Monniken en Ridders

Monniken en Ridders

Introductie

Wat gaan wij doen vandaag?

Welkom op Wikiwijs B1! Vandaag ga je je verdiepen in het hoofdstuk Ridders en Monniken. Deze Wikiwijs kan je gebruiken ter voorbereiding op de toets. Zorg ervoor dat je het oefenen serieus neemt. Je kan via dit handige hulpmiddel namelijk een goed overzicht krijgen of jij de stof al goed beheerst. Je hebt ook de kans om nog om extra uitleg te vragen aan de docent. Kom je er niet uit? Vraag hulp aan je klasgenoten, samen kom je vaak tot het juiste antwoord! Je weet samen meer dan alleen. Succes!

 

 

Leerdoelen

Aan het einde van de les kan je ...

  • Uitleggen wat leenmannen en leenheren zijn.
  • Uitleggen wat missionarissen zijn.
  • Uitleggen hoe er een standenmaatschappij kon ontstaan met privileges.
  • Uitleggen wat de Arabische wereld inhield.

High Speed History

Bekijk het filmpje "High Speed History - Wie was Karel de Grote". Probeer de volgende vragen te beantwoorden door het filmpje aandachtig te bekijken.

High Speed History - Karel de Grote

4.1: Leenheren en leenmannen

Lesstof

Het rijk van Karel de Grote

 

De middeleeuwen begonnen in het jaar 500. Omstreeks 730 stond Karel Martel aan het hoofd van een groot Frankische rijk in het tegenwoordige Frankrijk, Belgie en Zuid-Nederland. In 768 erfde zijn kleinzoon, koning Karel de Grote, het rijk. Karel breidde het rijk door veroveringen nog verder uit. Karel heerste over zo'n groot deel van Europa, dat hij gezien werd als opvolger van de Romeinse keizers. In 800 was Karel in Rome, hij liet zich toen door de paus kronen tot keizer.

 

Het leenstelsel

 

Karels rijk was te groot om alleen te besturen, hij had hulp nodig. Karel vroeg de adel om hem te helpen. Hij stelde edelen aan als hertog of graaf. Hertogen werden de baas in een groot en belangrijk gebied; een hertogdom. Graven werden de baas in een kleiner gebied. ; een graafschap.

Graven en hertogen bestuurden hun gebied en spraken er namens Karel recht. Ze moesten ook soldaten leveren aan Karel.

In ruil voor die hulp mochten ze inkomsten uit hun hertogdom of graafschap halen. Het gebied was van Karel, maar zij mochten het gebruiken; ze kregen het in leen.

De edelman werd de leenman en Karel werd zijn leenheer.

 

Een onveilige tijd

 

Na de dood van Karel de Grote in 814 vergaten de leenmannen de eed van trouw. De leenmannen lieten het gebied erven door hun zoon, ze deden steeds meer alsof het gebied van hen was. Op deze manier versnipperde het Frankische rijk. Al die koningen, hertogen, graven en achterleenmannen voerden geregeld oorlogen tegen elkaar. Er was weer veel onrust in Europa.

Om zichzelf en de bevolking te beschermen, bouwden edelen kastelen. Later in de middeleeuwen bouwden ze burchtenmet dikke stenen muren.

 

Ridders en toernooien

 

Vanaf de 8e eeuw vochten de Franken niet meer alleen met voet soldaten, maar ook met ridders. Dit waren bewapende ruiters op paarden. Ridders waren vaak in dienst van een plaatselijke heer die de uitrusting betaalde. Op die manier kregen die kasteelheren privelegertjes.

Karel de Grote
Karel de Grote

Test Jezelf!

Kern

Aan het einde van de 8e eeuw veroverde de Frankische koning Karel de Grote een groot rijk. Hij bestuurde zijn rijk met de hulp van leenmannen. Na Karels dood viel het Frankische rijk uiteen. Door oorlogen, rovers en invallen van buitenaf werd het onveiliger. Edelen bouwden burchten om zichzelf en de mensen op hun land met hulp van ridders te beschermen. 

4.2: Europa wordt christelijk

Lesstof

Monniken

 

De monniken en nonnen zonderden zich af van de gewone mensen om zich helemaal op het geloof te kunnen richten. Sommige gingen samen wonen in een klooster, anderen gingen de wereld rontrekken om mensen tot het christendom te bekeren. Deze missionarissen zorgden ervoor dat bijna heel Europa uiteindelijk christelijk werd.

 

Willibrord

 

In 690 ging de Engelse monnik Willibrord samen met twaalf medewerkers naar Nederland om de heidense Friezen te bekeren. De missionarissen vertelden de Friezen dat ze hun oude geloof moesten afzweren. Wie christen werd, kwam in de hemel. wie niet in Jezus geloofde, moest eeuwig branden in de hel. De bekering van de Friezen ging moeilijk, zodra de Frankische soldaten weg waren, staken Friezen nieuwe gebouwde kerken in brand.

 

Oude gebruiken, nieuw geloof

 

Christelijke priesters bedachten iets slim om de overgang naar het christendom makkeljiker te maken. De oude gebruiken mochten de Germanen behouden, maar de kerk maakte er christelijke gebruiken van. De Germaanse en christelijke cultuur werd gemengd.

 

Machtige en rijke geestelijke

 

Iedere zondag kwamen de mensen in de kerk om naar de preek te luisteren. Veel mensen kijken op tegen geestelijken, omdat alleen zij konden lezen en schrijven. Er waren lage geestelijken, zoals pastoors. Er waren ook hoge geestelijken, zoals bisschoppen. Anderen werden adviseur van de koning, de kerk kreeg zo veel invloed.

 

Monnikenwerk

 

Vorsten en edelen lieten ook kloosters bouwen. Het leven in een klooster bestond uit bidden en werken. In de schrijfzaal bestuurden en kopieerden monniken oude christelijke teksten en andere teksten uit de oudheid. Geestelijken schreven alleen in het latijn.

 

Ontdek via deze link wat er in het klooster afspeelt.

Test Jezelf!

Kern

Monniken leefden apart om zich helemaal op het geloof te richten. Monissionarissen bekeerden heidenen tot het christendom. In Nederland probeerde de Engelse monnik Willibrord te bekeren. Rond het jaar 1000 was bijna heel Europa christelijk geworden. Bij feesten werdenn de Germaanse en christelijke cultuur gemengd. Alleen geestelijken konden lezen en schrijven. Monniken en kloosters bestuurden en kopieerden teksten uit de oudheid.

4.3: Machtige heren, halfvrije boeren

Lesstof

Wonen op een domein

 

In de tijd van monniken en ridders werkten veel mensen als boer op het land. Dat land was meestal niet hun eigen bezit. Het was van een rijke heer of een klooster. De boeren waren geen slaven, maar ze waren ook niet echt vrij. Ze mochten het domein van hun heer of het klooster niet zomaar verlaten. Die halfvrije boeren werden horigen genoemd.

 

Drie groepen

 

In de onveilige tijd hadden veel boeren bescherming gekregen van een machtige heer of een klooster. In ruil daarvoor hadden ze hun vrijheid opgegeven. Zo was de horigheid ontstaan.

 

Werken voor de heer

 

De horige produceerden hun eigen voedsel. Een deel van hun opbrengst moesten ze afstaan als belasting. De horigen moesten op de akkers van de heer werken en ze moesten klusjes doen. Dit noem je ook wel herendiensten. Dit systeem met horigen op een domein noemen we het hofstelsel.

 

Weinig handel

 

Het domein was zelfvoorzienend. Er was in die tijd bijna geen handel. Geld werd heel weinig gebruikt en steden waren er bijna niet.

 

Drie groepen

 

Volgens een bisschop in 1020 waren er drie soorten mensen.

 

1. De werkers (de boeren)

2. De bidders (de geestelijken)

3. De vechters (de edelen)

 

Edelen en geestelijken mochten dingen die andere niet mochten. De adel en de geestelijkheid waren twee aparte standenmet eigen privileges. In de samenleving had iedereen een vaste plaats

 

De Drie Standen
De Drie Standen

Test Jezelf!

Kern

In de tijd van monniken en ridders had West-Europa een landbouwsamenleving. Veel mensen waren halfvrije horigen, die land van een edelman of klooster gebruikten en er bescherming kregen. Horigen moesten herendiensten uitvoeren en een deel van hun oogst afstaan. Domeinen waren zelfvoorzienend, er was nauwelijks handel. De groep waarin je geboren was, bepaalde hoe je leven eruitzag. De adel en de geestelijken vormden de twee standen met eigen privileges. 

4.4: De opkomst van de islam

Lesstof

Een nieuwe godsdienst

 

In het jaar 610 ontstond er een nieuwe goddienst, de islam. Dit betekent onderwerping. De gelovigen heten moslims, mensen die zich onderwerpen aan Allah. Net als joden en christenene geloven ze in één God.

 

Mekka en Medina

 

In 622 trok Mohammed naar de stad Medina. Mohammed werd hier de politieke en godsdienstige leider van de eerste islamitische staat. Zijn huis werd de eerste moskee waar moslims samenkwamen om te bidden en naar zijn preken te luisteren.

 

In 630 veroverden Mohammed en zijn volgelingen Mekka, dit werd de heiligste plaats van de islam. In Mekka stond een kubusvorming  gebouw, de Kaäba. Dat werd het belangrijkste heiligdom van de islam.

 

Arabisch wereldrijk

 

Na de dood van Mohammed in 632 trok de islamitische Arabische generaal Walid met zijn mannen op naar Damascus, de rijke hoofdstad van Syrie. In korte tijd veroverden moslims heel Syrië. Het bleef hier niet bij. Er ontstond uiteindelijk een heel nieuw rijk: het Arabische rijk.

 

De hoofdstad van het rijk werd Damascus, en later Bagdad. In dit wereldrijk was het Arabisch de hoofdtaal en de islam de hoofdgodsdienst. Dit bleef ook zo toen het rijk later uiteenviel. Het gebied werd toen Arabische wereld genoemd.

 

Cultuur en Economie

 

In het Arabische rijk werden de polytheisische godsdiensten verboden. De moslims warne meestal tolerant tegenover joden en christenen, omdat die in dezelfde God geloofden als zij. De Arabische wereld had een landbouwstedelijke samenleving met een bloeiende cultuur. Handelsroutes over land en zee verboden de steden met elkaar.

 

Kaaba
Kaaba

Test Jezelf!

Kern

De islam ontstond in de 7e eeuw in het Midden-Oosten. Volgens moslims had een engel Mohammed opdracht gegeven profeet van God te worden. Moslims geloven in één God, net als joden en christenen. Door veroveringen van moslims ontstond een groot Arabisch rijk van Portugal tot India. In de Arabische wereld was een landbouwstedelijke samenleving met een bloeiende cultuur

Begrippenlijst

4.1

Adel/edelen: groep van aanzienlijke personen met voorrechten in de samenleving

Burcht: kasteel

Leenheer: vorst of hoge edelman die een gebied laat besturen door een leenman

Leenman: edelman die trouw heeft gezworen aan de leenheer en voor hem een gebied bestuurt

Leenstelsel: bestuurssystemen met leenheren en leenmannen

Middeleeuwen: derde historische periode (500-1500)

Ridder: militair te paard

Tijd van monniken en ridders: derde tijdvak (500-1000)

4.2

Geestelijke: priester, iemand in dienst van de kerk

Heiden: iemand die niet de goede godsdienst heeft volgens joden, christenen en moslims

Missionaris: iemand die opdracht heeft mensen tot het christendom te bekeren

Monnik: geestelijke die afgescheiden van de samenleving leeft, meestal in een klooster

Non: vrouwelijke geestelijke in een klooster

Pastoor: lage geestelijke die de leiding heeft over een groep gelovigen

Preek: godsdienstige toespraak

4.3

Domein: gebied van een edelman of een klooster

Herendienst: onbetaald werk dat moet worden gedaan voor een heer

Hofstelsel: economisch systeem met horigen op domeinen

Horige: halvrije boer die zijn land niet zonder toestemming mag verlaten

Horigheid: onvrijheid van de horigen

Privilege: voorrecht, speciaal recht dat een persoon of groep mensen heeft

Stand: groep mensen die speiale rechten heeft in de samenleving

Zelfvoorzienend: wanneer een groep mensen voor zichzelf zorgt, zonder handel met de buitenwereld

4.4

Allah: Arabisch voor God

Arabische wereld: het hele gebied met de Arabische cultuur

Islam: godsdienst van de moslims

Koran: heilig boek van de moslims

Moskee: islamitisch gebedshuis

Moslim: aanhanger van de islam

Profeet: boodschapper van God

Eindtoets

Test Jezelf!

Je gaat nu aan de slag met het maken van een diagnostische toets. Je hebt zoveel mogelijk kennis opgedaan en goed geoefend met de gegeven opdrachten. Nu kan je controleren hoever jij bent. Probeer deze toets serieus te maken en maak de toets dus niet met je boek erbij! Veel succes!

 

Let op: De behaalde resultaten met jou antwoorden dien je op te slaan. De resulaten mail je naar de desbetreffende docent. 

 

Wat: Diagnostische toets

Tijd: 15 minuten

Hulp: Geen

Uitkomst: Overzicht van de leerresultaten

Klaar: Leren/oefenen voor de toets

Toets: Diagnostische toets

Start

Afronding

We ronden de Wikiwijs af met het controleren van de lesdoelen. Geef hieronder het juiste antwoord op de gevraagd lesdoelen.