Communicatie Hoofdstuk 12
12.2 Gesprek beginnen, op gang houden en beëindigen
In je beroep moet je samen verder, ook al ligt de ander je niet zo.
12.3 Waarom mensen met elkaar praten
Mensen hebben behoefte aan contact met hun medemens.
Informatie delen
Ervaringen delen en verwerken
Behoeftes aan erkenning
Intimiteit ervaren
Als verpleegkundige zul je soms heel persoonlijke gesprekken met zorgvragers voeren, dat gebeurt alleen als de zorgvrager jou in vertrouwen neemt.
12.4 Contact leggen
Contact leggen is een vaardigheid die je kunt leren!
Belangrijke aandachtspunten voor contact leggen in de zorg zijn:
Stap als eerste op de ander af, zeg as eerste hallo, geef de ander daarbij een hand.
Stel jezelf voor en glimlach hierbij.
Neem er de tijd voor als e je aan een onbekende voorstelt.
Houd oogcontact en toon belangstelling.
Luister zorgvuldig en let op lichaamstaal.
Bedenk vooraf waarover je zou kunnen praten.
Startzinnen werken het beste als ze de ander uitnodigen iets over jezelf te vertellen.
12.4.1 Zoek de verbinding
Dan ga je in contact met de ander op zoek gaat naar iets gemeenschappelijks.
Bedenk dat er altijd wel iets is dat je met de ander deelt.
12.5 Een gesprek op gang brengen
Je kunt een gesprek beginnen door een vraag te stellen.
12.5.1 Gesloten vragen
Zijn vragen die weinig ruimte laten voor een antwoord.
Ze beginnen vaak met woordjes als: waar, wanneer, wie, vindt u…? Voorbeelden hiervan zijn:
Woont u hier in de buurt?
Wilt u ook een kopje thee?
Werk je hier ook?
Wanneer ben je met deze opleiding begonnen?
12.5.2 Open vragen
Geven de ander meer ruimte om te antwoorden.
Beginnen vaak met: waarom, hoe, vertelt u eens wat over… wat vindt u van..?
Een gesprek verloopt vaak gemakkelijker als je iets met de ander deelt.
12.5.3 Indirecte vragen
Je hoort er wel een vraag in, maar het klinkt niet als een gewone vraag. Het is niet dezelfde soort vraag als die begint met wie, wat, hoe of waarom.
Je vraagt op een onopvallende manier iets over zichzelf te vertellen aan de ander.
12.5.4 Suggestieve vragen
Zijn vragen die verraden welk antwoord je wilt of verwacht te horen.
Dat is ook meteen het nadeel: je gesprekspartner moet een sterk karakter hebben om een afwijkend antwoord te geven.
12.5.5 Over jezelf praten
Dat werkt meestal niet.
Gesprekken lopen vaak het beste als het initiatief wisselt, vooral in het begin.
12.5.6 Inspelen op de situatie
Het is beter om in te spelen op de situatie.
In contact met onbekenden kun je vaak het beste en gemakkelijkste over de situatie beginnen.
12.5.7 Stimuleren tot doorpraten
Formele gesprekken zijn geland en hebben een bepaald doel, informele gesprekken niet.
In beide soorten gesprekken is het belangrijk dat je als verpleegkundige de andere kunt stimuleren tot doorpraten.
Het is de bedoeling de ander te laten praten. Je kunt dat op de volgende manieren doen:
Een aandachtige houding hebben.
Vervolgvragen stellen.
De laatste zin of de laatste woorden herhalen, liefst op vragende toon.
Korte bemoedigende uitingen, zowel verbaal als non-verbaal.
Samenvatten.
12.5.8 Emoties delen en uiten
Het is prettig als het af en toe in een gesprek gebeurt.
Er moet sprake zijn van vertrouwen.
Wil een zorgvrager zijn emoties met je te delen, ga daar dan zorgvuldig mee om.
Oordeel niet over andermans gevoelens.
12.6 Een gesprek afronden
Hoewel het in de praktijk niet altijd gebeurt, is het goed om aan te geven dat je een gesprek wilt gaan stoppen of het contact beëindigen.
Als je een gesprek wilt stoppen, helpt het vaak de reden te noemen waarom je wilt stoppen.
12.6.1 Afscheid nemen
De manier waarop mensen afscheid van elkaar nemen, maakt vaak duidelijk hoe ze tegenover elkaar staan en hoe ze het contact gewaardeerd hebben.
Praat niet door, als je daarvoor zei dat je moet gaan. Reageer niet opnieuw als je eerder zei dat er een andere keer over door wilt praten.