Wonen op een domein
In de tijd van monniken en ridders werkten veel mensen als boer op het land. Dat land was meestal niet hun eigen bezit. Het was van een rijke heer of een klooster. De boeren waren geen slaven, maar ze waren ook niet echt vrij. Ze mochten het domein van hun heer of het klooster niet zomaar verlaten. Die halfvrije boeren werden horigen genoemd.
Drie groepen
In de onveilige tijd hadden veel boeren bescherming gekregen van een machtige heer of een klooster. In ruil daarvoor hadden ze hun vrijheid opgegeven. Zo was de horigheid ontstaan.
Werken voor de heer
De horige produceerden hun eigen voedsel. Een deel van hun opbrengst moesten ze afstaan als belasting. De horigen moesten op de akkers van de heer werken en ze moesten klusjes doen. Dit noem je ook wel herendiensten. Dit systeem met horigen op een domein noemen we het hofstelsel.
Weinig handel
Het domein was zelfvoorzienend. Er was in die tijd bijna geen handel. Geld werd heel weinig gebruikt en steden waren er bijna niet.
Drie groepen
Volgens een bisschop in 1020 waren er drie soorten mensen.
1. De werkers (de boeren)
2. De bidders (de geestelijken)
3. De vechters (de edelen)
Edelen en geestelijken mochten dingen die andere niet mochten. De adel en de geestelijkheid waren twee aparte standenmet eigen privileges. In de samenleving had iedereen een vaste plaats