vraagt extra energie van het lichaam. Deze energie kan het lichaam het best in rusttoestand opbrengen. Dus de bedrust is bovendien van belang om de lichaamstemperatuur niet nog meer te laten stijgen. Door lichamelijke activiteit ontstaan er namelijk warmte de temperatuur stijgt dan nog meer.
-omgevingstemperatuur: is de temperatuur in bed en in de ziekenkamer. Je kunt het best de wensen van de zorgvrager als uitgangspunt nemen. Bij beginnende koorts heeft de zorgvrager het koud. Toevoer van warmte, extra dekens of kruik is dan gewenst.
-licht: mensen met koorts zijn vaak overgevoelig voor fel licht aan de ogen. Zorg er dus voor dat de ruimte niet te fel verlicht is.
-voeding: bij koorts is sprake van een verhoogde stofwisseling. Het lichaam heeft dus behoefte aan extra energie. Meestal heeft een zorgvrager met koorts weinig eetlust. De beste voeding in deze situatie is voeding die rijk is aan koolhydraten en eiwitten.
-vocht: nog belangrijk dan de toevoer van voedingsstoffen is de opname van vocht. Vooral door transpiratie scheidt het lichaam meer vocht uit dan normaal.
Zeker in combinatie met misselijkheid en braken kan er een vochttekort in het lichaam ontstaan. Dat kan zelf tot uitdroging leiden. Door uitdroging kan de koorts weer toenemen. Bij hoge koorts is een vochtopname van twee tot drie liter per dag gewenst.
-hygiëne: bij koorts is een wasbeurt van belang. Als de zorgvrager flink transpireert, kan het nodig zijn hem meer keren per dag te wassen. Verschoon dan ook meermalen per dag kleding en beddengoed.
Koortswerende medicijnen: de zorgvrager kan op voorschrift van de arts koortswerende medicijnen krijgen.
-preventieve maatregelen: neem bij de boekverzorging maatregelen om de nadelen van boekverzorging tegen te gaan. Ook bij de zorgvrager met koorts is dit belangrijk.
-observatie: de observatie bij koorts omvat op de eerste plaats observatie van de temperatuur. Ook de polsslag de voedingstoestand waaronder het vochtgehalte de urine en de algemene lichamelijke toestand moet geobserveerd worden.
-psychische aspecten: iemand met koorts heeft extra aandacht en steun nodig. Bij de hoge koorts kan er verwardheid optreden.
Warmte toepassen:
Het toepassen van warmte komt nogal eens voor, bij zorgdoelen als:
-lichaamstemperatuur verhogen.
-pijn verminderen.
-koud gevoel bestrijden.
-zweetproductie bevorderen.
-bloeddoorstroming verbeteren door verwijding van de bloedvaten.
Koude toepassen:
Het gevoel van kou op het lichaam is dat de bloedvaten de cellen en de weefsels zich samentrekken.
Koude geeft daardoor een tijdelijke pijnstilling. Na een kort toepassen van de koude is er na enige tijd juist een verhoogde doorbloeding. Pas koude om:
-pijn te verminderen
-stuwing bij borstvoeding en et verminderen
-bloedingen te voorkomen
Nieuwe technologie om temperatuur te meten:
Antibacteriële thermometer met koperen tip - De ultieme oplossing voor hygiëne en veiligheid bij koorts.
Microlife presenteert de innovatieve antibacteriële thermometer . De eerste thermometer in de wereld met een koperen tip. Door middel van de gepatenteerde technologische applicatie is het bedoeld om veilige thermometrische condities te creëren, niet alleen voor gezinnen, maar ook voor de gehele zorgketen (dokters-verpleegkundigen).
filmpje temperatuur regeling
Ademhaling
Ademhaling
De definitie van ademhaling is eenvoudigweg het proces waarbij de mensen doen om zuurstof te verkrijgen en kooldioxide vrij te geven.
Ademhalen gebeurt in twee fasen:
1-interne ademhaling: de cellen absorberen zuurstof uit de longen en gebruiken deze bij het oxidatie en afgifte van koolstofdioxide als gevolg van het verbrandingsproces in het lichaam. Dit type is verantwoordelijk voor de anergie die nodig is voor het leven en de normale activiteit.
2-externe ademhaling: de longen brengen zuurstof uit de extern lucht naar het lichaam in en geven de koolstofdioxide vrij na de verbranding van de cellen in het lichaam.
Ademhaling als een samenstelling:
1-De neus: het is het eerste orgaan van het ademhalingssysteem dat zich buiten het lichaam bevindt en bestaat uit kraakbeengedeelte en een botgedeelte en de hoofdfunctie is ademhaling en ruiken.
Het is ook bekleed met slijmmateriaal en kleine haren die het lichaam beschermen tegen iets vreemds dat erin komt.
2- de keelholte en strottenhoofd: het is een buisvormig deel verbonden met de neus en bekleed met een slijmlaag en vervolgens versmolten met de luchtpijp en de strottenhoofd. Dit deel is gemeenschappelijke doorgang voor lucht en voedsel.
3-luchtpijp: luchtpijp is een groep cirkelvorming kraakbeen die met elkaar zijn verbonden om een buis te vormen.er zijn ook enkele gladde spieren die bijdragen aan hun uitzitting en samentrekking en bij samentrekking veroorzaakt de hoesten en helpt de intern luchtwegen om schoon te maken en zij zijn ook bekleed met slijmvliezen van binnen die voorkomen dat vreemde lichaam naar luchtwegen binnendringt.
4-de longen: bevinden zich in de borsthole om de longen heen zijn de ribbenkast en ondersteunde door het middenrif de richterlong bevat drie lobben terwijl de linker maar twee de longen zijn ook verbonden met de ribbenkast door het zo genoemde laterale membraan dat bestaat uit twee verbonden vlakken een verbond met de longen de andere met de ribbenkast.
5-bloedvatten: hierin is het gasuitwisselingsproces de longen zijn verbonden met een longslagader die uit de rechterventrikel in het hart komt en deze slaagader vervolgens vertakt in kleine bloedcapillairen verbonden met de longen deze bloedcapillairen verzamelt om bloedvaten te maken en terug naar het hart komen bij de linkerventrikel terug.
Waarom is de ademhaling zo belangrijk voor de mensen??
-zorgen voor zuurstof in het bloed om het leven van de cellen te behouden, vooral de hersenen die het grootse deel van de zuurstof van de longen krijgt.
-afgeven van kooldioxide, die wordt veroorzaakt door het proces van het verbranden van voedsel in het lichaam, dat het lichaam beschermt tegen vergiftigingsgevallen die kunnen voortvloeien uit verhoogde hoeveelheden kooldioxide in het bloed.
-behoudt de zuurbalans van het lichaam en het proces heet `zuur bases evenwicht bloed.
-helpt voedsel in de cellen te verteren door zuurstof uit rode bloedcellen te verkrijgen
-voorzit het lichaam van de nodige energie voor dagelijks activiteiten door voedsel te verbranden en om te zitten in materialen die het lichaam voorzien van de warmte en energie die nodig zijn om een constante lichaam temperatuur te behouden.
Wat is een normale ademhalingssnelheid per minuut?
Ademhaling gebeurt door inademing en uitademing inademing kost meer tijd dan uitademing een gezonde volwassen man ademt met een snelheid van 13 tot 18 en inadem en uitademen telt een als een keer en de ademen halen van de vrouwen hoger dan de mannen. Ademhaling is gewoon hoger in gevallen van inspannen, lichaamsbeweging en ziekte die leiden tot veranderen in het lichaamstemperatuur.
Juist inademen verbetert de gezondheid.
Sommige ademhalingstechnieken kunnen de algeheel levensstijl verbeteren, stress verminderen en gevoelens beheersen en de aandacht verbeteren. In de moderne tijden ontwikkelde de Duits arts Johann Heinrich zelftraining als een manier om te ontspannen door langzaam en diep ademen.
Het effect van ademhaling op onze hersenen!
Wanneer een person zich kalm en veilig voelt of wanneer de gemeenschap er bij betrokken is, is de ademhaling vaak langzaam en dieper, omdat de person op dit moment onder de invloed van het parasympatische zenuwstelsel is en dat veroorzaakt de ontspannen Wanneer iemand angst, pijn, spanning of ongemak voelt, versnelt zijn adem en wordt korter, en dan wordt het sympathische zenuwstelsel, verantwoordelijk voor de verschillende reacties van het lichaam op stress, geactiveerd, en wat we niet weten is dat deze effecten ook in de tegenovergestelde richting optreden, dat wil zeggen de toestand van het lichaam beïnvloedt Op hun beurt hebben emoties en onderzoeken aangetoond dat wanneer het gezicht lacht, de reactie van de hersenen vergelijkbaar is, en dan voelt men meer opgewekte sensaties, en met name ademhalen, heeft een magische kracht en een speciaal effect op de hersenen.
Snelle ademhaling kan bijdragen aan paniekaanvallen en kan ze zelfs gevaarlijker maken door een vicieuze cirkel in te gaan. Angst veroorzaakt snelle ademhaling en snelle ademhaling verhoogt angst.
Diepe, langzame ademhaling leidt tot verhoogde activiteit van de nervus vagus, die deel uitmaakt van het parasympatische zenuwstelsel. Wanneer de verwarde zenuw de hersenen op de hoogte brengt van deze veranderingen, ontspant de hersenen ook, waardoor het gevoel van kalmte en kalmte toeneemt.
Observatiegegevens ademhaling:
Dit gebeurt veel minder vaak dan het observeren van hertslag en de lichaamstemperatuur en de observatiepunten bij de ademhaling zijn:
-frequentie
-diepte en gelijkmatigheid
-ritme
-geluid
De frequentie is het aantal ademhalingen per minuut de normale ademfrequentie is:
Bij de volwassenen 14 tot 18 maal per minuut.
Bij kinderen 20 tot 25 maal per minuut.
Bij baby’s 30 tot 40 maal per minuut.
De ademhaling kan worden verhoogd en verlaagd door:
Bij hoge:
Aandoeningen van longen en luchtwegen.
Hartafwijkingen
Koorts
Lichamelijke inspanning
Emotie
Bij lage ademfrequentie:
In slaaptoestand en rusttoestand
Na het gebruik van slaapmiddel
Diepte en gelijkmatigheid: de dipte van de ademhaling zegt altijd iets over de hoeveelheid lucht die per keer wordt ingeademd. De dipte van de ademhaling is te zien aan de bewegingen van de borstkast en de buik.
De dipte en de frequentie van de ademhaling beïnvloedden elkaar. Bij een diepte ademhaling is de frequentie lager en bij een oppervlakkige ademhaling hoger.
Een oppervlakkige ademhaling komt voor bij:
-aandoeningen van de ademhalingsorganen bijvoorbeeld longemfyseem
-sommige hart en vaatziekten
Diepe ademhaling komt onder andere voor:
Na het gebruik van slaapmiddelen
Bij bewusteloosheid ten gevolge van een te hoog bloedsuikergehalte.
Bij een gelijkmatige ademhaling is de diepte per ademhaling steeds gelijk. Bij een ongelijkmatige ademhaling is de diepte wisselend.
Ritme: het ritme heeft betrekking op de pauzes tussen de ademhalingen. Na elke inademing en uitademing is er een pauze, als de pauzes even lang zijn is de ademhaling regelmatig bij wisselende
pauzes is de ademhaling on regelmatig onder normale omstandigheden is het ritme regelmatig de pauzes duren dan enkele seconden bij kortademigheid zijn de pauzes soms afwezig.
Geluid: onder normale omstandigheden is de ademhaling vrijwel niet te horen het snurken in de slaap vormt hierop een uitzondering bij de zwelling van de slijmvliezen van de ademhalingswegen. Kan er een hijgende snurkende rochelende of piepende ademhaling optreden. Een piepende uitademing is kenmerkend voor mensen die een astmatische aanval hebben.
Afwijkende ademhalingstypen:
De frequentie gelijkmatigheid en ritme kunnen de volgende afwijkende ademhalingstypen voorkomen.
-kussmaul-ademhaling :een regelmatige diepe ademhaling. Het komt voor bij bewusteloosheid door een verhoogde bloedsuikergehalte.
Cheyne-stokes-ademhaling: een onregelmatig en ongelijkmatig ademhaling. Het is een in diepte toenemende ademhaling die geleidelijk oppervlakkiger wordt, waarna een kortere of een langere adempauze volgt.
Dit beeld is nogal eens te zien bij mensen die op sterven liggen.
Observeren en rapporteren:
Observatie van de ademhaling kan problemen opleveren in het bijzonder bij mensen die bij bewustzijn. Als iemand weet dat zijn ademhaling gecontroleerd wordt, is er grote kans dat hij gaat nadenken bij het ademen. Normaal ademen wordt dan moeilijk. Het is dus belangrijk de ademhaling te observeren als de zorgvraag het niet in de gaten heeft. Bij voorbeeld door de pols te controleren en in werkelijkheid te letten op de bewegingen van de borstkas en de buik.
Bij mensen die bewusteloos zijn of slapen, kun je de ademhaling observeren door de hand op de borst en buik te leggen.
Controleer de ademhaling een halve of een hele minuut. Rapporteert over de ademhaling in het zorgdossier.
nieuwe technologie om ademhaling te meten:
De Amerikaanse universiteit MIT ontwikkelt nieuwe technologie waarmee op basis van gereflecteerde radiogolven de ademhaling en hartslag gemeten wordt. Je hebt dan geen slimme horloge, fitnessbandje of slimme matrassen meer nodig. MIT noemt het prototype Vital-Radio en doel is om in de huiskamer straks je hartslag en ademhaling kan meten.
ademhaling
Slaap en waak ritme
Slaap-waakritme
Slapen is een fysiologische toestand van een verlaagde bewustzijnsgraad en aanspreekbaarheid. Het is een activiteit van de hersenstam. De hersenstam heeft als functie om het slaap-waakritme in evenwicht te houden. Zodra iemand niet heeft kunnen slapen, door welke oorzaak dan ook, beseft hij dit door overdag zich minder actief en fit te voelen. Tijdens het slapen rust de mens uit. Slapen geeft geestelijke, emotionele en lichamelijke ontspanning.
De biologische klok speelt ook een rol in de behoefte aan slaap en activiteit. Bijvoorbeeld bij de wisseling van de seizoenen of als de klok verzet wordt van winter naar zomertijd. Het biologische ritme wordt dan verstoord. De behoefte aan slaap verschilt per persoon en leeftijd.
De slaap kent verschillende fasen. Bij de normale slaap komen deze fasen vijf tot zes keer per nacht voor. Eenmaal in slaap is er geen controle meer over de gedachten. Een slaapcyclus duurt ongeveer zo´n 90 minuten. De slaapcyclus is te verdelen in drie fasen. Vaak eindigt een cyclus met de remslaap.
Verschillende slaapfasen:
Eerste fase:
Doezelen. Deze fase duurt bij de meeste mensen drie tot vier minuten. Er is het gevoel in slaap te vallen, zonder dat echt bewust te zijn. De ogen beginnen te draaien, en de hersenactiviteit is heel laag. Deze fase wordt tot de slaap gerekend.
Tweede fase:
Lichte slaap. Als iemand in de fase verkeert kan hij nog makkelijk wakker worden van bijvoorbeeld omgevingslawaai. Deze fase duurt ongeveer een half uur. Delen van gedachten kunnen actief zijn in de hersenen. De spieren verslappen nog meer. Na een tijdje krijg je de slaper moeilijk wakker.
Derde fase:
Diepe slaap. In deze fase zijn de spieren helemaal ontspannen. Het hartritme en de bloeddruk daalt, de ademhaling is regelmatig en de lichaamstemperatuur daalt. Deze slaap wordt ook wel sws (slow-wave-slaap) genoemd, omdat de hersengolven heel langzaam worden. In deze fase rust iemand het meeste uit.
Vierde fase:
Diepste slaap. In deze fase vinden ook slow waves plaats. Om die reden wordt deze ook de sws fase genoemd. In deze fase is het moeilijk om iemand wakker te krijgen. Als de persoon wel wakker gemaakt wordt in deze fase, kan hij verward en gedesoriënteerd zijn. De sws (derde en vierde fase samen) duurt ongeveer een uur.
Vijfde fase:
Remslaap (dromen). Rem staat voor rapid eye movements, ofwel snelle oogbewegingen. Aan de oogleden is te zien dat iemand zich in de remslaap bevindt. In deze fase vertonen de hersenen net zoveel activiteiten als overdag. In de remfase kan iemand gemakkelijk wakker gemaakt worden.
Slaapstoornissen
Slaapstoornissen komen veel voor. Er zijn speciale slaapcentra die zich bezighouden met onderzoek en diagnose van slaapstoornissen. Het is niet altijd zo dat mensen weinig slapen; ze kunnen ook te veel slapen. Met diverse oefeningen leren mensen om de gedachte te stoppen. Soms wordt lichttherapie voorgeschreven om depressie te behandelen, want daardoor kan uiteindelijk een slaapprobleem verholpen worden. Deze therapieën worden individueel en in groepsverband gegeven. Slaapstoornissen zijn te onderscheiden in stoornissen naar tijd en oorzaak.
Slaapstoornissen naar tijd:
- Inslaapstoornissen: in de meeste gevallen spelen emoties als angst, zorgen en verdriet een grote rol. Omgevingslawaai kan ook een oorzaak zijn.
- Doorslaapstoornissen: mensen die depressief zijn, hebben hier vaak last van. Ze slapen niet door, maar slapen korte stukjes. Het gevolg hiervan dat mensen het gevoel hebben moe wakker te worden.
- Zeer vroeg wakker worden: vooral ouderen mensen hebben hier last van. Het gevolg is dat ze onvoldoende uitgerust zijn als ze opstaan. Een oorzaak kan zijn dat ouderen mensen soms te veel overdag slapen.
- Slaapapneu: iedereen snurkt wel eens. De oorzaak is van snurken heeft te maken met de luchtwegen die achter in de keel vernauwen. De lucht passeert met enige moeite langs de vernauwing, wat het snurk geluid veroorzaakt. Het kan gebeuren dat de vernauwing zo klein wordt, dat er helemaal geen lucht de longen meer inkomt. Het zuurstofgebrek in de hersenen zorgt ervoor dat de slaper met een schok en vaak een harde snurk wakker schrikt en weer verder kan ademen. Als hier sprake van is, dan heeft de persoon apneu.
- Narcolepsie: het belangrijkste symptoom van mensen met narcolepsie is slaperigheid en haast onbedwingbare slaapaanvallen overdag. Mensen hebben last van geheugenstoornissen en concentratieproblemen overdag. Narcolepsie is niet te genezen. Mensen moeten ermee leren leven.
- Nachtmerries: dit zijn extreem angstige dromen met negatieve emoties waaruit de dromer meestal wakker schrikt.
- Slaapwandelen: wandelen tijdens de slaap. Als mensen dit zien lijkt het alsof de slaper wakker is. De persoon weet her zelf niks van. Dit komt vaker voor bij kinderen dan bij volwassenen. Erfelijkheid speelt hierbij ook een rol. Mensen die slaapwandelen hebben een slechte coördinatie en hebben niet altijd controle over hun handelen. Hierdoor kunnen ze vreemde dingen doen en zichzelf in gevaar brengen.
Slaapstoornissen naar oorzaak ( secundaire slaapstoornissen )
- Psychogene slaapstoornissen: hieraan lijden mensen die overspannen zijn of een angststoornis hebben.
- Organische stoornissen: de oorzaak hiervan is vaak een ziekte of ongeval van de hersenen.
- Symptomatische slaapstoornissen: pijn is een symptoom. Mensen die door wat voor oorzaak dan ook pijn hebben, slapen vaak slecht.
- Toxische slaapstoornissen: deze worden veroorzaakt door vergiftigingen. Bepaalde medicijnen maar ook koffie zijn hiervan de oorzaak.
Slaapgewoonten
Om goed te kunnen slapen, heeft de mens een regelmatig slaap-waakritme nodig. Een keer daarvan afwijken is geen probleem. Gebeurt dit vaker, dan kan een verstoord slaap-waakritme ontstaan. Deze verstoring heeft een aantal gevolgen:
- Sneller geïrriteerd raken
- Desoriëntatie
Voor een goede nachtrust is een vertrouwde omgeving vaak zeer belangrijk. Een slaapkamer moet geborgenheid bieden en behaaglijk zijn. Als je op vakantie gaat heb je meestal een slechte eerste nacht, omdat je moet wennen aan de nieuwe omgeving, een ander bed en vreemde geluiden. Als een zorgvrager niet meer thuis kan slapen voor een langere periode, dan is het verstandig om een vertrouwbare omgeving te creëren. Bijvoorbeeld door spulletjes van thuis op de kamer te zetten.
Gezond eet- en drink gedrag
Alles wat de mens eet en de manier waarop, heeft invloed op een goede slaap.
- Overmatig alcoholgebruik is zeker geen garantie voor een goede nachtrust (hoewel mensen dat vaak denken): er zijn dan geen inslaapproblemen, maar de kwaliteit is minder. ( onrustig en vroeg wakker worden).
- Laat en veel eten gaat gepaard met hinder van een te volle maag bij het inslapen.
- Te veel koffie en thee drinken voor het slapen gaan is ook geen goed idee. Het is beter om cafeïnevrije koffie en theïnevrije (kruiden)thee te gebruiken.
Adviezen aan slechte slapers:
- Bewegen en frisse lucht voordat je gaat slapen.
- Probeer te ontspannen voordat je naar bed gaat.
- Probeer je gedachte te verzetten door bijvoorbeeld een boek te lezen.
- Drink een glas warme melk voor het slapen gaan.
- Neem een warm bad voor het slapen gaan.
Problemen bij slecht of onregelmatig slapen
Het aantal mensen met een slaapprobleem wordt geschat op ongeveer 10 %. Slapen is belangrijk voor het lichamelijke en geestelijke welbevinden. Na een goede nachtrust ziet iemand beter uit, en het is ook te zien wanneer iemand bijna tot niet geslapen heeft.
Iemand die slecht slaapt kan meerdere problemen krijgen:
- Geestelijk: door geestelijke oververmoeidheid en een eventuele verminderde alertheid.
- Lichamelijk: ( een verminderde elasticiteit van de spieren ). Door slaap herstellen spieren zich en krijgen ze hun natuurlijke elasticiteit terug. Het kan zijn dat mensen door een slechte slaap minder gaan eten, met als gevolg een verminderde algehele voedingstoestand en vermagering. Mensen die in de nacht werken of slecht slapen, hebben meer last van obstipatie.
- Sociaal: door de verstoring van contacten met familie en vrienden.
Slaapmiddelen
Als een arts een slaapmiddel voorschrijft is een goede observatie zeer belangrijk. De beste oplossing bij slapeloosheid is zelf de oorzaak te achterhalen. Als dat niet lukt, kan een slaapmedicijn de zorgvrager een behoorlijke nachtrust geven. Hier zijn wel nadelen aan verbonden. Het grootste nadeel is verslaving. Mensen kunnen niet meer slapen zonder het medicijn, ook al is de oorzaak van de slapeloosheid niet meer aanwezig. Een arts zal pas een zware slaapmedicatie voorschrijven, als andere maatregelen om tot een goede nachtrust te komen zijn uitgeprobeerd.
Een van de bekende slaapmedicatie is melatonine. Dat is een hormoon dat in de hersenen wordt aangemaakt en heeft iets met het bioritme van de mens te maken. Onder invloed van licht wordt de melatonine afgifte weer minder. Melatonine wordt gebruikt bij inslaapstoornissen.
Slaap en waak ritme
communicatie 9
Communicatie hoofdstuk 9
Wie is oud wat is oud?
De ontwikkelingsfase van de volwassenen wordt vaak in deelfasen onderscheiden
Jong volwassenen
Middenvolwassene
Oudere volwassene
De ontwikkelingsfase van de oudere wordt ook in deelfasen onderscheiden: de actieve ouderdom en de intensieve ouderdom:
Jongbejaarden actieve ouderdom
Hoogbejaarden intensieve ouderdom
Levenslooppsychologie
Als je in contact, dan ontmoet je mensen die een geschiedenis achter de rug.de levenslooppsychologie is wetenschap die zich bezighoudt met de invloed van je levensloop op je ontwikkeling
Sociale, emotionele en persoonlijkeidsontwikkeling
Het leven van volwassenen draait in veel gevallen om de volgende zaken
Kinderen krijgen en opvoeden
Werken
De relatie met partner en eigen ouders
Het leven van ouderen draait in veel gevallen om de volgende zaken:
De relatie met de partner
Pensioen en vrijwilligerswerk
Relatie met volwassen kinderen en kleinkinderen
Verlies van naasten
Kinderen en werk
Sommige volwassenen die lang twijfelen of ze kinderen willen, kiezen hier alsnog op latere leeftijd voor. Deze laatste kans moeders zorgen voor de stijging van de leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen
Midlife crisis
Zo rond het veertigste jaar dringt het besef door dat de helft van het leven erop zit. Ook rond het vijftigste of zestigste levensjaar kan sprake zijn van levensevaluatie
Uitvliegen van kinderen
De meeste ouders lijden niet onder het uitvliegen van kinderen, maar 5% van de ouders hebben last van het lege nest syndroom
Relatie met ouders
De relatie die de volwassene met zijn ouders heeft groeit steeds meer richting gelijkwaardigheid. Het volwassen kind is zelfstandig en draagt al verantwoordelijk voor zijn leven. Volwassen kinderen gaan steeds meer zorg aan hun ouders verlenen, omgekeerd als vroeger
Partnerrelatie bij ouderen
Na de pensionering zijn man en vrouw steeds meer op elkaar aangewezen. De kinderen zijn de deur uit, en dit kan een enorme druk op de relatie leggen. Sommige relaties eindigen in een echtscheiding. Bij de meeste relaties pakken ouderen de draad op en ondernemen ze samen leuke activiteiten. In een partnerrelatie krijgen alle ouderen krijgen te maken met overlijden van de partner
Relatie met volwassenen kinderen en kleinkinderen
Kinderen en kleinkinderen kunnen in het leven van de oudere een belangrijke rol spelen. De oudere onderneemt vaak activiteiten met de kinderen en kleinkinderen
Verlies van naasten
Naarmate iemand ouder wordt neemt de kans toe de hij afscheid moet nemen van de partner, familie en vrienden. De oudere verliest veel mensen om zich heen dit verkleint de sociale kring. De oudere rouwt om de overleden die zij om zich een had.
Cognitieve ontwikkeling
Psychische en lichamelijke veranderingen ouderen
Emotionele ontwikkeling
communicatie 10
Communicatie hoofdstuk 10
10.2 communicatie en interactie
Communicatie kun je opvatten als het overbrengen van informatie van de een naar de ander.
Voorbeeld: de arts geeft een advies aan de patiënt.
Communicatie is dus informatieoverdracht. Die info kan uit alles bestaan: feiten, gevoelens, meningen enzovoorts.
Communicatie kan zowel met als zonder woorden worden overgebracht.
10.2.1 zender- boodschap- ontvanger
De feedback ontbreekt in dit schema.
Je bent afwisselend zender en ontvanger.
10.2.2 interactie
Bij interactie reageert de een op de ander, de boodschappen gaan heen en weer
Er is sprake van wederzijdse beïnvloeding.
10.2.3 medium
Communicatie kan ook direct plaatsvinden, dus via een medium.
Een medium is een informatie drager die zorgt voor de overdracht van informatie
Feedback is het terugkoppelen van informatie van de ene persoon naar de andere, waarbij duiderlijk gemaakt wordt hoe de boodschap (of het gedrag) van de een naar de ander oberkomt.
Mondelinge communicatie zonder feedback stopt vrijwel meteen.
Als zender heb je een sterke behoefte aan terugkoppeling, al zijn het maar geluidjes als: hmm of kleine knikjes van het hoofd.
Zenderà boodschap/mediumà ontvangerà feedback (en dan weer opnieuw)
10.3 Soorten communicatie
10.3.1 eenzijdige communicatie
Van eenvoudige communicatie is spraken als er duidelijk eenrichtingsverkeer is. (geen reactie terug)
Dit komt vooral voor als de communicatie via een tussenweg verloopt, dus niet rechtstreek.
Bijvoorbeeld: tijdschriften, boeken en folders.
10.3.2 tweezijdige communicatie.
Bij tweezijdige communicatie bestaat de mogelijkheid om te reageren op wat de ander zegt.
Voorbeeld: gesprek, een discussie of een interview.
Als er meer dan 2 personen bij de communicatie betrokken zijn, is er sprake van meerzijdige communicatie.
10.3.3 verbale communicatie
Verbale communicatie is de uitwisseling van woorden.
Woorden zijn symbolen met een bepaalde betekenis.
Verbale communicatie kan misgaan als de ontvanger de woorden anders of verkeerd interpreteert.
Interpretatiefouten kunnen ontstaan als je als zender:
Woorden gebruikt die een persoonlijke invulling gebruiken. Bijv. stom, leuk, pijnlijk, gaaf, moeilijk en geweldig.
Woorden gebruikt die emoties en nare herinneringen kunnen oproepen. Bijv. kanker, echtscheiding, kindermishandeling, verslaving en zelfdoding.
Woorden gebruikt die de ander niet kent. Bijv. integrale samenwerking, transitie in de zorg, transparant werken of empathisch onderzoek.
Vakjargon (vaktaal) gebruikt. Bijv. automutilatie, confabuleren, rehabilitatie en psychose.
Woorden gebruikt die meerdere betekenissen hebben. Bijv. bank, kennis, scheppen of voorkomen.
10.3.4 non-verbale communicatie
Alle communicatie die niet via woorden verloopt, valt onder non-verbale communicatie ofwel lichaamstaal.
Non-verbale signalen kunnen bewust of onbewust gegeven worden.
10.4 vormen van non-verbale communicatie
10.4.1 algemeen voorkomen.
Aan je uiterlijk en aan hoe je je kleed, kunnen anderen zien wat je wilt uitstralen of hoe je je voelt.
Algemeen voorkomen speelt een grote rol in de eerste indruk die anderen van jou hebben en die jij van anderen hebt.
10.4.2 lichaamshouding
Iemands lichaamshouding zegt iets over de manier waarop hij in het lezen staat.
10.4.3 gebaren
Gebaren benadrukken nog eens extra wat iemand zegt.
Bijvoorbeeld: als je zegt dat je iets goed vind , kun je je woorden versterken door je duim omhoog te steken.
Emoties als boosheid, angst en blijdschap zijn vaak uit gebaren af te lezen.
10.4.4 gezichtsuitdrukkingen
Aan iemands gezicht kun je veel aflezen.
Gezichtsuitdrukkingen zijn niet altijd betrouwbaar.
In het contact tussen mensen neemt de glimlach een belangrijke plaats in.
Het word gezien als teken van vriendelijkheid.
10.4.5 oogcontact
Oogcontact maken is een teken van aandacht geven aan de ander
Ogen tonen hoe je je voelt
10.4.6 stemklank en toonhoogte
Stemklank en intonatie maken deel uit van de non-verbale communicatie.
Je stem kan als koud en hard overkomen of warm en zacht.
Emoties zijn ook te horen in de stemklank.
10.4.7 aanraking en nabijheidsgedrag
De afstand die er is tijdens het contact met de ander vertelt iets.
Een zakelijk gesprek voer je op een andere afstand dan een persoonlijk gesprek.
10.5 samenhang verbale en non-verbale communicatie.
Er zijn 4 mogelijkheden:
De non-verbale communicatie ondersteunt de verbale communicatie.
De non-verbale communicatie geeft weer hoe je tegenover de ander staat.
De non-verbale communicatie vervangt het spreken.
De non-verbale communicatie spreekt de verbale communicatie tegen.
10.6 inhoudelijk en relationeel aspect van communicatie.
Aan iedere communicatie zitten twee kanten: het inhoudsaspect en het relatieaspect.
Het inhoudsaspect gaat over het wat van de kommunicatie: het onderwerp.
Bij relatieaspect gaat het om het hoe van de communicatie.
10.6.1 het belang van de inhoud.
Als mensen het hebben over de communicatie, hebben ze het vaak over het inhoudsaspect: de boodschap.
10.6.2 het belang van de relatie
In hoeverre mensen naar elkaar luisteren, heeft ook met de relatie tussen de mensen te maken.
10.7 hoe dichtbij mag je komen?
Communicatie hangt ook samen met de afstand die je tot elkaar bewaart.
De verschillende zones waarin mensen contact zoeken zijn:
Intieme zone
Persoonlijke zone
Sociale zone
Publieke zone
10.7.1 intieme zone, tot 45 cm
Op deze afstand zit je zo dicht bij de ander, zat je hem kunt voelen en ruiken.
Mensen komen alleen zo dicht bij elkaar als ze elkaar mogen en vertrouwen. Of als er een noodzaak is, bijvoorbeeld tijdens bepaalde beroepssituaties in het contact tussen verpleegkundige en zorgvrager.
Als verpleegkundige treed je vaak de intieme zone van de zorgvrager binnen. Het is belangrijk dat je daar rekening mee houd.
10.7.3 sociale zone, van 120 cm tot 360 cm
Op deze afstand kun je elkaar nog wel goed zien, maar aanraken is er niet meer bij.
Deze afstand kies je tijdens een zakelijk gesprek, in een winkel of aan een loket.
10.7.4 publieke zone, 360 cm of meer
De publieke zone is de afstand die mensen innemen bij openbare gelegenheden, denk aan een voorstelling of op straat of in het theater.
De grote sociale afstand maakt interactie moeilijk.
10.8 eigen manier van communicatie
Alle mensen hebben een eigen manier van communicatie.
10.8.1 communicatiestijl
In je communicatiestijl komt tot uiting wie je bent, hoe je bent en wat je belangrijk vind en wat niet.
10.8.2 communicatiepatronen
Als mensen langere tijd met elkaar omgaan, gaan ze vaak op een vaste manier op elkaar reageren.
Bij communicatiepatronen vind je twee principes:
Gedrag roept tegengesteld gedrag op. Als er een praat, moet de ander luisteren. Als er een leid, moet de ander volgen. Waar de een aanvalt, moet de ander zichzelf verdedigen.
Gedrag is gericht op samenwerking of op bereiken van eigen doelen- en dat roept eenzelfde gedrag op. Als iemand aardig tegen je is dan zal je zelf ook aardig reageren.
Communicatie 11
Communicatie hoofdstuk 11
Problemen in de communicatie
Er is sprake van communicatieproblemen als de zender de boodschap niet goed kan overdragen aan de ontvanger. Effectieve communicatie kan mislukken door:
Verschil in referentiekader
Codering van de boodschap
Beperking van zintuigen
Begrijpen van de boodschap
Ruis
Problemen door verschil in referentiekader
Het taalgebruik van mensen geeft vaak al een aanwijzing met wie je te maken hebt. Heel makkelijk beoordeel je de ander ook op grond van zijn taal- en woordgebruik. Je plaats die persoon in een hokje. Je communicatie wordt sterk beïnvloed door je referentiekader, het geheel van denkbeelden, overtuigingen, gewoonten, waarden en normen dat je in de loop van je leven opbouwt en van waaruit je de wereld om je heen interpreteert en beoordeelt. Je referentiekader wordt bepaald door de mensen met wie je omgaat.
Verschillen in referentiekader zijn nogal eens de oorzaak van communicatieproblemen, je begrijpt de ander niet omdat je totaal anders denkt, andere interesses hebt of ander werkt hebt.
Referentiekader en cultuurverschillen
Het verschil in referentiekader komt het sterkst naar voren in de communicatie tussen mensen uit andere cultuur, in de communicatie kunnen dan misverstanden ontstaan. Je zult iets van het land en de cultuur moeten weten om er iets van te begrijpen. Om inzicht te krijgen in verschillende gewoontes en gebruiken en daar goed mee om te gaan, in inlevingsvermogen en tolerantie nodig
Problemen bij de codering van de boodschap
Coderen is het omzetten van gegevens. Bij de codering van een boodschap kun je als zender verschillende fouten maken, waardoor de boodschap niet goed overkomt:
Je gebruikt woorden waarvan de ontvanger de betekenis niet kent
Je gebruikt heel persoonlijke woorden
De intonatie van je stem zorgt voor onduidelijkheid
Problemen bij het begrijpen van de boodschap
Als ontvanger vang je de singalen van de zender op. Je zet ze om in een betekenis. Dit proces noem je decoderen. Bij decoderen kan de ontvanger ook fouten maken
Je geeft een andere betekenis aan de woorden van de zender
Je geeft je eigen invulling aan de woorden van de zender
Hoe groter het verschil in referentiekader bij zender en ontvanger, hoe eerder je last hebt van communicatieproblemen
Problemen door communicatiestoornissen
Als je communiceert, kun je dankzij je zintuigen de boodschap opnemen. Met je ogen kun je signalen, gebaren en dergelijke waarnemen, met je oren kun je luisteren. Je hersenen spelen ook een rol en tot slot moeten je spraakorganen goed functioneren, je tong, stembanden, lippen en neusholte. Als iemand niet het vermogen heeft om adequaat informatie te geven en of te begrijpen, is er sprake van een communicatiestoornis.
Communicatieproblemen door ruis
Externe oorzaken kunnen ook de communicatie verstoren. Alle zaken die de communicatie van buitenaf verstoren, noem je externe ruis. Het gaat om achtergrondgeluiden, een krakende telefoonlijn, een druppelende kraan of een pukkel in iemands nek die afleidt.
Bij ruis gaat het niet alleen om invloeden die van buitenaf komen, er kunnen ook zaken bij de luisteraar spelen. Een andere vorm van ruis is vooroordelen hebben. Alle vormen van ruis die met de zender of de ontvanger zelf te maken hebben noem je interne ruis.
Effectieve communicatie
Effectief betekent doeltreffend. Zo bekennen is effectieve communicatie de communicatie waarbij de boodschap als bedoeld overkomt bij de ontvanger. Vaak ben je als zender vooral bezig met jezelf met het onder woorden brengen van wat je denkt en vindt.
Effectief communiceren vraagt van jou als verpleegkundige dat je:
Je eigen manier van communiceren kent
Uitgaat van de communicatie van de mensen met wie je werkt
Je kunt en wilt inleven in een ander
Een helder verbaal communiceert
Je verbale en non-verbale communicatie met elkaar in overeenstemming laat zijn.
Verbaal helder communiceren
Als verpleegkundige kun je helder maar ook troebel communiceren, als je troebel communiceert ben je onduidelijk in wat je zegt. Als je helder communiceert, communiceer je uitnodigend, je bent er niet op uit om gelijk te krijgen of om te winnen. Troebel communiceren roept ergernis bij de ander op. Ook is de kans dat je je doel bereikt klein.
Communicatie 12
Communicatie Hoofdstuk 12
12.2 Gesprek beginnen, op gang houden en beëindigen
In je beroep moet je samen verder, ook al ligt de ander je niet zo.
12.3 Waarom mensen met elkaar praten
Mensen hebben behoefte aan contact met hun medemens.
Informatie delen
Ervaringen delen en verwerken
Behoeftes aan erkenning
Intimiteit ervaren
Als verpleegkundige zul je soms heel persoonlijke gesprekken met zorgvragers voeren, dat gebeurt alleen als de zorgvrager jou in vertrouwen neemt.
12.4 Contact leggen
Contact leggen is een vaardigheid die je kunt leren!
Belangrijke aandachtspunten voor contact leggen in de zorg zijn:
Stap als eerste op de ander af, zeg as eerste hallo, geef de ander daarbij een hand.
Stel jezelf voor en glimlach hierbij.
Neem er de tijd voor als e je aan een onbekende voorstelt.
Houd oogcontact en toon belangstelling.
Luister zorgvuldig en let op lichaamstaal.
Bedenk vooraf waarover je zou kunnen praten.
Startzinnen werken het beste als ze de ander uitnodigen iets over jezelf te vertellen.
12.4.1 Zoek de verbinding
Dan ga je in contact met de ander op zoek gaat naar iets gemeenschappelijks.
Bedenk dat er altijd wel iets is dat je met de ander deelt.
12.5 Een gesprek op gang brengen
Je kunt een gesprek beginnen door een vraag te stellen.
12.5.1 Gesloten vragen
Zijn vragen die weinig ruimte laten voor een antwoord.
Ze beginnen vaak met woordjes als: waar, wanneer, wie, vindt u…? Voorbeelden hiervan zijn:
Woont u hier in de buurt?
Wilt u ook een kopje thee?
Werk je hier ook?
Wanneer ben je met deze opleiding begonnen?
12.5.2 Open vragen
Geven de ander meer ruimte om te antwoorden.
Beginnen vaak met: waarom, hoe, vertelt u eens wat over… wat vindt u van..?
Een gesprek verloopt vaak gemakkelijker als je iets met de ander deelt.
12.5.3 Indirecte vragen
Je hoort er wel een vraag in, maar het klinkt niet als een gewone vraag. Het is niet dezelfde soort vraag als die begint met wie, wat, hoe of waarom.
Je vraagt op een onopvallende manier iets over zichzelf te vertellen aan de ander.
12.5.4 Suggestieve vragen
Zijn vragen die verraden welk antwoord je wilt of verwacht te horen.
Dat is ook meteen het nadeel: je gesprekspartner moet een sterk karakter hebben om een afwijkend antwoord te geven.
12.5.5 Over jezelf praten
Dat werkt meestal niet.
Gesprekken lopen vaak het beste als het initiatief wisselt, vooral in het begin.
12.5.6 Inspelen op de situatie
Het is beter om in te spelen op de situatie.
In contact met onbekenden kun je vaak het beste en gemakkelijkste over de situatie beginnen.
12.5.7 Stimuleren tot doorpraten
Formele gesprekken zijn geland en hebben een bepaald doel, informele gesprekken niet.
In beide soorten gesprekken is het belangrijk dat je als verpleegkundige de andere kunt stimuleren tot doorpraten.
Het is de bedoeling de ander te laten praten. Je kunt dat op de volgende manieren doen:
Een aandachtige houding hebben.
Vervolgvragen stellen.
De laatste zin of de laatste woorden herhalen, liefst op vragende toon.
Korte bemoedigende uitingen, zowel verbaal als non-verbaal.
Samenvatten.
12.5.8 Emoties delen en uiten
Het is prettig als het af en toe in een gesprek gebeurt.
Er moet sprake zijn van vertrouwen.
Wil een zorgvrager zijn emoties met je te delen, ga daar dan zorgvuldig mee om.
Oordeel niet over andermans gevoelens.
12.6 Een gesprek afronden
Hoewel het in de praktijk niet altijd gebeurt, is het goed om aan te geven dat je een gesprek wilt gaan stoppen of het contact beëindigen.
Als je een gesprek wilt stoppen, helpt het vaak de reden te noemen waarom je wilt stoppen.
12.6.1 Afscheid nemen
De manier waarop mensen afscheid van elkaar nemen, maakt vaak duidelijk hoe ze tegenover elkaar staan en hoe ze het contact gewaardeerd hebben.
Praat niet door, als je daarvoor zei dat je moet gaan. Reageer niet opnieuw als je eerder zei dat er een andere keer over door wilt praten.
communicatie 13
Communicatie Hoofdstuk 13
13.2 Luisteren
Is een belangrijk communicatieve vaardigheid.
Bij actief luisteren probeer je je echt te verplaatsen in de situatie van de ander. Je laat in je luisterhouding verbaal en non-verbaal duidelijk merken dat je de ander begrijpt.
Dit komt tot uiting in:
Reacties als ‘Dat kan ik me goed voorstellen’ of ‘Dat begrijp ik’.
Knikken en hummen.
Oogcontact en luisterhouding.
Reacties waarin je de gevoelens of de behoeften van de ander verwoord.
13.3 Actief luisteren
Als je naar een zorgvrager luistert die ergens mee zit, is het belangrijk om niet te snel te zeggen: ‘Ik begrijp wat he bedoelt’, of: ‘Ik kan het me goed voorstellen’.
Is een manier van luisteren waarbij je in je reactie het gevoel of de behoefte van de ander verwoord.
Wordt ook wel empathisch luisteren genoemd. Is het vermogen van om je te verplaatsen in de gevoelens- en belevingswereld van een ander.
Actief luisteren houdt in dat je:
Hoort wat de ander zegt, maar ook hoort hoe de ander iets zegt.
Ziet hoe de ander erbij kijkt, hoe hij zit en welke non-verbale signalen hij uitzendt.
Je inleeft in de situatie van de ander, even in de huid van die ander probeert te kruipen.
Luistert naar wat de ander echt bedoelt te zeggen.
De gevoelens en behoeften van de ander in je reactie weergeeft.
13.3.1 Wanneer is actief luisteren nodig?
Je hoeft niet in alle situaties actief te luisteren. Actief luisteren is belangrijk als:
De ander je iets belangrijks vertelt waar hij vol van is.
De ander je iets vertelt wat veel emoties oproept.
De ander je iets vertelt wat verwarring of onzekerheid met zich meebrengt.
Je niet zeker weet of je begrijpt wat de ander bedoelt.
Is niet nodig als de ander een praktisch probleem heeft.
13.3.2 Kern van actief luisteren gevoelens verwoorden
Actief luisteren vraagt van je je oordelende kant tijdelijk uitschakelt.
Je eigen normen komen snel naar boven dus het is moeilijk maar het moet.
13.4 Feedback
Goede samenwerking kan niet zonder goede communicatie.
Samenwerken betekent: regelmatig met elkaar overleggen, informatie overbrengen, aangeven wat je wilt en taken op elkaar afstemmen.
Door de ander een feedback te geven, informeer je de ander hoe je zijn gedrag waarneemt en ervaart. Betekent letterlijk terugkoppeling. Dat is precies wat je doet: je koppelt terug hoe het bij jou overkomt wat de ander doet.
13.4.1 Aandachtspunten bij feedback geven
Als je feedback geeft, is het belangrijk op de volgende zaken te letten:
Geef alleen feedback vanuit jezelf. Praat in de ik-vorm.
Geef in de feedback je eigen gevoelens e ]n gedachten weer.
Beschrijf in je feedback het gedrag van de ander.
Geef de feedback zo snel mogelijk.
Feedback mag nooit als doel hebben de ander ‘terug te pakken’.
Houd je feedback functioneel.
Sta open voor de reactie op je feedback.
Zorg ervoor dat irritaties zich niet opstapelen.
Bedenk dat je nooit ander gedrag kunt afdwingen bij anderen.
Met positieve feedback bereik je meer dan met negatieve feedback.
Ik + gedrag van de ander + mijn gevoelens en gedachten à dit zijn de 3 elementen van een feedback.
Je kunt je feedback gerust iets uitgebreider vertellen. Maak het wel niet al te lang.
13.4.2 Aandachtspunten bij feedback ontvangen
Iemand die feedback krijgt, wordt soms boos: hij accepteert de feedback niet en gaat in de tegenaanval. Dit is geen goede manier van reageren op feedback. Als je feedback ontvangt, is het belangrijk dat je op de volgende zaken let:
Als je feedback krijgt, luister dan goed naar wat er wordt gezegd.
Vraag om verduidelijking als iets je niet duidelijk is.
Geef aan wat je van de feedback vindt.
Probeer ten slotte iets met de feedback te doen.
communicatie 14
Communicatie Hoofdstuk 14
14.2 Communicatie tussen mensen met een verschillende culturele achtergronden
- In de gezondheidszorg heb je te maken met mensen met en heel verschillende achtergrond. Er is sprake van diversiteit. Diversiteit is een breed begrip: mensen verschillen in afkomst, leeftijd, sekse, nationaliteit, seksuele geaardheid, religie, taalgebruik, enzovoort.
14.2.2 Culturele diversiteit
- Hoe meer mensen van elkaar verschillen, hoe groter de kans op miscommunicatie. Er kunne conflicten ontstaan. Miscommunicatie ligt vooral op de loer bij culturele diversiteit, dus als zorgvragers of collega’s een andere culturele achtergrond hebben omdat ze bijvoorbeeld zijn geboren en getogen in Ghana, China, Irak, Libië of Polen. Je kunt het begrip cultuur heel breed, maar ook heel smal maken.
14.2.3 Beeldvorming bij autochtonen en allochtonen
- Mensen delen hun sociale omgeving altijd in groepen in. Ze kijken daarbij naar beroep, woonplaats, sekse, religie, etniciteit, afkomst, taal en leeftijd. Mensen doen dat om hun éigen wereld’ overzichtelijk te maken. Ze willen controle hebben over hun wereld.
14.3 Cultuurverschillen tussen mensen
- Het cultuurverschil tussen mensen hangt onder andere samen met verschillen in:
o Religie/levensbeschouwing
Ze verschillen in de manier waarop ze tegen het leven aankijken, in wat ze als de zin van het leven ervaren.
o Gebruiken
Over het omgaan met mensen, hoe je met ze praat en waarover je wel en niet praat.
o Normen en waarden
Een aantal culturele dimensies is van grote invloed op de communicatie.
Macht of gelijkheid
Individu of groep
Mannelijke of vrouwelijke cultuur
Onzekerheidsvemijdend of niet
14.3.4 Verschil in betekenis en manier van communiceren
Westerse en niet-westerse culturen.
- De inhoud staat vaak centraal: het gaat om het bericht
- Het relatieaspect staat centraal
- Rechtstreeks en direct te bespreken
14.4 Aandachtspunten voor communicatie met mensen uit een andere cultuur
- Krijgt te maken met cultuurverschillen. Miscommunicatie kan et gevolg zijn. Kan versterkt door taalproblemen. Om de communicatie met mensen uit een andere cultuur zo goed mogelijk te laten verlopen, staan hierna een aantal tips:
o Maak gebruik van korte zinnen en eenvoudige woorden, leg moeilijke woorden uit
o Ga niet krom of harder praten!
o Geen betuttelende en kleinerende houding aanneemt
o Bekijk je eigen cultuur af en toe door de ogen van een buitenstaander
o Vriendelijkheid, een glimlach in de omgeving met anderen, werken bijna altijd positief
o Je gebaren kunnen een andere betekenis hebben. Gebruik woorden om ze te vervangen of ondersteunen
o Doe dingen voor en vraag de ander het na te doen
o Wees voorzichtig met humor, want het is cultuurgebonden en vaak gebaseerd op woordspel
o Ga na hoe oogcontact gewaardeerd wordt
o Vermijd vragen naar het ‘waarom’, omdat je hiermee een waardeoordeel lijkt te geven of een verwijt lijkt te maken.
o Stel concrete vragen (wat, wanneer, hoe).
o Stel je vragen op een vriendelijke, niet aanvallende toon.
Het arrangement Thema 5 (de goede) is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteurs
yris dulk
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2019-12-18 11:37:17
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.