De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bei einigen Verben musst du besonders gut aufpassen:
sitzen (zitten) – sich setzen (gaan zitten)
liegen (liggen) – sich legen (gaan liggen)
stehen (staan) – sich stellen (gaan staan)
Du siehst, dass es im Deutschen zwei verschiedene Verben gibt, während das Verb im Niederländischen das gleiche ist. Du musst im Deutschen also gut darüber nachdenken, welches Verb du verwenden musst.
Text - Erklärung
Auch dabei helfen dir die Fragen:
Sitzen, liegen und stehen geben an, wo jemand/etwas ist, also 3. Fall.
Sich setzen, sich legen, sich stellen geben an, wohin jemand/etwas kommt, also eine Veränderung des Ortes/eine Bewegung, also 4. Fall.
Vergleiche:
3. Fall
4. Fall
Ich sitze am (an dem) Tisch.
(Ik zit aan tafel. ➜ Waar?)
Ich setze mich an den Tisch
(Ik ga aan tafel zitten. ➜ beweging)
Ich stehe vor dem Haus.
(Ik sta voor het huis. ➜ Waar?)
Ich stelle mich vor das Haus.
(Ik ga voor het huis staan. ➜ beweging)
Er liegt im (in dem) Bett.
(Hij ligt in het bed. ➜ Waar?)
Er legt sich ins (in das) Bett.
(Hij gaat in het bed liggen ➜ beweging.)
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Problem
Welche Frage kannst du im folgenden Beispiel stellen?
z.B. Ich warte schon eine Stunde auf dich.
Wanneer wacht ik? – Op jou.
➜ gaat niet
Waar wacht ik? – Op jou.
➜ gaat niet (dan zou je op die persoon staan)
Waarheen wacht ik? – Op jou.
➜ gaat niet
Du kannst zwar fragen "Worauf warte ich?" ("Waar wacht ik op?"), aber diese Frage gehört nicht zu unseren drei erlaubten Fragen.
Das bedeutet, wir können keine der drei Fragen stellen.
Und jetzt? In diesem Fall gilt die 2/7-Regel:
Wenn man keine der drei Fragen stellen kann, stehen auf und über (2 Wechselpräpositionen) mit dem 4. Fall und die anderen 7 Wechselpräpositionen mit dem 3. Fall.
z.B. Karin hat Angst vor dem Hund. Keine der drei Fragen passt. ➜ vor ➜ 3. Fall
z.B. Freust du dich auf den Urlaub? Keine der drei Fragen passt. ➜ auf ➜ 4. Fall
z.B. In diesem Fall hast du recht. Keine der drei Fragen passt. ➜ in ➜ 3. Fall
z.B. Auf diese Weise geht es nicht. Keine der drei Fragen passt. ➜ auf ➜ 4. Fall
z.B. Unter diesen Umständen kann ich Ihnen nicht helfen. Keine der drei Fragen passt. ➜ unter ➜ 3. Fall
z.B. Warum reagierst du nicht auf meine Frage? Keine der drei Fragen passt. ➜ auf ➜ 4. Fall
z.B. Wir sprechen über unseren Urlaub. Keine der drei Fragen passt. ➜ über ➜ 4. Fall
Wichtig: Du musst immer zuerst probieren, ob du eine der drei Fragen stellen kannst.
Nur wenn du keine der drei Fragen stellen kannst, darfst du die 2/7-Regel anwenden.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Deutschland ist für viele Niederländer ein beliebtes Urlaubsziel.
Jährlich fahren Millionen Niederländer zum Skiurlaub, zum Wandern, für einen Kurzurlaub oder eine Städtereise nach Deutschland.
Warst du schon mal im Urlaub in Deutschland?
Wo? Mit wem? Was hast du erlebt?
Kennst du Leute, die nach Deutschland in Urlaub fahren? Wen? Wohin fahren die?
Sprecht kurz in der Klasse über die Fragen und eure Erfahrungen.
Reisebüro
Hier findet ihr verschiedene Videos über deutsche Urlaubsregionen.
Jeder von euch sieht sich ein Video an, macht sich Notizen zum Inhalt, bespricht das Ergebnis mit einigen Mitschülern, die das gleiche Video gesehen haben.
Am Ende präsentiert jede Gruppe ihr Ergebnis in der Klasse.
Aufgabenverteilung
Verteilt die Videos auf der Website von H&P Touristik gleichmäßig über die Klasse, so dass möglichst drei Schüler dasselbe Video kriegen.
Ihr könnt das selbst einteilen, Lose ziehen oder euer Lehrer entscheidet.
Notizen
Jeder Schüler sieht sich sein Video an und macht sich auf Deutsch Notizen zu den folgenden Punkten:
Um welche Stadt/Region geht es?
Was ist das Besondere an der Stadt/Region?
Was kann man dort machen?
Welche Sehenswürdigkeiten gibt es?
Welche Ausflüge kann man machen?
Was wird dort gern gegessen? Welche Spezialitäten gibt es?
Achtung:
Eventuell gibt es nicht in jedem Video Informationen zu allen Punkten.
Es geht um einen Überblick über die Stadt/Region!
Also nicht zu sehr ins Detail gehen!
Weitere Schritte
Ihr werdet später weiter an dieser Aufgabe arbeiten.
Das macht ihr beim Sprechen.
Bewahrt eure Notizen also gut!
Die braucht ihr dann wieder.
Stap 4 - Sprechen
Deutschlandurlaub
Beim Hören hast du dir ein Video über eine deutsche Urlaubsregion angesehen und dir Stichpunkte gemacht.
Du arbeitest jetzt weiter an dieser Aufgabe.
Dazu brauchst du deine Notizen.
Gruppenarbeit
Die Schüler, die sich das gleiche Video angesehen haben, bilden eine Gruppe.
Tauscht eure Ergebnisse in der Gruppe aus.
Ergänzt wichtige Informationen.
Streicht überflüssige Informationen.
Sucht die Stadt/Region auf einer Landkarte.
Präsentation
Alle Gruppen präsentieren ihr Ergebnis auf Deutsch in der Klasse.
Alle Gruppenmitglieder müssen dabei etwas sagen. Preist eure Stadt/Region dabei so an, als ob ihr ein Mitarbeiter im Reisebüro wärt und einen Kunden überzeugen wollt, diese Reise zu buchen. Zeigt dabei auch auf der Karte, wo eure Stadt/Region liegt.
Abstimmung
Stimmt, nachdem ihr alle Präsentationen gesehen habt, ab: Wohin würdet ihr am liebsten fahren? Warum?
Het arrangement Opdracht: Deutschlandurlaub - hv23 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze opdracht hoort bij het thema 'Urlaub', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Duits voor hv23. In deze opdracht leer je nieuwe woordjes. Daarnaast leer je in deze opdracht over de voorzetsels. Ook kijk je naar een video over een Duitse vakantieregio. Vervolgens vertel je zelf over een Duitse vakantieregio.
Deze opdracht hoort bij het thema 'Urlaub', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Duits voor hv23. In deze opdracht leer je nieuwe woordjes. Daarnaast leer je in deze opdracht over de voorzetsels. Ook kijk je naar een video over een Duitse vakantieregio. Vervolgens vertel je zelf over een Duitse vakantieregio.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Präpositionen
Präpositionen
Wechselpräpositionen
3. oder 4. Fall?
den richtigen Fall
Anwenden
4 Schritte
Wechselpräpositionen
Wechselpräpositionen
Wechselpräpositionen
Präpositionen
Präpositionen
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.