Een nieuwe godsdienst
In het jaar 610 ontstond er een nieuwe goddienst, de islam. Dit betekent onderwerping. De gelovigen heten moslims, mensen die zich onderwerpen aan Allah. Net als joden en christenene geloven ze in één God.
Mekka en Medina
In 622 trok Mohammed naar de stad Medina. Mohammed werd hier de politieke en godsdienstige leider van de eerste islamitische staat. Zijn huis werd de eerste moskee waar moslims samenkwamen om te bidden en naar zijn preken te luisteren.
In 630 veroverden Mohammed en zijn volgelingen Mekka, dit werd de heiligste plaats van de islam. In Mekka stond een kubusvorming gebouw, de Kaäba. Dat werd het belangrijkste heiligdom van de islam.
Arabisch wereldrijk
Na de dood van Mohammed in 632 trok de islamitische Arabische generaal Walid met zijn mannen op naar Damascus, de rijke hoofdstad van Syrie. In korte tijd veroverden moslims heel Syrië. Het bleef hier niet bij. Er ontstond uiteindelijk een heel nieuw rijk: het Arabische rijk.
De hoofdstad van het rijk werd Damascus, en later Bagdad. In dit wereldrijk was het Arabisch de hoofdtaal en de islam de hoofdgodsdienst. Dit bleef ook zo toen het rijk later uiteenviel. Het gebied werd toen Arabische wereld genoemd.
Cultuur en Economie
In het Arabische rijk werden de polytheisische godsdiensten verboden. De moslims warne meestal tolerant tegenover joden en christenen, omdat die in dezelfde God geloofden als zij. De Arabische wereld had een landbouwstedelijke samenleving met een bloeiende cultuur. Handelsroutes over land en zee verboden de steden met elkaar.